Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Het viel een Hemels douwe.DE Sebedeeusche-Vrouwe,
Met een beleefde groet,
Viel God ter goeder trouwe,
Eerbiedentlijk te voet:
En hy, wat's u begeere?
Heer, zeyd' zy, anders niet,
Dan dat gy heft tot eere
Mijn Zoonen, dieg' hier ziet.
Ach, sprak hy, gy en weete
Geensints wat gy begeert!
Van 't Goddelijk secreete,
| |
[pagina 34]
| |
Gy moet eerst zijn verneert,
Eerst moet gedronken zijne
Van u, en van haar elk,
Mijn bitt're alsem-wijne
Van mijnen bitt'ren Kelk.
O Iacob! die met reden
De Meerder heeten meugt,
Den Heer heeft op u heden,
Uyt zonderlinge deugt,
Gelijk hy hier beloofde,
Geheven zijne hant,
Als u herodes kloofde
Den Hals, het dierste pant.
Weest met den beeker blye,
Dan nademaal gy nu,
Zijt van de plagen vrye,
Zoo is het dat wy u,
Bidden ootmoedelijke
Dat gy door u gebed,
Ons kloekt blymoedelijke
In uw gepreekte wet.
Verbid, naar dit uw sterven,
Heer Iesum, onser elk,
Dat deel dat wy verwerven
In zijn voornaamde Kelk;
Dees zijn wy t' aller tijde,
Te drinken wel gemoet,
Te strijden met verblijde,
Tot 't leste van ons bloet.
|
|