Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: 't Vuur brant zeer.HEyligman,
Den Heer heeft u besint!
Sint Iohan,
Gy zijt van God bemint,
En waart bemint voor desen tijt,
Eer dat gy nog gebooren zijt;
U God gy ken
Eer gy gebooren bent.
Zacharias,
Uw Vader was bevreest,
Als hy was,
Aan den Altaar geweest,
Wanneer den Engel hem verklaart
Dat hem zou zijn een Zoon gebaart,
Die ongeblaamt,
Iannes zou zijn genaamt.
U Moeder ging,
En u zes maanden draagt,
| |
[pagina 31]
| |
Zy ontfing,
Gods Moeder ende Maagt,
Zy spreekt Gods Moeder eer en deugt:
Gy prijst den Heer met groot geneugt,
Gy springt verblijt,
Als nog besloten zijt.
U Vader stom,
Schreef na des Engels woort
Dat daarom,
Zeer kort na uw geboort,
Elk van een ander name sprak,
Opdat zy zouden met gemak,
Weten bequaam,
Iohannes is zijn naam.
Nog zeer jong,
Was hy van jaaren maar,
Als hy gong,
Hem kleeden in het haar,
En leefden zoo met vreugt in pijn,
Als Heremijt in de Woestijn,
Liet hem versaan
Met Honing en Sprinkhaan.
Hy ging voort,
In deugden onvervaart,
Godes woort,
Heeft hy den mensch verklaart:
Ioden dagten 't was haaren Heer,
Iohannes kent den Heere meer,
Sprak die is 't ziet,
Maar ik en ben het niet.
Sprak tot hen,
Heeft haar geopenbaart,
Ik maar ben,
Een stem die u verklaart:
Maakt u des Heeren weg bequaam,
En preeke u des Heeren naam,
Die ik zijn schoen
Niet waardig ben t'ontdoen.
Ziet het Lam,
Gods Zoone onbesmet,
Dat daar quam,
Om te voldoen de Wet;
t' Welk al des Werelts zonden draagt,
Gebooren van een zuyver Maagt;
Dies zijt verblijt,
Dit lam ons al bevrijt.
Iannes loopt,
En preekt de menschen aan,
En hy doopt,
Christus in de Iordaan;
Doen op God quam den Heyl'gen Geest,
| |
[pagina 32]
| |
Als een Duyf zitten onbevreest,
Hoort Iannes schoon,
Dit's mijn beminde Zoon.
Op het laatst,
Heeft hy gestort zijn Bloet
Als verbaast,
Herodes was verwoet,
Om dat Ioannes hem bekijft
Van 't overspel dat hy bedrijft:
Door dit vermaan,
Liet hy hem 't hooft af slaan.
|
|