Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op de heylige dagen van het geheele jaer
(1724)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijVoyse: La Duchesse.
KOmt siet hier nu eens in 't verschiet,
Een Prins, een Vorst, die in het Werelts leven,
Stigtig heeft gegeven;
Nogtans d' Eere vliet:
In 't Keysers Hof bedient de hoogste Staten,
Met lof en roem Regeert zijn Ondersaten;
Gink hy Juffrouws besoeken,
Met een goet gemoet:
Quam eerst Gods hulp besoeken,
't Hayren Kleet aendoet,
Om het prijkel te schouwen,
En sig alsoo te onthouden,
Van alle dertelheyt,
Daertoe geselschap leyt.
Siet hoe Borgia de deugt bemint,
Ook in de Jagt, Sluyt zijn oogen, wilt derven,
't Gesigt versterven,
Als den Valk verwint,
Siet hy de Vogels vegten en proy vernielen,
Seyt, soo stryt den duyvel om onse Zielen;
Door al des Hemels
| |
[pagina 37]
| |
ligten,
Borgias hert ontsloot,
Aen de Gods minne-schigten,
Maekte hem Devoot:
't Mosten zijn sterker handen,
Om te breken soo veel banden,
Te maken een Jesuiet,
Van die men Hertog hiet.
Soo haest Isabelle was dood,
Die schoon Princes,
verrijkt met so veel gaven,
Eynd'lijk sou begraven,
En de Kist ontsloot;
Een yder van de stank en schroom gink vlugten,
Borgia alleen bleef staen,
en seyt met sugten:
Heer kan ik nu verwerven, U hulp,
'k sal noyt meer,
Dienen een die kan sterven,
Maer u mijnen Heer.
Eerst stont den Vorst in 't duyster,
Dees verandering gaf een luyster;
Als Prins stont in 't verschiet,
Door deugt de glans geniet.
|
|