Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Bell' IrisBLaast nu Fama, blaast Trompet,
Ik zal u met Lauw'ren cieren,
En ontsteeken vreugde vieren;
Want den peys is vast geset:
Ach wat kan men meerder wenschen!
't Kint van Bethlehem maakt vree,
Tusschen God ende de menschen,
Brengt 't rantsoen ook zelver mee.
Musa zingt, heft op uw stem,
Plukt nu loofjens Herderinne,
Om een Kroontje te beginne,
Voor den Vorst van Bethlehem:
Israëls God die was zijn Vader,
Is nu Mensch van Abrams zaat:
Hoe kost hy ons wesen nader?
Komt ootmoedig voert geen staat.
Laat ons zien waar 't Kintje leyt,
Neemt uw Moesel, Fluyt en Veele;
Want wy zullen daar wat speele,
Houden 't Kint, is 't dattet schreyt.
Coridon g' en moet niet vreesen,
Voor zijn grootheyt ofte magt;
Wy zullen zeer welkom wesen,
G'loof den Engel ons verwagt.
Gaat gy met een leege hant,
Cijter, wel dat waar een schande,
| |
[pagina 85]
| |
'k Zal wat leggen in ons mande;
Want het is 't gebruyk op 't Lant:
Laat ons dan een zuypje maken,
Het is kout en in de nagt,
Het zal ons daar ook wel smaken:
Want wy komen van ons wagt.
Zijt gegroet lief waarde Maagt,
Op 't gesang speel ik een deuntje,
Voor het nieuw gebooren Zeuntje,
Ik hoop dat het u behaagt:
Zijt nu wellekom kleynen Broeder,
Wy zijn Harders hier ontrent,
Arme Boertjens, lieve Moeder,
Wy en zijn niet Hoofs gewent.
Op des Engels woort en stem
Komen u Messias zoeken:
Legt gy hier in arme doeken,
In 't gehugt van Bethelhem:
Ach gy zijt daar alle menschen,
't Is vier duysen jaar, en meer,
Nog gestadelijk om wenschen;
Welkom, welkom grooten Heer.
|
|