Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Stem: O Maria die als heden.ZOeten Iesu uytverkooren,
Die nu heden zijt gebooren,
Van een zuyver reyne Maagt,
Van een Maagt die God behaagt;
Zonder pijn, weedom of smarte,
Zonder drukken in het harte,
Van die Moeder, van die Vrouw,
Die God diende zeer getrouw.
Lieven Iesu, lieve Kinde,
t' Bethlem was geen plaats te vinde,
Voor uw Moeder, nog haar Man,
Als haar quam het baren an;
Dog zy zogten de gereefsten,
Houden daar een stal der beesten,
Daar zy u by nagte baard';
Ioseph haar en u bewaard'.
Kleynen Iesu, kleyn in wesen,
Uwen naam wort hoog gepresen,
In de koude midder nagt,
Daar de Harders op de wagt,
Hooren zingen van de Eng'len,
Die haar stemmen t' zamen meng'len,
Glory God zy in zijn rijk,
En den Mensch zy vree gelijk.
Kintjen Iesu, teer van leden,
Van de Hardes aangebeden,
Uwe Godheyt wort bekent,
Als gy eerst geboren bent;
Want zy voor u neder vallen,
In een hut der beesten stallen,
| |
[pagina 82]
| |
Daar zy u zien leggen net,
Op een arrem strooyen bed.
Rijken Iesu, arm gebooren,
Van een Maget uytverkooren,
In een hutjen, op het velt,
Voor de beesten neer gestelt;
Daar den Os en Ezel schuylen,
U verwarmend' met haar muylen;
Daar geen leg-plaats voor u was,
Dan op 't hooy en dorre gras.
Grooten Iesu, kleyne Kinde,
Die u zoekt die kan u vinde,
In een arme beeste stal,
Als de alderminst' van al;
Op het velt, of dorre heyde,
Daar uw moeder u neer leyde;
In een stal, op beesten hooy,
in een kreb, op Ezels strooy.
Sterken Iesu, sterk van magten,
Sterken Heere der Heyrkragten,
Die den een zijt, en den al,
Vintmen u hier in de stal?
Van een Maget vast gebonden,
Van uw Moeder vast gewonden,
Met een witte linnen bant,
Die de magt hebt in uw hant.
Goeden Iesu vol weldaden,
Dit doet gy al uyt genaden,
Dat gy arm gebooren zijt,
Tot ons voordeel op dees tijt;
Om ons menschen al te sparen,
Die anders verlooren waren;
| |
[pagina 83]
| |
Om den mensch te maken vry,
Van de helsche slaverny.
Iesu God van eeuwigheden,
Die van d' Harders aangebeden,
En gepresen heden zijt,
In de vreugde op Kers-tijt;
Leert my u altijt beminnen,
Bestiert al mijn hart en zinnen,
Dat ik u geef prijs en dank,
Nu, en al mijn leven lank.
|
|