Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Stemme: Puer nobis Nascitur.LAat ons verheugt zijn in den geest,
Laat ons met blijschap zingen:
Nu zingt met vreugden op dit Feest,
Aanhoort wat wonder dingen.
Een Kint ons nu gebooren is,
Nu laat uw zorg en vreesen:
Een Kint dat ons te vooren is
Belooft geweest voor desen.
Een Kint, ons God van eeuwigheyt,
Komt ons nu zalig maken:
Een Kint dat in een krebbe leyt,
Daar Os en Ezel waaken.
Een Kint dat ons verlossen moet,
Komt hier nu van zijn Vader:
Een Kint dat storten wil zijn Bloet,
Voor ons menschen te gader.
Een Kint dat alle dingen weet,
Komt van God neder dalen:
Dat Adam in den Appel beet,
Wilt dit kleyn Kint betalen.
Tot Bethlehem in eenen stal,
Leyt dit Kint kleyn en teder;
Een Kint, een Schepper van het al,
Op hooy een strooy ter neder.
Hy wort gebooren van een Maagt,
Die Maget is gebleven:
Een Maagt die God op 't hoogst behaagt,
Een Maget al haar leven.
Een Maget wort nu Moeder Gods,
En baart hier zonder smerte:
| |
[pagina 80]
| |
Een Maget die Maagt bleef altoos:
Een Maget na Gods herte.
Een Maagt baart God en Mensch te zaam,
Een Kint, een zoet lief Kinde;
Dat gaat zy zuyver en bequaam,
Netjens in doeken winden.
Een Engel uyt des Hemels Throon,
Een Bood' van God gesonden,
Die komt dees blijde boodschap schoon,
Aan d' Harderkens verkonden.
Terstont zoo volgen voort hier na
Veel die Gods lof vermeeren,
En zingen alle Gloria,
Zy God den Heer der Heeren.
Ook vreede zy op deser aart,
Den mensch van wille goedig.
De Harders gingen onbezwaart,
Zoeken den Heere spoedig.
Zy loopen alle zeer gezwint,
om haar Heylant te zoeken:
Zy vinden hier dit kleyne Kint,
Gewonden net in doeken.
Zy vallen voor dit Kintjen neer,
Hebben dat aangebeden:
Zy kenden wel het was haar Heer,
Een God van eeuwigheden.
Laat ons nu met de Harders gaan,
Dit Kintjen bidden smeeken:
Bidden dat het aan ons voortaan,
Geen hulp en laat gebreeken.
|
|