Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Ik ging op eenen morgen.LAat ons den Heere loven,
Die ons dus heeft bemint,
Dat hy neerdaalt van boven,
En wort nu een kleyn Kint,
In pijn en smart den mensch gelijk,
In armoede verschoven,
Om ons te maken rijk.
Wy moesten de doot sterven
Gekomen door den val,
En eeuwelijken derven
Der Eng'len blijd' geschal,
En 's Hemels zoete melody,
Die wy nu weer be-erven;
Dus zingt met herten bly.
Nu prijst den nieuwen Koning,
Dit Kint ons Heer ons God,
Die hier komt tot verschooning,
Van onser zonden lot,
Neerdalen in dit aartse dal,
En kiest tot zijne woning,
Een arme beesten stal.
Daar leyt hy by twee beesten,
In koude op het hooy,
Wanneer des Hemels Geesten,
Zingen wel schoon en mooy:
Glory zy God, zonder verschil,
De mensen vrede meeste,
Die zijn van goede wil.
De Harderkens bevroeden,
In 't midden van de nagt,
Daar zy haar kudde hoeden,
Iets wonders was volbragt;
Om dat Gods klaarheyt haar omscheen,
| |
[pagina 76]
| |
Vreesden in haer gemoeden,
Als zy waren alleen.
Als d'Engelen verkonden,
Aan d'Harders dees nieuw maar,
Zoekende, zy hem vonden,
By zijne Moeder daar,
Tot Bethlehem, in eenen kreb,
In doeken klaar gewonden,
Behoet al door Ioseph.
Zoo haast als zy bevinde,
Dit woort te wesen waar,
Dat desen kleynen Kinde,
Ons Zaligmaker daar
Gebooren was tot onser vreugt,
Zy, en al Gods beminde,
Hebben haar zeer verheugt.
Een Sterre uyt den Oosten,
De Wijsen volgden na,
Die haar, en ons vertroosten,
In ons geleden scha
Dus laat ons zingen Gloria,
Zy u God in den hoogsten,
Amen, Alleluja.
|
|