1 Hooftstick.
Vande eygenschappen der Vorstelicke dispensen int ghemeen, en van haer verscheyden specien.
DEr Vorstelicke penninghen uytganck in dispense, heeft groote ghelijckheyt met haer incomst in Domeine, want gelijck die eerst commen vande ghemeente totte pachters of Collecteurs, van hemlien totte particuliere Rentmeesters, vande selve totte generale weynigher in ghetale, en in groote Regieringhen van daer totten oppersten Rentmeester of Tresorier generael: Alsoo gaense van hem tot verscheyden particuliere Tresoriers der dispensen, en vande selve totte leveraers meer in ghetale, van welcke sy weerom commen totte ghemeente, en vande selve andermael totte pachters, blijvende alsoo in een gheduerighe keering. Nu dan de-groote incomst der Domeine mette dispense aldus deurghebrocht wordende, soo veel meer of min alsmender jaerlicx ten achter teert of verovert, men can daer uyt ghenoech verstaen, inde sake van Vorstelicke dispense soo wel als inden handel van groote Coopluyden, een goede rekenings oirden vereyscht te wesen, als van ontfanck der waren, verschijndaghen, betalinghen, en afrekeninghen diemen van soo veel duysenden te doen heeft, met Backers, Brouwers, Wijncoopers, Vleeschouwers, Vettewariers, Crueniers, Cramers, vercoopers van haver, boonen, hoy, en stroo, Sadelmakers, Spoormakers, Houfsmeen, en sulcke meer: Voort ghelijckt den Coopman noodich is ghewisse rekening te houden met sijn Facteurs, om sekerlick te weten wat ghelt of waren sy boven allen ontfanck en uytgave noch by hemlien behooren te hebben totten uytersten toe: Alsoo ist oock den Vorsten voorderlick ghewisse rekening te doen houden met hun bewinthebbers in dispense (diemen oock hemlien Facteurs mocht noemen) over ghelt, en comptabel waren daermen provisie af doet, als in sakē van voetsel, broot, wijn, bier, ghesouten en gheroockt vleesch en visch, boter, kaes, eyeren, specerye, Voort keersen, tin, peerden, haver, boonen, hoy, stroo, honden, voghelen, met soodanighe meer: En ghelijckmen mach dencken hoet mette Cooplien gaen soude, die sulcx al opt gewissen der Facteurs lieten
ancommē, sonder bewijs, also machmen denckē dat de Vorsten varen die dergelijcke doen. T'is wel waer dat ettelicke daer teghen veroirdent hebben veel goede reghelen, als ghetuychnissen der leveringhen, betalinghen, en goetheyt der waren, met ander oirboir opsichten, ghelijckmen overvloedelick sien mach inde dispensen der Coningen van Vranckrijck in druck uytgaende; Maer der waren laetste distributie teghen eersten ontfanck, daermen deur de Italiaensche bouckhouding sekerheyt af hebben can, en wort mijns wetens noch daer, noch in eenige ander Hoven gagheslagen, sonder t'welck nochtans de rest van cleene vrucht schijnt, want wat batet den Heer datmen in sijn magasijn brengt goede leverbaer waren, tot behoirlicken prijs, sonder bedroch inde betaling, als die tot sijn ghebruyck niet en commen? Denckt oock hoet meughelick is dat sy die de opperste last hebben van in sulcke dinghen oirden te stellen, hun ernstelick souden connen begheven tot pinten en oncen gheduerlick te doen gaslaen, wetende datse vercorting van tonnen en ponden niet beletten en connen, waer uyt volght dat de instructien diemen in Vorsten Hoven daer tegen gemaect heeft, metter daet niet naghevolght en connen worden: Maer deur de bouckhouding