Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen
(1608)–Simon Stevin– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Vorstelicke bovckhovding op de italiaensche wyse. | |
[pagina 40]
| |
NA dien Syn Vorstelicke Genade gecommen was ten einde der leering vande voorgaende Coopmans bouckhouding, en grondelick de sake verstont, soo hebben sijn ghedachten ghestreckt tot vervouging van derghelijcke stijl in stof van Domeinen, sulcx dat hy my voorhielt swaricheden en voordeelen die hem dochten dat daer in soudē vallen, welcke redenē nadiense strecken so wel tot verclaring van t'volgende, als tot beantwoording op dergelijcke vragen die ymant voorwenden of bedencken mochte, soosal ickse t'saem spraecksche wijse beschrijven, beteyckenende als vooren oock ghedaen is met S.V.G. Syn Vorstelicke Genade, en met St. Stevin. | |
Tsaemspraeck.S.V.G. Ick verstae nu hoemen deur de bouckhouding seer bequamelick met weynich moeyte een grooten handel in weynich gheschrifts can vervaten, en dat boven dien met een groote sekerheyt, sulcx datter niet verloren en gaet: T'selve heeft my doen dencken datmen derghelijcke in stof van Domeinen oock soude meughen te wercke stellen: Maer verscheyden dinghen voorder overleggende, vinder soo groote swaricheden in dat ick acht niet wel meugelick te sijn de sake met vrucht te volbrengen. St. Welcke sijn die? S.V.G. Ten eerstē om het incommen van chijnsen en ander recognitien, als van verckens, gansen, hoenders, eyers en dergelijcke cleyne beuselingen, welcke den Coopman niet en ontmoeten, als onder ander rekeninghen sijn eenighe waer in ettelicke duysent chijnsen commen, onder welcke (benevens eenighe grooter) sommighe van een stuver sijn, ander van een halve, ettelicke van een oirt, ja veel van een deut, daer toe noch d'ander recognitien van beesten en vruchten, denct eens hoe verre dat streckt: Nu datmen hier af elcke persoon alle jare te boucke sijn poste soude gheven, hem debiteur makende, en crediteur als hy betaelt hadde, siet wat een werck int oversetten van soo veel duysent partien steken soude, en nochtans om volcommen bouck te houden soudet moeten ghedaen sijn, wantmen het cleen om het groots wille niet en mach laten verloren gaen. St. Ick heb dese saeck van chijnsen en recognitien oock overdocht, en die heel licht sonder swaricheyt bevonden. S.V.G. Hoe soude dat toegaen? St. Aldus: Tis voor al te weten dat ick den Coopman in veel ontmoetende dinghen het bouckhouden angaende, gheeren tot voorbeelt ghebruyck, om dat sijn reghel vast gaet, en deur langduerighe ervaring bevesticht is: De selve als hy deur sijn dienstmaecht of dienaer coopt voor een stuver salaet, of voor een deut mostaert, sijn bouckhouder en maeckt de salaet en mostaert geen debet, noch den vercooper of casse credit, maer worden sulcke incoopen als oncosten eens ter maent in een partie t'samen overghestelt, sonder dat daerom onvolcommenheyt int bouckhouden is, ghelijck wy inde Coopmans bouckhouding ghesien hebben: En alsoo soudet in bouckhouding van Domeinen vry staen, vande somme van al die chijnsen een partie te maken: Sghelijcx oock te doen mette somme van ander recognitien, die al op ghelt gestelt sijn, te meer dat de Rentmeesters deur sulcke penningen gheen bate en soucken, ja dickwils die laten verloren gaen, als het manen niet weerdich sijnde, en nochtans jaerlicx in ontfangh brenghen. S.V.G. Ick merck dat die voet ghevolght wesende de saeck licht soude vallen, maer daer sijn ander swaricheden: Te weten dat die van ons Rekencamer, Tresorier en Rentmeesters, int bouckhouden onervaren sijnde, | |
[pagina 41]
| |
sullen segghen datse de manier van rekening alsoo op de Italiaensche wijse beschreven niet en verstaen, en dat alle besoignen die daer op daghelicx moeten ghedaen sijn, hun duyster en moeylick souden vallen, ghelijckt oock waer soude wesen. Angaende van hemlien voor te houden het bouckhouden tot dien einde te leeren, men souder me ghecken. St. Seker ick stae toe dat dit punt seer groote swaricheyt soude hebben, soomender niet tegen voorsien en waer, jae soo groote, dattet niet wel meughelick en soude sijn de sake tot goeden einde te brenghen. Om desen anstoot te weerstaen, men soude hemlien segghen dat elck sijn dinghen doen sal als te vooren, sonder eenighe verandering, en dat dese bouckhouding wat besonders is daer sy hemlien niet me en behouven te becommerē: Want daer me sal hem elck moetē te vredē houdē. S.V.G. Nochtans rekeninghen na bouckhoudersche stijl beschreven, soudē ander form hebben dan die na d'oude ghewoonte, in welcke ordinaris ontfangh en betaling van Debiteurs en Crediteurs altijt volcommelick in een somme ghestelt worden, daermense in d'ander met stucken brengt, ghelijck ontfanck en betalinghen dadelick ghebeuren: Voort sijnder veel woorden diemen in Domeinen niet en ghebruyckt, al t'welck int hooren der selve rekeninghen verandering soude moeten mebrengen, en voor hemlien duyster vallen. St. Ick verstae dat de rekeninghen ghehoort en ghedaen sullen worden teenemael als te vooren, sonder eenighe verandering, welcke ghesloten wesende, den Bouckhouder sal sien hoe dat slot mettet sijne overcomt. S.V.G, Dat sal somwijlen verschillen, waer mede my inde sin valt dat des Bouckhouders rekening dicwils onvolcommen soude wesen, uyt oirsaeck dat hy alle ontfanck en uytgheven soude stellen ghelijckse hem de Penningmeesters andienen, waer teghen somwijlen veel te segghen valt, als ghedaen te hebben reparatien, vereeringen, quijtscheldinghen en dierghelijcke, sonder last, waer af gheen sekerheyt en is dan deur t'slot van hemlien overgheleverde rekeninghen. St. Het gaet oock soo toe metten grooten Coopman, wiens Bouckhouder alle dingen van gelt, ghewicht, maet, en ander omstandighen, op schrijft ghelijck hem aenghedient wort: Maer alsmen met Debiteurs of Crediteurs comt tot eintlick slot van rekening, en datmen dan yet anders bevint, soo wordet afgheschreven: Twelck ghebeurt sonder eenige onvolcommenheyt in des Coopmans bouckhouding, en alsoo salt oock in Domeinen. S.V.G. Een ander saeck moet ick noch vraghen, dat is hoemen altijt sal commen te weten wat ghelt een Penningmeester in handen heeft? St. Men sal hem bevelen elcke maent, over te senden alle partien van ontfanck en uytgheven, welcke in die maent dadelick geschiet sijn: De selve deur den Bouckhouder int Schultbouck overgestelt wesende, soo staet sijn overschot dat hy in casse moet hebben (ghelijck vanden Cassier) gheduerich voor ooghen. S.V.G. Maer of hy in sulck schrift ontfanghen penningen versweghe, hoe salmen dat weten? St. Den Bouckhouder sal alle drie maenden (ghelijck den Bouckhouder des grooten Coopmans) staet trecken van alle schulden over den tijt verschenen, daer in den Ontfanger sijn behoorlicke vliet niet en schijnt gedaen te hebben: Hier mede salmen een Deurwaerder senden om die te innen by ghereede executie, en want de ghene die betaelt hebben geen gijseling en willen lijden, noch hun goeden laten vercoopen, soo sullense bewijs van hun betaling doen, waer me de onrechte handeling openbaer sal sijn. S.V.G. Maer als wy alsoo self de penningen inden, en den Ontfangers evewel hun gage betaelden, daer soudense wel me te vreden sijn. St. anghesien hem dit alleenelick verstaet van verschenen penninghen by hemlien na t'behooren niet ghevoordert, of anders ontfanghen en versweghen, soo en | |
[pagina 42]
| |
soudenser niet seer wel me te vreden sijn, maer eer dencken (ghelijck de onclare Cassiers doen) hun faute soo te verbeteren datse mochten in dienst blijven, want het is al een ander saeck ymant an te segghen en bewijsen, de somme en dach op welcke hy de versweghen penninghen ontfinck, dan int wilde sich te beclaghen sonder bewijs, t'welckmen sijn capproen laet hooren. S.V.G. Maet als ghy deur t'behulp van Deurwaerders wilt vernemen hoet mette schulden der pachters staet, men mocht segghen datmen sulcx alsoo oock wel soude connen vernemen sonder bouckhouding, ende de selve dieshalven niet noodich te wesen. St. Waer sulcx sonder bouckhouding te doen, t'soude over lanck int ghebruyck gheweest hebben, maer d'oirsaeck der onmeugelickheyt is dese: Inde Rekencamers valt soo veel wercx, datmender ghemeenelick verachtert is: Inder vougen dat soo men de Amptlieden der selve voorleyde, van boven t'gene sy nu doen noch rekening te houden hoe elck pachter int besonder met sijn Rentmeester staet, men souder me ghecken, als gheseyt sijnde deur eenen die spreeckt van saken daer hy gheen verstant af en heeft. S.V.G. Maer ghenomen dat dese dinghen alsoo te doen waren ghelijckment deur imaginatie sich inbeelt, nochtans souder uyt te verwachten staen, dat sulcke Bouckhouders me menschen sijnde oock cromme schermsprongen souden springen als d'ander, waer mede het eintlick al op den ouden voet soude gheraken. St. Men mocht verwachten dat de Vorsten mette Bouckhouders souden varen ghelijck de Cooplien, alwaer d'ervaring leert dat de selve Bouckhouders int ghemeen gheen schatten en vergaren, noch met ongerechticheyt in haer ampt befaemt en sijn: Angaende ymant voor een gheval mocht rekenen dattet den Cooplieden nu ter tijt met hun Bouckhouders wel gheluckt, ick ben van ander gevoelen, en meyne daer af de Bouckhouding een bekende oirsaeck te wesen, welcke de onrechtveerdighe menschen met ghewelt tot rechtveerdicheyt dringt, om de schaemte envreese dieder uyt volght. S.V.G. Men mocht daer af oock d'oirsaeck achten dat de Cooplien gheduerlick toe sien, en me een oogh int seyl hebben. St. Dat helpter oock toe, en schijnt dattet de Vorsten een luttelken souden meughen navolgen, wanttet hemlien veel minder swaricheyt soude sijn, sweecx een uyr of twee tot deursichting der boucken te besteden, dan dickwils requesten van clagende Crediteurs te lesen, oock daghelicx sich te becommeren en t'hooft te breken ghelijckt menighe ghebeurt, op wat wijse men bequamelicxt penninghen op intrest sal lichten, en wat Landen of partien datmen eerst vercoopen sal. S.V.G. Ick verstae u meyning. Maer ghy hebt gheseyt datter vande voorgaende manier van doen in Domeine gantsch geē verandering vallen en soude, nochtans alle maende sulcken schrift te senden schijnt verandering te wesen. St. Insiende dat de Penningmeesters deur de instructie by hemlien onderteyckent en besworen, ghehouden sijn staet over te senden so dicwils alst hemlien belast sal wesen, t'welckmen nu alle maendesoude bevelen, soo en ghebeurter niet nieus noch teghen d'oirden: T'is oock te weten dat by sommighe in d'instructie uytdruckelick ghestelt wort de maentlicke overlevering van sulcke staten. S.V.G. Noch souder in een ander saeck onraet vallen, te weten dattet een Bouckhouder niet meughelick en soude sijn alles te schrijven datter noodich valt: Want alsmen let op den grooten hoop der rekeninghen eens jaers van al dese Penningmeesters t'samen, men soude segghen onmeugelick te wesen dat een man alleen sulcx jaerlicx soude beschrijven, en dat noch met ghebroken partien van ontfanck, daerse in d'ander altijt maer een en hebben. Soomen noch insiet dat ettelicke Penningmeesters hun saken self niet alleen doen en connen, maer een Clerck tot hulp houden, soo | |
[pagina 43]
| |
schijnet als geseyt is dattet een Bouckhouder niet al en sal connen doen. St. Ick ben van ander vermoeden om dese redenen: Ten eersten dat elcke partie soo wel int Iornael als Schultbouck, seer weynich gheschrifts sal hebben, sulcx dat t'ghene in d'ander rekeninghen somwijlen heele sijden vervult, hier in een reghel ghestelt sal worden, hebbende t'selve sijn anwijsing of breeder verclaring alst noodich valt, totte pachtcedullen of ander documenten daer af sijnde elck na sijn eysch: Ten tweeden datmen al de ordinaris Debitcurs en Crediteurs (diemen in Domeinen den ordinaris ontfanck en uytgheven noemt) al vervolgens in twee groote partien soude beschrijven, t'welck in coopmanschap met sulcken lichticheyt niet en valt, om datter gheen of weynich ordinaris is. Ten derden dat chijnsen en ander recognitien die met veel duysent partien veel gheschrifts by brenghen, hier in een partie souden commen, om de redenen terstont geseyt. Ten vierden soo en souder de langhe beschrijving vande minuteyten der dispense vande Hofhouding niet in commen, maer alleenelick alle maende in een somme (ghelijckt oock metten Coopman toegaet) t'ghene daer in viele. Voort soudemen benevens de Dispensiers stellen Bouckhouders vande dispense diet deden in bouckhouding na de Italiaensche manier: T'welck niet alleenelick en soude veroirsaken oirdentlick cort bescheyt vande ghestalt soodanigher rekeninghen, maer oock sulcken sekerheyt vande handeling der Officiers, over waren der keucken, camer, escurye en jacht, als den Coopman deur de bouckhouding crijcht over sijn Facteurs of dienaers die hy sijn goeden betrout. S.V.G. Tis kennelick datter die vercortinghen vallen souden, en noch meer soo men wilde, oock datmen den Bouckhouder ander hulpe by conde setten soot noot waer, sulcx dat ick vande meugelickheyt der sake int geheel niet en twijffel, maer ter contrarie hebbe wel by mijn selven ghedocht, de rekeninghen van een seer groot Lantschap, of van een machtich Monarche in bouckhoudersche stijl te connen ghehouden worden: Als by ghelijckenis, datter in plaets van een Rentmeester generael waren sulcke twintich, en daer over een opperste Generael met een Bouckhouder, de selve soude sulcken rekening te houden hebben van dien oppersten Generael met sijn twintich generalen Rentmeesters gelijck elck der twintich Bouckhouders van sijn generael mette particuliere Rentmeesters onder hem: Maer t'gebiedt noch voorder streckende, en datter warē sulcke twintich opperste Generaels, en daer over noch een hoogher met een Bouckhouder daer benevens, en dan ghedaen als vooren, men verstaetter uyt meughelick te sijn alles oirdentlick te vervangen in bouckhoudersche stijl, en de vruchten over al te ghenutten dieder deur veroirsaeckt wierden. St. Sulcke ghedachten heb ick by my selven oock wel ghehadt, en meughelick geacht alsoo oirdentlick rekening gehouden te worden vande incomst des gantschen Eertbodems, soose onder eenen stonde, en nochtans elck Bouckhouder niet meer wercx hebbende dan hem doenlick en waer: Ick overslouch oockGa naar margenoot* spieghelingsche wijse by t'ghedacht noch dit: Alsmen met sulcken voortganck van twintich ghelijck u Vorstelicke Genade neemt, quam tot een derde trap van Generael, daer souden in vallen acht duysent vier hondert eenentwintich Penningmeesters, te weten acht duysent particuliere Rentmeesters, vier hondert leeghste Generaels, twintich op de twede trap, en een opperste t'welck al verre strecken soude, ghemerckt dat Iehan Hennequin Au Guidon des Finances, seght t'ghetal der Tresoriers onder de Croone van Vranckrijck totte duysent te beloopen. S.V.G. Ick wilde dat ghy voorbeeltsche wijse na u goetduncken wat bewierpt van rekening in Domeinen met | |
[pagina 44]
| |
bouckhoudersche stijl, om daeruyt beter te sien hoemen de sake in ernst op een seker voet mocht anlegghen. St. Dat wil ick gheeren doen.
T' SAEMSPRAECX EINDE.
DE voorgaende redenen alsoo ghevallen sijnde, ick begaf my volghende de last van Syn Vorstelicke Genade, totter beschrijven eens voorbeelts van Domeine in Bouckhoudersche stijl na de Italiaensche wijse: T'welck hy daer na oversien hebbende, en hem daer deur dunckende dat alles metter daet vast genouch soude gaen, heefter me besloten voort te varen: Nam tot dien einde een ervaren Bouckhouder in coomschap, welcke den sin des selven voorbeelts verstaende, en dat dadelick volghende, heeft de form der boucken int eerste jaer wesende van 1604, op soo vasten voet gestelt, al haddet veel jaren gheduert, van welcke ghedaente ick nu by voorbeelt wat verclaring sal doen. |
|