ken datter oyt vruchten af souden ghecommen hebben, vvant t'vvas verre van yet te doen, gemerckt my niemant en bejegende om daer af soo te spreken dat icker af mocht verstaen vvorden, uyt oirsaeck datmense soo ick meyne selden ontmoet, die hun in d'een en d'ander handel dadelick gheoeffent hebben, Doch ist daer na by ghevalle gebeurt dat sijn Vorstelicke Genade hoorende des Coopmans bouckhouding een nieuvve const te vvesen, vveerdich onder de vrye gerekent te vvorden, begeerich vviert die te verstaen, begaf hem tottet leeren, quam daer af tot grondelicke kennis, vvaer benevens hy ghenouchsaem ervarentheyt hebbende in stof vā Domeine, so deur geduerige oeffening in sijn eygen saken, als in die van sijn Gouvernementen, heeft opentlick gesien het boveschreven seer vvel meughelick te sijn: Inder voughen dat hy tottet uytrechtē van dien niemants bevveging en behoufde, maer de sake in sijn eygen Domeinen (daer hy niemants teghenvvorsteling in ondervvorpen en vvas) stracx te vvercke stelde, en met vernoughen de uytcomst sach. Nu dese sake buyten alle mijn
vermoeden sulcken anvang gecregen hebbende, my docht oirboir voorder de handt daer an te houden, en dat om drie voornamelicke punten. Tē eersten om te bevvijsen dat die Penningmeesters, of vviet oock vvesen mocht, feylen, achtende dese oeffening geen Vorstē te betamen, niet gedenckende soot schijnt, vvat Koningē hier in gearbeyt hebben, niet heymelick, maer geschreven Ordonnantien, instructien, en edicten daer af uytghevende. Ten tvveeden op dat Coopmans Bouchouders, die hun mochtē vvillen begeven tot bouckhouding in Domeine, of Finance sonder nochtans in die stof ervarē te vvesen, dit voorbeelt tot hulp mochtē nemen. Ten derdē op dat deur gemeene kennisdeser Vorstelicke bouchouding, de selve verbetert mocht vvorden, en by ander Vorsten int gebruyck geraken soo veel meughelick vvaer, om alsoo te voorcommen een svvaricheyt, daer de vveerelt vande oudtste tijden daer ons ghedachte-