Wisconstighe gedachtenissen. Deel 3: van de deursichtighe
(1605)–Simon Stevin– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Begheerten.Ga naar margenoot+ | |
1 Begheerte.Verschijnende t'verschaeulickpunt voor een platspieghel, vvy begheeren toeghelaten te vvorden dattet even soo vvijt vanden spieghel is als sijn schaeu: Oock het verschaeulickpunts strael op de spieghel rechthouckich te vvesen.
Laet G in de platspieghel A B det 2 bepaling, de ghemeene sne sijn des selven spieghels en des verschaeulickpunts strael D C: Daer wort begeert datmen toelate G C even te wesen an G D, oock dat D C op A B rechthouckich is: En die hier af deur dadelicke ervaring meerder sekerheyt begheerde, soude meugen de verheyt des schaeus meten deur tweeGa naar margenoot* standen, ghelijck men de ongherakelicke langden meet na de manier des 2 voorstels vant 2 bouck derGa naar margenoot* Meetdaet. Angaende dattet verschaeulickpunts strael rechthouckich op de platspieghel comt dat canmen dadelick soo bevinden, met sijn oogh voor verschaeulickpunt ze nemen, en des selfden ooghs schaeu te sien overcommen langs de sijde eens winckelhaecx, die op de platspieghel rechthouckich is. | |
2 Begheerte.Mette ghemeene sne des spieghelvlacx, en des plats daer t'verschaeulickpunt, de schaeu en het oogh in sijn, verstaen te vvorden de ghegheven spieghel.
Laet de lini A B inde 2 bepaling, wesen de ghemeene sne des spieghelvlacx en des plats daer de drie punten C, D, E, in sijn: Daer wort begeert datmen met sulcken beschreven lijn A B de spieghel verstaen sal. |