Wisconstighe gedachtenissen. Deel 1: van 't weereltschrift
(1608)–Simon Stevin– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
Seste bovck des eertclootschrifts, vande spiegheling derGa naar margenoot+ ebbenvloet. | |
[pagina 178]
| |
Cortbegryp.ANgesien ervaringen de sekerste gront sijn, als int voorgaende breeder gheseyt is, daermen ghemeene reghelen uyt treckt, om tot kennis aer saken te commen, en dat ons deur deser landen groote seylagen, bequamer middel ontmoet d'ander te vooren ghevveest is , om te geraken tot veel ghevvisse ervaringhen der eyghenschappen van ebbe en vloet: Soo heeft my tottet bevoorderen van sulcx, oirboir ghedocht van dese stof eenGa naar margenoot⋆ Spiegheling te beschrijven, ghegront ten deele op ervaringhen diemen nu heeft, ten deele op stelling die de natuerlicke reden lijckformich schijnt, dienende als begin, om by manier van beschreven const hier af te handelen, en deur breeder ervaringhen diemen namaels crijghen mocht, oir dentlick na gronaelicker kennis te trachten. Angaende ymant dencken mocht, dattet van my voor t'uyt geven van desen voughelicker vvaer ghevveest, sulcke dinghen eerst sekerlick ondersocht te hebben, of doen ondersoucken: Hier op segh ick dat sulcx niet een of vveynich menschens vverck vvesende, soo heeft my dit de bequaemste vvech ghedocht, om op corten tijt veel bescheyt en sekerheyt te crijgen, vvant veel menschen totte boveschreven gaslaginghen vermaent sijnde, t'can ghebeur en datter hun tot verscheyden plaetsen meer toe sullen begeven, dan deur mijn besonder voordering an besonder menschen meughelick soude vvesen. |
|