| |
Haarlem
Hoofdstad van de provincie, ontstaan op een strandwal en voor het eerst vermeld in de 10de eeuw. De over de strandwal lopende landweg van Den Haag naar Alkmaar naderde hier de rivier het Spaarne. Het tracé van die weg is in de stad nog te volgen in de Wagenweg, Gierstraat, Koningstraat, Barteljorisstraat, Kruisstraat, Kruisweg en Schoterweg. Dankzij ontginningen in het omliggende veengebied kwam de nederzetting in de 11de eeuw snel tot ontwikkeling. De ten zuiden van het Sant (Grote Markt) gegraven Beek diende ter afwatering van de veengronden ten westen van de strandwal.
Haarlem ontving stadsrechten in 1245 van graaf Willem II, waarna een eerste omwalling rond 1274 tot stand kwam. Het oudste stadsdeel is het gebied rond het Sant, met als begrenzingen Spaarne, Bakenessergracht, Ridderstraat, Nassaustraat, Nassaulaan en Gedempte Oude Gracht. Aan het Sant lagen een grafelijk hof (eerste vermelding 1214), een dominicanerklooster (gesticht 1287) en de parochiekerk St. Bavo (12de eeuw, vernieuwd vanaf circa 1370). Na de grote stadsbranden van 1347 en 1351 kwam het verwoeste grafelijke hof aan de stad, waarna ter plaatse het huidige stadhuis ontstond dat een stadhuis op de hoek Grote Markt/Smedestraat (Hoofdwacht) verving. Aan de Jansstraat werd een johannietercommanderij ingericht (circa 1316) en iets oostelijker lag een begijnhof (gesticht 1262).
Rond 1350 breidde de stad zich in zuidelijke richting uit tot de lijn Gasthuisvest-Kampervest en daarna ten westen van de Gierstraat en de Oude Gracht tot de lijn Wilhelminastraat-Kinderhuisvest. In de tweede helft van de 14de eeuw trok men ook het drassige gebied tussen Bakenessergracht en Spaarne bij de stad door aanplemping. De genoemde uitbreidingen werden eind 14de eeuw binnen een nieuwe ommuring gebracht. Aan de overzijde van het Spaarne was vanaf de 13de eeuw de nodige nijverheid gevestigd. Bij de Burgwal (eerste vermelding 1380) lag een beschermende wal voor de in de binnenbocht van de rivier gelegen bebouwing (Burgwalbuurt). Na 1426 werd deze buurt verder uitgebreid en kwam er een stadsmuur met poorten tot stand langs de Lange Herenvest.
Belangrijk voor de stedelijke economie waren de bierbrouwerijen (Spaarne), de textielnijverheid en de scheepsbouw (Scheepmakersdijk). Door de aanleg van sluizen bij Spaarndam (1286) verbeterde de bevaarbaarheid van het Spaarne.
Vanaf de tweede helft van de 15de eeuw ging het echter economisch slechter met de stad. Het acht maanden durende beleg van de stad door Spaanse troepen in 1572-'73 en de op de inname volgende vierjarige bezetting vormden een dieptepunt. De stad had verder te lijden van de pest (1574) en een stadsbrand (1576). Ter plaatse van de afgebrande St.-Gangolfskerk legde men de Botermarkt aan.
Vanaf circa 1585 bloeide de stad weer op, vooral door de komst van Zuidnederlandse emigranten, onder wie veel lakenen linnenwevers waren. Een andere impuls leverde het graven van de trekvaarten naar Amsterdam (1631) en Leiden (1657). Aan de westzijde dienden de Brouwersvaart en de Jan Gijzenvaart voor zandtransport vanuit de zanderij achter het Overveense Elswout.
De economische voorspoed van Haarlem resulteerde onder meer in veel stedelijke bouwactiviteiten, zoals een nieuwe waag (1599) en vleeshal (1604). De na de Reformatie geconfisqueerde kloosterterreinen werden gebruikt voor de huisvesting van de snel groeiende bevolking. Op de terreinen van de voormalige commanderij van St. Jan werden de Korte Wijngaardstraat en de Pieterstraat aangelegd (tweede kwart 17de eeuw). Aan de zuidwestzijde kreeg de stad rond 1610 een uitleg tot aan de Raamgracht. Na de eerste plannen omstreeks 1643, kwam uiteindelijk in 1671-'79 aan de noordzijde de Nieuwstad (nu Stationsbuurt) tot ontwikkeling met de Nieuwe Gracht en de Achter Nieuwegracht (na demping 1869 Parklaan). In tegenstelling tot de rest van
| |
| |
Haarlem, Binnenstad vanuit het zuidwesten
de stad was de Nieuwstad voorzien van vestingwerken met bastions. Deze vergroting was onderdeel van een groot cirkelvormig uitbreidingsplan van Salomon de Bray en landmeter Erasmus den Otter, maar door de economische neergang van Haarlem aan het eind van de 17de eeuw bleef het bij deze, lange tijd relatief dun bebouwde, Nieuwstad. Belangrijk voor Haarlem was de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Haarlem in 1839, de eerste spoorlijn in Nederland. Deze langs de oude trekvaart aangelegde spoorverbinding kreeg bij het doortrekken van de lijn naar Leiden (1842) een station op de huidige plek aan de noordzijde van de Nieuwstad. Daarna volgden nog spoorverbindingen met Alkmaar (1870) en Zandvoort (1881) en de Haarlemmermeerlijn naar Aalsmeer (1912 tot 1936). Haarlem werd ook een knooppunt voor tramlijnen, zoals de interlokale lijn Amsterdam-Haarlem-Zandvoort (1900) en verbindingen met Leiden, Alkmaar, Bloemendaal en Overveen (alle midden 20ste eeuw opgeheven). Het belang van het Spaarne voor de scheepvaart groeide door de aansluiting met het in 1876 geopende Noordzee Kanaal via de Zijkanalen B en C vanaf Spaarndam. De bolwerken van de Nieuwstad werden rond 1821 naar plannen van J.D. Zocher jr. veranderd in plantsoenen en later deels bebouwd met villa's (o.a. Kenaupark). Bij de geleidelijke ontmanteling van de stad tussen 1820 en 1875 verdwenen alle poorten behalve de Spaarnwouder- of Amsterdamsepoort en werden (vanaf 1853) nieuwe singels aangelegd (Lange Herenvest, Kampervest, Gasthuisvest, Raamvest, Oude Zijlvest en Kinderhuisvest). De ten zuiden van de stad gelegen Haarlemmerhout, die van 1583 tot 1755 diende voor bosaanplant, onderging in de eerste helft van de 19de eeuw een transformatie tot landschappelijk wandelpark. In de tweede helft van de 19de eeuw groeide de stad sterk door toenemende werkgelegenheid in de textielnijverheid (Wilson, Prévinaire,
Phoenix), de metaalindustrie (Beynes, Figee), de voedingsindustrie (Union, Droste) en de grafische industrie (Enschedé, De Spaarnestad). De drukkerij van de firma Enschedé was eind 18de eeuw tot ontwikkeling gekomen ten oosten van het Klokhuisplein. Ter plaatse van het oude station (1839) bij de Amsterdamsepoort ontstond de centrale werkplaats van de H.IJ.S.M., rond 1900 de grootste werkgever in Haarlem. In de 19de eeuw vestigde
| |
| |
Haarlem, Binnenstad
1 | (Herv.) Grote of St.-Bavokerk (p. 313) |
2 | St.-Janskerk (p. 315) |
3 | Begijnhof- of Waalse kerk (p. 315) |
4 | Bakenesserkerk (p. 315) |
5 | (Herv.) Nieuwe Kerk (p. 316) |
6 | Evang. Luth. kerk (p. 316) |
7 | Doopsgez. kerk (p. 316) |
8 | R.K. St.-Josephkerk (p. 317) |
9 | R.K. St.-Anthonius van Paduakerk (p. 317) |
10 | Evang. Luth. Broedergemeenschap (p. 317) |
11 | Remonstr. kerk (p. 317) |
12 | R.K. St.-Bavokathedraal (p. 317) |
13 | Apost. Gemeente (p. 319) |
14 | Geref. Gemeente (p. 319) |
15 | Zevendaagse Baptisten Gemeente (p. 319) |
16 | (Vrijz. Herv.) Jacobskerk (p. 319) |
17 | (Chr. Geref.) kerk De Hoeksteen (p. 319) |
18 | (Geref.) Wilhelminakerk (p. 319) |
19 | Oud-Kath. kerk St. Anna en Maria (p. 319) |
20 | Isr. Gemeente (p. 319) |
21 | Leprozenhuis (p. 320) |
22 | St.-Elisabethgasthuis en -ziekenhuis (p. 320) |
23 | Ned. Isr. Jolesziekenhuis (p. 321) |
24 | toegangspoortje O.L. Vrouwe- of Barbaragasthuis (p. 321) |
25 | Oudemannenhuis (Frans Halsmuseum) (p. 321) |
26 | Armekinderenhuis (p. 321) |
27 | Diaconiehuis (p. 321) |
28 | nieuwe Doopsgez. weeshuis (Rijksarchief) (p. 322) |
29 | Geref. weeshuis (p. 322) |
30 | oude hoofdgebouw ziekenhuis Johannes de Deo (p. 322) |
31 | R.K. Mariastichting (p. 322) |
32 | Stadhuis (p. 323) |
33 | Hoofdwacht (p. 324) |
34 | Spaarnwouderpoort (p. 325) |
35 | Bank van Lening (p. 325) |
36 | St.-Adriaans- of Kloveniersdoelen (p. 325) |
37 | Nieuwe of St.-Jorisdoelen (p. 325) |
38 | Waag (p. 325) |
39 | Vleeshal (p. 326) |
40 | Gildenhuis van de goudsmeden (p. 326) |
41 | Vishal (p. 326) |
42 | Teylers Museum (p. 326) |
43 | (oude) Provinciehuis (p. 327) |
44 | Korenbeurs (p. 327) |
45 | Concertgebouw Vereniging (p. 327) |
46 | Paleis van Justitie (p. 327) |
47 | Politiebureau (p. 327) |
48 | Koepelgevangenis (p. 327) |
49 | Stadsschouwburg (p. 327) |
50 | postkantoor Zijlstraat (p. 328) |
51 | postkantoor Gedempte Oude Gracht (p. 328) |
52 | Stedelijk Gymnasium (p. 328) |
53 | Hogere Burger School (p. 328) |
54 | Gemeenteschool voor Meisjes (p. 328) |
55 | Gemeenteschool voor Jongens (p. 328) |
56 | Inrichting Bijzonder Onderwijs voor Katholieke Meisjes (p. 328) |
57 | Hogere Burgerschool B (p. 328) |
58 | Hogere Burgerschool A (p. 328) |
59 | schoolgebouw Krocht (p. 329) |
60 | openbare lagere school Friese Varkensmarkt (p. 329) |
61 | openbare lagere school Gedempte Voldersgracht (p. 329) |
62 | openbare lagere school Parklaan (p. 329) |
63 | bewaarschool Burgwal (p. 329) |
64 | Chr. lagere school Bakenessergracht (p. 329) |
65 | (Geref.) Dr. A. Kuyperschool (p. 329) |
66 | R.K. school Nieuwe Gracht (p. 329) |
67 | Bisschoppelijk Paleis (p. 329) |
68 | Huis Hodshon (p. 334) |
69 | Huis Barnaart (p. 334) |
70 | De Bakenesserkamer (p. 337) |
71 | Brouwershofje (p. 337) |
72 | Hofje Van Loo (p. 337) |
73 | Frans Loenenhofje (p. 337) |
74 | Luthers Hofje (p. 337) |
75 | Hofje Guurtje de Waal (p. 338) |
76 | Hofje In den Groene Tuin (p. 338) |
77 | Bruiningshofje (p. 338) |
78 | O.L.-Vrouwe- of St-Anthoniegasthuis (p. 338) |
79 | Hofje van Staats (p. 338) |
80 | Hofje van Noblet (p. 338) |
81 | Hofje Van Oorschot (p. 339) |
82 | Remonstrants Hofje (p. 339) |
83 | Teylershofje (p. 339) |
84 | Guurt Burret's Hofje (p. 339) |
85 | Wijnbergshofje (p. 339) |
86 | Zuiderhofje (p. 339) |
87 | Paviljoen Welgelegen (Provinciehuis) (p. 340) |
88 | warenhuis Vroom & Dreesmann (p. 343) |
89 | sociëteit Trou moet Blycken (p. 343) |
90 | sociëteit Vereniging (p. 343) |
91 | café-restaurant Brinkmann (p. 344) |
92 | gebouw Zang en Vriendschap (p. 344) |
93 | militair tehuis Jansweg (p. 344) |
94 | militair tehuis Zoetestraat (p. 344) |
95 | bioscoop Cinema Palace (p. 344) |
96 | verzekeringskantoor De Vrijwillige Liefde Beurs (p. 344) |
97 | kantoor Alg. Noord-Hollandse Mij. van Levensverzekering (p. 344) |
98 | kantoor Tweede Hollandse Mij. van Levensverzekering (p. 344) |
99 | kantoor Haarlems Dagblad (p. 345) |
100 | bankgebouw Brinkman & Co. (p. 345) |
101 | Nationale Bankvereeniging (p. 345) |
102 | pakhuis 't Wapen van Gelderlandt (p. 345) |
103 | graanpakhuis Bakenessergracht 71 (p. 345) |
104 | magazijn H.IJ.S.M. (p. 345) |
105 | molen De Adriaan (p. 345) |
106 | drukkerijcomplex Enschedé (p. 345) |
107 | Fabriek der Oprechte Haarlemmer Olie Gebr. Waaning (p. 346) |
108 | kantoor Kon. Fabrieken v/h Brocades-Stheeman & Pharmacia (p. 346) |
109 | Kruisbrug (p. 346) |
110 | Nassaubrug (p. 346) |
111 | Manegebrug (p. 346) |
112 | Jansbrug (p. 346) |
113 | Melkbrug (p. 346) |
114 | Catharijnebrug (p. 346) |
115 | Gravestenerbrug (p. 346) |
116 | Grote Houtbrug (p. 346) |
117 | Zijlbrug (p. 347) |
118 | Prins Hendrikbrug (p. 347) |
119 | Leidsebrug (p. 347) |
120 | Emmabrug (p. 347) |
121 | Station (p. 347) |
122 | Vredestempel (p. 347) |
123 | Haarlemmerhout (p. 347) |
| |
| |
de industrie zich vooral langs Leidsevaart, Zijlsingel en Kinderhuissingel. Na 1900 verschoof het industriegebied naar de omgeving van het Noorder Buiten Spaarne. In de 19de en begin 20ste eeuw was Haarlem bovendien een belangrijk centrum van de bloembollenhandel en werden er geregeld bloembollententoonstellingen georganiseerd. Omdat de droogmaking van de Haarlemmermeer (1848-'52) de doorspoeling van de grachten verminderde, werden in de jaren zestig van de 19de eeuw diverse grachten gedempt: Oudegracht, Raamgracht, Zijdgracht (nu Sophiaplein), Voldersgracht, Raaks en Achter Nieuwegracht (nu Parklaan). Na de demping van de Singelgracht-west (1880) legde men op het terrein van de opgeheven textielfabriek Wilson de Wilhelminastraat en het Wilsonplein aan. Het winkelgebied ontwikkelde zich vanaf 1880 vooral langs Grote Houtstraat, Lange Veerstraat en Barteljorisstraat.
Eind 19de eeuw kwamen de eerste wijken buiten de singels tot stand: de betere wijken op de hogere zandgronden ten zuiden en noorden van de binnenstad, de arbeidersbuurten vooral op de veengronden ten oosten en westen van de stad (Oude Amsterdamsebuurt, Rozenprieel, Leidsebuurt). Ten zuiden van de binnenstad verrezen vanaf 1860 diverse villaparken nabij de Haarlemmerhout (Frederikspark,
| |
| |
Haarlem, (Herv.) Grote of St.-Bavokerk, plattegrond
Florapark, Wilhelminapark). Aan de noordzijde, op een in 1884 van de gemeente Schoten geannexeerd gebied, ontstonden begin 20ste eeuw ook nieuwe buurten (Transvaalbuurt, Indische Buurtzuid). Aan de oostzijde werd de Catharijnebrug in zuidelijke richting verplaatst (1905) en kwam er een doorbraak van de Scheepmakersdijk naar de gedempte Papentorenvest, waar een koepelgevangenis (1901) verrees. In 1905-'08 werden de sporen aan de noordzijde van de stad verhoogd ten behoeve van onderdoorgangen voor het verkeer naar de noordelijke stadsuitbreiding en kwam het huidige station gereed. Andere belangrijke infrastructurele ingrepen in de binnenstad waren de verbreding van de Hooimarkt (1929) en de Damstraat (1930), en de aanleg van de Kenaubrug (1940) en een verkeersroute vanaf de Parklaan. Het door L.C. Dumont, directeur Openbare Werken, opgestelde Uitbreidingsplan (1905) werd later herzien en verder uitgebreid tot het Algemeen Plan van Uitbreiding (1919), dat men tot 1927 in grote lijnen heeft gevolgd (Slachthuisbuurt, Patrimoniumbuurt, delen Kleverparkbuurt en Leidsevaartbuurt). Na 1927 moest dit plan worden aangepast vanwege de annexatie van de gemeenten Schoten en Spaarndam en delen van de gemeenten Haarlemmerliede, Spaarnwoude, Heemstede en Bloemendaal. Vooral het grondgebied van Schoten gaf veel ruimte voor uitbreiding. Vanwege het schootsveld van de Stelling van Amsterdam bij Spaarndam werd de Vondelweg de oostelijke begrenzing van de noordelijke uitbreiding van Haarlem. Aan de zuidzijde nam Haarlem van de gemeente Heemstede de Haarlemmerhout en enkele daar vanaf circa 1900 ontwikkelde wijken over (Oosterhout, Zuiderhout, Westerhout en Bos en Vaart). Na de Tweede Wereldoorlog groeide Haarlem in bescheiden mate verder uit. In zuidoostelijke richting werd in 1963 gebied overgenomen van de gemeenten
Haarlem, (Herv.) Grote of St.-Bavokerk (1993)
Haarlemmerliede en Spaarnwoude, met daarin de resten van het veenontginningsdorp Schalkwijk en het oude gehucht Vijfhuizen, dat na de drooglegging van de Haarlemmermeer aan de overzijde van de ringvaart is vernieuwd als dorp. In de Nieuwstad heeft de sloop van spoorwegrijtuigenfabriek J.J. Beynes (1857-1953) geleid tot sanering en nieuwbouw in het stationsgebied (tot 1977). Bij de sanering van het Raaksgebied (circa 1965) is de route Raaksbrug-Gedempte Oude Gracht verbreed. In de jaren zeventig en begin jaren tachtig zijn de Burgwalbuurt en verschillende arbeidersbuurten (Oude Amsterdamse Buurt, Rozenprieel en Leidsebuurt) gesaneerd. Belangrijke stadsvernieuwingsprojecten zijn die van het horecacomplex Brinkmann aan de Grote Markt (1978-'82) en het gebouwencomplex van drukkerij Enschedé aan het Klokhuisplein (circa 2004). De Spaarnekerk uit 1883 heeft men in 1983 gesloopt. Het centrum van Haarlem is een beschermd stadsgezicht.
De (Herv.) Grote of St.-Bavokerk (Oude Groenmarkt 23) [1] is een grote driebeukige basilicale kruiskerk met driezijdig gesloten hoogkoor, negenzijdig gesloten omgang en een grote achtzijdige vieringtoren met peervormige bekroning. Een 11de-eeuwse of mogelijk laat-10de-eeuwse houten kapel
| |
| |
Haarlem, (Herv.) Grote of St.-Bavokerk, interieur (1992)
ter plaatse werd in de 12de eeuw vervangen door een kleine stenen kerk en vervolgens door een grotere kerk in de 13de of begin 14de eeuw. De huidige, deels met natuursteen beklede, kerk kwam in fasen tot stand na zware brandschade rond 1370. Schip en transept werden in eerste instantie wel hersteld. Tussen circa 1370 en circa 1400 bouwde men een nieuw koor met kooromgang en sacristie, waarschijnlijk naar plannen van Engelbrecht van Nijvel. Daarna begon vanaf 1445 in een tweede campagne het werk aan transept en schip naar plannen van de Antwerpse bouwmeester Evert Spoorwater. Het noordtransept was voltooid in 1448 (geledingen in baksteen). Aan de onderste geleding van de zijbeukmuren begon men eind jaren veertig en aan de onderbouw van de door haakse steunberen geflankeerde westgevel begin jaren zestig van de 15de eeuw. Dit muurwerk werd opgetrokken om het nog gebruikte oude schip met kerktoren, waarvan de sloop in 1471-'72 het begin was van de derde bouwcampagne. Allereerst werden de zijbeuken onder dak gebracht en voorzien van stenen gewelven (circa 1483 voltooid). Toen verrees ook het middenschip en in samenhang daarmee kreeg het transept een extra natuurstenen geleding met topgevels (voltooid circa 1495). Het plan om de lichtbeuk van het schip te voorzien van luchtbogen en een stenen overwelving werd niet uitgevoerd. In de kap van het schip is het tijdens de bouw gebruikte houten tredrad behouden gebleven.
Vanaf 1506 begon onder leiding van Anthonis I Keldermans de bouw van een stenen vieringtoren, maar nadat deze constructie te zwaar was gebleken volgde de sloop (1514-'17) en daarna de bouw van de huidige met lood beklede houten vieringtoren (1519-'20) onder leiding van timmerman Jacob Symonsz van Edam. Op een stenen onderbouw heeft deze toren vier (deels opengewerkte) geledingen en een ui-vormige spits. Erin hangen klokken van Geert van Wou (1503), Petrus Hemony (1667), Claude Fremy (1686), Cyprianus Crans (1732) en een carillon van 35 klokken, waarvan tien van François Hemony (1661-'62). In enkele openingen van de toren zijn in 1586 schijnklokken aangebracht.
Na in 1479 tot kapittelkerk te zijn verheven en in 1559 tot kathedraal van het nieuw ingerichte bisdom Haarlem, werd de kerk in 1577 in gebruik genomen als protestantse kerk. De eerste grote restauratie kwam tot stand in 1875-1918 onder leiding van J.A.G. van der Steur, met P.J.H. Cuypers als adviseur. Daarbij werden onder meer de westgevel gerestaureerd, een balustrade bij de dakrand aangebracht en vrijwel alle venstertraceringen vernieuwd. De vieringtoren is gerestaureerd in 1964-'68 en in 1999-2002 (loodbekleding). De kerk heeft een tweede grote restauratie ondergaan in 1981-'85 (H.W. van Kempen).
Het interieur wordt in middenschip en koor gedekt door fraaie houten stergewelven, aangebracht in 1530-'38 onder leiding van Jacob Symonsz van Edam en Pieter Jansz. Stenen kruisribgewelven dekken de zijbeuken (noordbeuk 1483), de kooromgang, de kapellen en het oostportaal. Het uit 1500 daterende stenen stergewelf van de viering is versierd met het wapen van Philips de Schone. De transeptarmen zijn tijdens de restauratie voorzien van stenen kruisribgewelven (1891-'92). De zuilen van schip en viering hebben bladkapitelen, die in het koor alleen dunne lijsten. Vroeg-16de-eeuwse tapijtschilderingen sieren de koorzuilen; de oostelijke kruisingspijlers tonen schilderingen met teksten in omlijsting (1580 en 1585).
Het door meester Steven gesneden laatgotische koorhek (1509-'17) bevat rijk koperwerk door Jan Fierens uit Mechelen en toont bij de houten panelen de wapens van Hollandse steden. De bekroning van het middendeel is een toevoeging uit 1877 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. De twee koorbanken zijn in 1512 vervaardigd door schrijnwerker Michiel Claasz met rijk snijwerk van Jaspar Pietersz. De overhuiving is versierd met de wapens van Haarlem en St. Bavo en de rugpanelen tonen geschilderde wapens van hoge geestelijken en adellijke families (aangebracht circa 1575). Het hoogkoor heeft verder aan de noord- en zuidzijde nog laat-gotische hekken met vroeg-renaissancistische elementen (1535, Damiaan Hendriks) en aan de oostzijde een zandstenen afsluiting met houten avondmaalsbord (circa 1580). In dit koorgedeelte staat een koperen lessenaar in de vorm van een pelikaan, gegoten door Jan Fierens (1498). In het schip staat een door Abraham Snellaert vervaardigde rijke preekstoel (1674-'79) met een ouder klankbord (1584, Ghysbert Claesz) en bekroning (15de eeuw). Tot de inventaris behoren verder de H. Geest- of Broodbank (eind 15de eeuw), drie houten regeringsbanken (1643), drie houten tochtportalen (twee uit 1642) en een door Gillis Wybrants vervaardigde doopbekkenhouder (1681).
Het hoofdorgel werd gebouwd door Christiaan Müller (1735-'38) en heeft een orgelkast van Hendrik de Werff voorzien van snijwerk door Jan van Logteren. Dit beroemde orgel - onder meer bespeeld door Wolfgang Amadeus Mozart - is gewijzigd door C.G.F. Witte (1865-'69) en gerestaureerd door de firma's Maarschalkerweerd (1904) en Marcussen (1959-'61). Onder de orgelgalerij (1738) bevindt zich een marmeren allegorisch reliëf van Jan Baptist Xavery (1741). Het vroeg-18de-eeuwse koororgel is afkomstig uit het Liefdegesticht te Breda (overgebracht 1907).
De kerkvloer bevat talrijke zerken (eind 15de-18de eeuw); in het koor ligt een in 1962 nieuw aangebrachte grafzerk voor Frans Hals († 1666). In de kerk zijn enkele gebeeldhouwde cartouches en verschillende tekstborden aangebracht (eind 16de-17de eeuw). In de voorm. Vontkapel bevindt zich een epitaaf voor de familie De Raet-Schuylenburch (1771). Uit de 19de eeuw dateren een
| |
| |
gipsen borstbeeld van koning Willem I (1825, J.F. Sigault), een gedenkteken voor Bilderdijk (1831) en een marmeren gedenkteken voor de waterbouwkundigen Christiaan Brunings († 1805; bovenstuk met urn, 1820, P.J. Gabriël) en Frederik Willem Conrad († 1808; 1843, J. Geefs). Verder zijn er een paneelschildering van de St.-Bavokerk (1518, Pieter Gerritsz) en drie scheepsmodellen (16de-17de eeuw). De gebrandschilderde ramen zijn deels afkomstig uit andere Hollandse kerken (17de-18de eeuw) en deels aangebracht tijdens de eerste restauratie (ateliers Nicolas en Het Prinsenhof).
Kapellen en aanbouwen. De kerk is vooral aan de zuidzijde voorzien van verschillende (overwelfde) kapellen en aanbouwen. Tegen de zuidzijde van het schip verrezen in de tweede helft van de 15de eeuw de Leprozenkapel (nu collectantenkamer) en de Vontkapel. De laatste werd in 1593 in maniëristische vormen verbouwd naar plannen van Lieven de Key en dient sinds 1740 als grafkapel van de familie De Raet (afsluitend hekwerk 1429). Verder bouwde men van west naar oost de H. Geestkapel (nu diakenkamer), een zuidportaal dat werd omgebouwd tot Doopkapel (verhoogd ca. 1661; nu predikantenkamer) en tegen de westmuur van het zuidtransept de H. Grafkapel. Tegen de kopgevel van het zuidtransept staat een portaal uit het tweede kwart van de 17de eeuw (Oude Groenmarkt 9). Ten oosten van de Brouwerskapel (circa 1470) bevindt zich het voormalige zuidportaal met verdieping, later Sacristie der Vicarissen (mogelijk circa 1450). Verder liggen er de kerkvoogdenkamer (tweede kwart 17de eeuw; dubbele tuitgevel), de overwelfde sacristie met verdieping (1428) en tegen de zuidzijde van de sacristie een kosterswoning (circa 1659). Vóór deze aanbouwen bij schip en koor staan vroeg-17de-eeuwse kerkhuisjes (Oude Groenmarkt 1-7 en 9-21). Het neorenaissance-huisje Oude Groenmarkt 23 (circa 1900) vormt nu de ingang naar de kerk.
Ten zuidoosten van de koorsluiting werd in 1658-'59 naar ontwerp van Salomon de Bray een bouwdeel met Heerenkantoor (vergaderzaal voor de kerkmeesters) en consistoriekamer in gotische trant opgetrokken. Het 16de-eeuwse oostportaal tegen de omgang is later gewijzigd. Langs de noordzijde van de kerk staan van oost naar west het voorm. noordportaal met verdieping (eerste helft 15de eeuw), later gebruikt als Mariakapel, de in 1557 tegen de oostzijde van het noordtransept opgetrokken Kerstkapel, en ten slotte bij het schip de Cellebroeders- of Hondeslagerskapel (tweede helft 15de eeuw). Tegen de westgevel staan twee 18de-eeuwse kerkhuizen (Lepelstraat 1 en 5).
De voorm. St.-Janskerk (Jansstraat 38) [2] is een tweebeukige kerk met transeptarm (zuidzijde), gesticht in 1316 als kapel van de commanderij van St. Jan. De zijbeuk was oorspronkelijk voorzien van een reeks zijtopgevels. De achtzijdige dakruiter dateert uit 1595. Eind 15de eeuw kreeg de kerk een vijfzijdige koorsluiting. Het koor is vanaf de straat toegankelijk via een maniëristisch natuurstenen toegangspoortje uit 1628 met dorische pilasters en het stadswapen. De sacristie heeft men in de 17de eeuw verbouwd tot diakenkamer. Het kerkinterieur wordt gedekt door houten tongewelven op trekbalken met korbeelstellen. Sinds 1936 dient het gebouw als gemeentearchief en nu als Archief voor Kennemerland. Restauraties en een verbouwing zijn uitgevoerd in 1976-'80, 1993-'94 (moderne entree) en rond 2004. Tegen het koor staat de zogeheten St.-Janskamer (Jansstraat 40), een 17de-eeuws dwars eenlaagspand met trapgeveltje. Daarnaast geeft een eenvoudige laat-18de-eeuwse poort met fronton toegang tot het binnenterrein.
De Begijnhof- of Waalse kerk (Begijnhof 28-30) [3] is een eenbeukige kerk met vijfzijdig gesloten koor en een slanke toren van vier geledingen met achtzijdige ingesnoerde spits. Het begijnhof werd in 1262 gesticht door Arent van Sassenheim. De kerk werd na de stadsbrand van 1347 herbouwd, waarna het hoge gotische koor rond 1388 tot stand kwam. De toren verrees bij een vergroting van het schip rond 1398. Het oorspronkelijk met verdieping uitgevoerde schip is later sterk verbouwd, onder meer eind 16de eeuw (poortje met Tudorboog). Haaks op het koor staat een 16de-eeuwse sacristie, nu consistoriekamer, en aan de zuidzijde bevindt zich een overwelfd ingangsportaal (1597), dat rond 1670 een classicistische gevel kreeg. Deze sinds 1587 bij de Waalse gemeente in gebruik zijnde kerk is rond 1982 gerestaureerd.
Inwendig worden koor en schip gescheiden door een in 1590 geplaatste muur. Het nog als kerkruimte gebruikte koor wordt gedekt door een houten tongewelf en bevat een preekstoel (tweede kwart 17de eeuw) en een door J.C. Friedrichs gebouwd orgel (1808, gerestaureerd 1964). De sacristie heeft eveneens een houten overwelving en een 17de-eeuwse schouw.
De voorm. Bakenesserkerk (bij Vrouwestraat 10) [4], oorspronkelijk gewijd aan O.L. Vrouwe, is een tweebeukige kerk met vijfzijdig gesloten koor en een ranke toren met rijke bovenbouw. Ter plaatse van een 13de-eeuwse kapel verrees de huidige kerk in de tweede helft van de 15de eeuw. Na de overdracht aan de protestanten in 1620 werd de noordbeuk rond 1639 grotendeels vernieuwd. Deze beuk heeft een geblokt maniëristisch poortje (1620, Lieven de Key) en een classicistisch ionisch poortje met ovaal venster (circa 1639). De in 1933-'34 gerestaureerde kerk (J.C. Slagter)
Haarlem, Bakenesserkerk, toren (1996)
| |
| |
Haarlem, (Herv.) Nieuwe Kerk, plattegrond
dient nu als verkoopruimte. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven, waarvan de gewelfribben in de koorsluiting zijn voorzien van laat-gotische evangelistenbeelden en beelden van Maria en de Drie Koningen (circa 1470). De beuken worden gescheiden door ronde zuilen met natuurstenen banden. Tot de behouden inventaris behoren twee 17de-eeuwse tochtportalen, alsmede een preekstoel (1620), een herenbank, enkele koorbanken en een orgelgalerij.
Van de ranke toren verrezen de twee onderste geledingen met hoge spitsboognissen in de tweede helft van de 15de eeuw. In 1530 voegde men de rijke laatgotische zandstenen balustrade met hoekpinakels en de achtzijdige zandstenen bovenbouw (twee geledingen) en de houten lantaarn met ui-vormige spits toe. Bij de torenrestauratie in 1969-'72 is het huidige carillon samengesteld met klokken van François en Pieter Hemony uit de St. Bavo (1661) en een luidklok van François Hemony (1660).
De 17de-eeuwse kosterij (Vrouwestraat 10) met trapgevel is circa 1933 ingrijpend gerestaureerd. De aansluitende tuinmuur heeft twee laat-gotische zandstenen boogpoorten.
De (Herv.) Nieuwe Kerk (Nieuwe Kerksplein 36) [5] is een vierkante kerk met toren. De kerk van het St.-Annaklooster ter plaatse werd in 1645-'49 vervangen door de huidige, sober classicistisch vormgegeven, kerk naar ontwerp van Jacob van Campen. De gevels hebben een dorisch hoofdgestel en ingezwenkte steunberen. Het hoger opgetrokken middenrisaliet aan de oostzijde is voorzien van een festoendecoratie, wapenschilden en een ingangsportaal met dorische zuilen. Het met houten tongewelven gedekte interieur wordt door vier ionische pijlers verdeeld in een Grieks kruis. Vlakke cassettenplafonds dekken de hoekruimten. De kerk bevat een waarschijnlijk door Van Campen ontworpen preekstoel (circa 1649). Afkomstig uit het koor van de St. Bavo is het door Jan van Covelens gebouwde orgel (1523), dat na overbrenging door Hendrik Herman Hess is vernieuwd met behoud van veel oud pijpwerk (1791; gewijzigd 1862, H. Knipscheer). Aan de zuidzijde werd in 1927 een portaal aangebracht.
De toren tegen de achtergevel verrees in 1613-'16 naar een maniëristisch ontwerp van Lieven de Key tegen de laatmiddeleeuwse St.-Annakerk. De onderbouw van vijf korte geledingen wordt
Haarlem, (Herv) Nieuwe Kerk
bekroond door een zandstenen balustrade met pinakels en een hoge, deels opengewerkte, achtzijdige torenbekroning (deels vernieuwd in 1833, spits in 1862). Boven de zandstenen toegangspoort zit een rijk uitgewerkt stadswapen (1613) in een nis met vaasdecoraties. De in 1978-'80 gerestaureerde toren bevat een door Medarus Waghevens gegoten klok (1525).
De Evang. Luth. kerk (Witte Herenstraat 22) [6], een eenbeukige kerk voorzien van een geveltoren met spits, werd in 1614-'15 gebouwd ter plaatse van het Witherenklooster en kreeg in 1895 een neogotische facade met toren. De kerk bevat een grotendeels 17de-eeuwse inventaris en een door J. Strobel gebouwd orgel (1882). In het naastgelegen Luth. hofje staat de in Nieuw Historiserende vormen uitgevoerde consistorie (circa 1915).
De Doopsgez. kerk (Grote Houtstraat 43) [7], een zaalgebouw uit 1681-'83 met ingezwenkte halsgevels, ligt verscholen op een binnenterrein. Aan de Grote Houtstraat staat een ingangsportaal in Lodewijk XV-vormen uit 1757.
| |
| |
Het met dorische zuilen uitgevoerde kerkinterieur bevat een preekstoel uit 1891. Van een renovatie in 1851 dateren het stucgewelf en de halfronde galerij aan de westzijde.
Om de kerk staan verschillende eenlaags bijgebouwen, zoals de in 1868 gebouwde en later in fasen uitgebreide catechisatiekamer (Peuzelaarsteeg 3) en het met een neorenaissance-trapgevel uitgevoerde bijgebouw van het Predikfonds (bij Frankestraat 24; circa 1896). Rond 1902 gebouwd zijn het ingangsgebouw Frankestraat 24 met de Herenkamer, ontworpen door P. Kleiweg Dyserinck in neorenaissance-stijl met jugendstil-elementen. Op het binnenterrein bevinden zich het zogeheten spekhok - een vermoedelijk 18de-eeuws pand met kruiskozijnen - en de Dameskamer (1902). De verbinding tussen de Dames- en de Herenkamer wordt gevormd door een galerij in neorenaissance-vormen.
De voorm. Oud-Kath. schuilkerk St. Anna en Maria (Bakenessergracht 33) werd in het tweede kwart van de 18de eeuw ingericht in het achterhuis van een in de kern 17de-eeuws pand (voorgevel circa 1870). De tot 1937 gebruikte kerkruimte heeft een houten tongewelf, een galerij en een marmeren altaaromlijsting (derde kwart 18de eeuw).
De R.K. St.-Josephkerk (Jansstraat 43) [8] is een van de straat terugliggende grote driebeukige kruiskerk met recht gesloten koor, gebouwd in 1841-'43 naar een neoclassicistisch ontwerp van H.H. Dansdorp. De façade met timpaan
Haarlem, R.K. St.-Josephkerk
op halfronde corinthische zuilen wordt bekroond door een rond koepeltorentje met corinthische zuilen. Van 1853 tot 1898 diende deze kerk als kathedraal van het bisdom Haarlem. In 1856-'57 verrees het huidige transept met rechthoekige koorpartij naar ontwerp van Th. Molkenboer. De kerk is hersteld in 1988-'89. De gevelbeelden van Maria en Jozef (1845, W.C. Tekker) staan nu in de kerk. Het interieur wordt gedekt door een tongewelf en heeft in 1910 een neogotische polychromie gekregen door F. Loots. Het hoofdaltaar (1869, H.J. van den Brink) werd geschonken ter herinnering aan mgr. Van Vree, de eerste bisschop van Haarlem; de schildering erachter is van A. Brouwer (1865). Tot de inventaris behoren verder enkele door atelier Cuypers-Stoltzenberg vervaardigde zijaltaren (1860), een communiebank van atelier Te Poel & Stoltefus (circa 1875) en kruiswegstaties van atelier De Fernelmont (1895). Het door H.D. Lindsen gebouwde orgel (circa 1856) is verbouwd door M. van den Brink (1861) en verder gewijzigd rond 1906 en in 1947. De gebrandschilderde ramen zijn onder meer van H. Oidtmann (1895) en J. Dobbelaere (circa 1895 en 1905).
De pastorie (Jansstraat 41) is een fors drielaags gebouw uit 1872 naar ontwerp van H.J. van den Brink. De zijgevel bevat een oude gevelsteen van het huis Roodenburgh. Achter de kerk bevindt zich de voorm. catechisatiekamer (Donkere Begijnhof 3-5; circa 1910).
De R.K. St.-Antonius van Paduakerk (Nieuwe Groenmarkt 14) [9] is een driebeukige kerk voorzien van een neoclassicistische pilastergevel met fronton en houten geveltorentje. Het ontwerp van T.F. Suys werd in 1842-'44 in gewijzigde en vergrote vorm uitgevoerd door W.D. van der Horst. De kerk is uitgebreid in 1938-'39 en gerestaureerd in 1993. In een nis boven de ingang staat een beeld van de patroonheilige. Het interieur wordt gedekt door gedrukte stucgewelven en heeft neobarokke interieurelementen en dubbele galerijen. Tot de inventaris behoren neobarokke hoofd- en zijaltaren vervaardigd door P.J. de Cuyper (resp. 1854 en 1860), een neobarokke preekstoel van L. Veneman (1870), door A. Brouwer gemaakte kruiswegstaties, een Adema-orgel (1911) en enkele beelden uit de voorm. R.K. St.-Augustinuskerk te Amsterdam-Buitenveldert. De Antoniuskapel en de doopkapel hebben gebrandschilderde ramen van H. Bijvoet (1939). De in 1906 gebouwde pastorie (Nieuwe Groenmarkt 12) vertoont rationalistische elementen.
De kerk van de Evang. Luth. Broedergemeenschap (Parklaan 34) [10], gebouwd in 1876-'77 naar ontwerp van D.E.L. van den Arend, is een eclectische zaalkerk met wit gepleisterde onderdelen. Het interieur bevat een galerij en een door K.P. van Ingen gebouwd orgel (1923). Gelijktijdig gebouwd is de naastgelegen pastorie (Parklaan 32).
De Remonstr. kerk (Wilhelminastraat 20) [11], een kruiskerk met terzijde geplaatste ronde toren met slanke spits, kwam in 1886-'87 tot stand naar een neorenaissance-ontwerp van A. van der Steur. De kerk heeft een door J.F. Witte gebouwd orgel (1901) en glazen van R. Gerbrands.
Aan de grachtzijde staat een kosterswoning met dienstruimten (Oranjekade 1). Gelijk met de kerk en eveneens naar plannen van Van der Steur gebouwd is het buurhuis Wilhelminastraat 22, dat in 1923 in gebruik is genomen als Remonstrantenhuis.
De R.K. St.-Bavokathedraal (Leidsevaart 146) [12] is een zeer grote driebeukige kruisbasiliek voorzien van een rond gesloten koor met apsis en een kooromgang met straalkapellen en Mariakapel. Verticale accenten zijn de ronde koperen vieringkoepel en het dubbeltorenfront met torens van twee geledingen met kanteelachtige balustrade. Deze majestueuze hoofdkerk van het bisdom Haarlem verrees vanaf 1895 in drie fasen naar ontwerpen van J.Th.J. Cuypers, met achtereenvolgens J. Stuyt, J. Heemskerk en B. Stevens als opzichters. Koor en transept kwamen tot stand in 1895-'98. De vieringtoren, het schip en de onderbouw van de twee westtorens volgden in 1902-'06 en de voltooiing van de westtorens, het voorportaal en de buitentribune in 1927-'30. Voor de architectuur van deze kerk zijn motieven ontleend aan het romaans, de vroege Franse gotiek, de Moorse en de Assyrische
| |
| |
Haarlem, R.K St.-Bavokathedraal, plattegrond
Haarlem, R.K. St.-Bavokathedraal
kunst, het rationalisme, de jugendstil en het expressionisme. Deze in 1948 tot basiliek verheven kathedraal is hersteld in 1972 en 1996.
Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven en is uitgevoerd in lichtgele baksteen met talloze decoraties in geglazuurde steen. Voor de rijke decoratie en neogotische aankleding werden vanaf 1898 tot circa 1960 vele kunstenaars ingeschakeld. In het koorhek opgenomen is de neogotische bisschoppelijke troon (1909, atelier F.W. Mengelberg); de uit de St.-Josephkerk overgebrachte oude bisschoppelijke troon (1874, H.J. van der Brink) dient nu als celebrantenzetel. Door Cuypers ontworpen zijn het hoogaltaar (circa 1898), het Maria-altaar en Jozefaltaar (circa 1898, uitgevoerd J.P. Maas), en het Sacramentsaltaar met tabernakelkast (circa 1898, atelier F.W. Mengelberg en J. Brom). J. Brom maakte de smeedijzeren communiebank in de Sacramentskapel (1901), de kroonluchters (1911), het koorhek (1911) en de opengewerkte preekstoel (1912) met waaiervormig metalen klankbord (1914); zijn zoons J.E. en L. Brom leverden onder meer de communiebank in het priesterkoor (1929). Het uit de R.K. kerk Willibrordus buiten de Veste te Amsterdam afkomstige orgel werd gebouwd door de Gebr. Adema (1923, overgebracht en vergroot 1971).
Bijzondere tegeltableaus in de kathedraal zijn die naar ontwerp van J. Toorop in de Aloysiuskapel (1908, firma Rozenburg) en de kruiswegstaties van H. Bijvoet (1926-'53, De Porceleyne Fles). H. Bijvoet verzorgde de grote schilderingen op
| |
| |
de transeptwanden (1951-'53). De gebrandschilderde glazen zijn onder meer van J. Dobbelaere (1898; hoogkoor), Dom J. van der Mey (1929-'30; westgevel en Mariakapel) en vooral H. Bijvoet (1925-'59). Latere beeldhouwwerken zijn vervaardigd door M. Andriessen (circa 1935) en A. Termote (1958-'60).
Bij de kerk horen de met een ronde hoektoren uitgevoerde plebanie (Leidsevaart 146; 1895-'04), de via een gang met de plebanie verbonden sacristie (nu Schatkamer) en aan het uiteinde daarvan de halfrond gesloten voorm. doopkapel.
Overige protestantse kerken. De kerk van de Apost. Gemeente (Jacobijnestraat 15) [13] werd in 1868 in eclectische vormen opgetrokken als schoolgebouw en dient sinds 1922 als kerk. Sobere eclectische vormen vertoont de als doleantenkerk gebouwde kerk van de Geref. Gemeente (Ridderstraat 29; 1888, Tj. Kuipers) met afgeknotte middenbeukgevel en inwendig galerijen [14]. Met neogotische elementen uitgevoerd is de kerk van de Zevendaagse Baptisten Gemeente (Parklaan 21; circa 1880) [15]. Uit het begin van de 20ste eeuw dateren de voorm. (Vrijz. Herv.) Jacobskerk (Vestestraat 1; 1910) [16] met dakruiter en grote rondboogvensters, en de
Haarlem, (Geref.) Wilhelminakerk
(Chr. Geref.) kerk De Hoeksteen (Raaks 18; 1912, J.J. van Noppen) [17]. De laatste is een zaalkerk in neoromaanse vormen met dakruiter en terzijde geplaatste toren met tentdak. Traditionalistische vormen vertoont de (Herv.) Noorderkerk (Velserstraat 77; 1923-'24, H. Korringa) met houten dakruiter. Gebouwd in de vorm van een Grieks kruis, met op de hoek een ongelede toren met vierkante spits, is de expressionistische (Geref.) Wilhelminakerk (Gedempte Oude Gracht 61; 1919-'21, A. de Maaker) [18]. Andere kerken in zakelijk-expressionistische vormen zijn de voorm. Chr. Geref. kerk (Floresstraat 47), met terzijde geplaatste toren, de Opstandingskerk (Ramplaan 108; circa 1925) met achtzijdige geveltoren, de (Herv.) Oosterkerk (Zomerkade 165; circa 1930) met pastorie en gemeenschapshuis, en de van een overhoeks geplaatste vierzijdige dakruiter voorziene kerk van de Geref. kerk Haarlem-Oost, later Pinkstergemeente (Richard Holkade 9; circa 1935, B.T. Boeyinga). Naoorlogs is de (Herv.) Sionskerk (Eksterlaan 7; 1952, H.W. van Kempen) met opvallend ‘westwerk’.
Overige katholieke kerken (20ste eeuw). Van de in 1973 gesloopte neoromaanse R.K. kerk St.-Joannes de Doper (1903-'04) resteert alleen de bij de tweede bouwfase (1925-'26) naar plannen van J. Stuyt opgetrokken toren van twee geledingen met vierkante spits en pseudo-frontalen (bij Amsterdamstraat 57; gerestaureerd 1977). De na 1993 tot woningen verbouwde neogotische R.K. H. Hartkerk (Kleverparkweg 15; 1901-'02, P.J. Bekkers) is een driebeukige kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, zijkapellen en bij de voorgevel twee achtzijdige traptorens. De neogotische pastorie (Kleverparkweg 17-17a; 1901) huisvest nu een kantoor. Eveneens na 1993 verbouwd tot woningen is de sobere neogotische R.K.H.H. Elisabeth en Barbarakerk (Paul Krugerkade 41; 1906-'07, A.M. Bruning). De voorgevel van deze driebeukige basilicale kruiskerk wordt geflankeerd door een achtzijdige traptoren en het voorm. patronaatshuis (Paul Krugerkade 43; 1902-'03, A.M. Bruning). De R.K. St.-Liduïnakerk (Rijksstraatweg 28), nu St.-Adelbertuskerk, is een driebeukige basilicale kruiskerk met dubbeltorenfront. Naar plannen van Jos. Margry verrezen in 1920-'21 het koor en transept met een terzijde geplaatste (onvoltooide) toren. In 1925-'29 volgden het schip met de westtorens van drie geledingen met ingesnoerde spits en de grote pastorie (Rijksstraatweg 26; circa 1925). Ter plaatse van de midden-19de-eeuwse dorpskerk van Schoten verrees in 1935-'36 de R.K. kerk O.L. Vrouwe van Zeven Smarten en H. Bavo (Rijksstraatweg 357), nu Mariakerk. Deze driebeukige basilicale kruiskerk met vierkante doopkapel en een Italianiserende klokkentoren werd in traditionalistische vormen met romaanse elementen ontworpen door G.J.M. Simons en A.J.C. Voorvelt. Van de voorganger resteert de pastorie (Rijksstraatweg 361; circa 1860). De Oud-Kath. kerk St. Anna en Maria (Kinderhuissingel 76; 1937-'38, H.T.
Zwiers) [19] is een opvallende traditionalistische zaalkerk met zware zadeldaktoren. De kerkruimte op de verdieping bevat een door J.P. Künckel gebouwd orgel (circa 1785) en kerkmeubilair uit de oude schuilkerk aan de Bakenessergracht. Om de kerk staan gelijktijdig uitgevoerde bijgebouwen, een pastorie en woningen (Kinderhuissingel). Interessante naoorlogse kerken zijn de R.K.H. Pastoor van Arskerk (Kromhoutlaan 12; 1959-'60, G.H.M. Holt) - een deels met Limburgse kalksteen beklede moderne zaalkerk met klokkenstoel - alsmede de R.K. kerk Moeder van de Verlosser (F. van Adrichemlaan; 1965-'66, J.G. de Groot) en de R.K. Goede Herderkerk (Laan van Angers; 1971-'72, A.L. Lourijsen). De voorm. synagoge (Goudsmidspleintje 6) is een gepleisterd, mogelijk 18de-eeuws, pand dat begin 19de eeuw werd verbouwd. Op de bovenverdieping bevond zich van 1765 tot 1841 een synagoge. De uitbouw bij de verdieping van de zijgevel bevatte de ark.
Het voorm. gebouw van de Isr. Gemeente (Lange Wijngaardstraat 14) [20], tot stand gekomen in 1887 (5647) naar ontwerp van D.E.L. van den Arend, bevatte een godsdienstschool, een mikwe en een conciërgewoning (tot 1943). Binnen zijn enkele interieuronderdelen behouden.
| |
| |
Haarlem, Leprozenhuis, plattegrond: (A) Kapel, (B) Grote Zaal, (C) Loopershuis, (D) Regentenvleugel, (E) Dolcellengebouw, (F) Woning, (G) Ziekenkamer, (H) Slaapzaal, (I) Gezelschapszaal, (K), Verpleegzaal.
Het voorm. Leprozenhuis (Schotersingel 2) [21] werd in 1319 gesticht. In de loop van de tijd ontstond een ommuurd complex met diverse gebouwen. Vanaf 1413 kwamen vanuit heel Holland en ook daarbuiten leprozen naar Haarlem voor medisch onderzoek. Later werden in het complex krankzinnigen (vanaf 1564) en pestlijders (vanaf 1653) opgevangen en behandeld en waren er proveniers ondergebracht (Buitenproveniershuis).
Het oudste gebouw van het complex is de kapel (A), waarvan het oostelijke deel stamt uit de 14de eeuw. Het spitsboogvenster in de oostgevel is in 1927 gereconstrueerd in natuursteen. Uit 1477 dateert de stenen klokkentoren met spits (de windvaan vertoont een lazarusklep). De rond 1500 opgetrokken westelijke kapeluitbreiding, de zogeheten na-kapel, diende waarschijnlijk om zieken de mis te kunnen laten bijwonen. De Grote Zaal (B) kwam in 1463 tot stand en heeft een zaal gedekt door een balklaag met korbeelstellen en een jukkenkap met vlieringvloer uit de bouwtijd. Haaks op dit hoofdgebouw verrees in 1559 (jaartalsteen) met een vergelijkbare constructie het zogeheten Loopershuis (C), bestemd voor leprozen op doorreis. In 1562 (jaartalsteen) volgde de Regentenvleugel (D) aan de noordzijde. De in 1756 vernieuwde regentenkamer bevat een behang met landschapsschildering van Jan Augustini en houtsnijwerk van Jan Woortman (verder heringericht rond 1837). Op de noordoosthoek van het complex verrezen het Dolcellengebouw (E) (1564, jaartalsteen) en enkele aparte cellen voor krankzinnigen (1602). Aan de Schotersingel staat een toegangspoort (1704) met stadswapens. Het 19de-eeuwse boogveld draagt de tekst ‘Haarlems Tehuis voor Ouden van Dagen’. Uit circa 1704 dateren ook de achterliggende woning (F) en het nabij de gracht opgerichte vierkante gebouwtje, dat waarschijnlijk diende als theehuis voor de regenten (later als lijkenhuisje).
De provenierswoningen werden afgebroken in 1795. Na de sluiting van het leprozenhuis in 1797 bleef het complex in gebruik voor behandeling van besmettelijke zieken en verder voor de huisvesting van armen, weeskinderen en ouden van dagen. Van een grootscheepse verbouwing in de jaren 1856-'61 dateren de Ziekenkamer (G) bij de noordoosthoek (gevelsteen ‘1602’ herplaatst), de Slaapzaal (H) achter de Regentenvleugel en de Gezelschapszaal (I) en de Verpleegzaal (K) ten zuiden van de Grote Pestzaal. In 1916-'27 en 1971 volgden verdere verbouwingen, waarbij het complex steeds meer werd bestemd voor ouden van dagen (bejaardentehuis Schoterburcht). De in 1971 aan de westzijde gebouwde appartementen zijn inmiddels weer gesloopt. Er zijn plannen om het complex te verbouwen tot museum voor Psychiatrie.
Het voorm. St.-Elisabethgasthuis en -ziekenhuis [22]. Het oorspronkelijke 14de-eeuwse gasthuis aan het Verwulft werd verwoest bij de stadsbrand van 1576, waarna de instelling rond 1581 werd onderbracht in het voorm. minderbroederklooster (gesticht 1456). Dat gasthuis is zo goed als verdwenen. Aan de Kleine Houtstraat staat nog de zandstenen Gasthuispoort (circa 1500) met accoladeboog en later aangebracht gasthuiswapen (drie kronen). In 1938 heeft men de poort verder naar achteren herbouwd met de huidige zijvleugels. Wat verder resteert zijn de bij het gasthuis gebouwde provenierswoningen Groot Heiligland 63-85 (circa 1612) met trapgevels en stoepbanken. Deze in 1925 ingekorte woningen zijn sinds de restauratie in 1974-'75 (J.H. Smidt en H. van Rossum) weer particulier bewoond. In 1906 werden acht vergelijkbare huisjes gesloopt ter linkerzijde van het hardstenen poortje bij nr. 63. Dit poortje kreeg zijn classicistische vorm in 1767, maar bevat een oudere reliëfvoorstelling van ziekenvervoer en weeklagende familieleden (1612). Het houten boogveld toont de wapens van stad en gasthuis.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werd het gasthuis herbouwd als St.-Elisabethziekenhuis. Ter plaatse van oude provenierswoningen aan het Gasthuisvest verrees het U-vormige neoclassicistische hoofdgebouw (Gasthuisvest 47; 1871-'73, J.E. van den Arend), waarvan het hogere middenrisaliet wordt bekroond door een achtzijdig klokkentorentje. Het huidige portiek dateert van de verbouwing tot cultureel centrum (1980). Het ziekenhuis werd in fasen uitgebreid met een polikliniek (Groot
| |
| |
Heiligland 47), die in twee fasen is uitgevoerd in neorenaissance-vormen met diverse trapgevels (1906 en 1925). Dit bouwdeel huisvest nu het Historisch Museum Zuid-Kennemerland en het ABC Architectuurcentrum Haarlem. Het ziekenhuis is in 1971 verhuisd naar een nieuwe locatie aan de Boerhavelaan (Kennemer Gasthuis).
Naast de voorm. polikliniek staat het voorm. Ned. Isr. Jolesziekenhuis (Groot Heiligland 27; 1930-'31, J. Gratama en W.J. Peereboom) [23], ontworpen in late Nieuw Historiserende vormen en met een spitse koperen dakruiter. Dit in 1942 bij het Elisabethziekenhuis getrokken pand bevat nu appartementen.
Van het voorm. O.L. Vrouwe- of Barbaragasthuis, gesticht in 1435 door Hugo van Assendelft en afgebroken in 1845, resteert het maniëristische toegangspoortje (Jansstraat 54) [24] uit 1624. Het is voorzien van een wapencartouche en een reliëfvoorstelling van de ziekenzaal met een tijdvers.
Het voorm. Oudemannenhuis (Groot Heiligland 62) [25], nu Frans Halsmuseum, werd in 1607-'11 gebouwd onder leiding van timmerman Claes Dircx, mogelijk naar plannen van regent Pieter Jacobsz van Campen. Het complex onderging verbouwingen in 1754-'55 en in 1810, toen hier het Geref.
Haarlem, St.-Elisabethgasthuis, provenierswoningen Groot Heiligland 63-85
of Burgerweeshuis werd ingericht. Een ingrijpende restauratie en vernieuwing vond plaats in 1911-'13 (L.C. Dumont) voor de inrichting als Stedelijk Museum-Frans Halsmuseum. De cameren aan de binnenplaats heeft men rond 1810 vervangen door nieuwe vleugels, die op hun beurt rond 1912 zijn herbouwd in neorenaissance-vormen. In 1980-'81 is het museum aan de noordzijde uitgebreid (L.C. Röling).
De nog uit 1608 daterende westvleugel (1608) heeft in het midden een trapgevel met fronton en zandstenen klauwstukken en twee ovale medaillons met de wapens van Holland en Haarlem. De in Lodewijk XV-vormen uitgevoerde deuromlijsting dateert uit 1755 (deur 1763). De open dakkoepel (circa 1770) heeft een windijzer met een voorstelling van weeskinderen (1810). Eveneens uit circa 1608 is de toegangspoort aan het Klein Heiligland, die is voorzien van een zware houten deur met een met ijzeren traliewerk beschermd spiegat. De geveltop met wapensteen geflankeerd door beelden die de Schilderkunst en de Ambachtskunst symboliseren, is uit 1912; bovenop staat een kopie van het een 17de-eeuws oudemannenbeeld. De binnenplaatszijde heeft dorische pilasters met maskerkoppen en wordt bekroond door twee bustes. Als toegang van de noordvleugel (1912) dient het in 1913 geplaatste maniëristische poortje (circa 1630) van de voorm. Latijnse School aan de Jacobijnestraat. In het midden van de binnentuin (1913, L.A. Springer) staat een zonnewijzer op piëdestal (1759). De hardstenen pomp is in 1913 tegen de zuidvleugel geplaatst. Het interieur bevat een gerestaureerde 17de-eeuwse eetzaal, een regenten- en een regentessenkamer in Lodewijk XV-stijl (1754-'55) en de in 1913 ingerichte ‘goudleerzaal’ met interieuronderdelen uit de zogeheten Sneevoogdkamer van het stadhuis. Verder staat in het museum de van het Pesthuis (gesloopt 1906) overgebrachte Tuchthuispoort opgesteld (1565, gewijzigd 1679).
Het voorm. Armekinderenhuis (Kinderhuisvest 19) [26] werd in 1656 ingericht in het Magdalenaklooster (gesticht 1474). Wat resteert is de in 1660-'61 toegevoegde vleugel langs de Magdalenastraat. Aan de binnenplaatszijde zit een cartouche met putti en festoen (1660) en in de kopse gevel een cartouche (1727) die de verbouwing tot korenzolders memoreert. Na 1810 was hier een diaconiehuis gevestigd en van 1856 tot circa 1900 het garnizoenshospitaal. Het uit 1884 daterende poortje naar de binnenplaats bevat een 17de-eeuws stadswapen.
Het voorm. Diaconiehuis (Koudenhorn 2) [27], een groot rechthoekig gebouw met vier vleugels om een binnenplaats,
Haarlem, Oudemannenhuis (Frans Halsmuseum), binnenplaats
| |
| |
verrees in 1768-'71 naar een sober ontwerp van de Amsterdamse timmerbaas Jan Smit. De geblokte deuromlijstingen vertonen Lodewijk XV-details (overgang naar Lodewijk XVI). De ingangsrisalieten aan de Koudenhorn- en de grachtzijde zijn voorzien van frontons. Van 1810 tot 1960 diende het gebouw als kazerne en sinds de verbouwing in 1967-'69 is het een politiebureau (gemoderniseerd 1997).
Weeshuizen. Hetvoorm. Luth. weeshuis (Zuiderstraat 18) is een 18de-eeuws gebouw met sobere lijstgevel. Het voorm. Doopsgez. weeshuis (Klein Heiligland 58) heeft een 19de-eeuwse lijstgevel met gevelsteen voor een in de kern ouder dwars pand. Ernaast ligt het in 1669 voor het eerst vermelde Block's hofje (Klein Heiligland 60), dat lang onder toezicht viel van de Doopsgezinde
Haarlem, Stadhuiscomplex
A | Gravenzaal |
B | Kleine Vierschaar |
C | Grote Vierschaar |
D | Zijlstraatvleugel |
E | Schepenhuis |
F | Kalverpoortje |
G | Weeskamer |
H | Hulpsecretarie |
I | Kantoor gemeenteontvanger |
K | Secretarievleugel |
L | Pandpoort |
M | Pandhof |
N | Refter |
O | Binnenpandpoort |
P | Kapittelzaal |
Q | Sacristie |
R | Prinsenhof |
S | Kasteleinshuis |
Gemeente van de Blok. De 17de/18de-eeuwse huisjes zijn rond 1970 gerestaureerd. Het nieuwe Doopsgez. weeshuis (Kleine Houtweg 18) [28], een fors neoclassicistisch gebouw met zijvleugels en vierkant klokkentorentje, kwam in 1872-'74 tot stand naar ontwerp van A. van der Linden. Het is in 1966 vergroot en in 1983 gerestaureerd bij de ingebruikname als Rijksarchief in Noord-Holland. Het voorm. Geref. weeshuis (Coen Cuserhof 25-47; 1908, J.A.G. van der Steur) [29] is een W-vormig complex in late neorenaissance-stijl, voorzien van trapgevels en met ingesnoerde spitsen gedekte paviljoens en hoektoren. De aparte delen voor jongens en meisjes worden gescheiden door het middengedeelte met entree en zuilengangen.
Ziekenhuizen. Het voorm. ziekenhuis ZOAR (Parklaan 8-8a) werd in 1882 gebouwd met chaletstijl-elementen. Deze in opdracht van freule Teding van Berkhout ingerichte instelling voor vrouwelijke epileptici is later verhuisd naar het diaconessenziekenhuis. Bij het moderne R.K. ziekenhuis St. Joannes de Deo (Velserstraat 19), nu onderdeel van het Kennemer Gasthuis, staat aan de Maarten van Heemskerckstraat nog het oude neogotische hoofdgebouw [30] uit 1899 met een beeld van de patroonheilige. Aan de Kamperlaan staat het oude hoofdgebouw van de R.K. Mariastichting [31] als onderdeel van het moderne Spaarne Ziekenhuis (ingang Van Heijthuizenweg 1). Dit rond 1900 op de buitenplaats Bellevue gebouwde U-vormige neogotische gebouw heeft boven de ingang een Mariabeeld.
Het Doopsgez. bejaardentehuis ‘Spaar en Hout’ (Kleine Houtweg 139) is aangelegd op de 17de-eeuwse buitenplaats Spaarnhout. Het hoofdgebouw met vlindervormige plattegrond werd in 1929-'30 gebouwd naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van K. Jonkheid (gerenoveerd 1985). Aan de straat bevindt zich een toegangspartij met dienstwoning, poort en achtzijdige koepel (circa 1930). De huidige parkaanleg is van L.A. Springer (1927). Aan het Spaarne staat de van
| |
| |
Haarlem, Stadhuis (1994)
aastgelegen buitenplaats Oosterhout uden houten theekoepel met afgeschuinde hoeken, ingangsomlijsting en een stucplafond met Lodewijk XV-details.
Het stadhuis (Grote Markt 2) [32] verrees op een gedeelte van het grafelijk hof (eerste vermelding 1214), dat na circa 1250 steeds minder door de graaf werd gebruikt en waarvan de bebouwing bij de stadsbranden van 1347 en 1351 werd verwoest. Achter en deels onder het huidige gebouw zijn resten gevonden van twee houten en een stenen bouwwerk (10de-13de eeuw). Het stadhuiscomplex bestaat uit een groot aantal bouwdelen uit verschillende perioden.
Het oudste deel van het stadhuis is de zogeheten Gravenzaal (A), een rond 1370 opgetrokken breed bouwblok met kantelen en een overwelfde onderbouw. De arkeltorens op de hoeken zijn in de loop van de tijd verdwenen. De kapconstructie met gestapelde jukken boven de Gravenzaal dateert uit circa 1369 (d) en was oorspronkelijk in het zicht. De bij herstelwerk aangebrachte daksporen (circa 1564 (d)) hebben telmerken met Arabische cijfers. De zoldervloer met korbeelstellen is mogelijk midden-15de-eeuws. Uit 1630 dateren de classicistische zandstenen ingangs- en vensteromlijstingen en het overdekte balkon van de voorgevel (mogelijk naar plannen Salomon de Bray). Het huidige bordes dateert uit 1892 en wordt geflankeerd door maniëristisch gedetailleerde souterraindeuren (circa 1597). De westvensters van de Gravenzaal zijn waarschijnlijk in 1865 aangebracht. De Gravenzaal (en aanbouwen) heeft men gerestaureerd in 1984-'86.
Tegen de Gravenzaal kwamen rond 1385 twee aanbouwen met open zuilenhal tot stand: de Kleine en de Grote Vierschaar (B en C). De eerste heeft de gotische vormen behouden ondanks de wijziging van de trapgevel in 1633. De laatstgenoemde werd rond 1465 naar voren en naar links uitgebreid en kreeg in 1633, mogelijk naar ontwerp van Salomon de Bray, de huidige gevel (gerestaureerd 1886) met van onder naar boven toscaanse, dorische, ionische en corinthische pilasters. De gevel is verder voorzien van het stadswapen en een Justitiabeeld (Jan Louwerissen van Somer(en)). Aan de rechterzijde van de Gravenzaal staat een slanke achtzijdige traptoren met lantaarn en opengewerkte ui-vormige spits. Een hier in 1465-'68, ter vervanging van een 14de-eeuwse voorganger, gebouwde toren werd in 1772 gesloopt. De huidige toren is een reconstructie (1913-'15).
De in plastische maniëristische vormen opgetrokken Zijlstraatvleugel (D) verrees in 1620-'22 naar ontwerp van Lieven de Key en werd in 1630 in dezelfde stijl doorgetrokken tot aan de Markt door verbouwing van het Schepenhuis (E) op de hoek met de Grote Markt. Van dat in 1454-'58 opgetrokken Schepenhuis zijn delen van de linker bouwmuur, de achtergevel en de kap (hergebruikte onderdelen) behouden. Kenmerkend bij de Zijlstraatvleugel zijn de grote schoorstenen op het steile schilddak, de van koppen voorziene gootklossen en de detaillering van de vensters en het ingangspoortje. In de kelders was een cachot ingericht. Aan de westzijde staat het laat-gotische natuurstenen Kalverpoortje (F) (bij Zijlstraat 100), dat toegang geeft tot de achter het stadhuis gelegen Prinsenhof. Aan de binnenplaats achter het stadhuis bevinden zich verder nog de voorm. Weeskamer (G) (1764), een aanbouw voor de hulpsecretarie (H) (1885) en het kantoor voor de gemeenteontvanger annex een bewaarderswoning (I) (1891). De twee laatstgenoemde bouwdelen worden verbonden door een zuilengang (1955). Bij de hoek van Koningstraat en Jacobijnenstraat verrees in 1937-'40 een L-vormige secretarievleugel (K) in traditionalistische vormen naar ontwerp van A.J. van der Steur en met bouwsculptuur van Th. van Reijn en M. Andriessen.
Op een door graaf Floris V geschonken stuk grond van het grafelijk hof werd tussen 1287 en 1296 een dominicanerklooster gebouwd. Na de stadsbranden van 1347 en 1351 werd het klooster tussen 1351 en 1380 herbouwd en een volgende fase van vernieuwing en uitbreiding vond plaats tussen 1466 en 1486. Na de Reformatie heeft men het kloostercomplex bij het stadhuis getrokken. De (tweebeukige) kloosterkerk werd afgebroken in 1579 met behoud van delen van de zuidgevel. Tussen 1581 en 1595 volgden diverse verbouwingen. Ook in later tijd zijn delen van het complex ingrijpend verbouwd en gerestaureerd.
Links van de Gravenzaal staat de Pandpoort (L), een laat-gotische spitsboogpoort, die rond 1486 werd verbouwd en overbouwd (kroonlijst 1765). In de gotische beeldnissen staan beelden van de graven Willem II en Floris V (1957, M. Andriessen). De Pandpoort leidt via de binnenplaats bij de 20ste-eeuwse secretarievleugel naar een pandhof (M) met overwelfde kloostergangen. Bij de uit- | |
| |
breidingsfase tussen 1466 en 1486 werd de zuidelijke kloostergang uitgebreid tot een zuidvleugel met refter (N) door overkluizing van de langs het klooster lopende Beek. Bij de pandhofrestauratie in 1979-'80 heeft de refter zijn oude vorm herkregen met kruisgewelven op middenzuilen (waarvan één met het jaartal 1486). Tijdens de 15de-eeuwse verbouwingsfase werd ook de oostelijke kloostergang verbreed en ontstonden de Binnenpandpoort (O) en de huidige kapittelzaal (P). Deze zaal heeft een overwelving op twee middenzuilen (gerestaureerd 1939-'40). De sacristie (Q) van de afgebroken kloosterkerk stamt uit 1380-'85, werd mogelijk kort voor 1430 vergroot (spitsboogvensters in Binnenpandpoort) en tussen 1466 en 1486 vernieuwd en voorzien van kruisgewelven; toen werd ook een nevenruimte afgescheiden. Erboven bevindt zich de rond 1430 of tussen 1466 en 1486 opgetrokken librije met kruisgraatgewelven en een laat-middeleeuws eikenhouten kruisvenster. De voorm. sacristie en librije zijn in 1962-'64 gerestaureerd (C.W. Royaards). De oorspronkelijke spitsboogvensters van de kloostergangen zijn waarschijnlijk rond 1590 weggebroken. De oostelijke en zuidelijke kloostergang hadden vanouds al een verdieping, die aan de noord- en westzijde kregen in 1861 hun verdieping bij de inrichting van een Museum voor Schilderijen en Oudheden (voorloper Frans Halsmuseum).
De westvleugel of Prinsenhof (R) (Prinsenhof 7) ontleent zijn naam aan de verbouwing rond 1590 tot logement voor de stadhouder en andere belangrijke gasten. Van deze in 1999-2000 gerestaureerde vleugel behoort het noordelijke deel (met huidige raadzaal) tot de 14de-eeuwse herbouw, met een kap uit circa 1381 (d) en een kleine overwelfde kelder met middenzuil. Het zuidelijke deel (met zogeheten Prinsenkamer) kwam tot stand bij de uitbreiding van deze vleugel over de (overkluisde) Beek en heeft een kap uit circa 1466 (d) en een grotere kelder met kruisgraatgewelven op twee middenzuilen. De zuidgevel vertoont op de verdieping een groot spitsvenster en de westgevel heeft midden 18de eeuw het huidige uiterlijk gekregen. Aan de Jacobijnestraat staat tegen de Prinsenhofvleugel het zogeheten Kasteleinshuis (S) (circa 1590).
Interieur. Verspreid door het complex hangen negentien ‘gravenstukken’ (circa 1490), paneelschilderingen met voorstellingen van diverse Hollandse graven, een heraut en de Dood. In de Gravenzaal zijn in 1870 vier glas-in-loodramen uit de Herv. kerk van Bloemendaal aangebracht (1635-'36, Pieter Holsteyn; gerestaureerd 1870, F. Nicolas). De Grote Vierschaar herbergt op de verdieping de Justitiekamer, nu Secretariskamer, die is uitgevoerd met een houten tongewelf en betimmering (1756, vernieuwd 1938) en een schoorsteenstuk met justitievoorstelling (1671, Adriaen Backer). De Zijlstraatvleugel bevat eveneens diverse fraai ingerichte vertrekken. De Vroedschapskamer, nu oude raadzaal, heeft twee gesneden eikenhouten schoorsteenmantels op marmeren ionische zuilen (circa 1620). Verder hangen hier het wandtapijt ‘De val van Damiate’, ontworpen door Cornelis van Wieringen en vervaardigd door Joseph Thybouts (1629), en het tapijt ‘De Wapenvermeerdering’ van Pieter de Grebber en Joseph Thybouts (1630). De Schepenkamer, nu kamer van de loco-burgemeester, heeft een met symbolische- en bloemmotieven beschilderd plafond (circa 1630) en een schouw (circa 1630) met schilderstuk (1676, Jan de Bray) en aan de zijkanten wapens van stadsbestuurders (1668). De lambrisering is uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl (1756, David de Haen). Interessant is verder het schoorsteenstuk
Haarlem, Hoofdwacht
‘Het Goede Bestuur’ (1671, Th. Ferreris) in de Burgemeesterskamer.
De herinrichting van de westelijke kloostervleugel tot Prinsenhof begon rond 1590 onder leiding van Willem den Abt en werd voltooid door Lieven de Key. Van zijn hand is in het zuidelijke deel van deze vleugel het rijke maniëristische trapportaal met dorische zuilen en decoratief fries (1595). De Prinsenhofvleugel heeft diverse kleinere verbouwingen ondergaan, bijvoorbeeld bij de inrichting van de grote zaal als Statenzaal (1815) en later als raadzaal (sinds 1903, verbouwd 1985-'86) en verbouwing van de verdieping ten behoeve van de Tekenschool (circa 1884). In de Raadzaal zijn schoorsteenstukken van Jan de Bray te vinden (1681 en 1683) en de antichambre heeft een plafond in Lodewijk XV-stijl, afkomstig uit het pand Grote Houtstraat 120 (overgebracht 1960).
De Hoofdwacht (Grote Markt 17) [33] werd waarschijnlijk gebouwd als eerste stadhuis van Haarlem en na de bouw van het huidige stadhuis (circa 1370) verbouwd tot woonhuis. Vervolgens diende het vanaf 1755 als Hoofdwacht van de schutterij en later als hoofdkantoor van politie. Sinds 1919 is hier de Vereniging Haerlem gevestigd (gerestaureerd 1994-'95). Het meermalen verbouwde pand heeft in de zijgevel (Smedestraat) restanten 13de-eeuwse metselwerk behouden en bezit een deels nog 14de-eeuwse kapconstructie. Na de middeleeuwen werd het pand ingekort, het souterrain dateert
Haarlem, Spaarnwouderpoort
| |
| |
van kort na 1600. De rijke classicistische lijstgevel met houten balustrade en balkon dateert uit 1641 (jaartal op gebeeldhouwde klok).
De Spaarnwouderpoort (Spaarnwouderstraat ong.) [34] stamt uit het tweede kwart van de 15de eeuw en werd na het graven van de trekvaart op Amsterdam (1631) ook wel Amsterdamsepoort genoemd. De gotische hoofdpoort heeft een overwelfde doorgang met zware houten deuren en een smallere bovenbouw met weergangen en achtzijdige hoektorentjes. De gevel aan de stadszijde werd rond 1613 gewijzigd. In de poort hangen een klok van Gobel Moer (1486) en een van Alardus Meurs (1637). Muren met rondboognissen vormen de verbinding met de laat-15de-eeuwse voorpoort, waarvan de twee ronde torentjes zijn uitgevoerd met spekbanden. Net onder de overgang naar de achtzijdige bovenbouw van de torens zit decoratief metselwerk in de vorm van de Bourgondische vuurslag en de wapenschilden van Oostenrijk en Haarlem (circa 1490). Bij deze in 1985-'86 gerestaureerde poort is een stuk stadsmuur met steunmuren tot net boven het maaiveld herbouwd.
De voorm. Bank van Lening (Kleine Houtstraat 70-72) [35] is een U-vormig gebouw, dat in fasen is ontstaan ter plaatse van het middeleeuwse Lazaristenklooster (gesticht circa 1390). Rond 1525 liet burgemeester Gerrit Steffensz van Wissen hier het rechter bouwdeel met trapgevel optrekken als woning. Omstreeks 1560 werd daaraan linksachter een haakse vleugel toegevoegd. De dwarse straatvleugel met natuurstenen banden kwam rond 1620 tot stand, waarbij men de oude tuinmuur als de onderbouw heeft gebruikt en het laat-gotische natuurstenen tuinpoortje heeft herplaatst als ingang. De haakse vleugel langs de Gortestraat verrees rond 1660. Binnen bevinden zich een 16de-eeuwse spiltrap en deels houten, deels stenen balkconsoles (circa 1525). Het in 1972-'76 gerestaureerde complex was van 1622 tot 1958 in gebruik als Bank van Lening. Nu zijn hier een restaurant en een boekhandel gehuisvest.
De voorm. St.-Adriaans- of Kloveniersdoelen (Gasthuisstraat 32) [36] kwam in 1561-'63 tot stand naar
Haarlem, Nieuwe of St.-Jorisdoelen, doelengebouw
plannen van steenhouwer Frederik Hendriksz als een L-vormig gebouw met trapgevels en een grotendeels gesloten straatgevel. In 1610-'12 werd de oude poort naar het doelenveld overbouwd en voorzien van een door Lieven de Key ontworpen maniëristische gevel. De ingangspartij in de brede gevel aan de binnenplaats heeft men begin 17de eeuw gewijzigd (topgevel) en rond 1740. Boven de ingang herinnert een (19de-eeuwse) tekst aan het beleg van 1572 en de Spaanse bezetting. Boven de poortdoorgang en de andere ingangen zijn gekruiste geweren als decoratie afgebeeld. Het na 1974 gerestaureerde complex bevat 17de- en 18de-eeuwse interieuronderdelen.
Aan de binnenplaats staat een wellicht nog 17de-eeuwse vleugel. Het houten gedeelte was de geweermakerij en smederij, het stenen gedeelte bevat de in 1772 verbouwde Kenauzaal. Verder is er een nieuwbouwgedeelte (1972-'74, G.H.M. Holt en B. Bijvoet) voor de tegenwoordig in het complex gevestigde stadsbibliotheek.
De voorm. Nieuwe of St.-Jorisdoelen (Grote Houtstraat 142) [37] werd in 1577 ingericht op de plaats van het afgebroken St.-Michaëlklooster, ter vervanging van de bij de stadsbrand van 1576 verwoeste oude doelen (ter hoogte Wilsonplein). In 1591-'92 kwam onder leiding van stadsmetselaar Willem Dircksz den Abt en stadstimmerman Pieter
Haarlem, Waag (1959)
Pietersz een vernieuwing tot stand. Aan het rijk uitgevoerde maniëristische hoekpand, met natuurstenen spekbanden en een geveltop met obelisken en bekronend driehoekig fronton, is ook gewerkt door Lieven de Key (geveltop). De aansluitende en later verhoogde oostvleugel met schutterszaal bevat de maniëristische hardstenen Aspoort (1592), een vroeg ontwerp van De Key. Aan de binnenplaatszijde bevindt zich een korfboogpoortje met de afbeelding van een kruisboog op de sluitsteen. Het doelencomplex raakte in 1681 buiten gebruik en werd vervolgens verbouwd tot stadsherberg (Heerenlogement) en in 1707 tot Proveniershuis. Vanaf 1810 tot 1866 diende het complex als Oudemannenhuis. De binnenhof met hardstenen pomp wordt omringd door een binnenen een buitenring van woningen. De binnenring (Grote Houtstraat 144a-y/aa-dd) bestaat uit eenlaagse (noordzijde) en tweelaagse woningen (na 1707 toegevoegd). De buitenring wordt gevormd door de 17de-eeuwse tweelaagse woningen Doelstraat 30-52, Lange Annastraat 39, Nieuwe Kerksplein 11-17 (met dichtgemetselde poort) en Kerkstraat 1-9. Het hoofdgebouw is gerestaureerd rond 1992, de achterliggende woningen in 1967-'82.
De voorm. waag (Damstraat 29) [38] werd in 1597-'99, waarschijnlijk onder leiding van Lieven de Key, gebouwd op basis van een ontwerp van de schilders Cornelis Cornelisz en Willem Thybaut.
| |
| |
De door Coenraad van Norenburg geleverde gevels van Naamse steen met rondboogvensters en kruisvensters (verdieping) vertonen sobere maniëristische vormen. Bij de mezzanino flankeren gekoppelde rondboogvensters de wapens van Holland en Haarlem. Het gebouw heeft tot 1915 als waag gediend, de verdiepingen waren lange tijd in gebruik als gildenkamers. Bij de restauratie in 1988 is de rond 1820 verwijderde balustrade gereconstrueerd.
De voorm. vleeshal (Grote Markt 18) [39] is een hoog oprijzend pand met trapgevels in rijke maniëristische vormen, gebouwd in 1602-'04 naar plannen van stadsbouwmeester Lieven de Key ter vervanging van een vervallen laat-14de-eeuwse vleeshal op de hoek van Warmoesstraat en Spekstraat. De gevels zijn versierd met zandstenen ossen- en schapenkoppen, obelisken (op trappen), rolwerk, cartouches en het stadswapen (geveltop). De grote ingangspoorten bij de kopgevels worden geflankeerd door lagere (kelder)poortjes. De van lage aanbouwen (pothuizen) voorziene zijgevel heeft drie rijk uitgevoerde Vlaamse gevels. Opmerkelijk is het met lood beklede dak. De tweebeukige vleeshal heeft vlakke stenen kruisgewelven, die rusten op ronde middenzuilen voorzien van kapitelen met wortelmotief en op langgerekte muurconsoles. Aan de achterzijde staat terzijde een vanaf de straat toegankelijk trappenhuis met poort. Na tot 1840 als vleeshal te hebben gediend, volgden diverse andere functies (garnizoensmagazijn, archief, bibliotheekdepot). Het in 1937-'40 gerestaureerde en in 1989-'90 geconsolideerde gebouw doet sinds 1951 dienst als tentoonstellingsruimte; de overwelfde kelder huisvest het Archeologisch Museum (vanaf 1991).
Aan de voorzijde is het in 1905 naar plannen van L.C. Dumont in vroeg-17de-eeuwse vormen herbouwde buurpand Grote Markt 16 in 1991 aan de vleeshal toegevoegd en verbouwd (1992) ten behoeve van het museum ‘De Hallen’.
Het voorm. gildenhuis van de goudsmeden (Donkere Begijnhof 8) [40] is een vroeg-17de-eeuws onderkelderd diep hoekpand dat van 1614 tot begin 19de eeuw diende als gildenkamer van de goud- en zilversmeden. De tuitgevel
Haarlem, Vleeshal
aan het Goudsmidspleintje bevat een gevelsteen met bokaal. Bij de restauratie in 1973 (J.H. Smidt) is het pothuis uit 1741 hersteld.
De voorm. vishal (Grote Markt 20) [41] werd in 1767-'69 tegen het schip van de Bavo gebouwd ter vervanging van een voorganger uit 1603. De twee tegenover elkaar geplaatste galerijen met kroonlijsten op ronde zandstenen zuilen en het toegangshek in Lodewijk XV-vormen zijn mogelijk ontworpen door stadstimmerman Gerrit Vervooren. De smalle binnenplaats werd in 1899 overkapt. Sinds 1956 dient het gebouw als tentoonstellingsruimte (gerestaureerd 1987).
Het Teylers Museum [42] is een gebouwencomplex tussen Damstraat en Spaarne, waarvan het oudste gedeelte wordt gevormd door het zogeheten Fundatiehuis van de Teylers Stichting (Damstraat 21). Dit in 1740 door lakenkoopman en zijdefabrikant Pieter Teyler van der Hulst gekochte huis met hoge zandstenen lijstgevel (1715) herbergde diens kunst- en rarioracollectie. Na zijn dood in 1778 bleef het dienen als vergaderplaats voor twee colleges ter bevordering van de godgeleerdheid en de kunsten en wetenschappen. Het rond 1780 naar plannen van Leendert Viervant in Lodewijk XVI-stijl gemoderniseerde interieur bevat stucdecoraties van Jacob Otten Husly. Viervant ontwierp ook de houten ingangsomlijsting met ionische pilasters en zijlichten. In 1786 heeft men het rechter buurpand bij het Fundatiehuis getrokken.
Voor de collectie kwam in 1780-'84 naar plannen van Leendert Viervant achter het Fundatiehuis de Ovale Zaal tot stand. Deze langwerpige zaal met afgeronde uiteinden heeft een betimmering voorzien van ionische pilasters en glazen wandkasten (onderzone), een middenzone met galerij en boekenkasten (stucwerk geschilderd als hout) en een gestucte bovenzone met vensters, stuctrofeeën
Haarlem, Teylers Museum, interieur Ovale Zaal (1980)
| |
| |
en een gebogen kap. Het houtsnijwerk is van Jan Voortman, het stucwerk door Jacob Otten Husly. In het midden staat een langgerekte vitrinekast (1785, gewijzigd 1802). Deze zaal werd Nederlands eerste openbaar toegankelijke museum. Op het dak bevindt zich een klein vierkant observatorium. Het bij de zaal behorende wit gepleisterde trappenhuis bevat een marmeren monument voor Pieter Teyler van der Hulst (1795), ontworpen door Wybrand Hendriks en uitgevoerd door Jan Swart en Cornelis Asselberghs, en een marmeren gedenkplaat voor de eerste directeuren van de Stichting (1790).
Na enkele kleinere museumuitbreidingen volgde in 1878-'84 onder leiding van A. van der Steur een grote uitbreiding, het Nieuwe Museum, met drie museumzalen, twee gehoorzalen, een bibliotheekuitbreiding en een nieuwe ingangspartij (Spaarne 16). De voorgevel aan het Spaarne werd in internationale eclectische stijl ontworpen door de Weense architect C. Ulrich. Boven het fronton prijkt een bronzen beeldengroep voorstellende Faam, Wetenschap en Kunst (1886, B. van Hove). Het entreegebouw bevat onder meer een met stucdecoraties en standbeelden versierde ronde hal, uitgevoerd in gipsmarmer met omgangsbordes en lichtkoepel. In 1996 is een moderne uitbreiding voltooid richting Bakenessergracht, naar een ontwerp van H.J. Henket (1990) dat de prijsvraag hiervoor won.
Het voorm. rechthuis van Schoten (Vergierdeweg 52) is een in hoofdlijn 19de-eeuws, wit gepleisterd eenlaagspand met 18de-eeuwse klokkenstoel. Het heeft tot 1907 als rechthuis gediend.
Het voorm. provinciehuis (Jansstraat 46) [43] bestaat uit enkele samengetrokken panden achter een brede gepleisterde lijstgevel. In twee panden aan de zuidzijde werd in 1808 de bestuurszetel van het departement Amstelland gevestigd, later de provincie Noord-Holland. Na bijtrekking van een derde pand kreeg het geheel in 1820 een brede nieuwe voorgevel. In 1828 volgde een verdere uitbreiding richting Ceciliasteeg. De achterbouw aan die steeg verrees rond 1885 ten behoeve van het Rijksarchief in Noord-Holland. Na de verhuizing van het provinciaal bestuur naar Paviljoen Weltevreden (1930) heeft het complex gediend als kantongerecht en rijksarchief (tot 1983); tegenwoordig maakt het deel uit van het justitiecomplex aan de Jansstraat.
De voorm. korenbeurs (Spaarne 36) [44] dateert in de kern uit 1836 en kreeg bij de verbouwing tot koffiehuis in 1864 de huidige neoclassicistische lijstgevel met boogvensters. Daarna volgden nog een verbouwing in 1881 (J. Leijh) en een restauratie in 1986.
Het concertgebouw ‘Vereniging’ (Klokhuisplein 2) [45] kwam in 1872-'73 tot stand naar een neorenaissance-ontwerp van J.A.G. van der Steur. Rond 2004 is het gerestaureerd en uitgebreid naar plannen van Architekten Cie (projectarchitect F.J. van Dongen), waarbij de foyers zijn uitgebreid en een Kleine Zaal is toegevoegd. De overige zalen zijn gerenoveerd.
De voorm. Ripperdakazerne (Schoterweg 71) kwam in 1882-'84 tot stand als cavaleriekazerne en kreeg de huidige naam in 1934, nadat hier in 1922 het korps motordienst was ondergebracht. De kazerne is gebruikt tot 1992 en zal worden verbouwd tot verpleegtehuis en woningen (gereed 2006). Meer naar achteren aan het voorm. exercitieterrein staat het langgerekte hoofdgebouw met drielaags middenbouw en een torenvormig uitgewerkte ingangstravee. Het ontwerp in neorenaissance-stijl met neobarokke elementen is van I.J.H. Gijsberti Hodenpijl. Van het complex (tot circa 1910) resteren verder het fouragegebouw, de manege met stallen en een hoefsmederij. Aan de rand van het terrein staan de voor gehuwde onderofficieren gebouwde dienstwoningen Saenredamstraat 53-95 (circa 1885).
Het Paleis van Justitie (Jansstraat 81) [46] werd in 1889-'90 gebouwd naar een neorenaissance-ontwerp van W.C. Metzelaar en is voorzien van zijrisalieten en een ingangspartij met bordestrap en balkon. Het rond 1985 achter de gevel geheel vernieuwde gebouw is sindsdien de kern van het door verschillende panden gevormde justitiecomplex aan de Jansstraat.
Het voorm. politiebureau (Smedestraat 9) [47], een neorenaissance-gebouw met torenachtig bouwdeel, kwam in 1898 tot stand naar een op het werk van Lieven de Key geïnspireerd ontwerp van J. Leijh. Eind 20ste eeuw is het pand verbouwd tot wooneenheden.
De koepelgevangenis (Harmenjansweg 4) [48] werd naar ontwerp van W.C. Metzelaar gebouwd in 1899-1901 en is gerenoveerd en uitgebreid in 1986-'88 (J.W. Du Pon). De vierlaagse strafgevangenis dient inmiddels als Huis van Bewaring. De grote koepel (diameter 53 meter) is opgebouwd met vakwerkboogspanten. Aan de westzijde staat het met het rijkswapen versierde administratiegebouw met hoofdingang, geflankeerd door de vroegere directeurswoningen. Het vrijstaande vleugelgebouw aan de oostzijde was eerst het Huis van Bewaring, nu een Jeugdhuis van Bewaring (Oostvest 2e). Aan de noordzijde staan de voorm. bewaarderswoningen Harmenjansweg 8-26 (circa 1900).
Het voorm. raadhuis van Schoten (Rijksstraatweg 22-24) is een neorenaissance-gebouw met toren, gebouwd in 1907 ter vervanging van het rechthuis aan de Vergierdeweg. Na de annexatie van Schoten in 1927 diende het nog enige tijd als politiebureau.
De stadsschouwburg (Wilsonplein 23) [49], gebouwd in 1915-'18 naar ontwerp van J.A.G. van der Steur, is uitgevoerd in rijke ‘Um 1800’-vormen met art déco-details. De met stadswapens bekroonde ingangspartij wordt geflankeerd door torenachtige bouwdelen voorzien van ronde lantaarns met koepels. De decoratieve onderdelen zijn uitgevoerd in verglaasd gres (firma Thooft & Labouchère). Binnen bevindt zich een hoefijzervormige schouwburgzaal met balkons.
Haarlem, Stadsschouwburg
| |
| |
Haarlem, Postkantoor Zijlstraat 70-74
Postkantoren. Het voorm. postkantoor Zijlstraat 70-74 [50] werd gebouwd in 1893-'94 naar ontwerp van C.H. Peters in de voor hem kenmerkende, op de gotiek geënte vormen met hoge korfboog-vensternissen en een boogfries met terracotta maskerconsoles. De topgevels aan voor en zijkant worden geleed door colonnetten en banden. Het sinds 1922 als bank dienende gebouw is in 1982-'84 achter de gevels geheel vernieuwd. Het huidige hoofdpostkantoor Gedempte Oude Gracht 2 [51] kwam in 1920-'22 tot stand naar een expressionistisch ontwerp van J. Crouwel en heeft opvallende geveltoppen. Boven de zij-ingang aan de Raaks zit een grote bouwsculptuur met rijkswapen (H.A. van den Eijnde). De geplande toren aan de noordzijde is niet verwezenlijkt. Het inwendige is sterk gewijzigd (1970 en 1986-'87).
Scholen voor hoger onderwijs. Een in 1863 naar ontwerp van J.E. van den Arend gebouwde opleidingsschool voor jongens werd in 1879 ingericht als Stedelijk Gymnasium (Prinsenhof 3) [52]. Dit eclectische schoolgebouw werd in 1923-'24 naar plannen van J.W.E. Buys in zakelijk-expressionistische vormen uitgebreid tot een L-vormig complex (deels verhoogd in 1928). Het oude gebouw kreeg in 1924 een nieuwe aula. Van den Arend
Haarlem, Gemeenteschool voor Jongens
ontwierp ook de ertegenover gelegen voorm. Hogere Burger School (Jacobijnestraat 24) [53]. Dit eclectische schoolgebouw uit 1864 doet sinds 1991 dienst als dependance van het gymnasium. Stadsarchitect J. Leijh leverde het sterk neoclassicistisch geïnspireerde eclectische ontwerp van de voorm. Gemeenteschool voor Meisjes (Prins Hendrikstraat 1; 1881) [54]. Dit blokvormige gebouw heeft een geprononceerd middenrisaliet en een ingangsportaal met fronton en dorische halfzuilen. Vlakbij staat de door Leijh ontworpen voorm. Gemeenteschool voor Jongens (Wilhelminastraat 43a; 1882) [55], eveneens in neoclassicistische vormen met eclectische details. Het natuurstenen middenrisaliet wordt gedekt door een fronton met daarin het oude timpaan van de Kennemerpoort (1678, Abraham Snellaert).
Het schoolgebouw van de voorm. Inrichting van Bijzonder Onderwijs voor Katholieke Meisjes (Koningstraat 20) [56] kreeg zijn huidige opvallende eclectische vorm in 1881-'82 naar plannen van J.B. Groenen. De hier ingerichte school annex klooster heeft tot 1965 dienst gedaan. Ter plaatse stond oorspronkelijk een middeleeuws huis, dat eind 16de eeuw werd verbouwd door Johan van Beyeren van Schagen (‘Huis van Schagen’). Het dorische poortje met zijlichten, balustrade en achterliggende overwelfde galerij hoort bij een verbouwing in 1631 voor Andries en Zacharias Hooftman. De galerij werd in 1881-'82 naar achteren doorgetrokken naar een neogotische kapel (gesloopt bij recente renovatie).
Onder supervisie van L.C. Dumont (Dienst Openbare Werken) kwamen het forse neorenaissance-gebouw van de voorm. Hogere Burger School B (Oude Zijlvest 27; 1906) [57] en het in rationalistische vormen uitgevoerde bredere en hogere gebouw van de Hogere Burger School A (Zijlvest 25a; 1912-'14) [58] tot stand. Beide scholen dragen het stadswapen en het middenrisaliet bij de H.B.S.-A wordt bekroond door twee grote beelden. Een combinatie van rationalistische vormen en neorenaissance-elementen vertoont het brede schoolgebouw met risalieten en toren (achter) van de voorm. Rijkskweekschool voor Onderwijzers (Leidsevaart 220; 1913-'15, J.A.W. Vrijman). Sinds 1993 is het in gebruik bij de Volksuniversiteit. De voorm. Middelbare Technische School (Verspronckweg 150; circa 1920, P. Doorn) is een grote U-vormige school in Nieuw Historiserende vormen. Achter is de school na de oorlog uitgebreid. Een naoorlogse achterbouw heeft ook het Chr. Lyceum (Zuider Emmakade 43), waarvan de voorbouw uit 1925 een krachtig kubistisch-expressionistisch middenrisaliet met ingangspartij bezit.
| |
| |
De door D. Greiner ontworpen uitbreiding in 1934-'35 van de voorm. Haarlemse Huishoud- en Industrieschool (Voorhelmstraat 25) is uitgevoerd in functionalistische stijl met decoraties in expressionistische vormen. Het oudere schoolgedeelte uit 1903 (S. Roog) is nog herkenbaar aan de zijde van de Schneevoogtstraat.
Scholen voor lager onderwijs. Het met rondboogvensters uitgevoerde eclectische schoolgebouw Krocht 1 [59] dateert uit circa 1874. Voor het openbaar lager onderwijs leverde stadsarchitect J. Leijh ontwerpen van de schoolgebouwen Tempeliersstraat (1885-'86), Leidseplein 33 (1888), Schoterstraat 4 (1890-'91) en Friese Varkensmarkt 20 (1892-'93) [60]; het laatste heeft een vlindervormige plattegrond. Kenmerkend bij deze scholen zijn de met rusticawerk geaccentueerde ingangspartijen. Verder is er nog het U-vormige eenlaags schoolgebouw Gedempte Voldersgracht 22 (circa 1880) [61]. In neorenaissance-stijl gebouwde openbare lagere schoolgebouwen zijn Leidseplein 36 (1896, J. Leijh), de T-vormige voorm. School nr. 1 (Tetterodestraat 66; 1904) en het schoolgebouw Parklaan 108 (1912) [62]. Gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen is de voorm. gemeenteschool Wilgenstraat 81 (1930-'32, P.F. Bordes). Architect G. Friedhoff van de Dienst Openbare Werken ontwierp ook diverse openbare lagere scholen, zoals de van een toren voorziene traditionalistische school De Haarlemmerhout (Florapark 14; circa 1935), de
Haarlem, Dr. A. Kuyperschool
met gymnastieklokaal en lessenaarsdaken uitgevoerde voorm. J.P. Coenschool (G. van Aemstelstraat 118; circa 1937, later uitgebreid) en de boerderij-achtige, wit gesausde Beatrixschool (Blinkertpad 3; 1939, uitgebreid 1989) met zijvleugels en gymnastieklokaal.
In opdracht van de Ned. Herv. Gemeente verrees in 1894 in neorenaissance-stijl de bewaarschool Burgwal 69 [63] met een tweelaags ingangsgedeelte en een eenlaagse zijvleugel met lokalen. Eveneens in neorenaissance-stijl uitgevoerd is de voorm. Chr. lagere school Bakenessergracht 81 (1903, uitgebreid 1920) [64]. Bij elkaar liggen de Chr. lagere school met gymzaal Velserstraat 55 (circa 1905) en de Chr. kleuterschool Velserstraat 57 (circa 1925). Centraal in de Patrimoniumbuurt verrees de (Geref.) Dr. A. Kuyperschool (Rozenhagenstraat 15; 1921, Tj. Kuipers) [65]. Dit onlangs gerenoveerde gebouw op vlindervormige plattegrond heeft boven de ingangspartij een zeszijdig helmvormig klokkentorentje. Een vlinderplattegrond met bredere zijvleugels kenmerkt ook het zakelijk-expressionistische schoolgebouw N. van der Laanstraat 25 (circa 1925), maar dan met een spitser zeszijdig klokkentorentje. Andere Chr. lagere schoolgebouwen in zakelijk-expressionistische stijl zijn de School met den Bijbel ‘Juliana van Stolberg’ (Slachthuisstraat 55; circa 1925) en de Dr. H. Bavinckschool (Ambachtstraat 1; 1930, J.J. Verhagen). Verder zijn er diverse katholieke lagere scholen. Bij het met grote gekoppelde raampartijen uitgevoerde blokvormige rationalistische schoolgebouw Cruquiusstraat 1 (circa 1910) vermeldt een tegeltableau als stichter de R.K. Schoolvereniging. Rationalistisch van vormgeving zijn ook het R.K. schoolgebouw Nieuwe Gracht 16 (1912, C.L.M. Robbers) [66], waar een tegeltableau de (latere) naam R.K. basisschool Damiate vermeldt, en het schoolgebouw Kleine Houtweg 24 (1914) met ‘Fröbelschool’ (rechts) en ‘School voor Mulo’ (links). Ontworpen in Nieuw Historiserende vormen is de voorm. St.-Canisiusschool
(Linschotenstraat 23; circa 1915), voorzien van een grote gevelsteen met voorstelling van de heilige. De naastgelegen voorm. Mariaschool (Linschotenstraat 21; circa 1920) is in expressionistische vormen gebouwd als kleuterschool. De voorm. R.K. lagere school annex klooster Timorstraat 38-40 (circa 1930) is een sober zakelijkexpressionistisch ontwerp, maar heeft een opvallend blokvormig accent bij de ingangstravee. Andere zakelijk-expressionistische schoolgebouwen van katholieke signatuur zijn de voorm. St.-Franciscus Xaveriusschool (Nagtzaamplein 88; 1924) en de St.-Bernardusschool (Bernard Zweersstraat 1; circa 1925).
Montessori- en Vrije scholen. De lagere Montessorischool Churchilllaan 70 (1923), een vlindervormig eenlaagspand met achtzijdig lokaal in de binnenhoek, is een ontwerp van A.M.J. Sevenhuijsen. Van zijn hand is ook de met riet gedekte Montessorischool Louise de Colignylaan 1-3 (1932-'33) op vlindervormige plattegrond (zijvleugels verhoogd 1937-'38). Het bijgebouw is uit 1951. Van na de Tweede Wereldoorlog dateert de Montessorischool Haya van Somerenpad 1 (1977, J.W. de Kanter). Nog recenter is de Rudolf Steinerschool (Engelandlaan 2a; 1992, J.C. Putter).
Het bisschoppelijk paleis (Nieuwe Gracht 80) [67] is een drielaags herenhuis met souterrain, gebouwd voor Anna Maria Muilman rond 1725 en sinds 1858 in gebruik als bisschoppelijk paleis van het bisdom Haarlem. De statige voorgevel in Lodewijk XIV-vormen heeft een bordestrap, een gebeeldhouwd pronkrisaliet en een kroonlijst met metopen en zware consoles. Het interieur bevat veel onderdelen uit de bouwtijd, zoals de hal met stucwerk en een neoclassicistische
| |
| |
Haarlem, Woonhuis Grote Markt 11
salon (circa 1800). Bisschop F.J. van Vree liet de koepelkamer inrichten tot huiskapel (circa 1858). Het paleis is links uitgebreid met een bouwdeel in neorenaissance-stijl (circa 1880).
Woonhuizen. De bebouwing van de binnenstad bestaat voornamelijk uit diepe huizen, maar er zijn ook diverse dwarse huizen gebouwd, bijvoorbeeld aan zijstraten. In later tijd ontstonden brede herenhuizen door het samenvoegen van enkele diepe panden achter een nieuwe gevel. In de stad waren korte zaalhuizen met toegevoegde zij- of achterkamers ruim vertegenwoordigd, bijvoorbeeld de laat-middeleeuwse huizen aan de markten rond de St. Bavo en aan het Spaarne. Houten gevels waren in Haarlem verboden vanaf 1582. Het stadsbeeld wordt in belangrijke mate bepaald door 17de- en 18de-eeuwse gevels. Achter die gevels zijn evenwel vaak nog muurwerk, balklagen, kappen en kelders van ouder datum behouden gebleven.
Middeleeuwse en 16de-eeuwse huizen Het brede pand Grote Markt 29 (nu deels horeca) heeft achter de 17de-eeuwse voorgevel met laat-19de-eeuwse onderpui een middeleeuwse kern met restanten van een 13de-eeuwse woontoren en een 14de- of 15de-eeuws voorhuis met houtskelet. De in opzet vermoedelijk (laat-)15de-eeuwse gevel van Grote Markt 11 werd in 1688 gewijzigd in een classicistische klokgevel met frontonbekroning en festoendecoraties, waarschijnlijk in opdracht van Margaretha Bon. Bij een verbouwing in 1931-'32 heeft men de geveltop herbouwd met behoud van deze details en de laat-gotische deels ronde, deels hol-vierkante colonnetten met natuurstenen consoles en blokken.
Van het grote herenhuis Jansstraat 85 werd de zuidelijke helft vermoedelijk midden 15de eeuw gebouwd als uitbreiding van een ouder buurpand met toren op de hoek van de Riviervismarkt. Het overwelfde souterrain was tot de 19de eeuw vanuit het buurperceel (nr. 87) toegankelijk, daarna vanaf de straat. De zaal op de verdieping heeft een met rankenornament beschilderde samengestelde balklaag met korbeelstellen. De in oorsprong ook laat-middeleeuwse noordelijke helft van het pand (samengevoegd 1585) kreeg bij een verbouwing in 1774 voor Librecht Jacobsz Hooreman de huidige gevel met pronkrisaliet in Lodewijk XVI-stijl en diverse interieuronderdelen in Lodewijk XV-vormen. Het in 1906 en 1960 verbouwde en herstelde huis is sinds de restauratie in 1986-'87 opgenomen in het justitiecomplex aan de Jansstraat.
Een in oorsprong laat-15de-eeuwse, maar bij een restauratie in 1959 herbouwde trapgevel heeft Oude Groenmarkt 16. De lijstgevel met winkelpui (circa 1891) van het in 1976 gerestaureerde huis De Vergulde Beker (Oude Groenmarkt 4) verbergt een laatmiddeleeuwse kern met een overwelfde kelder en op de verdieping een samengestelde balklaag met korbeelstellen. De kinderbalken zijn beschilderd met een leliemotief. Het laat-middeleeuwse houtskelet van het diepe huis Grote Markt 21 is zichtbaar gemaakt en aangevuld bij de restauratie (1960-'61). De 18de-eeuwse voorgevel is toen gereconstrueerd met een gebogen fronton en voluten van een pand uit Amsterdam en een ingangspartij van een gesloopt Haarlems pand (Grote Houtstraat 95). Wellicht in de kern nog middeleeuws is het huis Begijnhof 24. Het diepe huis Goudsmidspleintje 2-3 (gerestaureerd 1976), dat oorspronkelijk ook deel uitmaakte van het begijnhof, bevat achter de midden-18de-eeuwse klokgevel resten van een laat-middeleeuws houtskelet. Het hoekpand Damstraat 19 heeft een midden-18de-eeuwse gevel voor een in de kern waarschijnlijk 16de-eeuws pand. De oude zijgevel aan de Nauwe Appelaarsteeg heeft aan de bovenzijde een uitkragende borstwering op bakstenen consoles. Vermoedelijk nog laat-16de-eeuws is het verdiepingsgedeelte van de smalle voorgevel van Spaarnwouderstraat 108 met uitkragend metselwerk ter hoogte van het verdiepingsvenster. De 17de-eeuwse geveltop is later weer gewijzigd en ook de onderpui is vernieuwd (circa 1920). De in de 17de eeuw en later gewijzigde gevel van Zijlstraat 60 toont bij de kroonlijst nog restanten van 16de-eeuwse pinakels op gebeeldhouwde natuurstenen consoles.
17de-eeuwse huizen
Het stadsbeeld wordt sterk bepaald door 17de-eeuwse trapgevels, veelal gerestaureerd en met een gewijzigde onderpui. In de meeste gevallen zijn deze gevels voorzien van decoratieve natuurstenen blokjes. Tot de meest geprononceerde variant behoren de trapgevels, waarbij de geveltop ter hoogte van de verdiepingsvensters naar voren uitkraagt op geprofileerde korf- of tudorbogen. Deze bogen rusten op natuurstenen consoles, meestal in de vorm van gebeeldhouwde mensen-, sater-, engelen- of dierenkopjes. Bij brede muurdammen bracht men vaak een brede console op twee kopjes aan.
Haarlem, Woonhuizen Botermarkt 25-27
| |
| |
Haarlem, Woonhuizen Korte Spaarne 23-31
Goede voorbeelden van dit vroeg-17de-eeuwse geveltype zijn te vinden bij Zijlstraat 100, Gedempte Oude Gracht 44 en Zijlstraat 97. Bij de laatste meldt een smalle tekstband boven de vernieuwde onderpui: ‘ick blijf getrou int soet Nederlant, ick wyck nyet af’. De gevelsteen erboven draagt het (opgeschilderde) jaartal 1608. Van hetzelfde type zijn verder de gevels van de buurpanden In 't Bruine Peert (Botermarkt 25; 1609) en Botermarkt 27 (geveldeel onder de bogen vernieuwd). Ook de drie buurpanden Jansstraat 61-63a hebben een uitkragend gevelgedeelte op dubbele consoles. Gezien de aansluitende waterlijsten en de vergelijkbare detaillering zullen deze gevels vrijwel gelijktijdig zijn gebouwd. De geveltop van nummer 61 is gereconstrueerd in 1928, de trapgeveltoppen van 63 en 63a zijn in de 18de eeuw gewijzigd; nummer 63a heeft een neorenaissance-pui (circa 1895). Soms is het met bogen uitkragende gedeelte behouden bij een gewijzigde topgevel en onderpui, zoals bij Gedempte Oude Gracht 48 (circa 1600), Gedempte Oude Gracht 19 en het huis Dit is in de Toelast (Jansstraat 64; 1609). De verder ingrijpend gewijzigde gevel van Lange Lakenstraat 16 heeft een uitkraging op bogen en consoles behouden ter hoogte van begane grond.
Een tweede variant vormen de trapgevels zonder uitkragingen, die vooral reliëf krijgen door de terugliggende boogvelden boven de vensters. Voor een extra accent zorgen de natuurstenen blokjes, de doorgaande natuurstenen waterlijsten en de toppilaster op console. Het meest karakteristieke voorbeeld van deze variant toont het tot appartementen verbouwde dubbelpand Korte Spaarne 23-31, dat na een brand in 1606 zijn huidige vorm kreeg bij de herbouw in opdracht van brouwer Cornelis Claessen van Rijck. Het rechter pand hoorde in de middeleeuwen bij de brouwerij ‘De Olifant’; de zijgevel (Wijdesteeg) bevat nog middeleeuws metselwerk en een herplaatste gevelsteen met voorstelling van een olifant. Het linker pand werd in 1589 toegevoegd, maar in 1688 weer afgesplitst en was vanaf circa 1900 een tijd in gebruik als magazijn voor de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij. De onderpuien in midden-18de-eeuwse en vroeg-19de-eeuwse vormen zijn teruggebracht bij de restauratie in 1968-'76. Een goed voorbeeld van een trapgevel met terugliggende boogvelden toont ook het huis De
Haarlem, Brouwershuis De Vos
Vos (Donkere Spaarne 56), dat waarschijnlijk kort na 1607 voor brouwer Sijmon Matthijsz werd gebouwd bij brouwerij ‘De Vos’. De overbouwde zijgang gaf toegang tot het bedrijfsgedeelte op het achterterrein. Ook de zolder en de kelder met balkenzoldering op gemetselde poeren waren in gebruik voor de brouwerij, evenals zolder. Midden 18de eeuw heeft men de ingang een travee naar rechts verplaatst. Na de sloop van de brouwerij (circa 1900) diende het pand als pakhuis tot de restauratie in 1971-'72. Andere interessante (gerestaureerde) voorbeelden van dit geveltype zijn Turfmarkt 16, Gedempte Oude Gracht 113, Spaarne 42 en de dubbele gevel van De Hertog van Brandenborch (Damstraat 23; 1610). Apart van opzet door de gekoppelde dubbele toppilaster zijn de gevels van In't Wapen van Maeseyck (Zijlstraat 54; 1610), Zijlstraat 96a en Spaarne 108 (1637). Minder rijk met natuursteenblokjes bedeeld zijn de gevels van Gedempte Oude Gracht 91 en 93, Bakenessergracht 13, 17, 53, 55 (1609) en 70, Berkenrodesteeg 4 en 6, en Zijlstraat 3 (gekoppelde toppilaster). Een of twee waterlijsten
| |
| |
maar geen decoratieve blokjes kenmerken de trapgevels van Spaarnwouderstraat 84, 86 en 114. Nog steeds met terugliggende boogvelden uitgevoerd, maar met weinig natuurstenen blokjes en zonder waterlijsten, zijn de gevels van Gedempte Oude Gracht 106 (gerestaureerd 1946) en Kleine Houtstraat 37 (1609). Bij het laatste verwijst de gevelsteen met de voorstelling van een pelikaan met jongen en de tekst ‘Trou moet Blijcke’ naar de bouwheer (of bewoner) Willem Fransz, die voorzitter was van de rederijkerskamer der Pelikanisten.
In een derde groep kunnen de trapgevels worden geplaatst waarbij de boogvelden niet of nauwelijks verdiept liggen. Van dit type zijn weer zowel de met waterlijsten en decoratieve onderdelen rijk uitgevoerde voorbeelden te vinden, zoals Gedempte Oude Gracht 35 en 41, Smedestraat 16, Spaarne 22 en Koningstraat 1 (circa 1605), als de minder gedecoreerde exemplaren, bijvoorbeeld Klein Heiligland 28-30 en Groot Heiligland 19, en de vrijwel ongedecoreerde gevels met slechts een toppilaster, zoals Burgwal 26 en 70 (1608; gepleisterd) en Korte Wijngaardstraat 12 en 14 (beide circa 1643).
Veel trapgevels zijn later verbouwd tot klokgevel, zoals bij Gedempte Oude Gracht 114 (1609) en Turfmarkt 4, dan wel tot tuitgevel, zoals bij Koudenhorn 22. Enkele trapgevels hebben een halfronde bekroning. Dit is te zien bij Spaarne 90, Donkere Spaarne 50, Grote Houtstraat 110, Kleine Houtstraat 33 (alle met gewijzigde onderpui) en het eenlaagspand Klein Heiligland 44.
Vanaf het midden van de 17de eeuw nam de populariteit van de trapgevel af ten gunste van halsgevels en klokgevels. De mogelijk door Jan Ockesz ontworpen classicistische klokgevel van het rond 1653 gebouwde huis In den Witsenburg (Nassaulaan 16; gerestaureerd 1972) is voorzien van ionische pilasters, een driehoekig fronton en een nis met schelpmotief. Aan weerszijden van de hals bevinden zich scheluw gemetselde boogvensters (oorspronkelijk nissen) in geslepen baksteen. Het in de kern even oude buurpand Nassaulaan 14 heeft bij de restauratie (1972) zijn huidige halsgevel gekregen. Het interieur bevat diverse onderdelen uit de bouwtijd en een uit Doelstraat 41 overgebrachte 17de-eeuwse spiltrap. Een rijk uitgevoerde classicistische halsgevel met corinthische pilasters, siervazen en bekronend gebogen fronton is verder te zien bij Kleine Houtstraat 114 (circa 1650; pui 19de eeuw). Pilasters zijn ook toegepast bij de klokgevels van Zijlstraat 59 (gepleisterd) en Barteljorisstraat 24; de laatste met corinthische kapitelen, siervazen en guirlandes. Kolossale pilasters heeft De Vergulde Brasem (Barteljorisstraat 12; circa 1660, gerestaureerd 1964). De oorspronkelijke halsgeveltop is in de 18de eeuw vervangen door een klokgevel. Boven de ingang zit een fraai omlijste gevelsteen. Het pand Gedempte Oude Gracht 83 heeft dorische kolossale pilasters. Andere gevels in classicistische vormen zijn bijvoorbeeld de met guirlandes, frontons en siervazen versierde halsgevels van Schagchelstraat 13 (1672; winkelpui circa 1908) en Oude Groenmarkt 14 (circa 1675; pui van restauratie in 1959). De met guirlandes en gebeeldhouwde ovale zoldervensteromlijstingen uitgevoerde klokgevel met hijsbalk van Zijlstraat 96 heeft zijn fronton verloren voor een kroonlijst. Sobere halsgevels met driehoekig fronton hebben
Spaarne 77 en Bakenessergracht 11 (1675). Uit 1688 dateert de gerestaureerde klokgevel van het pand De Gekroonde Hamer (Breestraat 26).
Naast de diepe huizen zijn er ook interessante (gerestaureerde) dwarse huizen uit de eerste helft van de 17de eeuw. De negen venstertraveeën brede gevel van Jansstraat 36 is voorzien van natuurstenen banden en terugliggende boogvelden bij de begane grondvensters. Het interieur bevat onder meer een midden-18de-eeuwse behangselschildering met landschap van Jan Augustini, aangebracht in opdracht van Remees Floris van Zanen. De brede gevel van 't Huis ter Kleeff (Frankestraat 35-37) werd begin 17de eeuw opgetrokken voor twee bestaande panden. De begane grond is rijker uitgevoerd met natuurstenen banden en decoratieve blokjes dan de verdieping. De vroeg-17de-eeuwse brede gevel van Gedempte Oude Gracht 47 heeft een ingangspartij uit 1788 met de alliantiewapens van Johan van Hogendorp en Magdalena Testart. De later gepleisterde gevel van Houtmarkt 7 is in 1608 gebouwd voor twee diepe panden. Een fraaie gevelsteen toont God de Vader, een schip op de woelige baren en de tekst ‘Godt bewaert het schip’. De midden-17de-eeuwse gevel van het dwarse huis Kokstraat 6 is voorzien van met blokjes versierde strekken boven de vensters en heeft een souterrain met opkamer links van de (gewijzigde) ingang. Een aardig rijtje 17de-eeuwse dwarse eenlaagspanden met souterrain is Kerkstraat 14-20.
18de-eeuwse huizen
Het in de kern laat-middeleeuwse huis Damstraat 25 heeft een voorgevel met rechte kroonlijst en zandstenen opzetstuk in Lodewijk XIV-stijl (circa 1720) voorzien van vazen en de alliantiewapens van François Palm en Jacoba Lammers. In de 18de eeuw werden verschillende grote herenhuizen gebouwd, vaak door verbouwing van één of meer 17de-eeuwse panden ter plaatse. Een 17de-eeuwse kern heeft het herenhuis Kruisstraat 45, dat zijn huidige vorm in Lodewijk XIV-stijl kreeg bij een verbouwing in 1725 in opdracht van burgemeester Cornelius Sylvius. De gevel heeft geblokte pilasters, een kroonlijst met zware consoles en een pronkrisaliet bekroond door een weelderig opzetstuk met vazen. Het interieur bevat marmerwerk en stucwerk in Lodewijk XV-stijl in hal en gang. Een kern uit circa 1660 heeft het statige blokvormige patriciërshuis Grote Houtstraat 115, dat rond 1730 zijn huidige uiterlijk kreeg met een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl, bekroond door een kleine halsgevel met fronton. De pelikanen aan weerszijden van deze geveltop herinneren aan het gebruik als sociëteit ‘Trou moet Blycken’ (vanaf 1922) en zijn afkomstig van de voorm. sociëteit aan de Grote Houtstraat. Andere herenhuizen uit de eerste helft van de 18de eeuw met een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl zijn Nieuwe Gracht 74 (met fraai stoephek), Kruisstraat 51 (pui gewijzigd) en Zijlstraat 27 (‘Huis Enschedé’). De gevel uit 1738 van het drielaagse huis Spaarne 57 heeft een houten kroonlijst
| |
| |
Haarlem, Herenhuis Kruisstraat 45
met zandstenen lambrekijns en een ingangsomlijsting in Lodewijk XIV-vormen.
De overgang van de Lodewijk XIV- naar de Lodewijk XV-stijl is zichtbaar bij de kroonlijstconsoles en de detaillering van de ingangsomlijstingen van de herenhuizen Nieuwe Gracht 72 en Nieuwe Gracht 78, en verder bij het pronkrisaliet van het drielaags herenhuis Spaarne 106 (circa 1745) met fraaie vaasvormige schoorstenen van natuursteen. Dit door verbouwing van drie panden tot stand gekomen herenhuis bevat een gang en trappenhuis in Lodewijk XV-stijl. Het samenvoegen van twee oudere panden tot een herenhuis met nieuw front is goed te zien bij Gedempte Oude Gracht 60, waar de daken van de twee samengevoegde bouwdelen nog net zichtbaar zijn boven de kroonlijst. De voorgevel met kolossale pilasters bij de verdiepingen kwam vermoedelijk kort na 1717 tot stand en kreeg rond 1750 het stoephek en pronkrisaliet in Lodewijk XV-vormen. Het stucplafond in de gang is uit circa 1760. Het snijraam van de ingang is in stijl aangebracht bij de restauratie van het pand in 1974-'75. Het herenhuis Jansstraat 79 werd gebouwd in 1665 voor Abraham Loreijn en rond 1770 voorzien van een pronkrisaliet in Lodewijk XV-vormen in opdracht van Zacharias Steenis. Het huis
Haarlem, Herenhuis Grote Houtstraat 115
bevat veel 17de- en 18de-eeuwse interieuronderdelen, waaronder het poortje en de plafondschildering in de hal (1665). Van 1893 tot in de jaren zestig van de 20ste eeuw heeft het pand gediend als bisschoppelijk museum en sinds 1987 hoort het bij het justitiecomplex aan de Jansstraat. Andere voorbeelden van midden-18de-eeuwse herenhuizen met een houten ingangsomlijsting en een kroonlijst met consoles zijn Koudenhorn 32 en Koudenhorn 34. Een ingangsomlijsting in Lodewijk XV-vormen is verder onder meer te vinden bij Jansstraat 55. De gevel van het brede drielaagse patriciërshuis Nieuwe Gracht 13 is voorzien van een hardstenen bordesstoep en een pronkrisaliet en kroonlijst in Lodewijk XV- en Lodewijk XVI-vormen (tweede helft 18de eeuw). Een combinatie van elementen uit beide stijlen is ook zichtbaar bij de kroonlijst en ingangsomlijsting (met voorstelling van een beer) van Spaarne 11. Het in 1974 gerestaureerde interieur van Groenmarkt 2 bevat een rijk gestuct plafond en schoorsteenmantel in Lodewijk XVI-vormen en een beschilderd behang met symbolische voorstellingen, alle behorend bij een verbouwing in 1773 voor Jacob Nicolaas Elout.
In het midden van de 18de eeuw kregen verschillende Haarlemse gevels een opvallend uiterlijk met behulp van een gelobd gebogen kroonlijst. Bij de uit 1731 daterende gevel van Grote Houtstraat 39 is alleen het middenstuk van de kroonlijst in gelobde vorm verhoogd en voorzien van een schelpdecoratie. Het rond 1616 gebouwde huis 't Vergulde Ossenhoofd (Gedempte Oude Gracht 62) kreeg kort na 1744 de huidige gevel voorzien van een volledig gelobd gebogen kroonlijst met gevleugeld engelenkopje. Het rondvenster in de geveltop wordt omringd door guirlandes (gerestaureerd 1964, winkelpui 1979). Andere volledig gelobd gebogen kroonlijsten met decoratieve consoles en of decoraties zijn te vinden bij Grote Houtstraat 151, Kleine Houtstraat 31 en Zijlstraat 86. Het pand Jansstraat 48 heeft een midden-18de-eeuwse lijstgevel met houten deuromlijsting en een in het midden halfrond gebogen kroonlijst met pseudo-venster.
Uit de eerste helft van de 18de eeuw dateert de halsgevel van Oude Groenmarkt 24 met zijn gebeeldhouwde zijstukken en een in het midden gebogen kroonlijst met Lodewijk XV-kuifstuk (gerestaureerd 1979). Bij de vele 18de-eeuwse klokgevels in de Haarlemse binnenstad - waarvan sommige ontstaan door wijziging van een oudere gevel - is de gebogen lijstbekroning een veel voorkomend element. Een voorbeeld met kuif toont de met hoekvoluten uitgevoerde klokgevel van Gedempte Oude Gracht 34. Voorbeelden van klokgevels met hoekvoluten en een eenvoudige gebogen kroonlijst zijn die van Bakenessergracht
Haarlem, Woonhuis 't Vergulde Ossenhoofd
| |
| |
Haarlem, Huis Hodshon
67, Lange Begijnestraat 26 en Gedempte Raamgracht 69 (1765), en zonder hoekvoluten die van Damstraat 27 (1771). De 17de-eeuwse halsgevel met gebogen fronton van Houtmarkt 17 kreeg begin 18de eeuw rijke decoratieve vazen. Daarnaast zijn er veel topgevels die worden bekroond door een driehoekig of gebogen fronton. Driehoekige frontons bekronen de sobere halsgevels van Nieuwe Gracht 66-68 en de waarschijnlijk laat-17de-eeuwse rijzige gevel van Grote Houtstraat 104. Van de talloze 18de-eeuwse klokgevels met driehoekige frontonbekroning noemen we Zijlstraat 37 (1747), Grote Houtstraat 136 en Riviervismarkt 19 met hoekvoluten, en Koudenhorn 20, Donkere Spaarne 8-10 en Spaarnwouderstraat 72 zonder hoekvoluten. Bij de op vlucht gebouwde 18de-eeuwse klokgevel van het in de kern 17de-eeuwse huis De Twee Pellegrims (Klein Heiligland 53) is het driehoekige fronton afkomstig van het gesloopte pand Korte Herenstraat 23. De klokgevel met kleine hoekvoluten van Spaarne 28 wordt bekroond door een gebogen fronton. Bij sommige klokgevels bestaat de bekroning uit een halfrond of half ovale afsluiting van het metselwerk, zoals te zien is bij Kruisstraat 31, Lange Hofstraat 10 (gepleisterd) en Spaarnwouderstraat 94.
Haarlem, Huis Barnaart
Een plaats apart verdient het Huis Hodshon (Spaarne 17) [68]. Dit grote U-vormige neoclassicistische herenhuis werd in 1793-'94 gebouwd voor Cornelia Catharina Hodshon naar ontwerp van de Amsterdamse architect Abraham van der Hart. De statige voorgevel heeft een hardstenen rustica onderbouw, zandstenen vensteromlijstingen, een driezijdig vooruitspringend middendeel en een rechte kroonlijst met attiek en een beeld van Pallas Athene. Het zeer goed behouden interieur in Lodewijk XVI-stijl omvat onder meer het trappenhuis, een betimmerde bibliotheek met wit marmeren schoorsteen en rijk stucplafond, en een secretariskamer met schilderingen, geborduurde behangsels en wit marmeren schoorsteen. De Blauwe Zaal heeft wanden met ionische pilasters en gipspanelen met medaillons, en de Etruskische Kamer is voorzien van antieke versieringsmotieven. De sinds 1841 in het huis gevestigde Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen voegde in 1903-'04 ter linkerzijde een gehoorzaal met archiefruimte toe, uitgevoerd in rationalistische vormen naar ontwerp van B.J. Ouëndag en J.F. Klinkhamer.
19de-eeuwse huizen
Willem Philip Barnaart, kamerheer van koning Lodewijk Napoleon en burgemeester van Haarlem liet in 1804-'07 het Huis Barnaart (Nieuwe Gracht 7) [69] bouwen. Abraham van der Hart ontwierp een statige brede empire-gevel met hoge dubbele bordestrap. Het zandstenen middenrisaliet met kolossale ionische pilasters wordt gedekt door een driehoekig fronton met halfrond venster. Aan de achterzijde heeft het huis een driezijdige erkeruitbouw. Van 1880 tot 1940 was het de ambtswoning van de commissaris der koningin in Noord-Holland. Het rond 1942 en in 1991 gerestaureerde gebouw (nu kantoor) is inwendig uitgevoerd in empire-stijl met bovendeurstukken van A. de Lelie, marmer- en stucwerk van J.J. Martin en marmeren schoorsteenmantels van de firma P.F. Franzi. De met imitatiemarmer beklede Erkerzaal of Grote Eetkamer bevat twee kolomkachels (J. le Febvre Caters et fils). Andere belangrijke vertrekken op de bel-etage zijn de Gouden Zaal met goudgele zijden bespanningen en de Etruskische Kamer met op de Oudheid gebaseerde wandversieringen (J. Kamphuysen). Achter de in 1943 heringerichte tuin staat het koetshuis (Ridderstraat 19-21) uit circa 1780 met zuilenportiek en lantaarn (toegevoegd 1880).
Een neoclassicistische opzet met geblokt gepleisterde onderbouw hebben de herenhuizen Nieuwe Gracht 96 (circa 1870; met fronton) en Gedempte Oude Gracht 104 (circa 1870). Vergelijkbaar van opzet maar aangevuld met eclectische elementen zijn de herenhuizen Schotersingel 1-19 (circa 1880) en Schotersingel 69-75 en 79-85
| |
| |
(circa 1880). Een aardig ensemble vormen de in 1871-'73 aan gebogen rooilijnen gebouwde gebouwde eclectische herenhuizen Ripperdapark 11-23 (gepleisterd) en Ripperdapark 14-30 (ongepleisterd) naar plannen van P. Jung, F.J. Pannekoek en J.E. Vernout. Andere voorbeelden van eclectische herenhuizen zijn Frans Halsplein 1-10 (circa 1880), met balkons gedragen door vrouwenfiguren, en Dreef 24-30 (circa 1885).
Aan de Wilhelminastraat verrezen tussen 1880 en 1885 herenhuizen in rijk uitgewerkte eclectische en neorenaissance-stijl, naar ontwerpen van S. Roog (nrs. 1-17, 24-28 en 56-66), A. van der Steur (nrs. 32-50 en 45-67), J.D. Kaakebeen en J. Bes (nrs. 19-41), en J. Giebels en S. Servellen (nrs. 14-16). Curieus is de houten geveltop met driepasmotief van het later toegevoegde huis Wilhelminastraat
Haarlem, Woonhuis Kleine Houtstraat 48
18 (circa 1890, J. Wolbers). Ook in de omgeving van de Wilhelminastraat verrezen herenhuizen in neorenaissance-stijl, bijvoorbeeld Mauritsstraat 1-11 (circa 1885). Het in 1882 naar een rijk neorenaissance-ontwerp van P. Kleiweg Dyserinck en A.J.C. van Gemund gebouwde dubbele herenhuis Nieuwe Gracht 5-5a is voorzien van pilasters met kariatiden. De gebeeldhouwde wapens van belangrijke Hollandse steden en het provinciewapen (F. Stracké) herinneren aan het gesloopte huis uit 1695, dat tussen 1823 en 1879 diende als ambtswoning van de commissaris der koningin in Noord-Holland (daarna het buurpand Huis Barnaart). Tegenover de meer internationale uitstraling van Nieuwegracht 5 staat de door Van Gemund ontworpen neorenaissance-gevel van Kleine Houtstraat 48 (1887), waar de vormentaal van de 17de-eeuwse Haarlemse gevels vrij nauwkeurig is nagevolgd. In deze gevel zijn consoles van een gesloopt 17de-eeuws huis aan de Smedestraat hergebruikt. De pui is gereconstrueerd in 1977. Het in 1890 gebouwde neorenaissance-herenhuis Gedempte Oude Gracht 84, dat van 1895 tot 1903 werd bewoond door architect J.A.G. van der Steur, is voorzien van sluitstenen met koppen en gevelstenen met de namen van 17de-eeuwse architecten en kunstenaars. Het in de kern uit 1651 stammende herenhuis Spaarne 29 heeft een neorenaissance-gevel uit 1891 met een hergebruikte laat-18de-eeuwse geblokte deuromlijsting in Lodewijk XVI-vormen. Andere voorbeelden van herenhuizen in neorenaissance-stijl zijn Dreef 34-36 (1882), Spaarne 62 (1888), Nieuwe Gracht 53 (1890, F.G.N. Haitsma Mulier), Nieuwe Gracht 51 (circa 1895, J. van den Ban) en Dreef 4-6 (circa 1895). Opvallend gedecoreerd in neogotische vormen is het huis
Parklaan 1 (circa 1890). De vormgeving van de etagewoningen Maarten van Heemskerckstraat 1-11 (circa 1900) grijpt terug op de Willem II-gotiek.
20ste-eeuwse huizen
Een interessant voorbeeld van jugendstil levert het dubbele woonhuis Koninginneweg 10-10b (circa 1905) voorzien van wit pleisterwerk, rode baksteenbanden en opvallend gedetailleerde geveltoppen met loggia en balustrade. Populair in Haarlem rond 1900 was de Engelse landhuisstijl, waarbij de geveltoppen in pseudo-vakwerk zijn uitgevoerd. Goede voorbeelden hiervan zijn de herenhuizen Zijlweg 267-271 (circa 1900, J. Stuyt), Kleverparkweg 67-83 (circa 1900, J.A.G. van der Steur), Linnaeuslaan 8-12 (circa 1905). Bij de herenhuizen Wagenweg 192-204 (1903-'06, W.F. Doeglas) is een combinatie van pseudo-vakwerkgevels met traditionalistische gevels te zien. Kenmerkend zijn de tweelaagse erkers van de herenhuizen Kleverparkweg 118-130 (circa 1910). Een mooi ensemble in landhuisstijl vormen de met pseudo-vakwerktoppen uitgevoerde huizen Oranjeplein 9-13 (circa 1910, P. Kuiper en C. van der Leek) en de met tweelaagse erkers uitgevoerde huizen Oranjeplein 30-32 (circa 1910, C. van der Leek). Aan hetzelfde plein staan de herenhuizen Oranjeplein 1-5 (1908, B. Hagen) met ingezwenkte topgevels in Nieuw Historiserende vormen. Dezelfde elementen vertoont ook de inen uitzwenkende zandstenen topgevel van de voorm. atelierwoning Spruitenbosstraat 14 (1907) van de beeldhouwer J.L. Vreugde. De balkonbalustrade op de verdiepingserker is gebeeldhouwd met voorstellingen van het zaaien, ploegen en oogsten. De met wit gepleisterde verdieping uitgevoerde herenhuizen Van Hogendorpstraat 2-16 (1913-'15, L. Eversdijk en C. van der Leek) hebben deels een zuilengalerij met balkon en deels dakerkers met een driedeling. Een vergelijkbare Nieuw Historiserende detaillering heeft de dokterswoning Iduna (Stolbergstraat 9; circa 1905, H. Korringa). In rationalistische vormen ontworpen is het
herenhuis Baan 19 (circa 1910, J.A.G. van der Steur).
Tot de late voorbeelden van neorenaissance behoren de herenhuizen Kleverparkweg 62-70 (circa 1905), met schuin weglopende rooilijn en een hoektorentje met koperen spits, en Schotersingel 67 (1906) met de gevelsteen ‘De Nieuwpoort’. De in vroeg-17de-eeuwse vormen herbouwde gevels van Warmoesstraat 2 en 4 (circa 1904, J.A.G. van der Steur) geven een aardig beeld van de restauratie-opvattingen van die
| |
| |
tijd. Warmoesstraat 4 heeft een hergebruikte gevelsteen met voorstelling van de Verloren Zoon (1605). Een combinatie van chaletstijl- en jugendstil-elementen vertonen de herenhuizen Kleine Houtweg 23-31 (circa 1910). De twee blokken zakelijk-expressionistische middenstandswoningen Crayenesterlaan 41-47 en 57-63 (1923-'24, Joh. Brouwer en J.C. Brand jr.) waren een experimenteel bouwproject met holle betonstenen; de wit geschilderde pleisterlaag is vermoedelijk later toegevoegd. Opvallende expressionistische ontwerpen van A.M.J. Sevenhuijsen zijn het huis Zomerluststraat 15 (1924), met een naar boven schuin uitlopende houten balustrade op de overgang naar het geknikte dak, en de voor dokter R.C. Venema gebouwde dokterswoning Julianastraat 11 (circa 1925). De praktijkruimte met röntgenkamer, laboratorium en spreekkamer bevond zich in het voorste gedeelte met de opvallende schoorsteen; het woonhuis was aan de achterzijde.
Villa's. De bolwerken aan de noordzijde van de oude stad werden naar plannen van J.D. Zocher jr. in 1821-'22 veranderd in een parkachtige wandeling. Vanaf 1865 kwamen hier aan de randen villa's tot stand, onder andere naar plannen van L.P. Zocher. Na 1870 zijn de bolwerken door L.P. Zocher aangepast en na 1900 door L.A. Springer. De voornamelijk tussen 1865 en 1870 tot stand gekomen villabebouwing op het Statenen Prinsen Bolwerk bestaat uit villa's in eclectische vormen, zoals Prinsen Bolwerk 1-11, waarbij de later toegevoegde nrs. 5-7 (1891) neorenaissance- en chaletstijl-elementen vertonen. Tot
Haarlem, Herenhuizen Kenaupark 15-33
dit villa-ensemble behoren verder de eclectische villa's Kennemerplein 1 en 3 (circa 1870) en de met een torenachtig hoekvolume uitgevoerde dubbele villa Staten Bolwerk 3-5. De nu kleurig geschilderde eclectische villa Staten Bolwerk 1 (circa 1865) met zuilenportiek werd gebouwd voor C.J.F. Mirandelle naar ontwerp van A. van der Linden. Een modern bouwdeel verbindt de sinds 1919 als kantoor gebruikte villa (gerestaureerd 1980) met het oude koetshuis in chaletstijl.
Op het noordwestelijke bolwerk ontstond het Kenaupark met een aanleg in landschapsstijl naar ontwerp van J.D. Zocher jr. (1868) en een invulling met herenhuizen en blokvormige villa's 1867-'80 (G.M. Zeegers, G.W. Breuker, J.W. Oudshoorn, F.J. Pannekoek). Aan de noordzijde stonden al de met souterrain en hoge stoep uitgevoerde midden-19de-eeuwse gepleisterde herenhuizen Kenaupark 11-13 en Kenaustraat 1. Aan de oostzijde liet de Nederlandsche Maatschappij voor Grondkrediet de gepleisterde eclectische herenhuizen Kenaupark 15-33 (1867-'68, G.W. Breuker) bouwen. Interessant is verder de wit gepleisterde villa Kenaupark 6 (circa 1875) met ingangsportiek en erkeraanbouwen. Het interieur werd in 1938-'39 verbouwd naar plannen van G.Th. Rietveld tot veertien appartementen (zitslaapkamer) in opdracht van E. van Waveren-Resink, oprichtster van de ‘Flatstichting voor Vrouwen door Vrouwen’.
Aan de zuidzijde van de stad kwamen om de oude Haarlemmerhout verschillende villaparken tot stand. Voor het Frederikspark maakten J.D. en L.P. Zocher al een ontwerp in 1862, waarna de bebouwing tussen 1864 en 1880 tot stand kwam. Goede voorbeelden van de hier tussen 1864 en 1880 gebouwde villa's zijn de wit gepleisterde neoclassicistische villa's Frederikspark 6 (1864, J. van Ek) en Frederikspark 10-12 (1880, J.D. Kaakebeen) met eclectische details. Op basis van een plan van L.P. Zocher (1873) kwam in 1876-'77 naar ontwerp van A. van der Steur de bebouwing van het Floraplein tot stand (nrs. 1-28). Deze herenhuizen in sobere eclectische vormen worden deels nog gedekt door Oegstgeester pannen. In de noordoosthoek staat een stalgebouw (nr. 25a). Ten noorden van het plein kwam vanaf 1881 het Florapark tot ontwikkeling met grote villa's in verschillende bouwstijlen. Eclectische vormen vertonen de gepleisterde villa Florapark 6 (circa 1880) en de villa Florapark 9 (ca. 1885) met haar rijk uitgewerkte ingangstravee en overhoeks geplaatste toren. De meeste villa's zijn ontworpen in neorenaissance-stijl, zoals Florapark 5 (circa 1880) en de met torenachtige accenten uitgevoerde dubbele villa Florapark 10-11 (circa 1880). In rijke chaletstijl ontworpen is de villa Florapark 7 (1885, L.P. Zocher) en pseudo-vakwerkelementen bepalen het uiterlijk van de dubbele villa Florapark 12-13 (1893). Iets jonger is de bebouwing van het nabijgelegen Wilhelminapark, waar tussen 1898 en 1906 villa's en herenhuizen verrezen in een combinatie van stijlen, vooral naar ontwerpen van S.J.W. Mons. Karakteristiek zijn de wit gepleisterde villa's Wilhelminapark 6 en 16-17 (circa
1905). De door J.F.W. Stom ontworpen dubbele villa Wilhelminapark 10-11 heeft zijwaarts ver doorgetrokken dakvlakken en torentjes met
Haarlem, Villa Florapark 10-11
| |
| |
ingezwenkte koepeldaken. Als laatste verrezen de opvallende herenhuizen Wilhelminapark 18-22 (1906, C. Smink jr.) met portieken, erkers en loggia's in jugendstil-vormen (hoefijzerbogen) en geveltoppen met pseudo-vakwerk.
In het eerste kwart van de 20ste eeuw werden veel villa's gebouwd in de wijken Oosterhout en Zuiderhout. Voorbeelden van landhuisstijl, met gepleisterde verdieping en geveltoppen met pseudo-vakwerk, zijn de dubbele villa's Vijverlaan 2-4 en Linnaeuslaan 22/Oosterhoutlaan 4 (beide circa 1905). Het ontwerp van het landhuis De Steenhaag (Zonnelaan 2), dat architect J.B. van Loghem in 1912 voor zichzelf bouwde als woning met architectenpraktijk, vertoont ook traditionalistische elementen. De hoektoren aan de Spaarnezijde werd in 1917 toegevoegd. De groene dakpannen zijn niet oorspronkelijk. Diverse villa's werden ontworpen in Nieuw Historiserende vormen, zoals de rond 1915 gebouwde villa's Riviera (Vijverlaan 7), Sinnesate (Oosterhoutlaan 8), Weltevreden (Linnaeuslaan 2), Spaarnelaan 7 (A. Salm) en De Beuk (Beelslaan 1). Art déco-decoraties vertoont de wit gepleisterde villa Waterlelie (Zonnelaan 6; 1917-'18), ontworpen door J.B. van Loghem en voorzien van bouwsculptuur door H.A. van den Eijnde en glas-in-lood door atelier Bogtman. Voor een reder uit IJmuiden ontwierp J.C. Kramer het landhuis Voor Anker (Zonnelaan 12; 1918) in de vorm van een schip met rieten parabooldak. Het terras kreeg de vorm van een scheepsboeg. De villa Huize de Brug (Crayenesterlaan 126; circa 1925) vertoont de invloed van het werk van F. Lloyd Wright. Hetzelfde geldt voor de door J.B. van Loghem ontworpen en geheel of grotendeels in hout uitgevoerde vierkante villa's Het Zonnehuis (Scheltemakade 20; 1919-'20), Scheltemakade 1 (1920) en Golders Green (Crayenesterlaan 13; 1921); de laatstgenoemde werd gebouwd voor zijn broer F.H. van Loghem.
Ook elders in de buitenwijken van de stad staan interessante villa's. Een mooi voorbeeld van de combinatie van neorenaissance-stijl met een chaletstijl-geveltop biedt de villa Nieuw Stadwijk (Wagenweg 66; 1894). Zeer grote panden met forse torens zijn Raamsingel 2 (circa 1900, J. van den Ban) en de wit gepleisterde villa Uyt den Bosch (Spanjaardslaan 7; circa 1910). J. Wolbers ontwierp de gepleisterde villa's Paviljoenslaan 5 (circa 1900), met chaletstijl-elementen, en Lindenhoek (Kleine Houtweg 109; 1902). De open loggia op een driezijdig uitgebouwde erker bij het laatstgenoemde voorbeeld is een element dat ook te vinden is bij de door J.F.W. Stom ontworpen dubbele villa Koninginneweg 108-110 (1899). Late neorenaissance-voorbeelden zijn de met trapgevels en loggia uitgevoerde villa Zijlweg 263 (circa 1905, J.A.G. van der Steur) en de met toren en trapgevel uitgevoerde villa Margueritte (Spruitenbosstraat 19; 1908, J. van den Ban). Voorbeelden van villa's in Nieuw Historiserende vormen zijn Westerhoutpark 32 (1908, J. Wolbers), de villa Houtrust (Kon. Wilhelminalaan 16; 1910-'11, J.B. van Loghem) met aangebouwde garage, en de villa Nijenhove (Wagenweg 250-252) met dienstwoning. Het voor dokter Van Linden Tol als villa met praktijkruimte gebouwde Huize Hildebrand (Fonteinlaan 11; 1908, J. London) grijpt in detaillering terug op de Lodewijk XIV-stijl. Het wapen in de geveltop herinnert aan de uitspanning ‘Het Wapen van Amsterdam’ die hier stond en die wordt genoemd in de Camera Obscura. Voorbeelden in landhuisstijl met pseudo-vakwerk en toren zijn de villa's Zijlweg 265 (circa 1900, J. Stuyt) en Wagenweg 208 (1908, B. Hagen). Een expressionistisch ontwerp van J.Ph. Peper is de villa De
Cranenburgh (Wagenweg 63; 1928-'29), die de familie Cranenburgh liet bouwen op het terrein van de buitenplaats Spruitenbosch.
Hofjes. Het in 1395 door Dirck van Bakenes gestichte hofje De Bakenesserkamer (Bakenessergracht 66) [70] kreeg zijn huidige vorm in de 17de eeuw. Aan de grachtzijde geven een poortje met tekstcartouche (1632) en een steeg met achtzijdig ‘knooppunt’ (1756) toegang tot het aan drie zijden met wit gepleisterde woningen omringde hofje met pomp. In 1663 heeft men één woning verbouwd tot regentenkamer (met uitbouw). De toegangspoort (circa 1630) aan de Wijde Appelaarsteeg is voorzien van ionische pilasters en een segmentvormig fronton met tekstcartouche. Het Brouwershofje (Tuchthuisstraat 8) [71] werd in 1472 gesticht uit de nalatenschap van Katharina en Jacob Huijge Roepersz en overgedragen aan het Brouwersgilde. Na de stadsbrand in 1576 werd het hofje herbouwd in 1586 (jaartalankers). In het midden van de in 1930 en 1987 gerestaureerde woningrij bevindt zich een poort naar de achterplaats. Het Hofje Van Loo of Gasthuishofje (Barrevoetestraat 7) [72] werd gesticht in 1489 door burgemeester Symon Pietersz van Loo en overgedragen aan het St.-Elisabethsgasthuis. De wit gepleisterde 17de-eeuwse woningen liggen om een naar de straat geopende binnenplaats. De pomp (circa 1770) draagt het gasthuiswapen. De regentenkamer heeft men in 1843 verbouwd tot twee woningen. In 1885 zijn drie huisjes gesloopt bij de verbreding van de Barrevoetestraat; deze zijn vervangen door drie ongepleisterde huisjes op het terrein. Het hofje is rond 1987 gerestaureerd.
Aan de Witte Herenstraat liggen vlak bij elkaar drie vroeg-17de-eeuwse hofjes. Uit de nalatenschap van de naamgever werd in 1607 het Frans Loenenhofje (Witte Herenstraat 24) [73] gesticht en in 1609 volgde een uitbreiding in opdracht van proost Jacobus Zaffius (gedenkstenen). De in 1736 en 1772 (gedenkstenen) herstelde woningen staan om een rechthoekige binnenplaats, die toegankelijk is via een maniëristisch poortje met stichterswapen (1625, gerestaureerd 1986). In 1777 werd een van de woningen verbouwd tot regentenkamer met goudleerbehang. Het naastgelegen Luthers Hofje (Witte Herenstraat 16) [74] werd rond 1615 door Jan Pompen gesticht bij de nieuwe Luth. kerk op het terrein van het oude norbertijnerklooster (Witte Heren). Rond 1648 volgde een uitbreiding en in 1804 een ingrijpende verbouwing. De huidige toegang in een vleugel met laat-19de-eeuwse woningen (Witte Herenstraat 10-20) kwam in 1888 in de plaats van de oude toegang aan de Magdalenastraat. Van het door het St. Nicolaas- of Koopmansgilde in 1613 gestichte Coomanshofje resteert sinds de sloop in 1871 alleen het toegangspoortje
| |
| |
Haarlem, Hofje van Wilhelm van Heythuysen
met gebeeldhouwde voorstelling van St. Nicolaas en twee kinderen (Witte Herenstraat 30); het jaartal 1659 op het poortje hoort bij herstel van het hofje. Ook elders in de stad werden in de 17de eeuw hofjes gesticht, zoals in 1616 het Hofje van Guurtje de Waal (Lange Annastraat 40; gerestaureerd 1985) [75]. Dit hofje werd in 1661 door burgemeester Jan de Waal uitgebreid en grotendeels vernieuwd door Anna Cornelia Hooreman in 1783 (gevelsteen). Het geblokte natuurstenen poortje uit 1616 heeft een bekroning met wapencartouche en festoenen uit 1661. Het in 1616 uit de nalatenschap van Catrijn Jansdochter Amen gestichte Hofje In den Groene Tuin (Warmoesstraat 25) [76] bestaat uit twee rijtjes wit gepleisterde 17de-eeuwse woningen. Deze waren toegankelijk via een steeg met steegbogen en een poortje aan de Lange Veerstraat (hersteld 1982). Het huidige hoofdgebouw met tuitgevels, vensters met deelzuiltjes en gebeeldhouwde koppen
Haarlem, Hofje van Staats
Haarlem, Teylershofje
van oude mannen en vrouwen verrees in 1885 aan de Warmoesstraat naar een neogotisch ontwerp van G.H. Robbers (gerestaureerd 1978). Toegankelijk via een smalle steeg vanaf de Botermarkt is het tussen 1618 en 1626 door Jan Bruininck gestichte Bruiningshofje (Botermarkt 9) [77]. De vroeg-17de-eeuwse woningen aan de westzijde van de binnenhof zijn gerestaureerd en die aan de oostzijde herbouwd in 1936-'47 (K. Jonkheid). Het Hofje van Wilhelm van Heythuysen (Kleine Houtweg 135) werd in 1651 ten zuiden van de stad ingericht in het buitenverblijf van de naamgever. Het toenmalige L-vormige complex met hoger opgetrokken paviljoen werd in 1756 aan de noordzijde uitgebreid met enkele woningen aan een binnenstraatje. Het complex is in fasen gerestaureerd (1965, 1977 en 1985). Het voorm. O.L. Vrouwe- of St.-Anthoniegasthuis (Klein Heiligland 64) [78] is een wit gepleisterd complex bestaande uit een hoofdgebouw met midden-17de-eeuwse kern en een 18de-eeuws aanzicht, en twee rond 1730 toegevoegde lage zijvleugels met woningen (gerestaureerd eind 20ste eeuw). Het hier vanaf het midden van de 17de eeuw ingerichte hofje werd door Pieter Teyler van der Hulst een tijd lang onderhouden tot de bouw van het Teylershofje aan de Koudenhorn in 1787. Daarna liet J. Vervaaren het oude complex inrichten als hofje van het O.L. Vrouwe- en St.-Anthoniegasthuis, twee in 1726 samengevoegde laat-middeleeuwse stichtingen. In de 18de eeuw kwamen verschillende grote hofjes tot stand. Het imposante Hofje van Staats (Jansweg 39) [79] werd gebouwd in 1730-'33 in opdracht van garenhandelaar IJsbrand Staats naar plannen van Abraham Klijn met vier vleugels om een binnenplaats. Het hogere middendeel van de voorvleugel wordt bekroond door een achtzijdige open klokkentoren (Hendrik de Werff). De natuurstenen pronkrisaliet is voorzien van een portiek met
composietpilasters en een geschulpt fronton met het wapen van de familie Staats. De gevels van de flankerende bouwdelen tonen door Gerrit van Heerstal vervaardigde reliëfs die de Barmhartigheid (rechts) en de Liefde (links, met stichtersportret) voorstellen. De regentenkamers aan weerszijden van de middengang in het hoofdgebouw bevatten 18de- en vroeg-19de-eeuwse interieuronderdelen, waaronder schoorsteenstukken (1733-'34, Frans Decker) en behangsels (geel en groen). Het complex is gerestaureerd in 1988-'91. Het bestuur van het Staatshofje werd in 1760 samengevoegd met dat van het toen net ingerichte Hofje van Noblet (Nieuwe Gracht 2) [80], dat in 1758-'60 tot stand kwam uit de nalatenschap van Leonard Noblet en zijn twee zusters naar plannen van Willem Batelaan of Isaäc Roussel. Het huis van de familie Noblet op de hoek Nieuwe Gracht/Hooimarkt bevat (regenten)vertrekken met goudleerbehang en stucplafonds. De woningen van het in 1990-'91 gerestaureerde hofje liggen in vier vleugels om een binnenhof. De zandstenen pronkrisaliet van de gevel aan de gracht- | |
| |
zijde toont het wapen van de familie Noblet en heeft een bekroning met klok. Het rond 1978 gerestaureerde U-vormige Hofje Van Oorschot (Kruisstraat 44) [81] werd in 1768-'69 gebouwd uit de nalatenschap van Wouter van Oorschot ter plaatse van het voorm. H. Geesthuis. Het hoofdgebouw toont boven de ingang een driehoekig fronton met afgehakt alliantiewapen (nu geschilderd). De regentenkamer heeft een schoorsteen met de wapens van de families Oorschot en Savary. De binnenplaats wordt afgesloten door een hek met hardstenen pijlers in Lodewijk XV-vormen, waarvan twee met vaasvormige ornamenten. Het Remonstrants Hofje (Ursulastraat 16) [82], gesticht in 1774 door Justus en Isabella van Leeuwarden voor alleenstaande remonstrantse vrouwen (gevelsteen), werd ingericht in het voorm. Ursulaklooster (gesticht circa 1445). Het laat-middeleeuwse dwarse
voorhuis bevat nog restanten van de kloosterkapel, te weten kruisribgewelven (begane grond) en een hoge kapconstructie met ribben van een houten tongewelf (circa 1464 (d)). De geblokte ingangsomlijsting met segmentvormig fronton is 18de-eeuws. Een overwelfde doorgang (16de eeuw) leidt naar de tweelaagse woningen aan de binnenplaats, waarvan die aan het einde is voorzien van een driezijdige erkeruitbouw. Uit de nalatenschap van Pieter Teyler van der Hulst kwam in 1785-'87 naar plannen van Leendert Viervant het Teylershofje (Koudenhorn 64) [83] tot stand. Het imposante voorgebouw heeft een grote open Dorische porticus, een driehoekig fronton met wapen (buitenzijde) en een weelderig opzetstuk met zonnewijzer (binnenhofzijde). Binnen bevindt zich een betimmerde regentenkamer in Lodewijk XVI-stijl. De woningen van het rond 1990 gerestaureerde hofje omsluiten een binnenterrein met hardstenen pomp. Een poortje met zonnewijzer vormt de toegang tot de achterbouw en de laat-19de-eeuwse woningen aan de Teylerhofjesstraat.
In de 19de eeuw nieuw gesticht uit een fonds van Abraham de Haas is het zogeheten Guurt Burret's Hofje (Essenstraat 24) [84], gebouwd in 1868-'70 naar een ontwerp in eclectische vormen van P. Kleiweg Dyserinck. Achter het hoofdgebouw (Gasthuisvest 31) staan zes symmetrisch geplaatste woningblokken met forse overhoeks geplaatste schoorstenen. Er werden in de 19de eeuw ook oudere hofjes (grotendeels) herbouwd, zoals het Wijnbergshofje (Barrevoetestraat 4) [85], gesticht rond 1662 ter plaatse van de Doopsgez. vermaning ‘De Wijnberg’. Het huidige eclectische hoofdgebouw en de woningen in de zijvleugels dateren uit 1872. Alleen de achtervleugel heeft nog een 18de-eeuwse gevel met rijke kroonlijst in Lodewijk XV-vormen. Het rond 1640 door Jacques van Damme gestichte Zuiderhofje (Zuiderstraat 12) [86] kreeg bij de herbouw in 1891-'92 naar plannen van A. Salm een nieuw hoofdgebouw met daktorentje en nieuwe woningen om een binnenplaats (gerestaureerd 1982-'84).
Woningbouwcomplexen. Voor de woningbouwvereniging ‘Tuinwijk’ ontwierp J.B. van Loghem in kubistisch-expressionistische vormen de met houten balkons en terugspringende terrassen met pergola's uitgevoerde middenstandswoningen van Tuinwijk-Zuid (Tuinwijklaan e.o.; 1920-'22, gerenoveerd 1991-'92). De gemeenschappelijke binnentuinen worden ontsloten via poortdoorgangen. Het wijkgebouw Vijverlaan 14 heeft een gevelsteen met de wijknaam
Haarlem, Tuinwijk-Zuid
en een figurale voorstelling (H.A. van den Eijnde). Kubistische bouwmassa's en ver uitstekende platte daken kenmerken het door Van Loghem voor de woningbouwvereniging ‘Rosehaghe’ ontworpen complex Hoofmanstraat e.o. (1919-'22), waarvan het wijkgebouw met bovenwoning (Hoofmanstraat 12) een torenachtig accent heeft. Ontwerpen in zakelijk-expressionistische vormen van zijn hand zijn de woningen Kleverlaan 91-181 (1921) van de woningbouwvereniging ‘Huis ter Kleef’ en het door de gelijknamige woningbouwvereniging gebouwde complex Tuinwijk-Noord (Kleverparkweg 99-155 e.o.; 1921-'22). Voor de Geref. woningbouwvereniging Patrimonium kwam in 1918-'23 de Patrimoniumbuurt (Rozenhagenplein e.o.) tot stand als een wijk met middenstands- en arbeiderswoningen, enkele winkels en scholen, en de in 2003 afgebrande (Geref.) Koningskerk (1926-'27, B.T. Boeyinga). De door Tj. Kuipers en A. Ingwersen in expressionistische stijl ontworpen woningen zijn voorzien van houten topgevelschotten, geknikte daken en enkele poortdoorgangen. Op enkele plaatsen zijn gevelsculpturen aangebracht met voorstellingen van vogels (J. de Breukstraat 22-24), de seizoenen (Rozenhagenstraat 16, 28, 36 en 48) en de Kennemer- of Nieuwpoort (Zocherstraat 79).
| |
| |
Bij het oude dorp Schoten verrezen in de jaren twintig nog meer woningbouwcomplexen in expressionistische vormen. Een afwisseling van rode en gele baksteen vertoont het complex Molijnstraat 1-25 e.o. (circa 1920). De Schotense woningbouwvereniging Volkshuisvesting liet het complex Kastanjestraat 2-22/5-29 e.o. (1921, Z.D.J.W. Gulden en M. Geldmaker) bouwen, met in het midden van de H-vormige aanleg een poortgebouw. Aan de noordzijde staat een zuilvormig monument met symbolische sculpturen van H.A. van den Eijnde (arbeid, geestelijke ontwikkeling, spel en idealisme). Het voor de coöperatieve woningbouwvereniging ‘Onder Dak’ gebouwde complex Kleverlaan 86-126 e.o. (1921-'23, J.A. Roodenburgh) heeft een terugliggend middengedeelte met plantsoen. Naar ontwerpen van A.J.C. Voorvelt kwam de zakelijk-expressionistische bebouwing van het Meidoornplein e.o. (1923-'24, woningbouwvereniging ‘Eigen Haard’) en het Elzenplein e.o. (1925-'26) tot stand, beide met afgeronde hoeken bij het plein en met poortdoorgangen alleen bij het Meidoornplein. Andere voorbeelden zijn de sobere middenstandswoningen Van Dortstraat 4-90 (circa 1930, H. Tuninga) en Heussenstraat 12-84 (circa 1930). Opvallend zijn de door de R.K. woningbouwvereniging ‘St. Jozef’ voor grote gezinnen gebouwde woningen Jan Gijzenkade 243-297 e.o. (1930-'32, J. van Velsen), waarvan de markante portiekuitbouwen zijn voorzien van heiligenbeelden.
Naar ontwerpen van A.M.J. Sevenhuijsen verrezen de woningen Verspronckweg 257-323 (1923) in Haarlem Noord, Garenkokerskade 2-46 (circa 1923) ten westen van de binnenstad en Schalkwijkerstraat 63-113 e.o. (1922-'24) aan de oostzijde van het Spaarne. Bij deze sober-expressionistische complexen worden steeds twee woningen met topgevels afgewisseld met woningen waarvan de verdieping met hout is bekleed. Verder ontwierp hij de etagewoningen Slachthuisstraat 22-58 (1927) met hun opvallende schoorstenen. In de Slachthuisbuurt bevinden zich verder de zakelijk-expressionistische woningen Nijlstraat 2-36/3-41 (circa 1925, F.L. Oostenhoek en J.H. Welsenaar) en het voor de coöperatieve woningbouwvereniging voor gemeentepersoneel gebouwde complex Hof van Egmond 1-51/2-52 e.o. (1924-'26, Th.J. Roetering) met tweekleurig metselwerk. In de Amsterdamsebuurt ligt bij de Oosterkerk het door de Ned. Herv. gemeente gebouwde complex Zomerkade 153-159 e.o. (circa 1930).
De ruïne van Huis ter Kleef of ‘Huis te Schoten’ (Kleverlaan 9, Schoten). Dit midden 13de eeuw gestichte kasteel begon als een donjon en groeide vanaf circa 1325 in fasen uit tot een compact kasteel. Na de overdracht aan gravin Margaretha van Kleef in 1403 kwam de benaming Huis ter Kleef in zwang. Alva liet het kasteel in 1572 opblazen. De omgrachte ruïne bevat muurwerk van de donjon, een keukenvleugel (begin 14de eeuw), een noordtoren (eind 14de eeuw?), een traptoren (15de eeuw) en de weermuur van de binnenplaats. Sinds 1715 bezit de stad Haarlem de ruïne, die in 1910 werd opgenomen in de stadskweektuin (L.A. Springer). Delen van de ruïne zijn opgehoogd in 1973-'75 en bij nader onderzoek in 1990-'94. Daarna is het muurwerk grotendeels weer toegedekt met aarde en beplant.
Van de bebouwing op de voorhof resteert een rechthoekig gebouw voorzien van een achtzijdig traptorentje met ingesnoerde spits. Bij de bouw van het aangrenzende kantoor voor de sector stadsbeheer (1985) zijn de fundamenten aangetroffen van een kaatsbaan (circa 1625).
Huis te Zaanen (Orionweg 1). Deze voorm. ridderhofstad stamt uit de 16de eeuw of eerder, maar werd na een brand begin 18de eeuw herbouwd en later gepleisterd. Eind 19de eeuw is het gebouw gerestaureerd door H.P. Berlage.
Paviljoen Welgelegen (Dreef 3) [87]. De uit Schotland afkomstige koopman-bankier Henry Hope liet dit L-vormige neoclassicistische buitenhuis in 1786-'89 bouwen ter plaatse van de door hem in 1769 gekochte hofstede Welgelegen. Het ontwerp is waarschijnlijk van Michel Triquetti, marineconsul van Sardinië, en de bouw werd geleid door Jean Baptiste Dubois. Dit buiten werd in 1808 door koning Lodewijk Napoleon in gebruik genomen (tot 1810) en later door koning Willem I ter beschikking gesteld van zijn moeder, de prinses douairière Frederika Sophia Wilhelmina. Vanaf 1838 herbergde het enkele musea, waaronder vanaf 1871 de koloniale collectie van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering van Nijverheid (in 1926 naar Amsterdam overgebracht). Sinds 1930 is hier het provinciehuis van Noord-Holland gevestigd (gerestaureerd circa 1989).
De monumentale wit gepleisterde zuidvleugel met souterrain diende als kunstgalerij voor de collectie van Henry Hope. Het hoge middenpaviljoen met geblokte pilasters en dubbele dorische en ionische zuilen wordt bekroond door een driehoekig fronton (met provinciewapen). De gevelbeelden Overdenking en Beschouwing zijn van G.L. Godecharle uit Brussel, evenals de reliëfvoorstellingen van Handel en de Kunsten. De flankerende lagere vleugels met geblokte pilasters worden bekroond door een attiek en eindigen bij hoekpaviljoens met de beeldengroepen Schilderkunst, Beeldhouwkunst, Architectuur en Muziek (G.L. Godecharle). Vroeger hadden de zijvleugels gedeeltelijk een lage tweede verdieping (lantaarn). Vóór het gebouw staat een kopie van de antieke Laokoöngroep (circa 1788, Francesco Righetti). De gebogen opgangen naar het zuidterras bij de bel-etage worden bewaakt door beelden van liggende leeuwen. Het empire-tuinhek is uitgevoerd met pieken en fasces. Eenvoudiger uitgevoerd is de ongepleisterde haakse woonvleugel aan de Dreef. Hier staan twee 18de-eeuwse beelden (geplaatst 1904). Het wit gepleisterde en met dubbele ionische zuilen uitgevoerde gedeelte in de afgeschuinde binnenhoek (achterzijde) bevat de hoofdingang.
Het goed behouden interieur in neoclassicistische stijl bevat onder meer een achtzijdige vestibule, een trappenhuis met brede marmeren trap en diverse rijk ingerichte vertrekken. De belangrijkste zijn de voorm. Muziekzaal en de hoge middenzaal van de kunstgalerij (nu Statenzaal). De oorspronkelijk ronde maar later tot een ovaal verbouwde Muziekzaal met koepel is voorzien van gestucte bovendeurstukken en wandpanelen, en heeft een fries met door Jacques Kuyper
| |
| |
beschilderde koperen medaillons. De huidige Statenzaal heeft composiete halfzuilen en een zwaar hoofdgestel onder een gaanderij. Het hekwerk van de gaanderij toont gesmede uitbeeldingen van de vrije kunsten en de god Apollo; ankers symboliseren mecenas Henry Hope. In de zaal hangen acht door Noord-Hollandse gemeenten geschonken gobelins (circa 1930, W. Arondeus). Diverse interieurstukken in het gebouw zijn afkomstig uit de voorm. ambtswoning van de commissaris van de koningin (Huis Barnaart).
Het provinciehuis werd in 1930 uitgebreid
Haarlem, Paviljoen Welgelegen, plattegrond
met een kantoorvleugel aan de Dreefzijde en in 1964 met een noordvleugel (H.T. Zwiers). De in 1964 heringerichte binnentuin bevat enkele beelden van Francesco Righetti - Ganymedes, Euterpe (1781) en Eros - en wordt ontsloten door toegangshekken in Lodewijk XV-stijl (Dreef) en in neoclassicistische vormen (Paviljoenslaan).
Overige buitenplaatsen. Rondom de Haarlemmerhout en langs het Spaarne werden in de 17de en 18de eeuw nog meer buitenplaatsen aangelegd. Aan het Spaarne staat het in 1789 voor de Amsterdammer Jan Ananias Willink gebouwde huis Buitenrust (Buitenrustlaan 9) naar ontwerp van Pierre Essaie Duyvené. De driezijdige uitbouw aan het water hoort bij een achtzijdige koepelkamer. Later is het huis in gebruik genomen als school (20ste-eeuwse aanbouw). Een driezijdig gesloten erkerkamer heeft ook het 18de-eeuwse wit gepleisterde buitenhuis Vlietsorgh (Buitenrustlaan 29), dat zijn huidige aanzien met empire-motieven rond 1800 kreeg in opdracht van H.P. de Pauw. Prinses Frederika Louise Wilhelmina gebruikte het van 1814 tot 1819 als zomerhuis naast Paviljoen Welgelegen, vanwaar de bijnaam ‘Het Kleine Paviljoen’. Dit in 1955-'58 (Y. Kok) gerestaureerde huis heeft een rijk interieur. Uit circa 1860 dateert het bijgebouw Buitenrustlaan 31 (gerestaureerd 1966). Iets zuidelijker ligt nabij het Spaarne de rond 1632 door de Amsterdamse burgemeester Jan Cornelisz Geelvinck gestichte hofstede Oosterhout (Oosterhoutlaan 19). Het diverse keren verbouwde en wit gepleisterde buitenhuis is later in gebruik genomen als schoolgebouw en daartoe uitgebreid. De houten tuinkoepel staat nu op het terrein van het Doopsgez. bejaardenhuis. Aan de westelijker gelegen Kleine Houtweg staat het sobere 18de-eeuwse buitenhuis Vredenburgh (Kleine Houtweg 113). Het naastgelegen houten tuinpaviljoen (Kleine Houtweg 119) uit 1801 behoorde tot de buitenplaats Bellevue en werd ontworpen door Abraham van der Hart met neoclassicistische en empire-elementen voor Maria Hoofman.
Aan de westzijde van de Haarlemmerhout staan de buitenhuizen langs de Wagenweg. Het wit gepleisterde Huis Zomerlust (Wagenweg 65) bestaat uit een 18de-eeuwse vleugel (parkzijde) en een 19de-eeuwse voorbouw in neoclassicistische vormen (circa 1860). Terzijde staat een koetshuis. Op de 17de-eeuwse buitenplaats Eindenhout liet de Amsterdammer George Gerard Lans in 1793-'94 het neoclassicistische buitenhuis Eindenhout (Wagenweg 242) bouwen.
| |
| |
Haarlem, Buitenhuis Eindenhout
Pierre Essaie Duyvené ontwierp dit huis met zijn forse composiete zuilengalerij en zijn bekleding met grenen delen die natuursteenwerk suggereren. De bijnaam ‘Huis met de Beelden’ dankt het aan de twee marmeren sfinxen die Jacob Temminck in 1810 liet plaatsen. De hoofdingang (tuinzijde) wordt geflankeerd door korte zijvleugels in aangepaste bouwstijl (1866, L.P. Zocher). Het in 1973-'77 (W.L. van Oostrum) gerestaureerde huis bevat nog diverse oude interieurelementen. In de landschappelijke parkaanleg staat een in beton uitgevoerde (vervallen) ronde theekoepel met ionische zuilen, opgetrokken in 1915 voor H.A. van Odyck door de firma Rooker & Agterberg. Verder is er een achtzijdige houten theekoepel met ingezwenkt tentdak. Het naastgelegen buiten Vredenhof (Wagenweg 244) is ontstaan uit een 17de- of vroeg-18de-eeuwse hofstede en werd in de 19e eeuw verbouwd, gepleisterd en uitgebreid. Het huis heeft een ingangspartij met dubbele ionische zuilen en aan de straat een driezijdige erkeruitbouw op korte zuilen. Achter het huis staat een wit gepleisterd bijgebouw.
Winkels. Goede voorbeelden van neoclassicistische winkelpuien zijn te vinden bij Koningstraat 9 (ca. 1875) en Warmoesstraat 6-8 (ca. 1883). De wit gepleisterde eclectische gevel van het winkelpand Lange Veerstraat 8 (circa 1875) is rijk gedecoreerd met pilasters en colonnetmotieven. Een rijke eclectische winkelpui met medaillons en getoogde etalages bezit Krocht 6 (circa 1880). Andere voorbeelden van winkelpuien in eclectische vormen zijn te vinden bij Lange Veerstraat 14 (1890, A. en J.A.G. van der Steur), Warmoesstraat 24 (1890, A.F. Capteyn), Smedestraat 16 (1891, J.H. Welsenaar) en het hoekpand Barteljorisstraat 1 (1898, A.F. Capteyn); een nadruk op neogotische elementen vertoont de eclectische pui van Warmoesstraat 12 (1900, C.L.M. Robbers).
In een zeer geprononceerde neorenaissance-stijl uitgevoerd is het nu als horecagelegenheid gebruikte woon- en winkelpand Lange Veerstraat 23 (1889, G.H. Möller) met hardstenen pui. Interessante voorbeelden in neorenaissance-stijl zijn verder de banketbakkerij Warmoesstraat 7 (1889), de winkels Grote Houtstraat 4 (1891, S. Roog en J. van den Ban; gewijzigd 1905), Barteljorisstraat 10 (1891) en Barteljorisstraat 13-17 (1891, J.A.G. van der Steur; pui 1931), de met fraai portiek uitgevoerde winkelpui van Grote Markt 23 (1892, J.H. Welsenaar), het voor schoenenmagazijn L.F. Keyser gebouwde pand Lange Veerstraat 32 (1893, J.H. Welsenaar) en het winkelpand Barteljorisstraat 23 (circa 1895, pui gewijzigd). Het met een neorenaissance-trapgevel uitgevoerde winkelpand Zijlstraat 25 (1887) heeft een jongere winkelpui (1899, J. London) met neogotische motieven, stalen puibalk en boven de deur gesneden panelen. Neorenaissance-elementen vertoont de tweelaags winkelpui van Zijlstraat 94 (1904, J.H. Welsenaar). Opmerkelijk is de neogotische gekanteelde gevel van Grote Houtstraat 163 (circa 1900; pui vernieuwd), waaraan de reliëfs met bloemdecoraties de invloed van de jugendstil verraden. Het met trapgevel, hoektoren en gevelbeeld (J.L. Vreugde) uitgevoerde hoge hoekpand Zijlstraat 29 (1903, J. London) vertoont rationalistische elementen.
De winkel Anegang 30 (1897, W.F. Doeglas) heeft als jugendstil-kenmerken gele verblendsteen brede geschakelde vensters en een portiek met gebogen etalages. De voor H.J. Brakenhoff gebouwde bakkerij Koningstraat 37 (1900, J. London) heeft het winkelinterieur behouden, alsmede de pui met zweepslagornamenten en een bakkersfiguur als sluitsteen. Het in neorenaissance-vormen opgetrokken warenhuis De Zon (Korte Veerstraat 1-5) werd in 1899 gebouwd voor de firma J. Sabelis & Co. en in 1909 verbouwd voor Vroom & Dreesmann. De bij de hoek tweelaagse winkelpui met grote etalages en jugendstil-elementen (P. Kleiweg Dyserinck) is toen aangebracht. De nu als café dienende voorm. vishandel Riviervismarkt 13-15 (1905, J. van den Ban) heeft een interieur met jugendstil-elementen en een neorenaissance-trapgevel met erker en gevelsteen (met vis). Van den Ban ontwierp ook het woon- en winkelpand Barteljorisstraat 18 (circa 1910). De gebogen erkers boven de (gewijzigde) pui hebben tegelbanden met aanduidingen van het assortiment. Voor de coöperatieve winkelvereniging ‘Eigen Hulp’ ontwierp Van den Ban het woon- en winkelpand Zijlstraat 56-58 (1913). De deels in graniet, deels in zandsteen uitgevoerde gevel is voorzien van jugendstil-decoraties en reliëfs. Om de hoek had deze coöperatie ook een bakkerij en expeditiegebouw (Gedempte Oude Gracht 1a-3; circa 1910). Een gebogen verdiepingserker en een pui met draakachtige sculpturen heeft de banketbakkerij Grote Houtstraat 173 (1910, J.C. van den Berg). Het portiek bevat in glas uitgevoerde reclameplaten voor chocolade.
De firma Jamin liet het hoekpand Grote Houtstraat 73 (1920, J. Miedema) bouwen met neobarokke terracottadecoraties en blauw-groen verglaasde tegels. Art déco-vormen vertoont het winkelpand Grote Houtstraat 31 (circa 1920, J. van Teeffelen), waarvan de betegeling van de tweelaags pui met bovenetalage is geleverd door de fabriek ‘De Porceleyne Fles’. De voorm. kruidenierswinkel van De Gruyter Zijlweg 42 (circa 1920) heeft een blauw-groen betegelde pui-omlijsting in art déco-vormen. Het interieur bevat tegelwanden met voorstellingen van handelswaar. Uit de jaren twintig dateren verder de manufacturenwinkel Anegang 25 (1922, J.P.A. Nelissen) met tweelaagse winkelpui, en de expressionistische pui van Kruisstraat 6 (1928; J.C. Slagter) met daarop het bouwjaar van de pui en het stichtingsjaar van de toen in het pand gevestigde apotheek (1744). Het warenhuis
| |
| |
Haarlem, Warenhuis Vroom & Dreesmann (1993)
Vroom & Dreesmann (Grote Houtstraat 70) [88] kwam in 1930-'34 tot stand naar een expressionistisch ontwerp van J. Kuyt met art déco-elementen. De gevels van dit zevenlaagse gebouw zijn verlevendigd met speklagen en strak gedetailleerde horizontale vensterreeksen. De centrale vide met lichtkoepel is na 1960 dichtgezet. De aan de westzijde ingebouwde drogisterij A.J. van der Pigge - die niet wilde wijken voor het warenhuis - heeft een winkelpui en interieur uit 1849. Opmerkelijk modern is de gestileerde gevel met harmonicavormige verdiepingserkers van de voorm. meubelmakerij Ridderstraat 20 (1924), ontworpen door J.B. van Loghem voor de firma Th.J. van Zutphen, met wie Van Loghem ook samenwerkte voor meubelontwerpen.
Het veilinggebouw van de ‘Oprechte Veiling Haarlem’ (Bilderdijkstraat 1a) is een sober gebouw uit 1917. De hoger opgaande veilinghal wordt gedekt door een zadeldak met lichtkap en is voorzien van loges.
Sociëteiten. Het voorm. gebouw van de sociëteit Trou moet Blycken (Grote Houtstraat 1) [89] verrees in 1879-'80 naar een neoclassicistisch ontwerp van A.J. van Beek. De sociëteit, die haar naam ontleende aan de spreuk van de rederijkerskamer ‘De Pellicanisten’ (gesticht 1503), vertrok in 1922 naar Grote Houtstraat 115. De verdieping is in 1992 verbouwd tot dependance van Frans Halsmuseum (Kees Verwey-hal). Bij de Haarlemmerhout ten zuiden van de stad staat de voorm. buitensociëteit Dreefzicht (Fonteinlaan 1; circa 1840) van ‘Trou moet Blijcken’. Dit wit gepleisterde
Haarlem, Sociëteit Trou moet Blycken
Haarlem, Winkel Ridderstraat 20 (1993)
neoclassicistische paviljoen is voorzien van pilasters met (palmet)kapitelen (gewijzigd 1964 en later). Ontworpen in Nieuw Historiserende vormen is de sociëteit Vereniging (Zijlweg 1; 1922, J. van den Ban) [90].
| |
| |
Haarlem, Verzekeringskantoor De Vrijwillige Liefde Beurs
Horeca en verenigingsgebouwen. In 1881 begonnen de broers J.O. en H. Brinkmann in Grote Markt 11 een horecagelegenheid, die door latere aankopen uitgroeide tot een horeca- en zalencomplex (tot 1970) dat bijna het hele bouwblok omvatte. Bij de vernieuwing van de achterliggende bebouwing (1978-'82) is de onderpui van Grote Markt 11 vernieuwd en werd ze de toegang tot de winkelpassage ‘Brinkmann’. Het huidige café-restaurant Brinkmann (Grote Markt 13) [91] was van 1907 tot 1970 onderdeel van het Brinkmann-complex. Ter plaatse was in de 17de-19de eeuw het koffiehuis en logement ‘De Kroon’ gevestigd en vanaf 1871 een gelijknamige sociëteit. De door J.F.W. Stom ontworpen rijke neorenaissance-gevel, geïnspireerd door de tegenovergelegen vleeshal van De Key, kwam in 1902 tot stand bij de verbouwing van de sociëteit tot café-restaurant. In Nieuw Historiserende vormen ontworpen is het gebouw van de Vereniging van Huisvrouwen (Berkenrodestraat 9; 1912), dat is voorzien van een decoratieve erkerbekroning en een gevelsteen. Rationalistische elementen vertoont het met gevelsteen en mozaïektegels uitgevoerde gebouw Zang en Vriendschap (Jansstraat 74; 1915) [92].
Militaire tehuizen. Een trapgevel in neorenaissance-stijl en een houten onderpui met beeldsnijwerk en gebrandschilderde vensters met provinciewapens heeft het voorm. militair tehuis Jansweg 34 (1903, J. London) [93]. De Koninklijke Nederlandse Bond van Oud-Onderofficieren Haarlem en omstreken liet het als een villa met hoektoren ogende pand Schouwtjeslaan 63 (circa 1905) oprichten voor de schietvereniging Generaal van Merlen (gevelsteen). Voor de R.K. Militairen Vereeniging is het voorm. militair tehuis Zoetestraat 14 (1911) [94] gebouwd in gele steen met zachtrode decoraties.
Badhuizen. Een opvallende dakopbouw en decoraties in gele steen heeft het voorm. Tweede Volksbadhuis (Leidseplein 49; 1902, S. Roog en J. van den Ban), waarvan de uitbouw met volks- en kinderbaden is gesloopt. Het voorm. Derde Volksbadhuis (Schotersingel 8; circa 1915) is ontworpen met rationalistische elementen.
Het openluchtzwembad ‘De Houtvaart’ (Piet Heinstraat 12) kwam in 1927 tot stand naar plannen van de Dienst Openbare Werken, met een opvallend kubistisch entreegebouw.
De bioscoop ‘Cinema Palace’ (Grote
Haarlem, Kantoor Tweede Hollandsche Maatschappij van Levensverzekering
Houtstraat 111-113) [95] kwam in 1929-'30 tot stand naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van K.J. Aanstoot. Interieur en pui zijn in 1990 vernieuwd.
Verzekeringskantoren. Het voorm. kantoor van de in 1719 opgerichte begrafenisverzekering of ‘begrafenisbos’ De Vrijwillige Liefde Beurs (Korte Begijnestraat 14) [96] heeft een eclectische gevel uit 1870 met verhoogd middendeel. De maatschappij is in 1952 gewijzigd in ‘De Onderlinge van 1719’. Het buurpand (nr. 16) diende als conciërgewoning. Door verbouwing van een 18de-eeuws pand ontstond in 1900 het voorm. kantoor van de Algemene Noord-Hollandsche Maatschappij van Levensverzekering (Spaarne 48) [97] naar een jugendstilontwerp van J. van den Ban. Het portiek van de hardstenen onderpui bevat een reclametegeltableau vervaardigd door tegelbakkerij ‘De Distel’. Het voorm. kantoor van de Tweede Hollandsche Maatschappij van Levensverzekering (Kruisweg 70) [98] werd in 1902 naar ontwerp van J. van den Ban gebouwd als kantoor voor de melkinrichting ‘Hartelust’ en in 1918 in aangepaste stijl verhoogd bij de verbouwing tot ver- | |
| |
zekeringskantoor. Het in rationalistische vormen en jugendstil-elementen uitgevoerde pand heeft diverse tuitgeveltjes en een hoektoren.
Overige kantoren. Het laat-19de-eeuwse kantoorgebouw Zijlstraat 76 (nu deels winkel) is een neorenaissance-ontwerp van F.G.N. Haitsma Mulier in rode verblendsteen. Het voorm. kantoor van het Haarlems Dagblad (Grote Houtstraat 93) [99] kwam in de jaren twintig tot stand naar een expressionistisch ontwerp met art déco-elementen en is voorzien van een torenachtige middenpartij met koperen tentdak.
Banken. Een zandstenen gevel in rijke Nieuw Historiserende vormen bezit het door J. van den Ban ontworpen voorm. bankgebouw van Brinkman & Co. (Zijlstraat 78-80; 1913, gemoderniseerd 1964) [100]. Het gebouw van de voorm. Nationale Bankvereeniging (Zijlstraat 47; 1919-'20, gemoderniseerd 1986) [101], nu Rabobank, is een expressionistisch ontwerp van H.F. Mertens en heeft een ronde hoektoren met geknikt koepeldak en oriëntaliserende decoraties.
Pakhuizen. Het gerestaureerde pakhuis 't Wapen van Gelderlandt (Spaarne 96) [102] werd in 1612 gebouwd, waarschijnlijk als onderdeel van een bierbrouwerij. De later afgetopte voorgevel met grote en kleine rondboogpoort en drie lagen rondboogvensters is voorzien van zandstenen blokken en decoraties. Uit de eerste helft van de 17de eeuw stamt ook het hoge pakhuis Spaarnwouderstraat 19, waarvan de in de 19de eeuw wit gepleisterde gevel vier rijen pakhuisramen heeft boven een woongedeelte met tussenverdieping (gerestaureerd 1975-'76, P. van der Sterre). Dit pakhuis hoorde bij het achterliggende mouthuis van de brouwerij 't Zeepaert (later De Bastert Pijp), gevestigd in het hoge pand Korte Spaarne 15 met 18de-eeuwse gevel. Uit de 17de eeuw dateren verder het gerenoveerde pakhuis Bakenessergracht 42 uit 1692 (jaartal dorpel) en mogelijk ook het (boter?)pakhuis De Hoop (Botermarkt 26) met gerestaureerde kruisvensters. Ondanks de recent aangebrachte datering ‘1660’ is de schoudergevel met hijstravee van het pakhuis Burgwal 111 (gerestaureerd 1978-'80, M. van der Werf) waarschijnlijk 18de-eeuws.
Het grote graan- en meelpakhuis Bakenessergracht 71 [103] met een gevel in rondbogenstijl verrees in 1876 ten behoeve van de achtergelegen voorm. Haarlemsche Brood- en Meelfabriek. Binnen rusten de zware balkenvloeren op ijzeren kolommen (verbouwd 1990). In 1884 verrees Korte Begijnestraat 15-17 als wijnpakhuis Korte Begijnestraat 15-17; de sluitsteen van de poort toont een druiventros. Het carré-vormige vierlaags magazijn van de H.IJ.S.M. (Kinderhuissingel 4-6) [104] verrees in 1895 naar ontwerp van R. van Hasfelt. Goederenwagons konden via een draaischijf naar binnen gereden worden om de goederen vanuit de binnenplaats naar de vleugels binnen te brengen. Het magazijn is verbouwd tot wooneenheden (Olympia).
Windmolens. Om de stad en in de buitenwijken staan enkele poldermolens. Vermoedelijk in de tweede helft van de 17de eeuw gebouwd is de met hout beklede wipmolen De Stoop (Heussensstraat ong.), die de Schoter Veenpolder bemaalde. De Veerpolder ten oosten van de stad werd bemalen door de molen De Veer (Oudeweg 1; 1701, na brand herbouwd 2003). Aan de Ringvaart staan twee poldermolens: De Vijfhuis (Vijfhuizen ong.; 1871) van de Vijfhuizerpolder en De Hommel (Hommeldijk ong.; 1879, gerestaureerd 1972) van de Vereenigde Groote en Kleine Polders. De drie laatstgenoemde molens zijn achtkante grondzeilers met een met riet gedekte romp en kap. De aan het Spaarne bij Schalkwijk gelegen zaagmolen De Eenhoorn (Jaagpad ong.) is een mogelijk laat-18de-eeuwse paltrokmolen (gerestaureerd circa 1992). Ernaast staan loodsen van de voorm. elektrische zagerij Sneeboer (1925) bij een balkenhaven. Aan het Spaarne staat verder korenmolen De Adriaan (Papentorenvest 1-1a) [105]. Deze stellingmolen met houten romp op hoge bakstenen onderbouw werd in 1778 gebouwd, brandde af in 1932 en is vervolgens in 2001 herbouwd.
Het voorm. drukkerijcomplex Enschedé (Klokhuisplein 1-9) [106] ontstond uit een in 1761 door Johannes Enschedé in enkele panden aan de Coolmarkt (nu Klokhuisplein) ingerichte drukkerij. Het door zijn vader Izaak gestichte bedrijf aan de Grote Houtstraat werd hiermee uitgebreid en later werden alle bedrijfsonderdelen hier geconcentreerd (circa 1820). Het 18de-eeuwse herenhuis Damstraat 1 diende als woonhuis van de familie Enschedé en werd in 1891 uitgebreid met het hoekpand Klokhuisplein 9 (1891; F.G.N. Haitsma Mulier). Na het vertrek van de familie Enschedé in 1906 naar het buiten Ipenrode (Heemstede) werden deze panden ontvangstruimte en bedrijfsmuseum. Achter de pleinbebouwing ontstond in de tweede helft van de 19de en het eerste kwart van de 20ste eeuw een gebouwencomplex dat vrijwel het gehele bouwblok tussen Klokhuisplein, Damstraat, Nauwe Appelaarsteeg en Wijde Appelaarsteeg omvatte. Hier werden waardepapieren en postzegels gedrukt en was vanaf 1913 een offset-drukkerij gevestigd (de eerste in Nederland). Ook aan de noordzijde van de Wijde Appelaarsteeg werden bedrijfsonderdelen gevestigd, waaronder het Chemez-gebouw (Chemigrafie Enschedé & Zn) uit 1938, waar clichés werden gemaakt. Vanaf 1965 is het bedrijf in fasen verplaatst naar het industrieterrein De Waarderpolder, hetgeen rond 1990 is afgerond. De bedrijfspanden achter de bebouwing aan het Klokhuisplein/hoek Damstraat zijn na 1990 gesloopt ten behoeve van het nieuwe gerechtsgebouw ‘De Appelaar’ (H.J. Henket architecten) met ondergrondse parkeergarage (gereed 2005). De behouden gevelwand aan het plein bestaat uit verschillende bouwdelen uit de 17de-19de eeuw, met in het midden de 18de-eeuwse Wagenpoort, die de toegang vormde tot een binnenstraat. Op deze poort heeft men in 1918 naar plannen van D.E.L. van den Arend de Klokhuistoren
herbouwd volgens het model van een in 1804 gesloopte 15de-eeuwse voorganger, waarin enkele klokken van de St. Bavo hingen.
Overige bedrijfsgebouwen. Boven de deur van het 18de-eeuwse pand Antoniestraat 13 zit een gevelsteen ter ere van het 200-jarig bestaan van de Oprechte Haarlemmerolie Fabriek van C. de Koning Tilly (1696-1896). De fabriek wordt ook genoemd op het uithangbord en verder op de onderpui van Spaarne 43, een in de kern 17de-eeuws pand met 18de-eeuwse
| |
| |
Haarlem, Cacao- en chocoladefabriek Droste (1993)
klokgevel (gerestaureerd 1955-'57, W.J. Peereboom). De voorm. Fabriek der Oprechte Haarlemmerolie Gebr. Waaning (Doelstraat 13; circa 1910) [107] bestaat uit een kantoorgedeelte met achtzijdige hoektoren (Doelstraat) en een bedrijfsgedeelte (Lage Raamstraat).
Aan weerszijden van het Noorder Buiten Spaarne vestigden zich vanaf de 19de eeuw verschillende grote bedrijven. Op de westoever lag de scheepswerf Conrad, waarvan alleen de directeurswoning Spaarndamseweg 118 (circa 1885) is behouden. Aan de Paul Krugerkade staan de gebouwen van de chocoladefabriek Union (Paul Krugerkade 45) met kantoor en expeditiegebouw (1902, J.J. van Noppen) en daarachter een bedrijfshal met sheddaken en schoorsteen. Er vlakbij staat een voorm. koekfabriek naar een rationalistisch ontwerp van J. van den Ban (circa 1910). Op de oostoever bevindt zich de voorm. cacao- en chocoladefabriek Droste (Harmenjansweg 129), nu Dutch Cacao and Chocolate Company. De hier in 1890 gevestigde fabriek kreeg in 1911 een branderij naar plannen van J. van den Ban - het lagere bouwdeel met topgevel en toren - en in 1929-'30 een blokvormige vijflaagse uitbreiding met hoektoren naar plannen van J.J. van Noppen. Op de (verhoogde) toren aan het Spaarne toont een groot tegeltableau het fabrieksbeeldmerk met ‘Droste-effect’. In 1961 volgde nog een uitbreiding naar plannen van W.P. van Harreveld. Van het aangrenzende voorm. Energiebedrijf Haarlem (Harmenjansweg 131), ingericht in 1900 en later uitgebreid, zijn enkele bedrijfsgebouwen behouden. Iets noordelijker ligt de voorm. Haarlemsche Machinefabriek v.h. Gebr. Figee (H. Figeeweg 1) met een kantoorgebouw in sobere kubistisch-expressionistische vormen (1927) en twee gerenoveerde fabriekshallen (1914-'15).
Ten zuiden van de spoorlijn naar Amsterdam strekt zich het gebouwencomplex uit van de N.S. hoofdwerkplaats Haarlem (Oudeweg 6), nu Revisiebedrijf Haarlem. Na de bouw van het station op de huidige plek werd het ‘Oude Station’ uit 1839 in 1844 de centrale werkplaats van de H.IJ.S.M., later de Nederlandse Spoorwegen. Vooral vanaf 1862 zijn de nodige gebouwen toegevoegd. Sinds de ingrijpende modernisering vanaf 1985 heeft men de meeste gebouwen geheel of deels vernieuwd. Goed behouden is de zogeheten lichterij (1899) in de oostpunt van het driehoekige bedrijfsterrein.
Een groot bedrijfscomplex elders in de stad is het voorm. openbaar slachthuis (Oorkondelaan 1), ingericht in 1906-'07 naar plannen van gemeentearchitect L.C. Dumont met een kantoor, diverse dienstgebouwen en enkele dienstwoningen (deels gerenoveerd). Interessante bedrijfsgebouwen in expressionistische vormen zijn het voorm. glas-in-loodatelier W. Bogtman (Zuider Emmakade 45; 1917, toegeschreven G.F. la Croix) en de voorm. brood- en banketfabriek van de coöperatie Vooruitgang (Mr. Cornelisstraat 7; 1927, A.M.J. Sevenhuijsen). Meer functionalistisch van vorm is het met stalen ramen uitgevoerde kantoor en magazijngebouw voor de Kon. Fabrieken v/h Brocades-Stheeman & Pharmacia (Gonnetstraat 26; 1936-'37, A. Baart) [108].
Bruggen. Over de Nieuwe Gracht liggen twee laat-19de-eeuwse gietijzeren bruggen met ijzeren hekwerken en lantaarns, te weten de Kruisbrug (Kruisstraat) [109] en de Nassaubrug (Nassaulaan) [110]. Verder zijn er twee rond 1930 in staal en natuursteen uitgevoerde bruggen, de Manegebrug (Kinderhuisvest) [111] en de Jansbrug (Jansstraat) [112]; de laatste is voorzien van beeldhouwwerk met het stadswapen (Th. van Reijn). Het Spaarne heeft twee ijzeren draaibruggen, de ongelijkarmige Melkbrug (1886, gieterij ‘De Prins van Oranje’) [113] en de gelijkarmige Catharijnebrug (1902-'03, Kon. Ned. Grofsmederij; gerenoveerd 2000) [114] met brugwachtershuisje. Verder wordt het Spaarne ter hoogte van de Bakenessergracht gekruist door de Gravestenerbrug [115], een in traditionele vormen uitgevoerde dubbele ophaalbrug (1950, J.J. Fuykschot). Aan de zuidzijde van de binnenstad ligt over de Gasthuisvest de Grote Houtbrug (1929-'30) [116], uitgevoerd in gewapend beton en baksteen en voorzien van de beelden van
| |
| |
Frans Hals en Lieven de Key (H.A. van den Eijnde). Over de Leidsevaart aan de westzijde van de binnenstad liggen vier laat-19de-eeuwse gietijzeren bruggen met ijzeren hekwerken en lantaarns, van noord naar zuid de Zijlbrug (1881-'82, J. Leijh) [117], de Prins Hendrikbrug (1884, gieterij ‘De Prins van Oranje’) [118], de Leidsebrug (1880-'81, gieterij Figee) [119] en de voor de tram naar Zandvoort aangelegde Emmabrug (1899) [120].
Het station (Stationsplein 5-11) [121] werd in 1905-'08 gebouwd voor de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.) naar een ontwerp in rationalistische stijl met jugendstil-elementen van D.A.N. Margadant, ter vervanging van een stationsgebouw uit 1867 (eerste station 1842). Het front wordt gevormd door twee in omvang verschillende gebouwen (ingang en uitgang) met daartussen een rijtuigoverkapping. De door vierkante torens geflankeerde middenpartij van het brede ingangsgebouw heeft een groot halfrond venster en een reliëfvoorstelling van Victoria. De met houten netgewelf overdekte ingangshal is versierd met tegeltableaus voorstellende Industrie en Landbouw (firma Rozenburg). Betegelde onderdoorgangen met troggewelven op stalen liggers leiden naar het eilandperron. Daarop staan drie in jugendstil-vormen uitgevoerde gebouwen met wachtkamers en de restauratie;
Haarlem, Station (1993)
het houten seinhuis op het westelijke blok werd in 1915 toegevoegd. De perrongebouwen zijn versierd met tegeltableaus van de firma's Rozenburg en Goedewaagen. Het houtsnijwerk is van Jac van den Bosch. Er zijn ook tegeltableaus ter ere van 100 jaar spoorwegen en het eeuwfeest van de Haarlemse stationskruiers (1939). Aan de noordzijde is in 1952-'53 een extra perron toegevoegd (K. van der Gaast).
Het station heeft een gecompliceerde perronoverkapping (1908), ontworpen door H.W.M. Werker en vervaardigd door de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoormaterieel te Amsterdam. De afwisselend lage en hoge beuken van de overkapping zijn opgebouwd met stalen vakwerkboogspanten. De enkele overkappingen aan de uiteinden zijn voorzien van luifels.
Bij de verhoging van het spoor rond 1905 zijn spoorwegviaducten aangelegd over de Jansweg, de Kruisweg en de Kinderhuissingel. De ronde ijzeren kolommen van deze viaducten hebben achtzijdige basementen en kapitelen.
Het voorm. haltegebouw van de Haarlemmermeerlijn (Diakenhuisweg 274), opgetrokken rond 1912 met chaletstijl-elementen, draagt de tekst ‘Rijksstraatweg’. De spoorlijn is in 1936 opgeheven
Gedenktekenen. In het ter plaatse van de voorm. Hortus Medicus (1721 tot 1865) gelegen kleine park aan de Prinsenhof staat de zogeheten Vredestempel [122]. Dit rechthoekige bouwwerk met corinthische zuilen werd opgericht ter gelegenheid van de Vrede van Munster (1648) en wordt toegeschreven aan Jacob van Campen. In Haarlem staan verschillende standbeelden van Laurens Jansz Coster als uitvinder van de boekdrukkunst, te weten in de Prinsenhof (1722, Gerrit van Heerstal), op het binnenterrein van drukkerij Enschedé (1768, A.A. Schobbens) en op de Grote Markt (1855, L. Royer). Het Florapark heeft een standbeeld van de schilder Frans Hals (1898, H.A. Scholtz) en op het Lorentzplein bevindt zich een bronzen borstbeeld van natuurkundige H.A. Lorentz (1929, A.W.M. Odé). Aan het begin van de Dreef staat een verzetsmonument (1948, M. Andriessen).
Haarlemmerhout [123]. Van 1583 tot 1755 diende de Haarlemmerhout voor bosaanplant. Henry Hope, bouwheer van Paviljoen Welgelegen, liet dit stadsbos vanaf 1788 veranderen in een aanleg met stervormig lanenpatroon naar plannen van Johan Georg Michael. Er volgden reorganisaties in landschapsstijl naar ontwerpen van J.D. Zocher sr. (1809-'10) en J.D. Zocher jr. (vanaf 1827), waarbij een wandelpark met hertenkamp ontstond. Verder was er een ingrijpende reorganisatie naar plannen van L.A. Springer (1902). Het in 1944 kaal gekapte bos werd na de Tweede Wereldoorlog herbeplant. Een deel van de 18de-eeuwse lindelanen is nog aanwezig. In het park staat een monument voor Laurens Jansz Coster (1823, Douglas naar ontwerp J.D. Zocher), in de vorm van een natuurstenen tombe met vier zinnebeelden. Verder is er een Hildebrandmonument (1947, J. Bronner; geplaatst 1962) in de vorm van een achtzijdige natuurstenen fontein met figuren uit de Camera Obscura (kopieën) en iets verderop een beeld van de schrijver N. Beets.
De Alg. begraafplaats (Kleverlaan 7b) werd in 1828-'32 aangelegd op de buitenplaats Akendam. De laatste bewoner van Akendam, J.D. Zocher jr., ontwierp voor deze begraafplaats de landschappelijke aanleg met kronkelende waterpartijen. Er volgden uitbreidingen in noordelijke richting (1887, L.P. Zocher) en in westelijke richting (1916, L.A. Springer). Het buitenhuis Akendam
| |
| |
Haarlem, Alg. Noorderbegraafplaats, aula (1993)
werd rond 1827 afgebroken bij de verbreding van de Schoterweg. Na de sluiting in 1969 is de begraafplaats in 1997 heropend.
Het katholieke gedeelte heeft een vroegneogotische houten kapel (1831, gerestaureerd 2002) en het op een eiland gelegen Isr. gedeelte een gepleisterd metaarhuis (circa 1832). De aula annex mausoleum (1893-'94, gerestaureerd 1999) is een neoclassicistisch ontwerp van J. Leijh met dorisch middengedeelte, ionische zuilengalerij en een timpaanvoorstelling van drie schikgodinnen (J.P. Maes). Architect Leijh heeft zijn laatste rustplaats in een van de nissen van het mausoleum. Uit 1887 dateren het zogeheten steenhouwershuisje en een met gietijzeren ‘boomstammetjes’ opgebouwde brug (gerestaureerd 2001). De in Nieuw Historiserende vormen uitgevoerde hoofdingang en het op de hoofdas daarachter gelegen houten wachtgebouw horen bij de westelijke uitbreiding van 1916. Op de begraafplaats bevinden zich onder meer de graven van de architecten J.D. Zocher jr. († 1870) en L.P. Zocher († 1915), schrijver J. van Vloten († 1883), schaats- en wielrenkampioen Jaap Eden († 1925; grafsteen A. Falise), nobelprijswinnaar prof. H.A. Lorentz († 1928), schrijver en schilder J. van Looy († 1930) en tuinarchitect L.A. Springer († 1940). Interessant zijn verder de in een zerkencluster samengevoegde graven van de familie Enschedé (19de eeuw), het familiegraf Dyserinck (ca. 1870) en het door E. Lacomblé ontworpen grafmonument met portret (1876) voor architect C. Outshoorn († 1875). Verder zijn van belang de obelisk voor J.W. Sevenhuysen († 1923), hoofd van de Rijksleerschool, en het jugendstil-monument (1927, Th. van Reijn) voor P.H. van der Leij, directeur van de Rijkskweekschool.
Overige begraafplaatsen. De in 1885 aangelegde Isr. begraafplaats (Diakenhuisweg 278) kreeg bij een vernieuwing in 1925 het huidige metaarhuis en hekwerk. De R.K. begraafplaats St. Barbara (Schoterweg 27-29), aangelegd rond 1892, heeft een ingangshek geflankeerd door dienstgebouwen en een kruisvormige neogotische kapel (1892, N. Nelis) voorzien van een ranke toren met achtzijdige spits en een portaalluifel in chaletstijlvormen. Interessant zijn het neogotische praalgraf met Mariabeeld van de fabrikantenfamilie Beynes (circa 1900) en de reeksen grafkelders met opgehoogde zerken om de kapel. Naar plannen van J.L. Brouwer werd in 1932-'33 de Alg. Noorderbegraafplaats (Vergierdeweg 271) aangelegd. G. Friedhoff ontwierp de aula (1937) met ronde middenpartij en glazen lantaarn; de reliëfvoorstelling ‘De Herinnering’ is van Th. van Reijn. De in 1969 uitgebreide begraafplaats heeft een modern crematorium nabij de ingang. Aan de overzijde van de Vergierdeweg ligt de R.K. begraafplaats St. Jozef (aangelegd circa 1958) met een traditionalistische kapel (circa 1964, G.M. Leeuwenberg). |
|