| |
Enkhuizen
Stad, gelegen op de oostpunt van het West-Friese schiereiland. Rond 1100 bestond er een zuidoostelijker gelegen vissersdorp Enghusen. Dit dorp had sterk te lijden onder de stormen van 1173 en 1287 en verwoestingen in 1297 en 1309. Meer landinwaarts lag het in 1204 voor het eerst vermelde agrarische dorp Gommerkarspel, dat zich uitstrekte langs De Streek (nu deels Westerstraat). Na de aanleg van een nieuw stuk Westfriese Omringdijk in 1326 - in de stad lopend via het tracé Breedstraat, Vissersdijk, Noorderweg - verleende graaf Willem V in 1355 stadsrechten aan de samensmelting van ‘Enghusen ende Gommerkerspel’ onder de naam Enchusen.
Kort daarna begon men met een eerste omwalling en de aanleg van een noordzuid gerichte binnendijkse haven, de Zuiderhaven (Zuider Havendijk; 1361-'62). Rond 1400 volgde de aanleg van een buitenhaven (Rommelhaven), grofweg ter plaatse van de huidige Buitenhaven. Het buitendijkse vissersdorp werd na de St.-Elisabethvloed (1421) geheel verlaten. De aldaar gelegen St.-Pauluskerk herbouwde men in 1422 binnendijks als St.-Pancraskerk. Vanaf 1470 kwam de St.-Gomaruskerk tot stand als tweede parochiekerk. Nabij het Zuiderspui in de huidige Bocht verrees in 1428 een eerste stenen stadspoort, de ‘Blauwe Poort’. De hier dichtbij staande Engelse Toren (1395), later Oost Indische Toren genoemd, werd rond 1470 versteend en verhoogd.
Voorspoed in de 15de eeuw leidde tot de bouw van de twee genoemde parochiekerken en ook van diverse kloosters,
| |
| |
Enkhuizen, Binnenstad vanuit het zuidoosten
waaronder het St.-Agnesklooster met begijnhof (eerste vermelding 1398), het St.-Ursulaklooster (1420), het St.-Claraklooster (1441-'65), het St.-Caecilia of Westerklooster (1441-'65) en het augustijnenklooster (1458). Een tussen 1489 en 1546 opgeworpen verdedigingsgordel volgde het tracé Dijk, Prinsenstraat, Oude Gracht, Spaans Leger en Wilhelminaplantsoen. Ter verdediging van de haven verrees de Dromedaris (1540). Voor de toenemende vloot haringbuizen werd de zuidelijke stadsgracht verbreed tot haven (Oude Haven) en tevens ontstonden de Vissershaven (1562) en de Oosterhaven (1567). Om marktruimte te verkrijgen, dempte men in 1544 een deel van de oudste haven (Nieuwstraat). Een tweede grote bloeiperiode begon toen Enkhuizen in 1572 overging tot het Staatse kamp en als beloning daarvoor van Willem van Oranje in 1574 het paalkistrecht ontving (recht op een vergoeding voor de bebakening van de scheepvaartroute via Vlie en Marsdiep). Verder gaf de blokkade van de haven van Amsterdam (1572-'78) een impuls aan Enkhuizen en er kwamen weer nieuwe havens: Nieuwe Haven (1590), Oude Buyshaven (1590), Krabbershaven (1593 en Nieuwe Buyshaven (1619). Enkhuizen had een belangrijk aandeel in de oprichting van de V.O.C. (1602) en de W.I.C. (1621). De stad kreeg tussen 1593 en 1600 aan de westzijde een aanzienlijke uitbreiding en een nieuwe verdedigingsgordel met zeven bastions. In dat nieuwe stadsdeel verlengde men de Oude Gracht noordwaarts en groef men parallel aan de Westerstraat de Zuider en de Noorder Boerenvaart. Net als het in 1688 gebouwde stadhuis bleek deze uitbreiding echter veel te hoog gegrepen voor de na de Eerste Engelse Oorlog (1650-'52) krimpende economie van Enkhuizen. De handel verplaatste zich naar Amsterdam en de visserij kwijnde door verminderde haringvangsten en een zandbank voor de kust (Enkhuizerzand). In 1622 telde Enkhuizen 21.000 inwoners en
in 1840 slechts 5000. Ook het huizenbestand nam dramatisch af, van 3600 woningen in 1630 naar slechts 1000 in 1840. Leegstand leidde tot afbraak en vooral tussen 1730 en 1830 was het slopersbedrijf - net als de handel in puin - geen onbelangrijke bedrijfstak. Vooral in de nooit geheel bebouwde stadsuitbreiding van 1593 ontstonden weilanden, boomgaarden en moestuinen; begin 19de eeuw lagen hier meer dan dertig stadsboerderijen. Dit deel werd de Boerenhoek genoemd. Tot algehele malaise droeg bij dat het Oostindiëhuis (1630) in 1816 afbrandde en de Latijnse School (1593) in 1821. Het W.I.C-huis (1639) werd in 1828 gesloopt en in 1825-'30 dempte men een deel van de havens. Het Rijk nam in 1836 het paalkistrecht over. Voor enige opleving zorgden de bemaling van de Polder Het Grootslag (1863) - waarna men zich vanuit de Boerenhoek
| |
| |
Enkhuizen, Binnenstad
1 | (Herv.) St.-Pancras- of Zuiderkerk (p. 290) |
2 | (Herv.) St.-Gommarus- of Westerkerk (p. 291) |
3 | Eucheriuskapel (p. 292) |
4 | Synagoge (p. 292) |
5 | Evang. Luth. kerk (p. 292) |
6 | Herv. kerk (p. 292) |
7 | R.K. St.-Franciscus Xaveriuskerk (p. 292) |
8 | Oud-Kath. kerk (p. 293) |
9 | Doopsgez. schuilkerk (p. 293) |
10 | Doopsgez. vermaning (p. 293) |
11 | Geref. kerk Breedstraat (p. 293) |
12 | Herst. Apost. Zendingsgemeente (p. 293) |
13 | zaalkerk Peperstraat (p. 293) |
14 | Kath. Apost. kerk (p. 293) |
15 | Geref. kerk Klopperstraat (p. 293) |
16 | gebouw Vereniging van rechtzinnig hervormden (p. 293) |
17 | Geref. kerk onder het Kruis (p. 293) |
18 | Geref. weeshuis (p. 293) |
19 | Glasz-stichting (p. 293) |
20 | Gesticht van Weldadigheid (p. 293) |
21 | Snouck van Loosen Ziekeninrichting (p. 293) |
22 | Spijtbroekstoren (p. 293) |
23 | Dromedaris (p. 294) |
24 | waterpoort De Boereboom (p. 294) |
25 | waterpoort Oudegouwsboom (p. 294) |
26 | Wester- of Koepoort (p. 294) |
27 | Staverse Poortje (p. 294) |
28 | Waag (p. 295) |
29 | Muntgebouw (p. 295) |
30 | concertzaal De Westsfriesche Munt (p. 295) |
31 | Bakkersgildehuis (p. 295) |
32 | Stadhuis (p. 295) |
33 | Stadsgevangenis (p. 295) |
34 | Drechterlandshuis (p. 295) |
35 | Postkantoor (p. 296) |
36 | lagere school Torenstraat (p. 296) |
37 | (Rijks) Hogere Burger School (p. 296) |
38 | openbare lagere school Peperstraat (p. 296) |
39 | openbare lagere school Oude Gracht (p. 296) |
40 | R.K. lagere school Doelenstraat (p. 296) |
41 | openbare lagere school Zuiderkerkplein (p. 296) |
42 | Snouck van Loosenhuis (p. 298) |
43 | Snouck van Loosenpark (p. 298) |
44 | Hotel Oranjezaal (p. 299) |
45 | Nutszaal (p. 299) |
46 | Stadsherberg (p. 299) |
47 | Bierschuur (p. 300) |
48 | Mineraalwaterfabriek (p. 300) |
49 | Luxe Brood- en Koekbakkerij Algemeen Belang (p. 300) |
50 | Coöperatieve IJsfabriek West-Friesland (p. 300) |
51 | Zuiderspui (p. 300) |
52 | sluis bij Drommedaris (p. 300) |
53 | accijnshuis Havenhoofd (p. 300) |
54 | accijnsgebouw Havenweg (p. 300) |
55 | Peilschaalhuisje (p. 300) |
56 | Station (p. 300) |
57 | Lichtbaak (p. 300) |
58 | Betonningsloodsen (p. 300) |
59 | Rijksmagazijn (p. 300) |
60 | Visafslag (p. 300) |
61 | Zuiderzeemuseum, binnenmuseum (p. 300) |
62 | Peperhuis (p. 300) |
63 | Zuiderzeemuseum, buitenmuseum (p. 301) |
64 | Isr. begraafplaats (p. 301) |
65 | Alg. begraafplaats (p. 301) |
66 | R.K. begraafplaats (p. 301) |
| |
| |
Enkhuizen, (Herv.) St.-Pancras of Zuiderkerk, plattegrond
buiten de wallen op tuinbouw kon toeleggen - en de aanleg van een strekdam (1872-'77) voor de scheepvaart. In 1885 kwam een spoorverbinding met Amsterdam tot stand, met een spoorhaven ten dienste van de aansluitende veerdienst op Stavoren (1886). Aan de noordzijde werden de Vissershaven en de Krabbershaven gedempt en veranderd in plantsoenen (1885) en aan de zuidzijde kwam ter plaatse van de gedempte Oude Buishaven en een gedeelte van de Nieuwe Haven het Snouck van Loosenpark tot stand (1895-'97). Het resterende deel van de Nieuwe Haven vergrootte men tot Buitenhaven (1887). Ook het Venedie werd kort na 1896 gedempt.
Pas na de Tweede Wereldoorlog is Enkhuizen buiten de oude grenzen getreden. Op basis van het Uitbreidingsplan Noord (1950) heeft men in de Weeshuispolder een flinke woonwijk aangelegd. Ten zuiden van de spoorlijn vestigde zich in 1947 de Draka-fabriek (nu Solvay-Draka) en een verdere industrie-uitbreiding kon worden gekoppeld aan de aanleg van de Houtribdijk naar Lelystad (1976). Aan de noordkant van de binnenstad heeft men buitendijks een buitenmuseum ingericht van het in het in 1950 gestichte Zuiderzeemuseum. Toerisme en watersport vormen sinds circa 1960 een belangrijke inkomstenbron.
Ondanks de sloop in 1966 van de oude stadsherberg (1598) op het Eiland en mede dankzij diverse restauraties is Enkhuizen een beschermd stadsgezicht.
De (Herv.) St.-Pancras- of Zuiderkerk (Zuiderkerksteeg 3) [1] is een op een omheind kerkhof gelegen tweebeukige hallenkerk met twee vijfzijdig gesloten koren, een aangebouwde kapel en een forse toren. Kort na 1422 begon de bouw van het gotische zuidkoor, dat naast een bestaande St.-Pancraskapel verrees en in 1432 (d) gereed kwam. Het tweebeukige schip kwam rond 1450 tot stand en het noordkoor was in 1464 (d) gereed. In 1501 volgde de bouw van één travee tussen schip en toren. In 1516 verrees aan de noordzijde een tweebeukige H. Kruiskapel en kort daarop bouwde men er een westportaal tegenaan.
De zuidzijde van het schip kreeg in 1618 een maniëristisch portaal en in die tijd voorzag men ook het noordkoor van een vergelijkbare maniëristische poort. Het oude noordportaal werd overbouwd en uitgebreid tot een tweebeukig pand met een ingezwenkte gevel (circa 1595) en een schoudergevel (eerste kwart 17de eeuw). Boven de doorgang bevindt zich de kerkenraadskamer met een inrichting uit circa 1770 (schouw, betimmering en beschilderd katoenbehangsel). Op korte afstand vóór de doorgang staat een vrijstaande zandstenen dorische poort (1639). De in 1686 tegen de noordwestzijde van het schip gebouwde diakenkamer heeft een classicistische dakkapel met rijke festoenen. Tussen de poort van
| |
| |
het noordkoor en de H. Kruiskapel staat een 18de-eeuwse kosterswoning.
Bij een kerkrestauratie in 1948-'61 (J. de Meijer en D. Fledderus) zijn onder meer nieuwe vensterharnassen aangebracht. Verder is de kerk gerestaureerd in 2001-'03. De toren heeft restauraties ondergaan in 1908-'09 en 1990-'92 (A. Hangelbroek-Gouwetor).
Het interieur van de kerk wordt gedekt door houten tongewelven met trekbalken. Op het gewelf zitten resten van schilderingen uit 1484 (ondergeschilderd 1608; herontdekt 1914-'18). In de noordbeuk zijn scènes uit het leven van Christus zichtbaar en in de zuidbeuk de corresponderende oudtestamentische prefiguraties. De noorderkoorsluiting toont de Boom van Jesse en de zuiderkoorsluiting het Laatste Oordeel. De scheibogen tussen de beuken rusten op korte zuilen met lijstkapitelen. Ook op de wanden zijn resten van schilderingen (heiligen) gevonden.
Tot de voornamelijk 17de-eeuwse inventaris behoren een preekstoel (1610; trap 1737), herenbanken, een weeshuisbank, tochtportalen, een laat-17de-eeuws doophek en enkele banken (één met laatgotisch briefpaneel). Verder zijn er een laat-16de-eeuws tekstbord, een vroeg-17de-eeuws aalmoezeniersbord en 17de-eeuwse houten epitafen voor Jacob Dirksz Brouwer († 1635) en Jacob Sieuwertsz Blaeuhulck, alsmede een zandstenen epitaaf voor stadsmedicus Bernardus Paludanus († 1633; opgericht 1635). Het
Enkhuizen, (Herv.) St.-Pancras of Zuiderkerk, toren (1980)
orgel heeft een hoofdkast uit 1622.
Heinrich Hermann Freytag bouwde het huidige instrument (1799) in de bestaande kast en voegde een rugwerk toe. Het door Johannes Duyschot vervaardigde pedaal (1703) bleef bewaard. Het snijwerk in Lodewijk XIV-vormen is van Pieter de Nicolo (1737).
De toren heeft een onderbouw van twee geledingen met speklagen van Gobertangesteen en daarop een achtzijdige lantaarn voorzien van een spits met opengewerkte bekroning en ui-vormige top. De oude St.-Pancraskapel maakte plaats voor deze in 1445 begonnen toren, waarvan de tweede geleding in 1458 tot boven de galmgaten was voltooid. De toren werd in 1518 verder afgebouwd. De achtzijdige houten lantaarn was in 1526 voltooid (oorspronkelijke openingen dichtgemaakt in 1533). François en Pieter Hemony goten in 1648 een luidklok en verder 20 van de 44 klokken (1647-'74) van het carillon. Andere oude klokken zijn die van Geert van Wou (1509), Claude Fremy (1697) en Claes Noorden en Jan Albert de Grave (1701).
De (Herv.) St.-Gomarus- of Westerkerk (Westerstraat 138) [2] is een op een omheind kerkhof gelegen driebeukige hallenkerk. De drie beuken hebben samen één enkele driezijdige sluiting met op de knikken kleine traptorens. De bouw van de laat-gotische zuidbeuk begon in 1470, waarna de twee andere beuken volgden in 1471 en 1480. In het oostelijke deel rusten de scheibogen op zuilen van afwisselend Bentheimersteen en Ledesteen. De in een topgevel gevatte oostelijke eindvensters van de zijbeuken steken door de daklijst heen. In 1488-'92 kwam een - uitwendig niet als zodanig herkenbaar - dwarsschip tot stand met zuilen van Ledesteen. In een derde fase verrezen in 1512-'19 de vier westelijke schiptraveeën met zuilen van Bentheimer steen. De zijbeuken kregen bij de westgevel geveltoppen met een hoog middenvenster geflankeerd door gotische blindnissen. De doopkapel bij de zuidwesthoek is korte tijd later toegevoegd.
In de loop van de 16de eeuw werden aan de noord- en de zuidzijde van de kerk portalen gebouwd. De kerkenraadskamer boven het zuidportaal is voorzien van 18de-eeuws goudleerbehang. Het eveneens 16de-eeuwse westportaal werd in de 17de eeuw verhoogd met een windkamer (blaasbalgen voor het orgel). Het rijke maniëristische oostportaal met klimmende pilasters en een dorische poort dateert uit 1603. In de 15de-eeuws kerkkap zijn sporen van een in 1740 verwijderde dakruiter zichtbaar. De kerk is gerestaureerd in 1948-'54 (J. de Meijer en D. Fledderus) en rond 2000 (A. Hangelbroek-Gouwetor).
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven met trekbalken. De scheibogen rusten op slanke zuilen met bladkapitelen. In het koor zijn op de zuilschachten resten met heiligenbeelden zichtbaar. Een topstuk van vroeg-renaissancistisch houtsnijwerk is het koorhek (1542), bestaande uit zes panelen tussen zeven corinthische pilasters, alles bedekt met ranken en arabesken. In de boogvullingen zijn de vier evangelisten uitgebeeld, alsmede Mozes en God de Vader (gebaseerd op prenten van Michelangelo). De oorspronkelijke koperen spijlen heeft men in 1572 omgesmolten (de huidige zijn 19de-eeuws) en kort daarop werden ook de bij het hek behorende koorwanden verwijderd. De eveneens vroeg-renaissancistische preekstoel (1567-'58) is versierd met Johannes de Doper en de vier evangelisten. Het klankbord is 17de-eeuws, de rococo-trap dateert uit circa 1750 (mogelijk van Pieter de Nicolo). Van het orgel worden de kast en het rugwerk (1547), beide met luiken, toegeschreven aan Adriaan Schalken. Het huidige instrument dateert uit 1896. Tot de 17de-eeuwse inventaris behoren de dooptuin met banken, doopboog en voorzangerslessenaar. In de doopkapel hangen veertien rouwborden (1469 en 17de eeuw). Verder is er een predikantenbank uit 1808.
Tegen het zuidportaal staat een in 1614 gebouwde librije. De op de verdieping ingerichte bibliotheek met dubbele boekenkasten en smalle lessenaars werd gesticht door stadsmedicus Bernardus Paludanus en later aangevuld met werken van ds. Gerard Vesterman († 1588). Uit 1600 (jaartalankers) dateert de smalle kosterswoning (Westerstraat 136; gerestaureerd 1954) tussen de kerk en het vrijstaande houten klokhuis (Westerstraat 134). Dit bouwwerk op bakstenen voet en een ingezwenkt tentdak zou
| |
| |
Enkhuizen, (Herv.) St.-Gomarus of Westerkerk, plattegrond
rond 1519 gebouwd en in 1609 verbouwd (basement) en verhoogd zijn. De neoclassicistische omtimmering met pilasters werd in 1877-'78 aangebracht. In deze in 1973 gerestaureerde toren hangen een 16de-eeuwse klok en een klok van Antoni Wilkes (1657).
De voorm. Eucheriuskapel (Westerstraat 128) [3] is een eenbeukige kapel met vijfzijdig gesloten koor, gebouwd kort na 1465 bij het in 1441 gestichte St.-Claraklooster. De koorsluiting en enkele muurdelen zijn nog 15de-eeuws. Na 1572 diende het gebouw als gevangenis en opslagplaats, na 1679 als vleeshal en vanaf 1865 als school. Sinds 1994 zijn hierin winkels ingericht.
De voorm. synagoge (Zuider Havendijk 25) [4] is een eenvoudig zaalgebouw uit 1791 (5551), voorzien van een smal middenrisaliet met fronton en een dorische ingangspartij. Deze in 1873 verbouwde sjoel is in 1967 gesloten en dient nu als kerk van het Herst. Apost. Genootschap.
De Evang. Luth. kerk (Breedstraat 40) [5] kwam in 1843 naar ontwerp van stadsarchitect Schokker tot stand ter vervanging van een kerk uit 1623 aan de Noorder Boerenvaart. Dit sobere neoclassicistische zaalgebouw verrees tegen het als pastorie in gebruik genomen woonhuis Breedstraat 42, dat is voorzien van een deuromlijsting in Lodewijk XIV-stijl. In 1851 volgde een uitbreiding met een consistorie en een catechisatieruimte. De in 1990 gerestaureerde kerk bevat een uit de oude kerk afkomstige preekstoel in Lodewijk XIV-stijl (1735, Pieter de Nicolo), een doophek en doopbogen (tweede helft 18de eeuw) en een door Gideon Thomasz Bätz gebouwd orgeltje met Lodewijk XV-details (1782).
De voorm. Herv. kerk (Breedstraat 47) [6] is een zaalkerk met inpandige woning en een rijke eclectische gevel naar ontwerp van A.J. en D. van der Molen. De kerk werd in 1861 als armenkerk gesticht door drie gezusters Snouck van Loosen in een - in de kern mogelijk 17de-eeuws - pakhuis dat bezit van de familie was.
De R.K. St.-Franciscus Xaveriuskerk (Westerstraat 107) [7] is een driebeukige basilicale kerk met vijfzijdig gesloten koor en een toren van twee geledingen met ingesnoerde naaldspits. Deze neogotische kerk verrees in 1905-'06 naar plannen van N. Molenaar ter vervanging van een 17de-eeuwse schuilkerk (uitgebreid circa 1795). De ranke neogotische toren werd in 1929-'30 toegevoegd naar plannen van N. Molenaar jr. (geheel gerestaureerd 1991).
Enkhuizen, (Herv.) St.-Gomarus of Westerkerk, klokhuis
| |
| |
Tot de inventaris behoort een uit de schuilkerk afkomstige 18de-eeuwse doopvont in de vorm van een wereldbol met twee engelenfiguren. Uit circa 1850 dateren het zusterhuis (nr. 103) en de pastorie (nr. 105).
De Oud-Kath. kerk (Breedstraat 82) [8] is een zaalkerk waarvan de voorgevel wordt geflankeerd door achtzijdige torentjes. Deze in 1986 gerestaureerde kerk met rationalistische details kwam in 1908 naar ontwerp van J.G. Kopper tot stand ter vervanging van een kerk uit 1869. Tot de inventaris behoren uit een oudere kerk afkomstige 18de-eeuwse stukken, waaronder een rijk gesneden communiebank (Lodewijk XIV-stijl) en enkele heiligenbeelden. H. ter Hart bouwde het kabinetorgel (circa 1840).
Doopsgez. kerken. De voorm. Doopsgez. schuilkerk ('t Zand 11-13) [9] is een dwars pand met vlechtingen in gele en rode baksteen. Dit 17de-eeuwse gebouw (mogelijk uit 1632) was lange tijd in gebruik bij de Waterlander doopsgezinden. De diverse gezindten bouwden in 1798 aan het Venedie één nieuwe kerk. Deze heeft in 1891 plaats gemaakt voor de huidige Doopsgez. vermaning (Venedie 17) [10] uit 1892 naar ontwerp van U.J. van der Meulen. Dit neorenaissance-gebouw met ingangsportaal en dwars geplaatste kerkzaal bevat een door L. Ypma gebouwd orgel (1909).
Overige kerken. De in 1767 in een vispakhuis ingerichte voorm. Geref.
Enkhuizen, Snouck van Loosen Ziekeninrichting
kerk Breedstraat 148 [11] kreeg in 1868 een nieuwe gevel. De laat-19de-eeuwse zaalkerk van de Herst. Apost. Zendingsgemeente in de Eenheid der Apostelen (Westerstraat 172; gerestaureerd 1992) [12] is nu een expositieruimte van het Apost. Genootschap. Uit circa 1880 dateert de voorm. zaalkerk Peperstraat 7 [13], waarvan het interieur is voorzien van gietijzeren kolommen. De Kath. Apost. kerk (Vijzelstraat 23) [14] is een zaalkerk met neorenaissance-details, gebouwd in 1900 naar ontwerp van T. Korff. Tj. Kuipers ontwierp met rationalistische elementen de in 1903-'04 gebouwde T-vormige Geref. kerk Klopperstraat 12 [15], waarvan de voorgevel wordt geflankeerd door ongelijke torens. Zakelijk-expressionistische vormen vertoont het gebouw van de Vereniging van rechtzinnig hervormden ‘Pro Rege’ (Olifantsteiger 4; circa 1925) [16]. Een eenvoudig ontwerp van B. Groot is het zaalgebouw van de voorm. Geref. kerk onder het Kruis (Klooster 7; 1933) [17].
Het voorm. Geref. weeshuis (Westerstraat 109-111) [18] werd in 1551 gesticht ten oosten van het St.-Ursulaklooster, waarvan de gebouwen kort na 1572 werden toegevoegd. Een in 1616 nieuw opgetrokken meisjeszaal kreeg een rijke maniëristische trapgevel voorzien van klauwstukken, gevelsteen (nu kopie) en een rijke ingangspoort bekroond door een gebroken fronton met vaas en twee beelden van weeskinderen. Naar plannen van U.J. van der Meulen werd het gehele weeshuis in 1905-'06 vernieuwd, waarbij men de maniëristische gevel verder naar achteren herbouwde met nieuwe baksteen en de opgehakte oorspronkelijke zandstenen onderdelen. Naast dit toen als wasloods ingerichte gedeelte verrees een nieuw tweelaags gebouw met rationalistische elementen (sinds sluiting weeshuis in 1956 als kantoor in gebruik). Het toegangshek (1733-'34) heeft hardstenen hekpalen met beeldhouwwerk van Jurriaan Westerman en smeedwerk met het monogram O.A.W. (Oude Armen Weeshuis) geflankeerd door beelden van weeskinderen, vervaardigd door Arnout Magon. Het interieur van het weeshuis bevat een regentessenkamer met goudleerbehang (1739) en een schouw in Lodewijk XIV-stijl (1740, Pieter de Nicolo) met een door François Absiel vervaardigde schoorsteenmantel. In de regentenkamer staat een vergelijkbare schouw (circa 1740).
De voorm. Glasz-Stichting (Paktuinen 75-81) [19] werd in 1712 gesticht door Dirck Glasz. Volgens de gevelsteen is het diepe hoofdhuis in 1792 vernieuwd. Aan een steegje achter het huis staan twee fundatiewoningen uit die tijd.
Het voorm. Gesticht van Weldadigheid (Westerstraat 73) [20] is een in de kern 17de-eeuws diep pand dat rond 1765 werd verbouwd voor Arend Diederik de Vries. Uit die tijd dateren de ingangsomlijsting en de gang en kamer met Lodewijk XV-stucwerk. Op basis van het testament van Johanna Margaretha de Vries werd het in 1849 (gevelsteen) ingericht als weduwenhuis voor vissersvrouwen. Sinds 1996 is het weer woonhuis.
De Snouck van Loosen Ziekeninrichting (Vijzelstraat 24) [21] is een fors tweelaags gebouw uit 1899, ontworpen met rationalistische en Nieuw Historiserende vormen door C.B. Posthumus Meyjes. De uitbreiding aan de noordzijde is uit 1932.
Verdedigingswerken. Van de oudste verdedigingswerken resteert de in 1986 opgegraven en vervolgens tot net boven het maaiveld opgemetselde laat-15de-eeuwse Spijtbroekstoren (Spaans Leger ong.) [22]. Ter verdediging van de Oude Haven verrees in 1540 de Zuiderpoort, die vanwege haar vorm
| |
| |
Enkhuizen, Dromedaris
beter bekend is als de Dromedaris (Paktuinen 1) [23]. Deze poort bestaat uit een forse ronde hoofdtoren en een aangebouwde kleinere halfronde neventoren die is voorzien van een overwelfde doorgang. De zware - als rondeel uitgevoerde - hoofdtoren heeft een kelder met koepelgewelf en een begane grond met twaalfdelig meloengewelf, waarvan de bakstenen ribben rusten op geprofileerde kraagstenen. Beide ruimten hebben nissen met schietgaten, alle uitgevoerd met schoorsteenachtige kanalen voor het afvoeren van de kruitdamp. In 1649-'58 werd de poort verhoogd met
Enkhuizen, Waag
twee minder zwaar uitgevoerde verdiepingen en kreeg de hoofdtoren een bekroning met koepeltorentje. Hierin hangt een carillon met twee door Geert van Wou gegoten klokken (1524), achttien klokken van Pieter Hemony (1671-'77) en een ‘veermans- of beurtschipperklok’ van Jan Verbruggen (1755). Tegen de oostmuur zijn twee (Gelderse) scheepsankers uit 1537 aangebracht. Aan de veldzijde heeft de poortdoorgang een dorische omlijsting met aedicula. Deze is gedateerd ‘1540’, maar is met gebruik van bestaande onderdelen aangebracht in 1649. Gelijktijdig kwam aan de stadszijde een classicistische dorische doorgangsomlijsting met aedicula en een beeld van de Enkhuizer stedenmaagd tot stand. Onder leiding van Ad. Mulder heeft men de poort in 1914-'15 gerestaureerd. Tot de omwalling van de nieuwe stadsuitbreiding werd in 1587 besloten. Naar plannen van Adriaen Anthonisz van Alkmaar kwamen in 1593-1600 zeven bastions tot stand volgens het Oud-Hollandse stelsel (opgehoogd 1672). Na het opheffen van de vesting in 1874 werd het zuidelijke bastion Oranje in 1885 geslecht ten behoeve van de spoorlijn. Het noordelijke bastion verdween bij de uitbreiding van de Alg. begraafplaats in 1912. Behouden zijn de bastions Hollandia (met R.K. begraafplaats), Zeelandia, Stad en Lande, Friesland en Nassau. In de courtines tussen de bastions bevinden zich op twee kleine waterpoorten: de Boereboom (Vest 4) [24] en de Oudegouwsboom (Vest 2) [25]. Deze waren oorspronkelijk voorzien van sluisdeuren, die bediend werden vanuit het bovenliggende wachthuis (circa 1600, gerestaureerd 1940).
Een houten poort uit 1599 aan het einde van de Westerstraat werd in 1649-'54 vervangen door de huidige Wester- of Koepoort (Vest 6) [26]. Dit classicistische poortgebouw op geknikt rechthoekige grondslag heeft een met kruisribgewelven overkluisde doorgang. De met Bentheimer zandsteen beklede poort is aan de veldzijde voorzien van kolossale dorische pilasters, aan de stadszijde flankeren dorische halfzuilen de doorgang. Waarschijnlijk had stadsfabriek Jacob Pietersz de leiding bij de bouw, het ontwerp wordt vanouds toegeschreven aan Jacob van Campen. De huidige kroonlijst en het omlopend schilddak met achtzijdige klokkentoren kwamen tot stand in 1729-'30 onder leiding van fabriekmeester Freek Kophen. In de klokkentoren hangt een door Claes Noorden en Jan Albert de Grave gegoten klok (1708, aangebracht 1793). Aan de veldzijde staat op de kroonlijst een beeld van de stedenmaagd. De gevel aan de stadszijde werd in 1916 aangepast en in 1938 heeft men het verkeer om de poort geleid. Toen werd aan de veldzijde een nieuwe stenen brug aangelegd.
In de zeedijk bevindt zich het Staverse Poortje (Wierdijk ong.) [27]. Dit in
Enkhuizen, Stadhuis (1987)
| |
| |
1833 herbouwde bakstenen poortje gaf toegang tot een buitendijkse aanlegsteiger en is opgebouwd met 17de-eeuwse onderdelen, waaronder een doorbroken gezwenkt fronton met het stadswapen.
De voorm. waag (Kaasmarkt 8) [28] werd gebouwd in 1559. Van de drie trapgevels zijn die boven de lange gevel en die op de hoek voorzien van vroegrenaissancistisch rolwerk. Op de kroonlijst staan vijf beelden van deugden (Justitia, Spes, Fides, Charitas en Fortitudo). Het rechterdeel van de hoge begane grond bevat de weeghal met twee balansjukken. Bij een verbouwing in 1601-'04 zijn boven de hoge deurkozijnen dakjes aangebracht ter bescherming van de naar buiten te schuiven balansen. In het linkerdeel bevindt zich een opkamer met kantoor en spiltrap.
De sinds 1636 op de verdieping gevestigde chirurgijnskamer bevat een midden-17de-eeuwse katheder, een schildering voorstellende Hippocratus en Galenus, gebrandschilderde ruitjes en een schouw (1775). Na enige tijd van verwaarlozing is deze kamer in 1910 als museum heropend. Boven de buiteningang memoreert een gedenksteen (1928) de 17de-eeuwse stadsmedicus Bernardus Paludanus. Vóór de waag staat een hardstenen stadspomp met gezwenkte bekroning en vaas.
Het voorm. muntgebouw (Westerstraat 125) [29] is een diep pand met een rijke maniëristische rolwerkgevel uit 1611 voorzien van speklagen, gebeeldhouwde versieringen boven de vensters en de wapens van West-Friesland en Enkhuizen. De onderpui heeft men in de 18de eeuw vernieuwd. De munt was in 1603 korte tijd en na 1612 definitief in Enkhuizen gevestigd tot de opheffing van de regionale muntslag (1795). Na 1795 was het gebouw lange tijd als school in gebruik en vanaf 1909 als koffiehuis van de ‘Ned. Vereniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken’. Sinds 1983 is hier een galerie gevestigd.
De genoemde vereniging liet in 1910 de naastgelegen concertzaal ‘De Westfriesche Munt’ (Westerstraat 123) [30] bouwen. Dit gebouw met rationalistische details is mogelijk ontworpen door U.J. van der Meulen. Het diende voor concerten, revues, gymnastiekuitvoeringen en later ook als bioscoopzaal. Sinds 1974 heeft het een winkelfunctie (HEMA).
Het voorm. bakkersgildehuis (St.-Janstraat 9) [31] is een diep pand met een trapgevel uit 1639 voorzien van een gevelsteen met het stadswapen en een gevelsteen met een gekroonde bakkersoven (pui 19de eeuw).
Het stadhuis (Breedstraat 53) [32] is een imposant tweelaags gebouw met mezzanino, bekronend attiekstuk en een omlopend schilddak met hoekschoorstenen en een achtzijdige houten koepeltoren. De voorgevel met balkon en hoekrisalieten is in Bentheimer zandsteen uitgevoerd. Dit in de strakke stijl van het classicisme uitgevoerde stadhuis kwam in 1686-'94 tot stand naar plannen van Steven Vennecool ter vervanging van een voorganger uit 1460. De beelden op de attiek (Wijs Beleid en Eendrachtig Bestuur) en de stedenmaagden aan weerszijden van het balkon zijn gemaakt door Pieter van der Plasse. Een cartouche boven het balkon meldt het devies van Enkhuizen: ‘Candide et Constanter’ (oprecht en standvastig). Het vóór de voorgevel opgestelde kanon (1551) werd in 1622 buitgemaakt op Duinkerker kapers; het verhaal daarvan staat op een gevelbord met gesneden omlijsting (1661; gedicht Joost van den Vondel). Binnen leidt de lage Blauwe Zaal (hardstenen vloer) via een trap naar de ruime en hoge Witte Zaal of Burgerzaal (met marmeren vloer), die in spaarvelden is voorzien van grisailles (Dirck Ferreris). Verder heeft deze ruimte zes armvormige houten luchters. De toegang tot de Burgemeesterskamer is een houten dorisch poortje met bovendeurstuk ‘Triomf van de Vrede’ (Ferreris). Een geschilderd behangsel toont een allegorie op het Romeinse bestuur (1707, gerestaureerd 1903), ontworpen door Romeyn de Hooghe en uitgevoerd door diens leerlingen. Verder zijn hier een plafondschildering voorstellend ‘Kracht en Liefde’ (Ferreris) en een schouw met een kort na 1801 aangebracht 17de-eeuws schoorsteenstuk met als thema Charitas (Theodoor van Tulden). De Vroedschapskamer heeft een wandbekleding van rode velours d'Utrecht. De drie plafondschilderingen (paalkistrecht, Gerechtigheid en visvangst) zijn evenals het schoorsteenstuk (Wijsheid)
Enkhuizen, Stadsgevangenis
gemaakt door Ferreris. Ook de Schepenkamer (nu trouwzaal) heeft een (groene) velours d'Utrecht-bekleding (gerestaureerd 1902). Wederom van Ferreris zijn de plafondschildering (Rede en Waarheid) en het schoorsteenstuk (Justitia). De Weeskamer bevat een marmeren schoorsteenmantel in Lodewijk XV-vormen (Asmus Frauen), een schoorsteenstuk uit 1692 (Barmhartigheid; Johan van Neck) en wandtapijten met arcadische landschappen en allegorische verwijzingen naar de verzorging van wezen (1710, Alexander Baert). Twee andere vertrekken hebben elk nog een schoorsteenstuk van Johan van Neck. De voorm. stadsgevangenis (Zwaanstraat ong.) [33], gelegen op korte afstand achter het stadhuis, is een rijzig diep pand met drie bouwlagen en per laag twee ruime houten cellen. De onderste cellen dateren uit 1592. Een ophoging volgde in 1610 en er zijn verbouwingen uitgevoerd 1908, 1955 en 1988-'91.
Het voorm. Drechterlandshuis (Westerstraat 40) [34] is een fors 18de-eeuws pand voorzien van een middenrisaliet met natuurstenen kuifstuk in Lodewijk XV-stijl (met afgekapt alliantiewapen). Het verrees rond 1760 als woonhuis en werd in 1836 als koggehuis of huis van het Heemraadschap Drechterland in gebruik genomen (tot 1933). Daarna werd hier een winkel ingericht.
| |
| |
Enkhuizen, (Rijks) Hogere Burger School, gymnastiekzaal
Binnen bevindt zich nog een plafondschildering uit de bouwtijd.
Het voorm. postkantoor met directeurswoning (Zuiderkerkplein 9) [35] is een tweelaags pand met ronde traptoren en neorenaissance-elementen, gebouwd in 1876-'77, vermoedelijk naar plannen van C.H. Peters.
Scholen. Tegen het 18de-eeuwse dwarse eenlaagspand Meidenmarkt 2 werd in 1869 de tweeklassige lagere school Torenstraat 1 [36] gebouwd. Deze voorm. middengangschool staat nu als ‘timmerwerkplaats’ bekend. De voorm. (Rijks) Hogere Burger School (Westerstraat 129) [37] is een tweelaags pand in neorenaissance-stijl, gebouwd in 1900-'02 naar ontwerp van U.J. van der Meulen. In 1927 verrees aan de achterzijde met expressionistische details een gymnastiekzaal met bovengelegen tekenzaal. Vroeg-20ste-eeuws zijn verder de voorm. openbare lagere school Peperstraat 2 (circa 1905) [38], een tweelaags pand met rationalistische details, en de tweeklassige voorm. openbare lagere school Oude Gracht 4 (circa 1910) [39]. In zakelijk-expressionistische stijl ontworpen is de vierklassige en L-vormige voorm. R.K. lagere school Doelenstraat 5a-11 (1927) [40] met hoektoren. Sobere traditionalistische vormen vertoont de achtklassige openbare lagere school Zuiderkerkplein 5 (circa 1939) [41].
Woonhuizen. De binnenstad van Enkhuizen bestaat voornamelijk uit diepe huizen. Vaak zijn deze later van hun geveltop ontdaan of voorzien van een geheel nieuwe gevel en soms verloren ze zelfs hun verdieping. Achter de gevels gaan dan ook vaak oudere kappen, balklagen of houtskeletten schuil. Het diepe eenlaagspand Westerstraat 28 met ingangsomlijsting in Lodewijk XIV-vormen is een voorbeeld van een rond 1740 verlaagd 17de-eeuws huis. Het smalle diepe huis Dijk 72 heeft een gevelsteen uit 1646 en is opgebouwd met elementen afkomstig van enkele andere 17de-eeuwse gevels. Voorbeelden van de vele van hun topgevel ontdane huizen zijn Breedstraat 50, Breedstraat 166 en Zuider Havendijk 18 (gevel 1927). Het laatstgenoemde pand heeft inwendig een houtskelet met gesneden sleutelstukken.
Tot de oudste Enkhuizer huizen behoort het in 1961 gerestaureerde diepe eenlaagspand Westerstraat 76. De met speklagen uitgevoerde laat-gotische trapgevel
Enkhuizen, Woonhuis Breedstraat 41
is voorzien van zeszijdige pinakels op gebeeldhouwde kraagsteentjes (pui 19de eeuw). Het huis bevat een houtskelet uit 1536-'37 (d) met peerkraalvormig geprofileerde sleutelstukken. Een laatgotische trapgevel met speklagen en segmentvormig afgesloten, geprofileerde vensternissen heeft het diepe huis Westerstraat 15 (circa 1560; pui circa 1930). Vergelijkbare vensternissen vertoont Breedstraat 41 (circa 1540; geveltop 18de eeuw). Dit huis heeft een houtskelet met peerkraalvormig geprofileerde sleutelstukken (kap 18de eeuw). Ook het, later mogelijk verlaagde, huis Breedstraat 43 heeft gelijksoortige vensternissen (circa 1550). De ingezwenkte lijstgeveltop is 19de-eeuws. Een maniëristische trapgevel met klauwstukken uit 1623 bezit het smalle pand Breedstraat 32 (gerestaureerd 1947). In het voorhuis is een laat-gotisch houtskelet met peerkraalvormige profielen behouden.
Met de jaartalankers ‘1591’ gedateerd is de trapgevel van Vijzelstraat 56, waarvan pui en geveltop in 1947 zijn gerestaureerd. Een beter voorbeeld van een vroege trapgevel is Westerstraat 197 uit 1595 (jaartalankers) oorspronkelijk
| |
| |
Enkhuizen, Woonhuizen Bocht 3-7
met hijsluiken geflankeerd door kleine vensters. De gevelstenen met beeltenissen van Maurits van Nassau, Karel V en Philips II zijn mogelijk later geplaatst. Ook Westerstraat 79 (circa 1600) toont een goed voorbeeld van een dergelijke vroege trapgevel. Het uit 1592 (jaartalankers) daterende huis Westerstraat 7 heeft een in- en uitgezwenkte gevel met klimmende pilasters (top gereconstrueerd). Vergelijkbaar is de (gerestaureerde) gevel van Westerstraat 116 (circa 1600). In- en uitgezwenkte gevels zonder pilasters hebben de panden Waagstraat 26-28 (circa 1600; gerestaureerd 1943).
Enkhuizen, Woonhuis Westerstraat 158
17de-eeuwse huizen
Beeldbepalend vanaf het IJsselmeer zijn de (sterk gerestaureerde) midden-17de-eeuwse ondiepe huizen aan de Bocht en het Zuiderspui. Ze zijn gebouwd op een smalle strook grond ter plaatse van de toen gesloopte stadsmuur. Boven de kelder hebben deze huizen - op standvinken uitgebouwde - houten ‘hangkamers’. Van de vele vroeg-17de-eeuwse huizen met rijk versierde maniëristische trapgevels is Westerstraat 158 (1617) het rijkste voorbeeld. De met speklagen uitgevoerde topgevel is voorzien van klauwstukken en (gekoppelde) dorische pilasters, en wordt bekroond door een aedicula met daarin een stedenmaagd met stadswapen. Behalve diverse gevelstenen
Enkhuizen, Woonhuis In de Eendracht (1992)
in het puifries toont de geveltop ook nog twee gevelstenen (‘Leeuw in de Hollandse Tuin’ en ‘Jezus en de Samaritaanse vrouw’). Uit 1614 (gevelsteen) dateert de trapgevel van Westerstraat 9. Opmerkelijk is hier dat de (later vernieuwde) vensters tussen zandstenen klauwstukken zijn gevat. Het puifries is voorzien van - voor die tijd gebruikelijk - siermetselwerk en gevelstenen en zandstenen hoekblokken. Het waarschijnlijk voor kapitein Cornelis Liewensz de Leeuw gebouwde huis In de Eendracht (Breedstraat 121; 1640) heeft een trapgevel met hoekblokken. Het interieur bevat een voorhuis met opkamer, een binnenhaard met bedstede en daarnaast een gang naar de achterkamer met afgeschoten privaat en zoldertrap. De enkelvoudige balkenlaag wordt ondersteund door gebeeldhouwde consoles (engelenkopjes). Andere voorbeelden van trapgevels met hoekblokken in de treden en een puifries met gevelstenen zijn te vinden bij Breedstraat 102 (1619) en Torenstraat 11 (circa 1620) - beide huizen hebben een houtskelet met gebombeerde korbelen - en verder bij Westerstraat 92 (1625), Breedstraat 60 (1643), Westerstraat 230 (1644), Westerstraat 173 (1650; pui begin 19de eeuw) en Zuider Havendijk 38 (1650). Eenvoudige trapgevels zijn verder te vinden bij Westerstraat 94, 113 en 228, Torenstraat 38, Karseboomstraat 3 en Vijzelstraat 73. Een late trapgevel heeft het kleine huis Vissersdijk 44 (1657; gerestaureerd 1960). Hier is het houtskelet voorzien van ojiefvormig geprofileerde sleutelstukken. De jongste gedateerde trapgevel is die van Torenstraat 20 (1689).
Het Paludanushuis (Westerstraat 65) - volgens overlevering het sterfhuis van stadsmedicus Bernardus Paludanus (geveltekst aangebracht 1933) - heeft een 17de-eeuwse kern en een classicistische verhoogde halsgevel uit 1659 (gevelsteen). Bij een ingrijpende verbouwing in 1803 kreeg het de geblokte ingangsomlijsting in empire-stijl. Westerstraat 17 heeft een classicistische klokgevel uit 1686 met festoenen. Sober zijn de schoudergevels van de kort na het midden van de 17de eeuw gebouwde huizen Prinsenstraat 21 en Waagstraat 8.
| |
| |
18de-eeuwse huizen
Door de sterk afgenomen welvaart bouwde men in de 18de eeuw vrijwel geen nieuwe huizen, maar wel werden diverse huizen van een nieuwe gevel voorzien. Enkele belangrijke inwoners trokken twee diepe huizen samen achter één nieuwe gevel, zoals de familie Van Bleiswijk bij Westerstraat 84-86. Hier werden rond 1740 twee bestaande panden onder een omlopend schilddak gebracht en verrees een voorgevel met geblokte hoekpilasters en een middenrisaliet met hardstenen attiekstuk in Lodewijk XIV-stijl. De erker daaronder is vroeg-19de-eeuws. Ook bij Westerstraat 121 verdwenen twee diepe huizen rond 1740 (mogelijk 1732) achter een nieuwe gevel met pronkrisaliet en dakkapel in Lodewijk XIV-stijl (winkelpui eind 19de eeuw). Het diepe huis Westerstraat 91 kreeg kort na 1732 in opdracht van T. Buyskens en P. Verbruggen een nieuwe gevel in rijke Lodewijk XIV-stijl. Deze gevel heeft een asymmetrisch pronkrisaliet, een dakkapel en verder lambrekijns onder de verdiepingsvensters. De voorkamer is voorzien van een schouwbetimmering en een plafond in Lodewijk XVI-stijl. Bescheidener is de halsgevel met Lodewijk XIV-bekroning van Bagijnestraat 3 (circa 1750). Andere sobere midden-18de-eeuwse voorbeelden zijn de halsgevels van Prinsenstraat 5, Breedstraat 46, Westerstraat 60 en 68, en de klokgevel van Breedstraat 38. In Lodewijk XV-stijl uitgevoerd is de halsgevel van Westerstraat 75 (1764) met lambrekijns onder de vensters, zandstenen klauwstukken en een kuifbekroning. Andere halsgevels in Lodewijk XV-stijl zijn te vinden bij Westerstraat 66 (1750), Breedstraat 44 (1753) en Westerstraat 194. Dakkapellen in deze stijl hebben Torenstraat 40 en Westerstraat 42 en 44 (alle circa 1760).
Sobere Lodewijk XVI-details vertoont het laat-18de-eeuwse diepe huis Westerstraat 85 met zijn ionische ingangsomlijsting en een dakkapel met wangen. Een vergelijkbare dakkapel heeft ook Westerstraat 90. Uit het eind van de 18de eeuw dateren verder de klokgevel van Zuider Havendijk 15 (geblokte ingang met snijlicht) en het brede huis Breedstraat 69 met middentopgevel. Eind-18de-eeuwse voorbeelden van achter een sobere nieuwe brede gevel samengetrokken oudere panden zijn Breedstraat 66, met geblokte ingangsomlijsting en Lodewijk XVI-snijlicht, Prinsenstraat 19 (met gepleisterd koetshuis) en Breedstraat 51 (met tuinhuis aan de Hoogstraat).
19de- en 20ste-eeuwse huizen
In de eerste helft van de 19e eeuw voerde afbraak de boventoon en verrezen slechts weinig nieuwe huizen. Een uitzondering is de brede notabelenwoning Westerstraat 201 (circa 1820) met geblokte hardstenen hoekpilasters en middenrisaliet, en een pronkrisaliet met empiredetails en bekronende dakkapel. Voor een bestaand huis verrezen sobere neoclassicistische gevels bij Kaasmarkt 13 (1817) en Waagstraat 1 (circa 1820).
Gepleisterde eclectische voorgevels hebben Prinsenstraat 13 (circa 1860) en Nieuwstraat 12 (circa 1870). Geheel nieuw opgetrokken en uitgevoerd met sobere neoclassicistische details is de notabelenwoning Breedstraat 74 (circa 1880). Het rijke neorenaissancepand Breedstraat 45 (1890) werd ontworpen door C.B. Posthumus Meyjes. Voorbeelden van burgerwoningen met neorenaissance-details zijn Westerstraat 31 (circa 1890), Buyskenweg 1-8 (circa 1895) en Dijk 68 (circa 1900). Chaletstijl-elementen en een houten verdiepingserker heeft het herenhuis Breedstraat 65 (1903, ontwerp A. van der Lee). Rationalistische details en jugendstil-elementen vertonen de huizen Sijbrandsplein 2-6 (1909) en de herenhuizen Westerstraat 217 (circa 1910) en Nooit Gedacht (Westerstraat 225; 1910). Karakteristiek is de gepleisterde verdieping met loggia van de villa Uytwijck (Wilhelminaplantsoen 43; 1917). Uitgevoerd met expressionistische details zijn de arbeiderswoningen Semeinszstraat 3-11 (1917) en het huis St.-Jansstraat 42 (circa 1920). Een aardig voorbeeld van duplexwoningen waarbij de bovenste laag door een galerij wordt ontsloten is Snouckstraat 2-14 (circa 1950).
Tuinhuizen. De Enkhuizer tuinhuizen zijn ondiepe dwarse panden met een naar de tuin afgeschuind lessenaarsdak en een erkervorm aan de straatzijde, zoals Hoogstraat 8 (18de eeuw; behorende bij Breedstraat 51) en Spaans Leger 23 (19de eeuw). Het 18de-eeuwse tuinhuis Torenstraat 42 met erker werd in 1945 met een verdieping verhoogd. Bij het 18de-eeuwse tuinhuis Handvastwater 26 is recentelijk de omlijste deur teruggeplaatst.
Het Snouck van Loosenhuis (Dijk 34-36) [42] is een patriciërswoning met souterrain en bel-etage, voorzien van een rijk bewerkte hardstenen gevel met attieklijst en dakkapellen. In 1741-'42 lieten burgemeester Dirck Semeyns van Loosen en zijn vrouw Maria Bontekoning hier een diep huis bouwen in rijke Lodewijk XIV-stijl. Gelijktijdig verrees ter rechterzijde een tuinkoepel in Lodewijk XV-stijl. Hun zoon Dirk Elias van Loosen gaf in 1786 opdracht tot een uitbreiding in Lodewijk XVI-stijl ter linkerzijde (twee traveeën). Bij het pand behoren een bordestrap, stoeppalen met kettingen en hekken bij het tuinhuis. Binnen is er een gang met stucreliëfs als bovendeurstukken (Lodewijk XIV-stijl). In het rechterdeel zijn de voor- en de achterkamer behangen met rood velours d'Utrecht (1742) en de achterkamer heeft een marmeren schouw met schouwstuk (Pieter Terwesten) tussen twee servieskasten. Het linkerdeel bevat goudleerbehang en een schouw (mogelijk François Absiel) met schouwstuk (1742, Mathias Terwesten), beide afkomstig uit de in 1890 afgebroken achterkamer. De tuinkoepel is voorzien van een plafondschildering.
Na het overlijden van Margaretha Maria Snouck van Loosen († 1885) - de laatste telg van deze redersfamilie - verrees naar haar wens in 1890-'92 aan de achterzijde een bejaardentehuis (H.J. Schimmelstraat 3) voor acht dames. Dit tweelaagse gebouw met souterrain is ontworpen in neorenaissance-stijl door C.B. Posthumus Meyjes. Uit dezelfde tijd stammen op de binnenplaats het tuinhuis in chaletstijl en het prieel met cementrustiek (firma F.J. Moerkoert). Verder ontwierp Posthumus Meyjes ook het in neorenaissance-stijl uitgevoerde koetshuis annex stal en twee dienstwoningen (Dijk 50; 1890).
Het Snouck van Loosenpark (Snouck van Loosenpark 1-51) [43] is
| |
| |
Enkhuizen, Snouck van Loosenhuis (1998)
een in 1895-'97 als tuindorp uitgevoerd woningbouwcomplex voor arbeidersgezinnen, aangelegd op de gedempte Oude Buishaven en een deel van de Nieuwe Haven. Het werd gesticht uit het legaat van Margaretha Maria Snouck van Loosen († 1885). Het drieledige poortvormige toegangshek (1897) in neo-Lodewijk XIV-stijl heeft hardstenen pijlers en een in siersmeedwerk uitgevoerde grote middenboog met de naam van het park. De door H. Copijn ontworpen parkaanleg bestaat uit een geometrisch gedeelte met cirkelvormig plantsoen (oostzijde) en een landschappelijk ingericht deel met slingerende paden en langgerekte vijverpartij (westzijde). Over het smalle gedeelte van de vijver ligt een gemetselde boogbrug en aan één van de uiteinden staat een in vakwerk uitgevoerd watervogelhuis. De aan de zijde van de buitenhaven gesitueerde pomp met houten kast was bedoeld voor
Enkhuizen, Snouck van Loosenpark, woonhuizen
het bijvullen van de vijvers. De in 1983-'85 gerenoveerde woningen zijn alle ontworpen door C.B. Posthumus Meyjes en uitgevoerd met gele bakstenen banden, siermetselwerk boven de vensters en ver uitkragende daken. De meeste zijn opgezet als dubbele woningen, enkele vormen een reeks van vier en in één geval zijn acht woningen gekoppeld. Bij de toegang staat een grotere opzichterswoning (Snouck van Loosenpark 1) op onregelmatige kruisvormige plattegrond.
Winkels. Eclectische details vertoont het in 1891 gebouwde woon- en winkelpand Westerstraat 47 met zijn door drie gekoppelde rondbogen afgesloten winkelpui. De kledingzaak van J. Ruiter, Westerstraat 114, kwam in 1894-'95 tot stand naar een ontwerp met neorenaissance-elementen van T. Korff. Neorenaissance-invloeden vertonen ook de rond 1900 gebouwde hoekwinkels Westerstraat 22 en 164 (nu restaurant) en Venedie 1; verder de kleine winkel St.-Jansstraat 27-31 (1902) en het dubbelpand Westerstraat 126 (circa 1910). De winkels Westerstraat 30 en 57 hebben onderling vergelijkbare jugendstil-puien (circa 1905), mogelijk ontworpen door dezelfde onbekende architect van de voor G. Schild gebouwde fietsenwinkel met werkplaats Westerstraat 132 (1908). Art déco-elementen hebben de winkelpuien van Westerstraat 19 (1938) - vroeger een winkel in electra - en de kapperswinkel Westerstraat 21 (1933). Bij de laatste zijn pui en pand ontworpen door M. Hoytema.
Horeca. Drie in de kern 17de-eeuwse panden vormen samen het voorm. Hotel Oranjezaal (Kaasmarkt 2) [44]. Het middelste pand kreeg begin 19de eeuw een op ionische kolommen rustende voorbouw met zaal. Achter de gemoderniseerde Nutsspaarbank uit circa 1955 bevindt zich de voorm. Nutszaal (Westerstraat 127) [45], een gepleisterd pand uit circa 1870 met festoenen en geblokte pilasters. Binnen staat een buste opgesteld van ds. J. Nieuwenhuizen, oprichter van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De voorm. Stadsherberg (Kaasmarkt 9) [46], nu discotheek, is een neoclassicistisch pand uit circa 1890.
Pakhuizen. Omdat bij veel 17de-eeuwse huizen op de verdiepingen een opslagruimte was ingericht, werden in Enkhuizen relatief weinig aparte pakhuizen gebouwd. Het met bolkozijnen uitgevoerde diepe pand Paktuinen 12 (tweede helft 17de eeuw) is wel als pakhuis gebouwd. De pakhuisluiken bij de 17de-eeuwse panden Dijk 80 (gepleisterde ingezwenkte gevel), Dijk 84 (1617; trapgevel) en Harpstraat 4 (schoudergevel) verwijzen naar een opslagfunctie. Van de 17de-eeuwse diepe huizen Dijk 28, Westerstraat 143 en 145 was het bovenste deel ook voor opslag in gebruik. Dijk 94-96 is een dubbelpand met opslagfunctie uit circa 1820. Jongere voorbeelden zijn het pakhuis Torenstraat 2 (circa 1880), het kleine pakhuis met bedrijfsruimte Vijzelstraat 42 (circa 1900) en het met expressionistische details uitgevoerde forsere pakhuis Olifantsteiger 5 (circa 1920).
Royal Sluis. Een in 1867 door N. Sluis en N. Groot te Andijk opgerichte zaadhandel werd in 1872 te Enkhuizen gevestigd. Rond 1890 kwam in neorenaissance-stijl het woon- en winkelpand Westerstraat 153 tot stand (sinds 1927 café met vergaderzaal) en in 1900 verrees voor A. Sluis het pakhuis Westerstraat 206. Bij het rond 1910 betrokken gebouw Westeinde 161 bouwde men in 1927 aan de straatzijde in gele baksteen het functionalistische kantoorgebouw ‘Royal Sluis’ (nu ‘Seminis vegetable seeds’).
Boerderijen. Met name in het noordwestelijke deel van de stad (de Boerenhoek) staat een aantal stadsboerderijen. Het met schoudergevel uitgevoerde 17de-eeuwse diepe huis
| |
| |
Vijzelstraat 15 is later tot boerderij verbouwd. De in oorsprong 18de-eeuwse boerderij Handvastwater 7 heeft een tweelaags dwars voorhuis en een lager houten schuurgedeelte. Een houten hooihuis hebben de 19de-eeuwse boerderijen Handvastwater 42-46 en Noordergracht 33. De afgeknotte stolpschuur Oude Gracht 47 was oorspronkelijk onderdeel van een boerderij met land buiten de omwalling (vaarboerderij). De hoge houten straatgevel dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw (gerestaureerd 2001). Voorbeelden van volledige stolpboerderijen zijn Handvastwater 10, Noorderweg 15 en Westeinde 71 (alle derde kwart 19de eeuw).
Bedrijfsgebouwen. Uit 1875 dateert de bierschuur Handvastwater 2 [47], een diep pand met kleine stalvensters. Een opmerkelijk gebouwtje in pseudo-vakwerk met chaletstijl-elementen is de voorm. mineraalwaterfabriek Zuiderkerkplein 3 (1885) [48]. Chaletstijl-details vertoont ook de wit gepleisterde voorm. touwslagerij Snouckstraat 14 (circa 1900). Het gebouw van de Luxe Brood- en Koekbakkerij Algemeen Belang (Vissersdijk 36; circa 1925) [49] is ontworpen met functionalistische details. Uitgevoerd met gesloten gevels en expressionistische details is de voorm. Coöperatieve IJsfabriek West-Friesland (Vette Knol 9; circa 1930)
Enkhuizen, Station
[50]. Ten westen van de oude stad staat het forse tweelaagse kantoorgebouw Westeinde 62 (circa 1890; nu ‘Syngenta’) met een aangebouwd, wit gepleisterd bedrijfsgedeelte (circa 1910).
Sluizen en bruggen. Het mechaniek voor de bediening van de sluisdeuren tussen de Zuiderhaven en de Buitenhaven bevindt zich in het laat-17de-eeuwse dwarse pand Zuiderspui 1 [51]. Dit gebouw heeft vijf wapenstenen (Hoorn, Oranje, Westfriesland, Enkhuizen en Medemblik). De bij de Dromedaris gelegen sluis [52] tussen Paktuinen en Eiland kwam in 1819 tot stand ter afsluiting van de oude havens. Bij de Dromedaris bevindt zich verder een houten dubbele ophaalbrug, die net als de ophaalbrug tussen Bocht en Wierdijk, is vernieuwd met behoud van de oude (17de-eeuwse) vormen.
Accijnshuizen. Het voorm. accijnshuisje aan het Havenhoofd [53] is een klein rechthoekig pand met schilddak, gesticht in 1590 maar in zijn huidige vorm eind 17de eeuw gebouwd naast de Blauwe Poort (gesloopt). Het eenvoudige voorm. accijnsgebouw Havenweg 1 (1913) [54] huisvest sinds 1995 het Enkhuizer Almanak Museum.
Het peilschaalhuisje (bij Havenweg 1) [55], gebouwd rond 1880 met baksteenfries en plat dak, biedt onderdak aan de ‘rijksgetijmeter’.
Het station (Stationsplein 1-2) [56], een fors kopstation van de spoorlijn naar Zaandam, werd in 1885-'86 gebouwd in neorenaissance-stijl, mogelijk naar ontwerp van M.A. van Wadenoyen. Het tweelaagse stationsgebouw met dakerkers bevat dienstwoningen (verdieping) en in het achterliggende T-vormige eenlaagspand bevindt zich de stationshal. Om de overstap op de stoomboot naar Stavoren te vergemakkelijken, eindigen de sporen tegen de zuidgevel aan de waterzijde. Uit dezelfde tijd dateert de goederenloods (Stationsplein 3) met ver overstekend zadeldak.
De lichtbaak (Tussen Twee Havens 1) [57] is een kustlicht met opengewerkte achtkantige ijzeren constructie, gemaakt in 1887 door de firma De Vries Robbé. De voorm. betonningsloodsen Bierkade 1-5 [58], gelegen aan het eind van de Oosterhaven, werden tot 1908 gebruikt door de Rijks Algemene Betonningsdienst. In 1836 nam het Rijk het paalkistrecht van de stad Enkhuizen over en begon zelf met de betonning van de vaarroutes op de Zuiderzee. Eind 19de eeuw kwam dit eenlaagse loodsencomplex met dienstwoning (omlijste ingang) gereed, met op de zuidelijke hoek een diep pand en op de noordelijke hoek een uit circa 1900 daterende diepe loods.
Het voorm. rijksmagazijn (Tussen Twee Havens 3) [59] is een eenlaagspand uit 1908 naar ontwerp van V.J.P. de Blocq van Kuffeler.
De voorm. visafslag (Havenweg 3) [60], een traditionalistisch gebouw uit 1946, is rond 1995 met een verdieping verhoogd en dient nu als havenkantoor. Trafohuisjes. Uit circa 1917 dateren de trafohuisjes bij Vierbeentjes 14 (zadeldak) en bij Kalksteiger 2 (plat dak), waarvan de bovenrand bestaat uit verticale stroken zwarte en gele tegels. Het ontwerp is mogelijk van J.B. van Loghem.
De Summergarden (Westeinde ong.) is een in 1920 gestichte professionele proeftuin voor eenjarige planten. Het Zuiderzeemuseum bestaat uit een Binnen- en een Buitenmuseum. Het Binnenmuseum [61] is gesticht in 1950 en huist in enkele panden aan de in 1567 ten behoeve van de nieuwe Oosterhaven aangelegde Wierdijk. In dit gebied lagen werven en pakhuizen van de V.O.C. en het centrum werd gevormd door het Oostindiëhuis (1630; afgebrand 1816). Behouden is het ten zuiden van de Compagniestraat gelegen Peperhuis
| |
| |
(Wierdijk 13) [62]. Dit dubbele pakhuis bestaat uit een met maniëristische trapgevels uitgevoerd gedeelte met woonhuis aan de Wierdijk, een binnenplaats en - aan de havenzijde - een fors pakhuisgedeelte met lage verdiepingen en trapeziumvormige gevel (verbouwd rond 1740). Dit gebouw draagt in de gevel een steen met het opschrift ‘de cost gaet voor de baet uit’. Het werd in 1625 gebouwd voor koopman en reder Pieter van Beresteyn en kwam in 1682 in het bezit van de V.O.C. Na verkoop in 1826 diende het als kaaspakhuis en in 1913 werd het gekocht door de zaadhandel Sluis & Groot, die het in 1947 wegschonk ten behoeve van het Zuiderzeemuseum. Daarna volgde in 1948-'49 een restauratie onder leiding van S.J. Bouwma. Gelijktijdig konden vijf belendende panden worden verworven, waaronder Wierdijk 14-15 (1626; vernieuwd 1775) en Wierdijk 16 (17de-eeuws; gecompleteerd 1950). Het dwarse huis Wierdijk 17 heeft men in 1959 nieuw gebouwd en de twee diepe 17de-eeuwse pakhuizen Wierdijk 18-19 (nummer 18 met trapgevel uit 1620) zijn rond 1959 overgebracht van het Waaigat. Het dwarse pand Wierdijk 22, bekend onder de naam ‘Ertenkamer’, verrees begin 19de eeuw in gele baksteen. Ten slotte is in 1979 het rond 1640 gebouwde Westindisch Pakhuis overgebracht van de Paktuinen naar het museum. Op de binnenplaats staat een maniëristisch
Enkhuizen, Zuiderzeemuseum, Peperhuis
Enkhuizen, Zuiderzeemuseum, kalkovens
poortje uit 1625, eveneens afkomstig van de Paktuinen en via het Rijksmuseum te Amsterdam in 1955 hier beland. Het draagt de (verkorte) tekst: ‘Die BeNijt Een AnDer Sijn ProFijt Die Quelt Sijn Vlees En VerSlijt Sijn Tijd’. Tot het museum behoort verder een schepenhal (1964-'65) met gelamineerde spanten. Een restauratie en de aanleg van een met glas overkapte binnenhof zijn uitgevoerd in 1996-'98 (M. van Roosmalen en F. Toben).
Buitendijks aan de Wierdijk is tussen 1967 en 1983 het Buitenmuseum [63] ingericht. Net als het Binnenmuseum is het een uitvloeisel van de Zuiderzee Visscherij Tentoonstelling (1930) over de door de Afsluitdijk tot verdwijnen gedoemde visserijcultuur. Hoewel Harderwijk in eerste instantie ook kandidaat was, werd in 1956 besloten in Enkhuizen een museumdorp te stichten waarin de cultuur rond de Zuiderzee in de periode 1880-1930 centraal staat. Een eerste plan uit 1958 (R.H. Fledderus) heeft men in 1968 volgens een meer regionale indeling aangepast (R.C. Hekker en H. Heyligenberg). Delen van de plattegrond zijn gebaseerd op bestaande steden: een kerkbuurt naar voorbeeld van Hindeloopen, een dijkbebouwing overeenkomstig die van Kolhorn, een grachtbebouwing als in Edam, vissersbuurten als in Zoutkamp en Urk, alsmede een stukje Marken. Centraal in het plan staat een uit Den Oever afkomstige 15de-eeuwse gasthuiskapel, die in aangepaste vorm is herbouwd. Vermeldenswaardig zijn verder de Vogelhoeksmolen - een in
Enkhuizen, Vuurtoren De Ven
1984 geplaatste 19de-eeuwse poldermolen uit Hemelum (Fr) - en de kalkovens (1921) uit Akersloot.
Begraafplaatsen. Achter enkele huizen ligt de kleine Isr. begraafplaats (bij Oranjestraat 2) [64], gesticht in 1738 (5499) en uitgebreid in 1869. Het metaarhuis is laat-19de-eeuws. In 1831 stichtte men op het noorderbastion de Alg. begraafplaats (Emmaplein ong.) [65]. Na een eerste uitbreiding in 1886, werd dit bastion geëgaliseerd bij een vergroting in 1912. Verdere uitbreidingen volgden in 1927 en 1934. Traditionalistische vormen vertoont de in 1939-40 gebouwde aula. Tussen de grote hardstenen zerken bevindt zich ook die voor S. Snouck († 1839), zijn vrouw C.P. van Loosen († 1848) en zijn dochters. Verder zijn er een gebroken zuil op postament voor J.A. Krabee († 1870) en een sierlijk gevormde grafsteen voor A. Noordeloos († 1906). De R.K. begraafplaats (bij Oranjestraat 2) [66] werd in 1889 gesticht op het voorm. bastion Hollandia.
De voorm. vuurtoren ‘De Ven’ (Oosterdijk Enkhuizen 6), gelegen ten noorden van Enkhuizen is een gepleisterde toren van drie geledingen en vier verdiepingen met balustrade en een lichthuis. Deze toren werd in 1700 gesticht door de ‘Commissarissen ter Pilotage’. Boven de ingang vermeldt een door J. Ebbelaar vervaardigde grote marmeren cartouche de namen van de stichters. Nadat de vuurtoren in 1819 was uitgebrand, volgde herbouw in 1834 met gepleisterde gevels en geblokte hoeklise- | |
| |
nen. Het lichthuis met koepel dateert van circa 1900.
De Krabbersgatsluizen (Houtribdijk ong.), ten zuiden van Enkhuizen, is een in 1971 in gebruik genomen sluis met spuisluis tussen het Krabbersgat en het Hoornse Gat. De spuisluis heeft twee openingen tussen drie betonnen hijstorens. In 1999-2003 is de sluis vernieuwd tot een dubbele schutsluis en is het naviduct in de Houtribdijk gereedgekomen. |
|