| |
Amsterdam buiten de singelgracht
In deze tweede sectie van de beschrijving van Amsterdam komen de laat-19de-eeuwse en vroeg-20ste-eeuwse stadsuitbreidingen aan bod, grofweg de nieuwe wijken tot aan de forse uitbreiding van de gemeentegrenzen in 1921. Met de wijzers van de klok mee gaat het om de huidige wijken: Oost (inclusief Zeeburg), De Pijp en Rivierenbuurt, Oud- en Nieuw-Zuid, Oud-West en De Baarsjes, en ten slotte Westerpark.
De eerste plannen in de 19de eeuw voor een algemene uitbreiding buiten de Singelgracht kwamen van stadsingenieur J.G. van Niftrik (1867). Hij voorzag een schilvormige uitleg met zowel arbeiderswijken en industrieterreinen (oost- en westzijde) als een parkgebied met villa's, middenstandswoningen en een centraal spoorwegstation (zuidzijde). Dit plan werd echter afgewezen, onder meer omdat het geen rekening hield met bestaande eigendomsverhoudingen en verkavelingen. Dat was wel het geval bij het uitbreidingsplan van directeur Gemeentewerken J. Kalff (1876), dat minder ambitieus was en meer ruimte bood voor particuliere bouwondernemers. Bovendien was het Centraal Station inmiddels geprojecteerd op de huidige plek aan het IJ. Op basis van deze plannen verrezen bijvoorbeeld de Kinkerbuurt, de Pijp en de Dapperbuurt met hun kenmerkende ‘revolutiebouw’. De Pijp kreeg het Sarphatipark (1885) als groenvoorziening en Oost het Oosterpark (1894). Verder bouwde men aan de westzijde van de stad de Spaarndammerbuurt, de Staatsliedenbuurt en de Frederik Hendrikbuurt (voltooid begin 20ste eeuw).
Verzorgder was de nieuwe bebouwing langs de Vondelstraat en omgeving, en in het Museumkwartier achter het Rijksmuseum. Bij de ontwikkeling van dat kwartier speelde P.J.H. Cuypers, architect van het Rijksmuseum (1876-'85) een grote rol. De villabouw aan het Museumplein kwam vanaf 1891 tot stand, de omringende straten volgden daarna. Behalve het Rijksmuseum staan bij het in 1996-'99 (S.-I. Anderson) heringerichte museumplein nog het Concertgebouw (1882-'86), het Stedelijk Museum (1891-'95) en het later toegevoegde Van Goghmuseum (1977). De bebouwing van deze buurt en van de aangrenzende Vondelpark- en Concertgebouwbuurt (Oud-Zuid) werd verwezenlijkt op het gebied van de gemeente Nieuwer-Amstel (tot 1896). Het Vondelpark was deels al in 1864 aangelegd (noordelijke deel) en werd in de jaren zeventig verder uitgebreid. Tegen de zuidzijde van die uitbreiding ontstond vanaf 1902 de villawijk Willemspark (Emmaplein e.o.) op basis van een plan van Van Niftrik uit 1881. Door de opening van het Noordzee Kanaal (1876) en het Merwedekanaal (1892) kreeg Amsterdam een belangrijke plaats in de doorvoer en handel van goederen uit het Duitse achterland. Verder groeide de handel in koloniale goederen na de afschaffing van het Cultuurstelsel (1862). Omdat het Centraal Station en de aansluitende spoorlijnen de oude havens ontoegankelijk hadden gemaakt voor grote schepen, kwam op enkele nieuw aangeplempte eilanden in het IJ het Oostelijk Havengebied tot ontwikkeling. Hier ontstonden onder meer de Handelskade (1883, circa 1900 volledig in gebruik), de Ertskade (1896) en het Nieuw Entrepot (1900). Begin 20ste eeuw volgden nog diverse andere kades, die veelal werden vernoemd naar overzeese gebiedsdelen (Javakade, Sumatrakade, Borneokade). Bij de Spaarndammerbuurt was vanaf 1876 een begin gemaakt met het Westelijk Havengebied (Houthaven, Nieuwe Houthaven, Minervahaven), dat in de periode 1925-'33 verder werd uitgebreid (Coenhaven, Vlothaven). Het in 1874-'75 gegraven Westerkanaal bood aan
de westzijde van de stad mogelijkheden voor pakhuizen (suiker, graan) en voor industrie, zoals de grote Westersuikerraffinaderij (1882, gesloopt 1985). Ten noorden van de Haarlemmerweg werd de Westergasfabriek ingericht (1884) nabij het latere Westerpark (1891). Aan de oostzijde van de stad kwam de Oostergasfabriek tot stand (1887).
De annexatie van grote delen van de gemeente Nieuwer-Amstel (1896) bood Amsterdam kansen op verdere uitbreiding aan de zuidzijde. Na een eerste en afgewezen plan van directeur Gemeentewerken C.L.M. Lambrechtsen van Ritthem maakte architect H.P. Berlage een nieuw Plan-Zuid (1900, aangenomen 1905). Uitstel noopte hem tot het maken van een tweede ontwerp (1917). Het oostelijke deel van dit plan, de Rivierenbuurt, kreeg een Y-vormige hoofdstructuur bij het Victorieplein (Vrijheidslaan, Churchilllaan en Rooseveltlaan). Het westelijke deel, Nieuw-Zuid en Harmoniehof,
| |
| |
Amsterdam buiten de Singelgracht
241 | R.K. H. Hart of Vondelkerk (p. 179) |
242 | R.K. O.L.-Vrouwe van de H. Rozenkranskerk (p. 179) |
243 | Oud-Kath. kerk van H.H. Petrus en Paulus of De Ooievaar (p. 180) |
244 | R.K. St.-Agneskerk (p. 180) |
245 | R.K. O.L.-Vrouwe Koningin des Vredeskerk (p. 180) |
246 | R.K. kerk O.L.-Vrouwe van Altijddurende Bijstand (p. 180) |
247 | R.K. H. Gerardus Majellakerk (p. 180) |
248 | R.K. Maria Magdalenakapel (p. 180) |
249 | Geref. kerk Amstelveenseweg (p. 181) |
250 | (Herv.) Muiderkerk (p. 181) |
251 | (Herv.) Oranjekerk (p. 181) |
252 | kerk Doopsgez. gemeente (p. 181) |
253 | (Herv.) Parkkerk (p. 181) |
254 | Nieuw Apostolische kerk (p. 181) |
255 | kerk Luth. gemeente (p. 181) |
256 | (Geref.) Raphaëlkerk (p. 181) |
257 | (Herv.) Willem de Zwijgerkerk (p. 181) |
258 | Remonstr. kerk Diepenbrockstraat (p. 181) |
259 | (Herv.) Jeruzalemkerk (p. 181) |
260 | kerk Evang. Luth. gemeente (p. 181) |
261 | First Church of Christian Scientists (p. 181) |
262 | (Herv.) Maranathakerk (p. 181) |
263 | synagoge Tesjoengat Israël (p. 181) |
264 | Raw Aron Schuster Sjoel (p. 181) |
265 | Lekstraatsynagoge (p. 182) |
266 | Liberaal Joodse Synagoge Soetendorpstraat (p. 182) |
267 | logegebouw Vrijmetselaars (p. 182) |
268 | vergaderzaal Theosofische vereniging (p. 182) |
269 | Wilhelminagasthuis (p. 182) |
270 | Burgerziekenhuis (p. 182) |
271 | Boerhaavekliniek (p. 182) |
272 | Luth. Diaconessen Inrichting (p. 182) |
273 | Burgerweeshuis (p. 183) |
274 | Concertgebouw (p. 183) |
275 | Rijksmuseum (p. 183) |
276 | Stedelijk Museum (p. 184) |
277 | Koloniaal Instituut en Koloniaal Museum (p. 184) |
278 | Scheepvaartkundig Museum (p. 185) |
279 | Van Gogh museum (p. 185) |
280 | Huis van Bewaring II (p. 185) |
281 | raadhuis van Nieuwer-Amstel (p. 185) |
282 | brandweerkazerne Van Baerlestraat (p. 185) |
283 | brandweerkazerne Honthorststraat (p. 186) |
284 | hulppostkantoor Spaarndammerplantsoen (p. 186) |
285 | openbare lagere school Eerste Jacob van Campenstraat (p. 186) |
286 | openbare lagere school Tweede Van Swindenstraat (p. 186) |
287 | openbare lagere school Mauritskade (p. 186) |
288 | openbare lagere school J. Maijenstraat (p. 186) |
289 | openbare lagere school Corantijnstraat (p. 187) |
290 | Chr. lagere school Speerstraat (p. 187) |
291 | Openluchtschool (p. 187) |
292 | Derde H.B.S. (p. 187) |
293 | Het Amsterdams Lyceum (p. 187) |
294 | H.B.S. voor Meisjes (p. 187) |
295 | Vossiusgymnasium (p. 187) |
296 | Driejarige H.B.S. (p. 188) |
297 | R.K. Lyceum voor Meisjes (p. 188) |
298 | Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (p. 188) |
299 | Gerrit Rietveld Academie (p. 188) |
300 | Amsterdamsche Huishoudschool (p. 188) |
301 | Nieuwe Huishoudschool (p. 188) |
302 | Dagteeken- en Kunstambachtschool voor Meisjes (p. 188) |
303 | Derde Ambachtsschool (p. 188) |
304 | Tweede Openbare Nijverheidsschool (p. 188) |
305 | Vierde Ambachtsschool (p. 188) |
306 | M.T.S.-Bouwkunde (p. 188) |
307 | Conservatorium (p. 188) |
308 | School voor Banketbakkers (p. 188) |
309 | Chr. technische school Patrimonium (p. 188) |
310 | Blindeninstituut (p. 189) |
311 | Ontleedkundig Laboratorium (p. 189) |
312 | Vrije Universiteit (p. 189) |
313 | Herv. Elisabeth Otter Knoll Stichting (p. 194) |
314 | Luth. Diaconiehofie (p. 194) |
315 | Fontainehofje (p. 195) |
316 | R.K. Huize Lydia (p. 195) |
317 | Wolkenkrabber (p. 195) |
318 | Aalsmeerderveerhuis (p. 195) |
319 | Rijkspostspaarbank Van Baerlestraat (p. 195) |
320 | Rijksverzekeringsbank (p. 195) |
321 | Centraal Belastingkantoor (p. 196) |
322 | Wibauthuis (p. 196) |
323 | houtzaagmolen De Otter (p. 196) |
324 | Heineken Brouwerij (p. 196) |
325 | depotgebouw Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij (p. 196) |
326 | Amstelbrouwerij (p. 196) |
327 | diamantslijperij Van Moppes (p. 196) |
328 | diamantslijperij Asscher (p. 196) |
329 | Veiligheidsinstituut (p. 197) |
330 | Nationaal Luchtvaart Laboratorium (p. 197) |
331 | showroom en garagebedrijf Autopon (p. 197) |
332 | tentoonstellingsgebouw R.A.I. (p. 197) |
333 | graansilo Korthals Altes (p. 198) |
334 | Nieuwe Entrepotdok (p. 198) |
335 | Koninklijke Hollandse Lloyd (p. 198) |
336 | Koloniaal Etablissement (p. 198) |
337 | Veemarkt en abattoir (p. 199) |
338 | Westergasfabriek (p. 199) |
339 | Oostergasfabriek (p. 199) |
340 | pompstation waterleidingbedrijf (p. 199) |
341 | hoofdremise gemeentetram Tollensstraat (p. 201) |
342 | hoofdremise gemeentetram Kromme Mijdrechtstraat (p. 201) |
343 | Gemeentetramkantoor (p. 201) |
344 | Bureau Verkeerswezen (p. 201) |
345 | Haarlemmermeerstation (p. 201) |
346 | station Amsterdam-Muiderpoort (p. 201) |
347 | Hollandsche Manege (p. 201) |
348 | Zuiderbad (p. 201) |
349 | Schoolkinderbad I (p. 201) |
350 | gemeentebadhuis Boerhaaveplein (p. 201) |
351 | gemeentebadhuis Diamantstraat (p. 202) |
352 | bioscoop Ceintuur (p. 202) |
353 | Olympisch Stadion (p. 202) |
354 | Apollohal (p. 203) |
355 | paviljoen Vondelpark (p. 203) |
356 | Hoogduits-Isr. begraafplaats Zeeburg (p. 204) |
357 | R.K. begraafplaats Buitenveldert (p. 204) |
358 | Alg. begraafplaats Zorgvlied (p. 204) |
359 | begraafplaats Te Vraag (p. 205) |
360 | R.K. St.-Barbarabegraafplaats (p. 205) |
361 | begraafplaats Vredenhof (p. 205) |
Amsterdam-Buitenveldert
362 | R.K. St.-Augustinuskerk (p. 206) |
363 | Vrije Universiteit (p. 207) |
364 | station R.A.I. (p. 207) |
365 | poldermolen De Riekermolen (p. 207) |
366 | buitenhuis Amstelrust (p. 207) |
Amsterdam-Sloten
367 | R.K. H. Pius X-kerk (p. 213) |
Amsterdam-Sloterdijk
368 | (Herv.) Petruskerk (p. 214) |
369 | R.K. St.-Franciscus van Assisiëkerk (p. 214) |
370 | R.K. St.-Jozefkerk (p. 214) |
371 | (Geref.) Pniëlkerk (p. 214) |
372 | R.K. St.-Catharinakerk (p. 214) |
373 | R.K. O.L. Vrouwe van Lourdeskerk (p. 215) |
| |
| |
374 | poldermolen De 1200 Roe (p. 215) |
375 | windmolen De Blom (p. 216) |
376 | station Sloterdijk (p. 216) |
Amsterdam-Watergraafsmeer
377 | buitenplaats Frankendaal (p. 216) |
378 | Rechthuis (p. 217) |
379 | R.K. kerk H.H. Martelaren van Gorcum (p. 217) |
380 | (Herv.) Emmakerk (p. 217) |
381 | Penitentair Centrum Overamstel (p. 217) |
382 | Tuindorp Watergraafsmeer of Betondorp (p. 217) |
383 | watertoren Zuidergasfabriek (p. 218) |
384 | station Amsterdam-Amstel (p. 218) |
385 | Nieuwe Oosterbegraafplaats (p. 219 |
| |
| |
heeft als centrale noord-zuidas de Minervalaan met het Minervaplein (1930) en in oost-westrichting de Stadionweg met aan het uiteinde het Olympisch Stadion (1928). Ten zuiden van het Zuider Amstelkanaal verrees na 1950 woonbebouwing in een opzet die afwijkt van het plan-Berlage. Hier zijn ook het Beatrixpark en het RAI-complex (1961) aangelegd, en later nog het station Zuid-WTC (1978) aan de ringspoorlijn en de Ringweg-Zuid.
De uitvoering van Plan-Zuid vanaf 1918 behoorde bij een reeks substantiële uitbreidingen in de jaren twintig en dertig (Ring '20-'40). In 1922 volgde de goedkeuring van het Plan-West met de Admiralenbuurt en de Postjesbuurt. De bebouwing ten zuiden van deze buurten volgde tussen 1925 en 1935. Rond 1920 ontstonden verder nog uitbreidingen van de Spaarndammerbuurt (zoals het Spaarndammerplantsoen e.o.) en de Pijp (Zuidelijke Pijp), en uitbreidingen van de rond 1900 opgezette Transvaalbuurt en Indische Buurt. Terwijl gesloten bouwblokken met etagewoningen de nieuwe wijken domineerden, propageerde A. Keppler - directeur van de in 1915 opgerichte Woningdienst - de aanleg van tuindorpen met lage woningen in een groene omgeving. Dergelijke wijken kwamen vooral tot stand in Amsterdam-Noord, Sloten/Slotermeer en de Watergraafsmeer na de uitbreiding van de gemeentegrenzen in 1921.
In het Algemeen Uitbreidingsplan (1934), gepresenteerd door de Dienst Stadsontwikkeling (opgericht 1929), werden wonen, werken, ontspanning en
Amsterdam, R.K. H. Hart of Vondelkerk, plattegrond
verkeer van elkaar gescheiden. Dit plan is overigens grotendeels na de Tweede Wereldoorlog verwezenlijkt. Toen zijn ook diverse van de hiervoor genoemde buurten onderworpen aan saneringen en stadsvernieuwing. Voor de verdere ontwikkeling van de stad is het Amsterdams Structuurplan (1985) opgesteld. De rondweg om Amsterdam heeft men kunnen voltooien in 1990. Terwijl het Westelijk Havengebied na de oorlog verder is uitgebreid, heeft het Oostelijk Havengebied zijn functie verloren. Bij een ingrijpende sanering vanaf de jaren negentig van de 20ste eeuw is hier veel moderne woningbouw tot stand gekomen en in dit gebied staat nu ook 't Muziekgebouw aan het IJ (2005).
Na de behandeling van de objecten in het gebied van de bovenbeschreven 19de- en vroeg-20ste-eeuwse uitbreidingen, volgt een derde sectie (Amsterdam-....) met de beschrijving van de buitenwijken in de in 1921 van diverse buurgemeenten geannexeerde stadsdelen. In alfabetische volgorde betreft het de wijken Bijlmermeer ((inclusief Driemond), Buitenveldert, Buiksloot (Amsterdam-Noord: westelijk deel, inclusief Tuindorp Oostzaan), Nieuwendam (Amsterdam-Noord: oostelijk deel met Schellingwoude). De westelijke tuinsteden zijn onderverdeeld in een zuidelijk deel Sloten (met Overtoomse Veld, Slotervaart en Osdorp) en een noordelijk deel Slotermeer (met Sloterdijk, Bos en Lommer en Geuzenveld). Als laatste komt de Watergraafsmeer aan bod.
Ten slotte behoren tot de gemeente Amsterdam nog de dorpen Durgerdam, Holysloot, Ransdorp en Zunderdorp. Deze zijn alfabetisch elders in het boek opgenomen.
De voorm. R.K. H. Hart of Vondelkerk (Vondelstraat 120, Oud-West) [241] is een driebeukige basilicale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, kapellenkrans en een centraliserende kruising met achtzijdige vieringtoren. Deze rijzige neogotische kerk met opvallende plattegrond verrees in 1871-'80 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. Toren en bekapping werden in 1904 door brand verwoest, waarna in 1905 herbouw volgde (J.Th.J. Cuypers). Na de sluiting in 1978 is de kerk in 1985-'96 gerestaureerd en verbouwd tot cultureel centrum (A.J. van Stigt).
De R.K. O.L. Vrouwe van de H. Rozenkranskerk (J. Obrechtstraat 28, Oud-Zuid) [242] is een driebeukige basilicale kruiskerk met halfronde apsis, vieringtoren en een dubbeltorenfront. De torens van het front zijn voorzien van een opengewerkte klokkenverdieping met kegeldak. Deze grote neoromaanse kerk verrees in 1908-'11 naar een ontwerp uit 1905 van J. Stuyt en J.Th.J. Cuypers.
| |
| |
Amsterdam, R.K. H. Gerardus Majellakerk (1995)
Het rijke interieur is eveneens geïnspireerd op de romaanse en Byzantijnse vormentaal en wordt gedekt door een cassetteplafond. J.E. Brom ontwierp het monumentale hoofdaltaar met ciborium, waarin een oud marmeren reliëf met bladmotieven is opgenomen (circa 1700). Tot de inventaris behoren verder een Maria-altaar van M. Andriessen, een Vermeulen-orgel (1910), een door Stuyt ontworpen en door Brom vervaardigde preekstoel (1925) en een door C.M. van Moorsel gemaakte communiebank (1930). De door dirigent W. Mengelberg geschonken gebrandschilderde koorvensters zijn van de hand van O. Mengelberg (1922). J. Nicolas leverde de transeptvensters. De kerk is gepolychromeerd door J. Dunselman en M. Wiegman.
De Oud-Kath. kerk van H.H. Petrus en Paulus of ‘De Ooievaar’ (Ruysdaelstraat 39, Oud-Zuid) [243] is een zaalkerk voorzien van een opvallende, terzijde geplaatste, toren met uitkragend bovenstuk en wijzerplaten. Deze kerk met rationalistische details en een neoromaans ingangsportaal kwam in 1914 tot stand naar ontwerp van J.W.F. Hartkamp. Tot de inventaris behoren een preekstoel (circa 1730) en een hoogaltaar (begin 18de eeuw) met altaartafel en retabel met altaarstuk (H. Koets).
De R.K. St.-Agneskerk (Amstelveenseweg 163, Oud-Zuid) [244] is een driebeukige basilicale kruiskerk voorzien van een ranke vrijstaande toren met tentdak. Het schip van deze neoromaanse kerk werd in 1920-'21 gebouwd, het transept met koor en de toren volgden in 1931-'32. Het ontwerp van J. Stuyt is geïnspireerd op de vroeg-christelijke architectuur.
Opvallend in het wit gepleisterde interieur is de veelkleurige mozaïek-bekleding met geglazuurde tegels in de koorapsis (1942), ontworpen door J. Mammen en uitgevoerd door M. Weiss. De gebrandschilderde ramen zijn van J. Nicolas (1934) en de wandschilderingen van J. Mammen (1941-'42). Tot de inventaris behoren een door J.E. en L. Brom gemaakt hoofdaltaar met ciborium (1932), kruiswegstaties van W. Schermer (1936) en een Maria-altaar van J. Mammen (1941-'42)
De R.K. O.L. Vrouwe Koningin des Vredeskerk (Pijnackerstraat 9, De Pijp) [245] is een driebeukige kruiskerk, gebouwd in 1922-'24 naar een ontwerp met neoromaanse details en opvallend tegelwerk van Jos. Bekkers. Terzijde staat een ongelede toren met frontalen en tentdak (gerestaureerd 1992).
Het interieur bevat door Bekkers ontworpen interieuronderdelen, zoals het hoofdaltaar, de communiebank en de preekstoel. Tot de inventaris behoren verder een door J.F. Witte gebouwd orgel (1887, geplaatst 1971) en kruiswegstaties van L. Schelfhout (1925). De gebrandschilderde ramen zijn van A. Asperslagh.
Amsterdam, R.K. Maria Magdalenakapel
De R.K. kerk O.L.-Vrouwe van Altijddurende Bijstand (Chasséstraat 64, De Baarsjes) [246] is een brede kerk met recht gesloten koor, lage zijbeuken en bij de voorgevel opvallende slanke zadeldaktorentjes. Deze sobere kerk werd in 1925-'26 gebouwd naar ontwerp van K.P. Tholens.
Het interieur wordt gedekt door een gepleisterd houten tongewelf. In het koor bevindt zich een monumentaal mozaïek van J. Colette (1932). Tot de inventaris behoren een koperen reliëf en een Maria-altaar van atelier Brom (1931), een hoofdaltaar en een communiebank (beide 1932), een Jozef-altaar (1946) en een orgel (1950).
De voorm. R.K. H. Gerardus Majellakerk (Ambonplein 61-79, Zeeburg) [247] is een in 1925-'26 gebouwde koepelkerk met halfronde apsis en een schip met ingangsportaal. Het ontwerp van J. Stuyt vertoont op Byzantijnse voorbeelden geïnspireerde details. De geplande toren is nooit uitgevoerd. In 1992-'93 is de kerk verbouwd tot kantoorruimten. Tot het complex behoren ook twee R.K. lagere scholen, het voorm. zusterhuis ‘St. Theresia’ en het St.-Vincentiushuis, beide ontworpen door Stuyt.
Overige kerken. In rijke chaletstijl uitgevoerd is de voorm. R.K. Maria Magdalenakapel (Spaarndammerstraat 460, Westerpark; 1890, verbouwd 1968) [248]. Zaalkerken in neorenais- | |
| |
sance-stijl zijn de voorm. Geref. kerk (Amstelveenseweg 136, Oud-Zuid; 1889, Tj. Kuipers) [249] en de voorm. Ned. Geref. kerk (A. Cuypstraat 182, De Pijp; 1892). Van de voorm. (Herv.) Muiderkerk (Linnaeusstraat 35g, Oost; 1892, G.W. Vixseboxse) [250] resteert slechts de toren met achtzijdige lantaarn en opengewerkte spits. Een vergelijkbare, maar terzijde geplaatste toren heeft de (Herv.) Oranjekerk (Van Ostadestraat 149, De Pijp; 1902-'03, C.B. Posthumus Meyjes) [251]. Deze kerk vertoont neorenaissance- en rationalistische elementen. Versneden steunberen en rationalistische elementen heeft de zaalkerk van de voorm. Doopsgez. Gemeente (Oosterpark 4, Oost; 1904, A. Salm) [252]. Een zaalkerk met late neorenaissance-details is de (Herv.) Parkkerk (G. Brandtstraat 26, Oud-West; 1918, E.A.C. Roest) [253]. Binnen bevindt zich hier een door W. Sauer en O. Walcker gebouwd orgel (1922). Veel kerken zijn ontworpen in expressionistische vormen. De in zakelijk-expressionistische stijl gebouwde voorm. Nieuw Apostolische kerk (Witte de Withstraat 96, De Baarsjes; 1920, H.F. Sijmons en Th. Rueter) [254] is nu in gebruik als moskee ‘An Nuur’. De (Geref.) Nassaukerk (De Wittenstraat 114, Westerpark; 1926, H.G. Krijgsman) is een kruiskerk met dakruiter en paraboolvormige daken. Een tentdak met achtzijdige dakruiter markeert de met expressionistische details uitgevoerde (Geref.) Bethelkerk (Vasco da Gamastraat 35, De Baarsjes; 1928-'29, E.A.C. Roest). Voor een in 1916 als afsplitsing van de Engelse Anglicaanse kerk ontstane vereniging verrees de kleine expressionistische zaalkerk van de
‘De Vrije Katholieke Gemeente’ (Deurloostraat 17, Rivierenbuurt; 1928-'29, H.A. van Anrooy). Expressionistische details en hoge zadeldaken hebben de kerken van de Luth. Gemeente (G. van der Veenstraat 36-38, Nieuw-Zuid; 1929-'30, G.J. Rutgers) [255], de (Geref.) Raphaëlkerk (Raphaëlplein 27-37, Nieuw-Zuid; 1929-'30, S. Beckman en M. Kooi) [256], de (Herv.) Willem de Zwijgerkerk (Olympiaweg 14, Nieuw-Zuid; 1931, C. Kruyswijk) [257] en de Remonstr. kerk (Diepenbrockstraat 46, Nieuw-Zuid; 1932-'33, J.A. Roodenburgh) [258]. De twee laatstgenoemde voorbeelden hebben een terzijde geplaatste slanke toren. Kubistisch-expressionistisch van vorm is de (Herv.) Jeruzalemkerk (J. Maijenstraat 14, De Baarsjes; 1929, F.B. Jantzen) [259].
In traditionalistische vormen ontworpen is de zaalkerk van de Evang. Luth. Gemeente (Dintelstraat 134, Rivierenbuurt; 1936-'38, F.B. Jantzen) [260]. Deze kerk heeft een terzijde geplaatste toren met naaldspits. Geïnspireerd op vroeg-christelijke voorbeelden is het traditionalistisch vormgegeven gebouw van de First Church of Christian Scientists (R. Wagnerstraat 32, Nieuw-Zuid; 1936-'38, G. Friedhoff) [261]. Naoorlogse voorbeelden zijn de zeszijdige (Herv.) Maranathakerk (Hunzestraat 87, Rivierenbuurt; 1955, J.H. Groenewegen en H. Mieras) [262] en de met accenten in gewapend beton uitgevoerde (Geref.) Woestduinkerk (Woestduinstraat 18, De Baarsjes; 1955, A. Meijer en J.H. van der Zee) en de voorm. (Remonstr.) Arminiuskerk (Postjeskade 200, De Baarsjes; 1957, K.L. Sijmons).
Wijkgebouwen. Verborgen achter etagewoningen aan de straat bevinden
Amsterdam, Raw Aron Schuster Sjoel
zich enkele wijk- of evangelisatiegebouwen. Het voorm. wijkgebouw van de Herst. Evang. Luth. gemeente (Frederik Hendrikstraat 13, Westerpark; 1910, H.Th. Nienaber) is nu in gebruik als moskee ‘Sonat’. Het wijkgebouw van de Evang. Luth. gemeente (Van Boetzelaerstraat 49-51, Westerpark; 1911, Joh. Pelser) heeft bij de ingang een portret van Luther en daaronder de tekst ‘Het Huis Wartburg’. Verder zijn er nog het rijzige Herv. wijkgebouw Salem van wijk IV (Planciusstraat 69-71; circa 1910), het Herv. wijkgebouw Eltheto (Javastraat 118, Zeeburg; 1913, P.A.J. Scheelbeek), gebouwd met vergaderzalen en bovenwoningen (nu in gebruik als moskee), en het Herv. wijkgebouw Hebron (Polanenstraat 89-91, Westerpark; 1923, C. Kruyswijk).
Synagoges. De synagoge Tesjoengat Israël (G. Doustraat 238, De Pijp) [263] werd in 1891-'92 gebouwd voor de Asjkenazische vereniging naar een neorenaissance-ontwerp van E.M. Rood. De Raw Aron Schuster Sjoel van de Ned. Isr. Hoofdsynagoge (Heinzestraat 1-3, Oud-Zuid) [264] kwam in 1927-'28 tot stand naar plannen van H. Elte in samenwerking met C. van der Wilk en met A.F. Baak als constructeur. Het in kubistisch-expressionistische vormen uitgevoerde gebouw bevat ook een ritu- | |
| |
eel bad (mikwe), een verenigingslokaal en twee bovenwoningen voor de eerste voorzanger (chazzan) en de ondervoorzanger-koster (sjammasj). In de synagoge is de koorgalerij in 1937 uitgebouwd tot een tweede vrouwengalerij. Atelier W. Bogtman vervaardigde twaalf stroken gebrandschilderd glas (twaalf stammen van Israël). De in een grote paraboolvormige nis geplaatste arke ontvangt licht door drie stroken gebrandschilderd glas in de overwelving. In 1937 verrees in functionalistische stijl de voorm. Lekstraatsynagoge van de Ned. Isr. Hoofdsynagoge (Lekstraat 61-63, Rivierenbuurt) [265]. Naar ontwerp van A. Elzas, winnaar van een in 1934 uitgeschreven prijsvraag, ontstond een met natuursteen bekleed gebouw in gewapend beton met inwendig een vrouwengalerij langs drie zijden. Het gebouw dient nu als veilinghuis (Glerum). De in 1931 gestichte Liberaal Joodse Gemeente heeft in 1964-'66 de eigen synagoge J. Soetendorpstraat 8 (Rivierenbuurt) [266] gekregen naar ontwerp van L.H.P. Waterman. Bij dit blokvormige complex met synagogeruimte en naastgelegen zaal horen als opvallend torenachtig element twee gewapend betonnen pylonen met daaraan de Stenen Tafelen van Mozes.
Het logegebouw (Vondelstraat 39-41) [267] is ontstaan uit het in 1873 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers gebouwde bierhuis ‘Vondel’ (nr. 41) en het sinds 1893 daarmee verbonden danspaleis ‘Huize Vondel’ (nr. 39; circa 1880). In 1903 gingen beide panden over in handen van zeven Amsterdamse Vrijmetselaarsloges (La Bien Aimée, La Paix, Concordia Vincit Animos, La Charité, Willem Fredrik, Nos Vincit Libertas, Wending en Post Nubila Lux). Voor dit gezamenlijke onderkomen werd ‘Huize Vondel’ in 1904-'05 verbouwd door W. Kromhout. Bij een ingrijpende verbouwing in 1910-'11, naar plannen van P. Heyn, kregen de twee gebouwen als verenigingsgebouw en conciërgewoning hun huidige aanzicht met een geheel nieuwe gevel in rationalistische stijl. Het interieur is na 1945 opnieuw ingericht.
De voorm. vergaderzaal van de Theosofische vereniging (Tolstraat 160) [268] werd in 1925-'26 in opdracht van C.H. van der Leeuw gebouwd naar een functionalistisch ontwerp van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. De kwartronde vergaderzaal is uitgevoerd in gewapend beton en heeft een oplopend dak met radiaal geplaatste spanten. Toegevoegd in 1928 is het wit gepleisterde en van stalen ramen voorziene administratiekantoor met bibliotheekgebouw (Tolstraat 154-158). Na onteigening werd het in 1942 ingericht tot bioscoop ‘Thalia’, vanaf 1954 Cinétol geheten (gesloten 1979). In 1984-'85 volgde verbouwing tot openbare bibliotheek.
Ziekenhuizen. Als aanvulling op het Binnengasthuis werd het Wilhelminagasthuis [269] het tweede openbare ziekenhuis van Amsterdam. Dokter A.W.C. Berns kwam in 1883 met het idee voor een ziekenhuis met losse paviljoens, gesitueerd nabij het pesthuis (1634), dat sinds 1734 buitengasthuis werd genoemd (gesloopt 1936). Het eerste bouwplan dateert uit 1886, maar pas na de verbouwing van het Binnengasthuis (1889) kwam het nieuwe ziekenhuis in 1891-'93 tot stand naar plannen van H. Leguyt. In rijke neorenaissance-stijl ontworpen is het H-vormige voorm. administratiegebouw (Eerste Helmersstraat 104) met een onderdoorgang en galerijen aan de zijkanten. Hierachter stonden haaks twee paviljoens. Verdere uitbreidingen van het toen grootste ziekenhuis
Amsterdam, Burgerziekenhuis
van Nederland volgden in 1898 (vrouwenkliniek) en 1905 (oogheelkunde). In 1925 werd het tot Academisch Ziekenhuis verheven. In sobere expressionistische stijl kwamen hiervoor naar ontwerp van M. Messer het Pathologisch-Anatomisch Laboratorium (A. Biemondstraat 105-111; 1927) - met reliëfvoorstelling van H. Krop - en de Chirurgische Kliniek (WG-Plein 100-873; 1933) gereed. In 1979-'83 vertrok het ziekenhuis in fasen naar het Academisch Medisch Centrum in de Bijlmer (zie aldaar), waarna in 1985-'89 een verbouwing en gedeeltelijke nieuwbouw van het oude complex volgden.
Het voorm. Burgerziekenhuis (Linnaeusstraat 89) [270] werd in 1889-'91 gebouwd, nadat in 1878 door dokter A.W.C. Berns en W.B.J. Berns-Van Rees de ‘Vereniging het Burgerziekenhuis’ was opgericht. Het drielaagse hoofdgebouw in neorenaissance-stijl is ontworpen door A.L. van Gendt. Na het vertrek van het ziekenhuis naar het Flevoziekenhuis te Almere (1991) heeft men het gebouw ingericht tot Stadsdeelkantoor Oost (1992). De Boerhaavekliniek (Teniersstraat 1) [271] met bijbehorende ‘directeur-dokterswoning’ (Museumplein 9) kwam in 1908-'11 tot stand naar plannen van J.Th.J. Cuypers en J. Stuyt in de classicistische variant van de Nieuw Historiserende stijl. De voorm. Luth. Diaconessen Inrichting (Koninginneweg 3) [272], met kapel en L-vormig
| |
| |
Amsterdam, Rijksmuseum, plattegrond
hoofdgebouw, werd in 1898 gebouwd als Moeder- en Ziekenhuis naar ontwerp van C.F. Bögeholtz en A. Moen (uitgebreid 1904 en 1927-'29).
Het Burgerweeshuis (IJsbaanpad 3) [273] is in 1955-'60 gebouwd naar een structuralistisch ontwerp van A.E. van Eyck. De basismodule van het gebouw wordt gevormd door een vierkant bouwdeel met betonnen kolommen op de hoeken en in het platte dak een kleine lichtkoepel.
Amsterdam, Concertgebouw
Door schakeling van deze modules is om een binnenplaats een bebouwing met complexe plattegrond ontstaan. De binnenplaats is toegankelijk via een open arcade in een langgerekt tweelaags bouwdeel. Op enkele hoeken staan tweelaagse paviljoens. Het complex is in 1990 inwendig verbouwd.
Het Concertgebouw (Van Baerlestraat 98) [274] ontstond op initiatief van een daartoe in 1881 opgerichte commissie. De in 1882 uitgeschreven besloten prijsvraag werd gewonnen door A.L. van Gendt (plan 1882-'83), waarna het gebouw tot stand kwam in 1883-'86 (opening 1888). Het in internationale neoclassicistische en eclectische stijl ontworpen Concertgebouw heeft een halfronde achterbouw, vier hoekpaviljoens (met trappen) en een tempelfront met in het timpaan een gebeeldhouwde allegorie op de muziek (Joh. Franse). De kleine ovale concertzaal heeft dezelfde afmetingen als die in Felix Meritis. De grote concertzaal biedt plaats aan tweeduizend toeschouwers en heeft een kapconstructie met vakwerkspanten en trekstaven, die door een cassetteplafond aan het oog wordt onttrokken. Sinds 1891 bevat de zaal een Maarschalkerweerd-orgel. Op verzoek van W. Mengelberg (dirigent van 1895 tot 1945) heeft men in 1899 het orkestpodium verlaagd voor een betere akoestiek. Naar plannen van P. de Bruijn is in 1985-'88 aan de zuidzijde een uitbreiding aan de zaal ‘gehangen’.
Rijksmuseum (Stadhouderskade 42) [275]. Aan de basis van dit gebouw staat de oprichting van een Commissie tot Stichting van een Museum Koning Willem I (1862). De eerste uitgeschreven
| |
| |
prijsvraag (1863) leverde geen winnaar op, maar P.J.H. Cuypers werd tweede. Nadat de gemeente Amsterdam in 1873 had toegezegd haar schilderijenverzameling in bruikleen te geven, was er een uitgebreider ontwerp nodig. De daaropvolgende tweede prijsvraag (1875) werd wel gewonnen door Cuypers, die vervolgens één van zijn twee ingediende plannen uitwerkte tot het huidige gebouw. Dit tussen 1876 en 1885 verwezenlijkte museum kreeg een middenvleugel met onderdoorgang en aan weerszijden twee door vleugels omgeven binnenplaatsen. Aan de zuidwestkant bouwde men een bibliotheekuitbouw met ijzeren galerijen. De binnenplaatsen - voorzien van glazen kappen met vakwerkconstructies (sikkelspanten en trekstaven) - boden onderdak aan gipsafgietsels (westzijde) en de afdeling geschiedenis (oostzijde). Naast de overwelfde zalen van de begane grond werden kopieën gebouwd van onder meer de crypten van de kerken te Deventer en Maastricht. Op de verdieping richtte men een kopie in van de Aduardkapel. De bel-etage bevat een voorhal, een eregalerij en een Rembrandtzaal. De om de binnenplaatsen lopende enfiladen van zalen zijn aan de voorzijde voorzien van kabinetten.
Het front van het Rijksmuseum heeft een sterk geaccentueerde middenpartij met onderdoorgang en twee torens. Voor de vormgeving baseerde Cuypers zich op de midden-16de-eeuwse Nederlandse architectuur, die we nu vroege renaissance noemen en die nog sterk op gotische constructies en vormen leunde. In de pers werd het geheel, samen met het beeldprogramma, vaak als ‘te gotisch’ afgeschilderd. Voor het uitgebreide beeldprogramma, dat gelezen kan worden als een nationale eretempel voor geschiedenis en kunst, werkte Cuypers samen met V. de Stuers en J.A. Alberdingk Thijm. Dit programma werd uitgevoerd door B. van Hove en F. Vermeylen (beeldhouwwerk), G. Sturm (tegeldecoraties en schilderkunst) en W. Dixon (gebrandschilderde ramen). Naar aanleiding van een discussie over de belichting van het Rijksmuseum voegde men in 1906 aan de zuidzijde van de eregalerij de met zijlicht uitgevoerde Nachtwachtuitbouw toe. Een naar ontwerp van Sturm op geëmailleerde lava gemaakt geveltafereel van de leerlingen van Rembrandt werd hierdoor aan het zicht onttrokken. In 1925 keerde de Nachtwacht naar zijn oude plek terug.
Na 1945 zijn inwendig de meeste decoraties overgeschilderd en heeft men de binnenplaatsen volgebouwd (1962 en 1969 door C. Elffers en F.A. Eschauzier). De eregalerij is in 1984 gerenoveerd (W.G. Quist). Van 2004 tot 2008 wordt het museum ingrijpend verbouwd tot ‘Het Nieuwe Rijksmuseum’. Daarbij zijn de architecten A. Cruz en A. Ortiz, de restauratiearchitect G.W. van Hoogevest en de expositiearchitect J.M. Wilmotte betrokken.
Bij het museumcomplex behoort de gelijktijdig gebouwde directeursvilla (nu kantoorgebouw) en aan de oostzijde daarnaast de tekenschool of Rijksschool voor tekenonderwijzers en kunstnijverheid (1890, uitgebreid 1924). De in 1888 gesloopte Franeker Ockingastins vormt de basis van het in 1890-'98 aan de zuidwestzijde opgetrokken fragmentengebouw, waar ook scheibogen van de Kleine Kerk te Edam (15de eeuw) staan opgesteld en diverse andere bouwfragmenten zijn ingemetseld. De aangrenzende tuin kreeg een invulling met ‘verschillende nabootsingen van Hollandsche tuin-architectuur’. Hier bevinden zich niet alleen het tuinhuis van Keizersgracht 585 (1731), maar ook enkele pilasters van het Haagse Huygenshuis (1634) en de waterpoort van Gorinchem (1642). Bij de tuiningang staan ruggelings de Heerepoort uit Groningen (1621) en de Bergpoort uit Deventer (1619). Tegen het fragmentengebouw staat de door J.Th.J. Cuypers ontworpen Druckervleugel (1909, uitgebreid 1919).
Het Stedelijk Museum (P. Potterstraat 13) [276] werd in 1891 gesticht uit een legaat van S.A. de Bruyn, douairière Lopez Suasso, onder meer als huisvesting voor de kunstcollectie van S.A. Lopez Suasso-De Bruyn en voor de ‘Driejaarlijksche Tentoonstelling van werken van Levende Meesters’. Het museum verrees in 1891-'95 naar een rijk neorenaissance-ontwerp van stadsarchitect A.W. Weissman als tegenhanger van het Rijksmuseum, dat te gotisch werd bevonden en te nauwe openingen en een gebrekkige belichting zou hebben. Na een buitenlandse studiereis koos Weissman voor een ruime entree met centrale trap, uitkomend op een erezaal. De beide vleugels kregen gekoppelde zalen met bovenlicht en op de hoeken hoekzalen en kabinetten aan voor- en achterzijde. De op het maniërisme geïnspireerde buitenzijde met hoekpaviljoens, diverse Vlaamse dakerkers en een middenpartij met risaliet en trapgevel werd in 1912-'24 voorzien van beelden van Amsterdamse architecten en kunstenaars, zoals Hendrick de Keyser (E. Jacobs), Pieter Aertsen en Joost Jansz Bilhamer (T. van Reijn), Jacob van Oostsanen (B. Ingen Housz), Jan van der Heyden (C. Demmink), Thomas de Keyser (C. Vos) en Jacob van Campen (A. Hesselink). Het interieur, waarin gekleurde steensoorten waren gebruikt, was in 1938 onder conservator W. Sandberg al voornamelijk wit geworden.
Aan de zijde van de Van Baerlestraat is in 1954 met een legaat van E. vom Rath de Nieuwe Vleugel ontstaan naar ontwerp van de Dienst Publieke Werken (J. Sargentini en J. Leupen) en F.A. Eschauzier (interieur). Een plan voor de nog te verwezenlijken uitbreiding is gemaakt door bureau Benthem & Crouwel.
Het Koloniaal Instituut en Koloniaal Museum, nu Koninklijk Instituut voor de Tropen en Tropenmuseum (Mauritskade 62-64) [277], werd in 1910 gesticht op initiatief van H.F.R. Hubrecht en J.T. Cremer, oudminister en directeur van de Nederlandsche Handelmaatschappij. In het gebouw zou tevens de collectie van het in 1871 in Paviljoen Welgelegen te Haarlem gevestigde Koloniaal Museum worden ondergebracht. Het eerste plan (1912) door J.J., M.A. en J. van Nieukerken werd door de schoonheidscommissie afgewezen. In 1914-'16 werd desondanks begonnen met de bouw van dit in rijke late neorenaissance-stijl uitgevoerde gebouw. Door materiaalschaarste kon een eerste gedeelte pas in 1923 in gebruik worden genomen en in 1926 volgde de algehele opening. De in 1916 ingestelde Commissie voor de Symboliek bedacht een uitbundige decoratie met wapens, allegorische figuren, voorstellingen van godsdiensten en culturen, en afbeeldingen van geleerden en ontdekkingsreizigers. Dit programma werd uitgevoerd
| |
| |
Amsterdam, Stedelijk Museum
door J.L. Vreugde (beelden) en W.O.J. Nieuwenkamp (reliëfs). Het westelijke bouwdeel met ingang en tweetorenfront biedt plaats aan het hoofdgebouw met bibliotheek en een aula met ziende dakstoel en veel beeldhouwwerk (W.M. Retera). De in twaalf soorten marmer uitgevoerde entreehal (ontwerp E. Quagligno) is voorzien van een wandschildering (H. Paulides) en bustes van de stichters (T. Dupuis). In het aan de oostzijde aansluitende gebogen bouwdeel bevond zich het handelsmuseum. Het vierkante gebouw met lichthof en monumentaal trappenhuis aan de oostzijde is het museumgebouw. Het gehele complex is gerestaureerd in 1967-'73, waarbij aan de achterzijde een logeergebouw (1967, Tj. Dijkstra) is toegevoegd, nu hotel.
Het voorm. Scheepvaartkundig Museum (C. Schuytstraat 57) [278], een in verstrakte expressionistisch stijl uitgevoerd tweelaags pand met hoge kap, kwam in 1917-'18 tot stand naar ontwerp van G.F. La Croix. Het diende als huisvesting van de in 1913 als uitvloeisel van de Eerste Nederlandse Tentoonstelling op Scheepvaartgebied (E.N.T.O.S.) ontstane collectie. Tot de stichters behoorden Amsterdamse rederijen. Het museum werd in 1922 geopend en kreeg in 1929 een glazen overkapping. De collectie is in 1972 verhuisd naar 's Lands Zeemagazijn op Kattenburg. Het gebouw dient sinds 1981 als veilinggebouw (Christies).
Het Van Gogh museum (P. Potterstraat
Amsterdam, Koninklijk Instituut en Koloniaal Museum
7) [279] is in 1964-'73 gebouwd voor de aan het beheer van de staat toevertrouwde collectie van de neef van de kunstenaar, ir.dr. V.W. van Gogh. Het ontwerp van G.Th. Rietveld (1964) is uitgevoerd door J.F.H. van Dillen en afgemaakt door J. van Tricht. Het museum bestaat uit kubusvormige volumes met gesloten gevelvlakken en een glazen trappenhuis (Museumpleinzijde). Het interieur bevat een grote vide met open trappenhuis en aangrenzende zalen. Het museum is in 1995 uitgebreid naar ontwerp van K. Kurokawa met een vrijstaand halfrond gebouw met verzonken cirkelvormige vijver.
Het voorm. politiebureau nr. 38 (Spaarndammerstraat 612-626) is een tweelaagspand uit 1887 naar een sober ontwerp met neorenaissance-details van de Dienst Publieke Werken.
Het Huis van Bewaring II (Havenstraat 6) [280], nu P.I. de Stadspoort, werd in 1888-'91 gebouwd naar een ontwerp met neoclassicistische details van W.C. Metzelaar. Deze grote cellulaire gevangenis heeft een kruisvormig plan met drie vierlaagse cellenvleugels en een vierde vleugel met centrale hal en cellulaire kerk.
Het voorm. raadhuis van Nieuwer-Amstel (Amsteldijk 67) [281] kwam in 1889-'92 tot stand als een rijzig tweelaags pand met souterrain, ingangsrisaliet, trapgevel en een opengewerkte achtkantige dakruiter. Het rijke neorenaissance-ontwerp van R. Kuipers - geïnspireerd op het vroeg-17de-eeuwse stadhuis van Bolsward - werd uitgevoerd onder leiding van W.J. de Groot. Het beeldhouwwerk is van B. van Hove. Met de annexatie van Nieuwer-Amstel door Amsterdam verviel al in 1896 de oorspronkelijke functie, waarna het in 1912 tot gemeentearchief werd ingericht met aan de Tolstraat een depotgebouw in aangepaste stijl. Aan de noordzijde is in 1985 een uitbreiding verwezenlijkt.
Brandweerkazernes. De voorm. brandweerkazerne Van Baerlestraat 35-37 [282] werd in 1890 gebouwd
Amsterdam, Raadhuis van Nieuwer-Amstel
| |
| |
Amsterdam, Brandweerkazerne Honthorststraat 25-27
naar plannen van de dienst gemeentewerken van Nieuwer-Amstel als een tweebeukig diep pand met trapgevels in neorenaissance-stijl. Na annexatie van dat deel van de gemeente Nieuwer-Amstel kwam in 1896-'97 de grotere brandweerkazerne Honthorststraat 25-27 [283] tot stand naar een ontwerp van H. Leguyt (Dienst Publieke Werken). Dit in helder rode baksteen opgetrokken neorenaissance-gebouw staat overhoeks op het perceel om aan de voorzijde ruimte te bieden voor de brandweerwagens. Boven de drie rondboogingangen in het midden staat: ‘Brandweer’.
Het voorm. hulppostkantoor Spaarndammerplantsoen 140 [284] ligt op de scherpe hoek met de Zaanstraat en kwam in 1918-'20 tot stand naar plannen van M. de Klerk, samen met de opvallende aansluitende woonbebouwing (het ‘schip’). De uitbundige expressionistische stijl zet zich voort in het nu als museum dienende interieur. In de directe omgeving staan diverse voorbeelden van straatmeubilair in expressionistische stijl, waaronder een brandmelder (1927), een postgirobus, een reclamezuil en een ‘krul’ (urinoir).
De openbare leeszaal en bibliotheek Coöperatiehof 14-16 werd in 1927 gebouwd naar een expressionistisch ontwerp met strokenvensters van de Dienst Publieke Werken. Boven de ingang zit een gevelsteen met een afbeelding van boeken.
Scholen voor lager onderwijs. Het schoolbesluit van 1880 leidde tot 1900 tot de bouw van ruim dertig openbare lagere schoolgebouwen in de gehele stad. Alle scholen voor Gewoon Lager Onderwijs werden ontworpen door de Dienst Publieke Werken. In neoclassicistische stijl en met veel rondbogen uitgevoerd is de hoekschool Eerste Jacob van Campenstraat 59 (1882) [285], die vrijwel identiek is aan de school Molenpad 15-17 in de binnenstad. De gepleisterde eclectische school Van Oldebarneveldtstraat 42 (1882) is een opvallend rijk gedetailleerde meisjesschool derde klasse. De eerste en tweede klasse van de Amsterdamse schoolindeling werden als burgerschool bezocht door de hogere standen. Voor een school derde klasse hoefde minder schoolgeld te worden betaald. In de architectuur is dit verschil bijvoorbeeld zichtbaar bij de school eerste klasse Tweede Van Swindenstraat 208 (1891-'93) [286], uitgevoerd in rijke neorenaissance, en de aan de andere kant van het bouwblok gelegen en soberder vormgegeven school derde klasse P. Nieuwlandstraat 93-95, die overigens wel een zandstenen neorenaissance-poortje heeft. Deze scholen delen de tussengelegen speelplaats. Voorbeelden van andere scholen in neorenaissance-stijl zijn Nassaukade 327 (1884-'85), Potgieterstraat 34 (1885-'86), De Wittenstraat 27-43 (1892) en de rijker uitgevoerde eerste-klasse-school Mauritskade 23 (1892) [287]. Voor de gemeente Nieuwer-Amstel ontwierp W.J. de Groot de school R. Hartstraat 1 (gymzaal 1903). Chaletstijldetails vertoont het schoolgebouw Van Ostadestraat 101 (1900). Ook Rustenburgerstraat 246 (1903) en Ruysdaelstraat 67-69 (1903) zijn vergelijkbare drielaagse ‘schoolkastelen’. Voor het katholieke onderwijs kwamen de St.-Barbaraschool voor
Meisjes (Eikenplein 1-5; 1889, J. Margry), de St.-Laurentiusschool voor Jongens (Eikenweg 5a-9; 1891-'92, A.C. Bleijs) en de scholen Kanaalstraat 147-149a (1906, C.P.W. Dessing) en P. de Hoochstraat 80 (1911, P.J. de Jongh) tot stand. Ontworpen in Nieuw Historiserende stijl is de drielaagse Chr. lagere school Brederodestraat 108 (1910, C.B. Posthumus Meyjes).
De bewaarscholen of scholen voor voorbereidend onderwijs vallen minder op. Uit 1911 dateert de hoekschool voor kleuters Pontanusstraat 278. Sober van vorm zijn de R.K. St.-Catharina Frobelschool (Rijnstraat 113-115; 1926-'28, J. Duncker) en de school voor Chr. voorbereidend onderwijs (W. Schoutenstraat 6; 1931-'33, J.H. van der Veen). Wel opmerkelijk is de in functionalistische stijl met balkons en dakterras gebouwde Montessori kleuterschool (A. Dürerstraat 36; 1934-'35, W. van Tijen, M.A. Stam en C.I.A. Stam-Beese).
Na de schoolwet van 1920 verrezen in tien jaar tijd ongeveer honderdvijftig scholen in de hele stad, merendeels voor het Gewoon Lager Onderwijs. Deze scholen werden bij voorkeur paarsgewijs gebouwd met een gemeenschappelijke gymzaal (vaak in het midden). De Dienst Publieke Werken leverde hiervoor ontwerpen in expressionistische stijl. Voorbeelden van dergelijke ‘schoolpaleizen’ met een indrukwekkende expressionistische gevel zijn de gekoppelde dubbele scholen J. Maijenstraat 11-13 en 15-17 (1925-'26, N. Lansdorp) [288]. Achter het hoger opgetrokken middendeel van de dubbele school Meerhuizenplein 4-4a (1926) gaat het gymlokaal schuil. Andere goede voorbeelden
| |
| |
van dubbele scholen zijn Hygieaplein 40 (1921), Corantijnstraat 2-4 (1923) [289], Hygiëaplein 8-10 (1924), Jekerstraat 84-86 (1926-'27) en Roerstraat 91-93 (1930). Voorbeelden van enkele scholen zijn F. Versterstraat 11 (1931, G.A. Roobol) en de op een hoek gebouwde U.L.O.-school (C. Krusemanstraat 10; 1920-'21, Th.R. Luycken).
Voor het bijzonder onderwijs kwam de Chr. lagere school Speerstraat 6 (1923, E.A.C. Roest) [290] tot stand op een licht gebogen plattegrond en met een halfronde erker boven de ingang. Een vergelijkbare erker heeft de dubbele Chr. lagere school Amaliastraat 5 (1923-'35, Th. Groenendijk en Th.J. Lammers). De voorm. Talmud Tora (Tweede Boerhavestraat 7; 1922-'25), een Isr. school voor uitgebreid lager onderwijs, is gebouwd naar een expressionistisch ontwerp van J.S. Baars. C. Kruyswijk ontwierp zowel de interessante Chr. lagere school Orteliusstraat 28 (1930-'31) als de Luth. lagere school Uiterwaardenstraat 263 (1934).
Opmerkelijke naoorlogse scholen zijn de - op een binnenplaats gelegen - langgerekte houten Finse school (Uiterwaardenstraat 60a; 1949) en de door H. Hertzberger ontworpen structuralistische gebouwen van de Montessorischool
Amsterdam, Derde H.B.S.
(Apollolaan 164; 1980-'83) en de lagere school De Evenaar (Ambonplein 59; 1986).
De Openluchtschool (Cliostraat 36-40) [291] neemt een bijzondere plaats in de scholenbouw in. Het gebouw diende door een maximale toetreding van licht en lucht de gezondheid van de schoolkinderen te verbeteren. De school kwam in 1927-'30 tot stand naar een functionalistisch ontwerp van J. Duiker en B. Bijvoet (aangepast 1985-'86). Achter een poortgebouw met schoolhoofden conciërgewoning staat overhoeks op de binnenplaats het in gewapend beton opgetrokken vierlaagse schoolgebouw met aangebouwde gymnastiekzaal. De drie verdiepingen hebben elk twee lokalen met grote stalen vensters en een als ‘buitenklas’ bedoelde openluchtwerkruimte. Op het platte dak zijn ook twee buitenlokalen ingericht.
Scholen voor middelbaar onderwijs. Naar ontwerp van J.Th.J. Cuypers kwam in 1895 het R.K. St.-Ignatiuscollege (Hobbemakade 51-53) tot stand als katholieke Hogere Burger School (H.B.S.) met een convent voor de lesgevende paters. Dit gebouw met kenmerkende toren en kapel is in 1912 uitgebreid en later verbouwd ten behoeve van het huidige Montessorilyceum. De eerste openbare middelbare school buiten de Singels was de Derde H.B.S. (Mauritskade 58-59; 1904, H. Leguyt) [292], een V-vormig gebouw met rationalistische details en later aangebouwde vleugel. De in een knik in de straat gelegen voorm. Vijfde H.B.S. (Zocherstraat 23-25; 1916) biedt vanuit de lokalen uitzicht op het Vondelpark. Gelijktijdig gebouwd zijn de Eerste Chr. H.B.S. (Moreelsestraat 21; 1912, E.A.C. Roest) en de in ‘Um 1800’-stijl ontworpen - en op een rijzig woonhuis gelijkende - voorm. Chr. H.B.S. voor Meisjes (G. Metsustraat 7; 1912, C.B. Posthumus Meyjes), nu Sweelinck College. De schoolwet van 1917 maakte ook de bouw van lycea mogelijk, waarin H.B.S., gymnasium en middelbare meisjesschool werden gecombineerd. Een voorbeeld is Het Amsterdams Lyceum met rectorswoning (Valeriusplein 13-15; 1918-'20, H.A.J. en J. Baanders) [293], uitgevoerd in verstrakte expressionistische stijl in een bijzondere stedenbouwkundige situatie, waarbij de hoofdvleugel over de onderdoorgang van het Valeriusplein is geplaatst. Een T-vormige plattegrond en een klokkentoren op de kruising heeft de H.B.S. voor Meisjes (G. van der Veenstraat 99; 1929-'30) [294], ontworpen door N. Lansdorp (Dienst Publieke Werken) in zakelijk-expressionistische stijl. In dezelfde stijl ontwierp hij het Vossiusgymnasium (Messchaertstraat 1; 1931-'32) [295], een U-vormig gebouw met ranke toren boven de ingang en met een
Amsterdam, Amsterdams Lyceum
| |
| |
Amsterdam, M.T.S.-bouwkunde
beeld van Erasmus (H. Krop). Vergelijkbaar in stijl, maar uitgevoerd met veel rijker beeldhouwwerk (H. Krop) is de voorm. Driejarige H.B.S. (P.L. Takstraat 34; 1921-'24, AJ. Westerman, D.P.W.; beeldhouwwerk vernieuwd 2005) [296], nu Berlage Scholengemeenschap. Een E-vormige plattegrond en een kapel in het verlengde van de ingangspartij heeft het sober vormgegeven drielaagse R.K. Lyceum voor Meisjes (R. Vinkeleskade 53; 1925, P.B.M. Hendrix) [297]. Iets verderop staat het openbare Lyceum voor Meisjes (R. Vinkeleskade 62; 1925-'26, B.A. Lubbers, D.P.W.) in zakelijkexpressionistische stijl met zwierige details (ingangspartij).
Academiegebouwen. De voorm. Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (Stadhouderskade 86) [298] kwam in 1872-'75 tot stand voor deze in 1817 gestichte instelling. B. de Greef ontwierp een eclectisch gebouw met hoog souterrain en bel-etage. De op het noorden georiënteerde zalen kregen grote omlijste vensters. Aan de achterzijde kwam in 1883 een uitbouw tot stand. In 1967 volgde de verhuizing naar de Gerrit Rietveld Academie (F. Roeskestraat 96) [299]. G.Th. Rietveld heeft in 1957 het ontwerp gemaakt voor dit Instituut voor Kunstnijverheid dat na zijn dood naar hem is vernoemd. Deze uiteindelijk in 1964-'67 onder leiding van J.F.H. van Dillen en J. van Tricht gebouwde school bestaat uit een hoofdgebouw met lokalen, aula en gymnastiekzaal - voorzien van glazen vliesgevels - en een L-vormige aanbouw met werkplaatsen. Een tweede L-vormige aanbouw is rond 1970 toegevoegd en in 2004 uitgebreid met hoogbouw van bureau Benthem & Crouwel.
Overige scholen. In chaletstijl verrees in 1894-'95 de voorm. Amsterdamsche Huishoudschool (Zandpad 5) [300], een rijzig pand naar plannen van C.B. Posthumus Meyjes met een in 1952 toegevoegde gymnastiekzaal. Het gebouw is in 1974 als jeugdherberg ingericht. De voorm. Nieuwe Huishoudschool (G. Metsustraat 8; 1907, J.H.W. Leliman) [301] is een drielaags pand met rationalistische details en een zolderopbouw in pseudo-vakwerk. H.P. Berlage ontwierp in rationalistische stijl de voorm. Dagteeken- en Kunstambachtschool voor Meisjes (G. Metsustraat 16; 1908-'10) [302], een tweelaags pand met de ingang in een portiek. De twee laatstgenoemde scholen zijn nu in gebruik als Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap. In rationalistische stijl bouwde men ook de forse vierlaagse Derde Ambachtsschool (Timorplein 21; circa 1910) [303] met torenvormig hoekaccent. Uit dezelfde tijd is de voorm. R.K. Handelsschool (Waldeck
Amsterdam, Chr. technische school Patrimonium
Pyrmontlaan 23; 1912, E. Breman). Het overwegend drielaagse gebouw van de Tweede Openbare Nijverheidsschool (E. Wolffstraat 2; 1914) [304] is ontworpen door de Dienst Publieke Werken. A.J. Westerman van die dienst ontwierp in zakelijk-expressionistische stijl de Tweede Openbare Handelsschool (P.L. Takstraat 33; 1923) en de op een vijfhoekig terrein gebouwde Vierde Ambachtsschool (Postjesweg 1; 1921-'23, beeldhouwwerk H. Krop) [305]. Van zijn collega N. Lansdorp is het ontwerp van de voorm. M.T.S.-Bouwkunde (Dongestraat 8-12; 1930) [306], een licht gebogen drielaags pand met torens op de hoeken. Expressionistische details vertoont het Conservatorium (Bachstraat 3-7; 1931, P. Vorkink) [307]. Dit drielaagse gebouw wordt geflankeerd door een trappenhuis en een grote muziekzaal.
Uitgevoerd als halschool met overkragende verdieping is de naoorlogse voorm. School voor Banketbakkers (Wibautstraat 220; 1956-'57, W.A. Ulrich en B.J.F. Kamphuis) [308]. De gecombineerde Chr. lagere en middelbare technische school Patrimonium (Vrolikstraat 8; 1956-'57, J.B. Ingwersen en C. de Geus) [309] heeft een op bakstenen pylonen staand vierlaags lesgebouw in de trant van Le Corbusier, met
| |
| |
in schokbeton uitgevoerde raamelementen en een betonplastiek (P.C. Eecen).
Het voorm. blindeninstituut met internaat (Vossiustraat 56-74a) [310] werd als instelling in 1808 opgericht door de ‘Amsterdamsche Broederschap van de Vier Vrijmetselaarsloges’. Een besloten prijsvraag voor een nieuw gebouw werd in 1885 gewonnen door G.B. en A. Salm met een eclectisch ontwerp met romaanse en gotische details. De gevel van het brede drielaagse gebouw met souterrain kreeg de tekst: ‘Lux in Tenebris’ (Licht in de Duisternis). In 1932 verhuisde het instituut naar Huizen, het Amsterdamse gebouw bevat nu appartementen.
Het voorm. Ontleedkundig Laboratorium (Mauritskade 61) [311] is een U-vormig tweelaags pand met rationalistische elementen en hoeken middenrisaliet, gebouwd in 1908-'09 naar ontwerp van J.B. Springer voor de faculteit Biologie van de Universiteit van Amsterdam. Na de verhuizing van de oorspronkelijke collectie (Museum Vrolijk) naar het Academisch Medisch Centrum is hier sinds 1988 de in 1838 gestichte zoölogische collectie van Artis ondergebracht (vanaf 1892 onder beheer universiteit).
Vrije Universteit (V.U.) [312]. Deze universiteit - vrij van kerk en staat, en alleen gebonden aan het woord van God - werd in 1880 opgericht door A. Kuyper, die zelf hoogleraar theologie en letteren werd. Men betrok in 1884 het huis Keizerstraat 162 (verbouwing J.W. Meijer), dat in de eerste jaren diende als onderwijsgebouw en hospitium (internaat). Dit gebouw is tot 1968 door de V.U. gebruikt. In 1916 kwam voor de ‘Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag’ het Physiologisch Laboratorium (Valeriusplein 11) tot stand als een drielaags pand in expressionistische stijl naar ontwerp van J. Groenendijk en Th.J. Lammers. Aansluitend verrees in 1930-'33 het Natuur- en Scheikundig Laboratorium (De Lairessestraat 174) naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van B.T. Boeyinga en constructeur I.J. Kranenburg. Dit gebouw met zijn kenmerkende sterrenwachtkoepel is in 1951-'52 in aangepaste stijl verhoogd. In 1953 heeft men de gehele universiteit naar Buitenveldert verplaatst (zie Amsterdam-Buitenveldert).
Woonhuizen. Door de intensieve latere bebouwing zijn in de ring van Amsterdam weinig pre-stedelijke panden bewaard gebleven. Een uitzondering vormen de diepe huizen Overtoom 411-431 uit 1727, oorspronkelijk behorend bij een pottenbakkerij. Uit dezelfde periode dateert het kleine 18de-eeuwse buitenhuis of speelhuis Bellamystraat 80 met vroeg-18de-eeuwse details en een midden-19de-eeuwse buitenbepleistering. Het verschil tussen het polderniveau en de later opgehoogde omgeving is goed te zien bij het gepleisterde dwarse huis Rustenburgstraat 8 (1893). Tijdens de bouw lag het nog in de gemeente Nieuwer-Amstel, net als de door A.L. van Gendt in neorenaissancestijl ontworpen eenlaagse arbeiderswoningen Diamantstraat 1-15 en 2-24 (1889).
Wegens de vele monumentale woonhuizen is het net als voor de binnenstad ook voor de ring - bestaande uit de 19de-eeuwse Ring en de aansluitende Gordel 20-40 - onmogelijk om alle belangrijke panden te behandelen, laat staan om in te gaan op de bebouwing van na 1945 of op
Amsterdam, Woonhuizen De Zeven Landen
de stadsvernieuwing. Daarom is ervoor gekozen om de villa's, de appartementengebouwen en de volkswoningbouw af te splitsen, de rest in hoofdlijnen te behandelen en de naoorlogse woningbouw aan anderen over te laten.
19de-eeuwse huizen
Na de uitbreidingsplannen van 1866 (J.G. van Niftrik) en 1875 (J. Kalff) ontstond de eerste planmatige woningbouw in de Pijp, waaronder kort na 1875 drielaagse etagewoningen in de Ferdinand Bolstraat, al snel gevolgd door de meer gebruikelijke vierlaagse etagewoningen, zoals Quellijnstraat 15-25 (1879, F. Heineke), of de etagewoningen met portiek-ontsluiting Van Ostadestraat 148-154 (1902, N.F. van Ruth). Naast deze woningtypen komen ook gestapelde woningen voor, waarbij beide woningen over twee bouwlagen beschikken, zoals bij F. van Mierisstraat 55-61 (1909, H. van der Schaar). Ruysdaelkade 43 (1876, Z. Deenik) is een vroeg - en voor de Amsterdamse ring uitzonderlijk - voorbeeld van een tweelaags woonhuis in eclectische vormen.
Bij de ‘slurf’ van het Vondelpark verre- | |
| |
zen de eerste ruimer opgezette huizen. Rond 1873 kwamen de gepleisterde herenhuizen Vondelstraat 47-49 tot stand naar een ontwerp van J.H. Schmitz in eclectische vormen (wenkbrauwen) met neogotische elementen (kantelen). En aan de zuidzijde ontstonden de huizen P.C. Hooftstraat 83-93 (1874, J. Servais), die later tot winkels zijn verbouwd. Eclectisch zijn ook de oorspronkelijk vijftien forse vierlaagse herenhuizen Vossiusstraat 1-15 (1879, I. Gosschalk) en het op Franse voorbeelden georiënteerde dubbele herenhuis Stadhouderskade 40-41 (1883) met zinken dakvensters. In een op de Franse (neo)renaissance geïnspireerde stijl ontwierp A.L. van Gendt het herenhuis Vondelstraat 13 (1880). Opmerkelijk is de groep van drie etagewoningen van het zogeheten Huis met de Kabouters (Ceintuurbaan 251-255; 1884, A.C. Boerma), uitgevoerd in rijke chaletstijl met neogotische en neorenaissance-elementen en met veel decoratief beeldhouwwerk, waaronder op de dakrand twee groene kabouters die elkaar een bal lijken toe te gooien. Eveneens opmerkelijk zijn De Zeven Landen (R. Visscherstraat 20-30a; 1894, Tj. Kuipers). Deze zeven buurpanden hebben elk een specifieke stijl, te weten van links naar
Amsterdam, Hillehuis
rechts: Engeland (landhuisstijl), Nederland (neorenaissance), Rusland (oosters), Italië (palladiaans-classicistisch), Spanje (moors), Frankrijk (16de-eeuwse renaissance) en Duitsland (neogotiek). Met neorenaissance-elementen ontwierp Ed. Cuypers het Witsenhuis (Oosterpark 82-82a; 1884, gerestaureerd 2003). In dit atelier-gebouw - oorspronkelijk met hoge begane grond maar later voorzien van een tussenvloer - werkten schilders als G.H. Breitner, J. Israels en W. Witsen, evenals diverse dichters en schrijvers. Andere voorbeelden van rijkere huizen in diverse varianten van de neorenaissance-stijl zijn de gestapelde woningen Nassaukade 112-115 (1880-'81, C. Hellingman) en Amsteldijk 74-79 (1887, Ed. Cuypers), en de etagewoningen Nassaukade 110-111 (1881, A. Lubbers en E. Möller), Stadhouderskade 130-134 (1882, J. de Haan; met kariatiden), Nassaukade 83-84 (1887, E. Breman) en Weesperzijde 24-28 (1887-'88, A. Salm). Voor Bouwmaatschappij ‘De IJsbreker’ ontwierp A.L. van Gendt de herenhuizen Weesperzijde 32-33 (1884) en het café met bovenwoningen Weesperzijde 23 (1885). Nog in een zelfde traditie, maar dan met vakwerktopgevels, verrezen in 1911 de vijf herenhuizen J. Vermeerstraat 37-45 met aansluitend de hoekvilla Teniersstraat 6, alle naar ontwerp van P. van Dijk.
20ste-eeuwse huizen
Tot de vroege woon- en winkelpanden in de ring behoren de panden Hobbemastraat 4-8 (1904), die H.P. Berlage voor verzekeringsmaatschappij ‘De Algemeene’ ontwierp in rationalistische vormen en met overhoekse erkers. Het door M. de Klerk voor bouwondernemer K. Hille ontworpen Hillehuis (N. Maesstraat 32-34/Metsustraat 22-34; 1911-'12) is een vroeg voorbeeld van het expressionisme of de ‘Amsterdamse School’. Andere voorbeelden hiervan zijn de vijf geschakelde woningen J.J. Viottastraat 36-42 (1917, G.F. La Croix), de eengezinswoningen De Lairessestraat 142-172 (1919-'21, H.L. de Jong) en de gestapelde woningen Heinzestraat 15-23 (1921-'22, P.L. Kramer). Kramer ontwierp ook Huize de Windroos (Okeghemstraat 25), bestaande uit vijf grote appartementen met gebogen muurvlakken, laddervensters en een dakaccent. Opmerkelijk zijn ook de door De Klerk ontworpen expressionistische huizenblokken Vrijheidslaan 10-50 (1921-'22) met verspringende balkons die verticaal worden gekoppeld door veelhoekige laddervensters. Eveneens opvallend zijn de herenhuizen
Amsterdam, Woonhuizen Hacquartstraat 6-28
| |
| |
Amsterdam, Drive-in woningen A. van Dijckstraat 4-12
Hacquartstraat 6-28 (1921-'24, F.A. Warners) met gepleisterde gevels en zwart-witte tegels, ook wel de ‘dobbelsteen-woningen’ genoemd. In de loop van de jaren twintig verrezen grotere complexen met steeds verder verstrakte expressionistische vormen, overgaand in zakelijk-expressionistische vormen. Dit is onder meer te zien bij Bellamystraat 117-123 (1918, G.F. La Croix), Mauvestraat 2-14 (1922, Tj. Kuipers en A. Ingwersen), J. Evertsenstraat 20-46 (1924-'25, J.M. van der Mey), J. Evertsenstraat 52-140 (1925-'27, J.F. Staal) en de etagewoningen R. Hartstraat 4-10 (1928, B. van den Nieuwen-Amstel). Daarnaast verrezen als onderdeel van de gesloten blokken in het Plan Zuid van Berlage geaccentueerde bouwdelen bestaande uit een winkelgalerij met bovenwoningen, zoals Vrijheidslaan 90-100 en 91-101 (1923-'24, C. Kruyswijk) voor de N.V. Exploitatie Maatschappij ‘Rudolf’ en het woon- en winkelcomplex Maasstraat 65-85 (1929, G.J. Rutgers) voor de N.V. ‘Waalmond II’. Rond het Hoofddorpplein ontwierpen J.M. van der Mey en J.J.B. Franswa in 1928-'30 ook dergelijke woon- en winkelcomplexen. In de wijk De Baarsjes liet Exploitatiemaatschappij ‘De Hoofdweg’ de etagewoningen Hoofdweg 308-382/321-411 (1925-'26, H.Th. Wijdeveld) bouwen en de woon- en winkelpanden rondom het Mercatorplein (1925-'27, H.P. Berlage). In dat gebied verrezen complexen met etagewoningen in verstrakte expressionistische vormen, zoals de portiekwoningen met hoekwinkels Paramariboplein 54-60 (1927-'28, L. Peters) en de portiekwoningen Paramaribostraat 45-133 (1930, P.L. Kramer). Een ander
belangrijk stedenbouwkundig complex vormen de etagewoningen rondom het Minervaplein en langs de Minervalaan, gebouwd in 1930-'32 op basis van een plan waarmee C.J. Blaauw de prijsvraag gewonnen had, door hemzelf en door G.J. Rutgers en J.A. Roodenburgh. Opmerkelijk zijn verder de in de tuin van het Concertgebouw gebouwde expressionistische huizen J.W. Brouwersstraat 3-25/2-16 (1930, E.A.C. Roest) met deels gebogen gevels en torenvormige accenten. Voorbeelden van functionalistische woningen zijn in de ring vrij zeldzaam. Een uitzondering vormt het op eigen initiatief door P. Zanstra, J.W.L. Giesen en K.L. Sijmons ontworpen complex eengezins- en atelierwoningen Zomerdijkstraat 16-30 (1934-'35), gebouwd in staalskeletbouw met grote stalen vensters. Ook de vijf drive-in-woningen A. van Dijckstraat 4-12 (1936-'37, W. van Tijen, M.A. Stam, C.I.A. Stam-Beese en H.A. Maaskant) zijn in functionalistische
Amsterdam, Villa Oud Leyerhoven
stijl gebouwd met beneden een garage en op de vierde bouwlaag een balkon. Minder uitgesproken - al hebben ze wel functionalistische trekken - zijn de van stalen vensters voorziene etagewoningen Watteaustraat e.o. (1938, D. Greiner) en de op initiatief van projectontwikkelaar H. van Saane voor alleenstaande werkende vrouwen tot stand gekomen vroege galerijflat Oranjehof (Korte Geuzenstraat 98-700; 1942-'43, J.W.H.C. Pot en J.F. Pot-Keegstra) met acht bouwlagen.
Villa's. Kort na de aanleg van het Vondelpark (1864-'65) verwierf P.J.H. Cuypers aan de noordzijde een strook grond waar hij tot aan de toenmalige westelijke gemeentegrens (nu Anna van Vondelstraat) in drie fasen de Vondelstraat liet aanleggen (1867-'73). Naast herenhuizen verrezen hier ook enkele villa's. Een van de eerste was de dubbele villa Nieuw Leyerhoven (Vondelstraat 73-75; 1876-'77), naar eigen ontwerp in een sobere combinatie van neogotische en neorenaissance-elementen. Hij woonde hier ook tot 1881 en liet toen voor zichzelf in 1881-'82 de villa Vondelstraat 77-79 bouwen in een combinatie van neogotiek en neorenaissance en met siermetselwerk en tegeldecoraties. Zijn zoon J.Th.J. Cuypers ontwierp in 1884 voor zichzelf de opmerkelijke eclectische villa Oud Leyerhoven
| |
| |
(Tesselschadestraat 31) met veel siermetselwerk en tegeldecoraties in de in pseudo-vakwerk uitgevoerde bovenzone. Ten westen van de Anna van Vondelstraat lieten FA. en P.H.F. Smithuysen in 1877-'78 naar plannen van P.F. Laarman een vrijstaande chaletstijl-villa bouwen met zicht op het Vondelpark. Deze villa werd in 1896 bezit van E.A. Lehmann, die haar naar zijn vrouw de Villa Betty (Overtoom 241) noemde. Hij liet het interieur aanpassen en in 1901 aan de straatzijde in neorenaissance-stijl een koetshuis met koetsierswoning (Overtoom 243-245) bouwen.
De eerste villa aan de zuidzijde van het Vondelpark is de mogelijk naar ontwerp van A. Salm gebouwde neorenaissancevilla Quisisana (Koningslaan 4; 1889) met prominente hoektoren. Meer eclectisch, door de Franse renaissance geïnspireerd, is de gepleisterde villa Van Eeghenstraat 57 (1893, C.A. Alizis Wübbe). Het ontwerp van de villa's Van Eeghenstraat 59-63 (1895, F.H. Koekoek) is gebaseerd op de Nederlandse renaissance. Eveneens ontworpen in neorenaissance-stijl en voorzien van details in groen geglazuurde baksteen is de dubbele villa Van Eeghenstraat 80-82 (1899-1900), gebouwd door de aannemers-projectontwikkelaars E. van der Eijk en J.A. de Waal. Siermetselwerk en jugendstil-details hebben de door L. Beirer ontworpen villa J. Obrechtstraat en de dubbele villa Van Eeghenstraat 62-64 (beide 1899-1900). Van zijn hand is ook de villa P. Potterstraat 8 (1902-'03), gebouwd voor E. Sillem. Het voor Z. Deenik tot stand gekomen dubbele herenhuis Van Eeghenstraat 66-68 (1900-'01, J. Herman) valt vooral op door de jugendstil-tegeltableaus. De forse dubbele villa Van Eeghenstraat 76-78 (1900) werd ontworpen door Th. Sanders in de rationalistische stijl van Berlage, van wie hij jarenlang compagnon was. Berlage zelf ontwierp de rationalistische villa Koninginneweg 18 (1907) voor mevr. A. Hingst. Pseudo-vakwerk is te zien bij de villa Van Eeghenstraat 92 (1901-'02) en de Villa Alsberg (Honthorststraat 20; 1904-'06), beide ontworpen door Ed. Cuypers. De laatstgenoemde villa is een exponent van de net na 1900 tot ontwikkeling komende villabebouwing rond het Rijksmuseum. Ed. Cuypers had daar al in 1898-'99 voor zichzelf het hoekhuis J. Luykenstraat 2 laten bouwen met een serre aan de Singelgrachtzijde en een houten torenkamer.
Traditioneel neoclassicistisch in stijl met gepleisterde hoeklisenen en middenrisatiet is de villa P. Potterstraat 2 (1897, C.B. Posthumus Meyjes). Meer neorenaissance-elementen vertonen de naastgelegen villa's P. Potterstraat 4 (1897; E.M. Rood) en P. Potterstraat 6 (1902-'03, A. Salm) met jugendstil-smeedwerk; de laatste werd gebouwd voor mr. J.E. Vita Israël. Engelse- en Weense Sezession-invloeden zijn herkenbaar bij de naar plannen van A.W. Weissman voor kunstschilder J. van Essen gebouwde Lizzy Cottage (Hobbemastraat 12) met gedeeltelijk overkragende verdieping, tentoonstellingszaal en een erkerfries met dansende putti. Kleurig materiaalgebruik en Duitse jugendstil-invloed zijn zichtbaar bij de door E. Breman ontworpen dubbele villa's Honthorststraat 5-7 en Hobbemastraat 14-16. De villa Honthorststraat 9 (1899), ontworpen door A.L., A.D.N. en J.G. van Gendt voor A. Roelvink, vertoont rationalistische details en citaten uit een Schotse studiereis van A.D.N. van Gendt. Geïnspireerd op het classicisme is de dubbele villa Koningslaan 14-16 (1904) naar ontwerp van K.P.C. de Bazel. Bij de later door hem ontworpen villa J. Vermeerstraat 14 (1912) zijn in de bovenzone de voor zijn werk kenmerkende bakstenen meanderfriezen toegepast. Een robuuste rationalistische stijl vertoont de in opdracht van I.L. Nienaber gebouwde drievoudige villa Emmaplein 2/Emmalaan 8-10 (1911) naar ontwerp van J.F. Staal. Ook elders in dezelfde wijk ontwierp Staal nog enkele andere panden, te weten Emmalaan 7-9 (1911), Prins Hendriklaan 15-19 (1912) en Koningslaan 54-56 (1911-'12). Vergelijkbaar in stijl is de door J.H.W. Leliman voor beeldhouwer A. Hesselink ontworpen hoekvilla Teniersstraat 8 met op de begane grond een in de gevel
tot uitdrukking komend ‘klein atelier’ en ‘groot atelier’. Met chaletstijl-details ontwierpen J.P.F. van Rossem en W.J. Vuyk voor W. Spakler de dubbele villa J. Luykenstraat 3-5 (1908-'09).
Opvallend veel op natuursteen lijkende maar in kunststeen uitgevoerde onderdelen heeft de naastgelegen dubbele villa J. Luykenstraat 7-9 (1911-'12, P. van Dijk en J.W. Nagelvoort), waarvan de betonwerken werden uitgevoerd door de N.V. Ned. Betonijzerbouw.
Voor de secretaris van de Nederlandsche Handelmaatschappij, J. Bierens de Haan, ontwierpen J.J., M.A. en J. van Nieukerken de villa Museumplein 17 (1912, later verhoogd) in de voor hen kenmerkende late neorenaissance-stijl. De hieruit sprekende gedegenheid komt ook tot uitdrukking bij de in Nieuw Historiserende stijl gebouwde forse villa's Museumplein 11 (1910, J. Stuyt), Museumplein 13-15 (1910, J. London), Museumplein 19 (1912, Th.G. Schill en D.H. Haverkamp), Prins Hendriklaan 1 (1913, Th. Groenendijk en Th.J. Lammers), Hobbemastraat 20 (1913, J.Th.J. Cuypers) en Emmalaan 16-18 (1918-'20, J.B. Janus). In de ‘Um1800’-variant van deze stijl ontwierp A. Jacot de Villa Rosa (Koningslaan 12; 1912-'13) voor J. Cohen, eigenaar van het warenhuis ‘Maison de Bonneterie’. De als een classicistisch landhuis uitgevoerde villa J. Vermeerstraat 2 (1911-'12, J.A. van Straaten) werd vanaf 1918 bewoond door Cohen's collega W.J.R. Dreesmann. Vergelijkbaar in hoofdvorm, maar dan met wat expressiever metselwerk in de bovenzone, is de villa Honthorststraat 3 (1912-'13, H. Elte), die werd gebouwd voor R. Reens, directeur van de N.V. Nederlandsche Fabriek voor Betimmeringen. Iets expressionistischer is de dubbele villa Emmaplein 3-5 (1919, J. Juffer) en een uitgesproken expressionistische kapvorm siert de villa Oranje Nassaulaan 63 (1917-'18, Th. Groenendijk en Th.J. Lammers). Expressionistische baksteendetails bezit de villa Sophialaan 1-3 (1919; G. de Wilde), gebouwd voor het Technisch Bureau Visser. In zakelijkexpressionistische vormen werden C. Schuytstraat 65 (1918-'19, H. Elte en G.F. Mastenbroek) en de met platte daken uitgevoerde dubbele villa's J.J. Viottastraat 33-39 (1925-'26,
F.A. Warners) gebouwd. In een aan het werk van E Lloyd Wright verwante stijl ontwierp J. de Bie Leuveling Tjeenk voor
| |
| |
Amsterdam, Huizenblok Zaanhof
zichzelf de Villa Troostwijk (Museumplein 4; 1925) met een fraaie terraskamer op de bovenste verdieping. In traditionalistische stijl en met een fors dak kwam naar plannen van M.J. Granpré Molière de villa Oranje Nassaulaan 26 (1925-'26) tot stand voor de directeur van de Nederlandsche Handelmaatschappij D. Crena de Jongh.
Een derde concentratie van villa's ontstond vanaf circa 1920 langs de noordrand van Nieuw-Zuid. Zakelijk-expressionistisch van vorm, met plat dak, is de dubbele villa A. Hahnplantsoen 25-27 (1925-'28, H.A.J. en J. Baanders). De andere villa's met expressionistische details hebben doorgaans wel een kap, zoals A. Hahnplantsoen 18 (1927, M. Speyer) en 21-23 (1928-'30, E. Nijsten), en C. van der Lindenstraat 12-14 (1920-'23, J.C. van Epen). Interessante topgevelbeëindigingen bezitten enkele door G.J. Rutgers ontworpen villa's, zoals A. Hahnplantsoen 14 (1927), Dijsselhofplantsoen 10 (1929), Haringvlietstraat 6-10 (1928-'30) en Churchilllaan 223 (1929-'30). Opmerkelijk zijn het woonhuis Stadionweg 44 (1928-'30), dat H. Elte voor zichzelf liet bouwen met een fraaie hal, en het eerder door hem voor J. Barmat ontworpen huis Oosterpark 77-78 (1921). De laatste heeft nog een bijzonder interieur uit die tijd. Ten slotte noemen we de modern ogende, wit geschilderde villa Diepenbrockstraat 15 (1938), ontworpen door F.A. Eschauzier voor dokter J.H. Engelkens.
Volkswoningbouw. Tot de invoering van de woningwet (1901) waren het vooral particuliere ondernemers die (speculatie) woningbouw tot stand brachten. Daarnaast waren er enkele semi-filantropische woningbouwverenigingen, zoals de ‘Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse’ (opgericht 1852), die in 1854-'56 de woningen Planciusstraat 8-20 liet bouwen. Dit complex bestaande uit zeven panden met 104 arbeiderswoningen in drie typen is een sober eclectisch ontwerp van P.J. Hamer. Voor dezelfde vereniging maakten vervolgens P.J. en W. Hamer de plannen voor het neoclassicistische woningblok Eerste J. van Campenstraat 1-21 (1875-'76; 103 woningen) en het blok Tweede J. van der Heijdenstraat 42-68 (1885; 144 woningen). Voor de Waalse gemeente ontwierp D.J. Sanches het woningblok Eerste Van der Helststraat 72-86 (1874). De ‘Maatschappij voor Volkswoningen’ liet in 1901 het bouwblok Van Reigersbergenstraat e.o. (234 woningen) optrekken naar een ontwerp van J. van Looy met neorenaissance-details en jugendstil-tegels. Het middenhuis aan de Van Reigersbergerstraat heeft een vooruitstekende vergaderzaal.
De in 1906 erkende coöperatieve woningbouwvereniging ‘Rochdale’ was de eerste die woningwetwoningen (zonder alkoven en bedsteden) liet bouwen, zoals de met rationalistische details uitgevoerde woningen Van Beuningenstraat 97-109 (1909, J.E. van der Pek). Andere verenigingen volgden, waaronder de Alg. Woningbouw Vereniging (1910), ‘Eigen Haard’ (1910), ‘Het Westen’ (1911) en ‘Het Oosten’ (1912). Verder waren er de verenigingen ‘Dr. Schaepman’ (1909; katholiek), ‘Patrimonium’ (1911; protestant) en ‘De Dageraad’ (1916; socialistisch). Voor de toenmalige ‘Arbeiderscoöperatie De Dageraad’ ontwierp J.W.F. Hartkamp samen met H.P. Berlage het woningblok Toldwarsstraat 107 (1907-'08). Naar plannen van K.P.C. de Bazel kwamen de gesloten woningblokken De Kempenaerstraat e.o. (1914-'18) en Zaandammerplein e.o. (1918-'23) tot stand. Deze vallen op door het terugspringen van de hoeken. Kenmerkend is ook de Zaanhof (Zaanstraat 1-134; 1918, H.J.M. Walenkamp) met poortwoningen en gepleisterde gevelzones. Op initiatief van de wethouder voor volkshuisvesting F.M. Wibaut werd in 1915 de Gemeentelijke Woningdienst opgericht met A. Keppler als eerste directeur. Samen met de woningbouwverenigingen probeerde Keppler een programma voor woningwetwoningen van de grond te krijgen in een periode van sterk stijgende bouwkosten (die pas na 1920 weer afnamen). De rijkste uitingen van deze sociale woningbouw zijn uitgevoerd in een plastische expressionistische stijl, die vaak wordt aangeduid als de Amsterdamse School. Het exterieur van het bouwblok werd als één plastisch geheel gezien in plaats van een voortdurende herhaling van basisvormen. In zijn meest uitbundige vorm is dit zichtbaar bij het zogeheten Derde Blok aan het
Spaarndammerplantsoen (1917-'20), ook wel het ‘Schip’ genoemd. Dit door M. de Klerk voor ‘Eigen Haard’
Amsterdam, Woonhuizen Kraaipanstraat e.o.
| |
| |
Amsterdam, Derde Blok Spaarndammerplantsoen
ontworpen ‘burchtachtige’ complex heeft aan de zijde van de Hembrugstraat (nrs. 257-305) een terugspringend gedeelte met plastisch siermetselwerk, tonvormige hoekerkers en als stedenbouwkundig accent een met dakpannen en daktegels beklede toren (gerenoveerd circa 1980). In opdracht van bouwondernemer K. Hille had De Klerk al het Eerste Blok (Spaarndammerplantsoen 68-138; 1913-'15) getekend, wel gesloten maar nog iets rustiger van karakter. Aan de zuidzijde van het plantsoen verrees in 1915-'16 voor ‘Eigen Haard’ het Tweede Blok (Spaarndammerplantsoen 33-103) met opmerkelijk plastische ingangspartijen. Een bijzondere stedenbouwkundige samenhang heeft het in Plan-Zuid voor de ‘De Dageraad’ in 1919-'21 gebouwde complex met de P.L. Takstraat als centraal element en aan weerszijden woonblokken aan het Th. Schwartzeplein en het H. Ronnerplein (gerenoveerd 1983). Het ontwerp van M. de Klerk en P.L. Kramer voor dit project heeft als meest opvallende plastische elementen de blokvormig gelede wanden aan de beide pleinen - met schoorstenen en laddervensters als accenten - en de hoekoplossingen met naar boven toe terugwijkende golvende gevelvlakken op de hoeken van de P.L. Takstraat en de Burg. Tellegenstraat. Het beeldhouwwerk is van H. Krop. Aan de noordzijde wordt het complex afgesloten door het Coöperatiehof (1925-'28, P.L. Kramer), gebouwd voor ‘Onze Woning’. Diverse andere volkswoningbouwprojecten kwamen tot stand naar expressionistische ontwerpen van J.C. van Epen; alle met kenmerkende erkervormige geledingen in de gevel. Zo ontwierp hij voor ‘Rochdale’ het complex C. Krusemanstraat e.o. (1916-'26), voor de ‘Algemene Woningbouw Vereniging’ de blokken
Willaertstraat 1-17 (1916-'22) en Smaragdstraat e.o. (1922-'24), en voor de ‘Amsterdamse Coöperatieve Woningbouwvereniging Samenwerking’ de Harmoniehof e.o. (1919-'22; in 1920-'23 aangevuld met enkele dubbele villa's). Voor de laatstgenoemde woningbouwvereniging tekende
Amsterdam, Tweede Blok Spaarndammerplantsoen
J.F. Staal in plastische expressionistische stijl het blok J.M. Coenenstraat e.o. (1922-'24). Veel traditioneler van vorm zijn ten slotte de huizen Kraaipanstraat e.o. (1920-'24, J. Gratama en G. Versteeg) met hun kenmerkende ‘open’ hoekoplossingen met trapgevels.
Hofjes en tehuizen. Gevels in rijke neorenaissance-stijl hebben het R.K. Verpleegtehuis Elisabeth (Mauritskade 25-27; 1888-'90, A.C. Bleijs), een carré-vormig pand met zijvleugels, en het Herv. Gesticht voor Bejaarde Vrouwen (Oosterpark 6; 1896-'97, G.W. Vixseboxse). Forser van omvang is de voorm. Herv. Elisabeth Otter Knoll Stichting (Eikenplein 220; 1904, J. van Looy) [313]. Dit carrévormige tehuis voor ‘Dames van de Beteren Stand’ is later verbouwd tot appartementen (1983). Eveneens carré-vormig is het voorm. Luth. Diaconiehof (Staringplein 9; 1907-'09, D. van Oort) [314] in ‘Um 1800’-stijl. Neorenaissance-elementen hebben het Chr. Catharina- | |
| |
hofje (Overtoom 224; 1906, C.B. Posthumus Meyjes), waarvan de haaks op de straat staande huizen via een poort bereikt kunnen worden, en het Fontainehofje (Valeriusstraat 198) [315]. Dit in 1754 gestichte straathofje met twaalf woningen en een regentenkamer werd in 1912 van de Keizersgracht (nrs. 47-63) ‘overgebracht’ naar plannen van A.D.J. en J.G. van Gendt, waarbij de pomp en een deel van het interieur van de regentenkamer mee verhuisden. Rationalistische details vertoont het U-vormige Remonstr. Weduwenhofje (Van Hallstraat 51; 1910, P.A. Timmers). Het voorm. Lucifergesticht (Vosmaerstraat 1-321; 1914, J. de Meijer) is een drielaags weeshuis in een op De Bazel geïnspireerde bouwstijl. In verstrakte expressionistische stijl ontworpen is het voorm. R.K. Huize Lydia (R. Hartplein 2; 1925-'27, J. Boterenbrood) [316], dat oorspronkelijk bestemd was als tehuis voor vrouwen en meisjes (verbouwd 1982). Vergelijkbaar in stijl is het Herv. Zusterhuis (Ruysdaelkade 225; 1929, C. Kruyswijk).
Appartementengebouwen. Het woonhotel of etagehuis - een gebouwtype dat in andere hoofdsteden veel voorkomt - ontbreekt nagenoeg in Amsterdam. Architect F.A. Warners ontwierp het appartementengebouw Huize Loma (De Lairessestraat 4-8; 1913, verhoogd 1924) met conciërgewoning en moderne voorzieningen als een lift en badkamers. Van zijn hand is ook Huize Zonnehoek (De Lairessestraat 88-90; 1913-'15) met luxe-etagewoningen voorzien van centrale verwarming en elektrische bellen. Het jaar daarop verrees aan de overzijde Huize Zuidwijck (De Lairessestraat 94-98) en als meest luxueuze uiting het etagehuis Westhove (De Lairessestraat 163; 1920-'23) met zestien appartementen voor een van de grachtengordel afkomstige groep bewoners. Op kleinere schaal ontwierp G.J. Rutgers in verstrakt expressionistische stijl het appartementengebouw Koninginneweg 8 (1924).
Een uitvloeisel van het etagehuis is de zogeheten Wolkenkrabber (Victorieplein 36-52; 1930-'32) [317], een markant stedenbouwkundig element in het plan Berlage. In opdracht van de B.V. Exploitatiemaantschapppij ‘Hilwis I’ van de bouwondernemers K. Hille en J. Reyn ontwierp J.F. Staal (1927) dit gebouw van twaalf verdiepingen met vierentwintig luxe-appartementen. Het is voorzien van twee liften en heeft aan de voorzijde een gebogen glazen trappenhuis. De flat werd uitgevoerd door de Gewapend Betonbouw ‘De Kondor’. Ervoor staat een standbeeld van H.P. Berlage (1966, H. Krop).
Horeca. Het Aalsmeerderveerhuis of herberg ‘De Bonte Os’ (Sloterkade 21) [318] is een T-vormig eenlaagspand, waarvan de haakse vleugel aan de voorzijde is voorzien van een trapgevel. De toegang met gerestaureerde pui wordt aan weerszijden geflankeerd door een onderkelderd gedeelte met opkamer. In 1634 (gevelstenen) werd dit veerhuis gebouwd bij de dam met overtoom tussen de Schinkel en de Kostverlorenvaart. Tot het eind van de 19de eeuw diende het als uitspanning. Bij een restauratie in 1960-'65 (H.F. Rappange) heeft men de versoberde middentopgevel weer tot trapgevel gereconstrueerd. Gebouwd als café met bovenwoningen is het drielaagse hoekpand Amsteldijk 25 (1882, A. Beretta) met zijn eclectische details en afgeronde hoekpartij met spits. Een karakteristieke hoekkoepel heeft het Parkhotel (Hobbemastraat 1), dat rond 1895 verrees naar ontwerp van de eerste uitbater A. Rinder. Uitbreidingen volgden in 1930 en rond 1985. Het forse V-vormige Hiltonhotel (Apollolaan 138) is opgetrokken in 1958-'62 naar plannen van H.A. Maaskant met medewerking van F.W. de Vlaming en H. Salm (gerenoveerd 1998).
Rijkspostspaarbank. Deze bank (RPS), ingesteld bij wet in 1880, werd in 1881 gevestigd in het bestaande neoclassicistische pand Stadhouderskade 115, dat rond 1865 was gebouwd als woning voor een kunstschilder, waarschijnlijk naar ontwerp van B. de Greef. Het werd al snel te klein, waarna in 1899-1901 het nieuwe U-vormige directiegebouw Van Baerlestraat 27 [319] tot stand kwam naar ontwerp van rijksbouwmeester D.E.C. Knuttel. Zijn ontwerp is een persoonlijk getinte combinatie van neoclassicistische, neogotische en neorenaissance-elementen en heeft een rustica-onderbouw, een natuurstenen ingangsrisaliet en hoektorens. Het interieur bevat monumentale trappenhuizen en een lambrisering van tegeltableaus in jugendstil-vormen (firma Rozenburg) met voorstellingen van gestileerde bloemen en dieren (bijen, spinnen) en de provinciewapens. Bij de ingang staan twee natuurstenen leeuwen. De vloeren zijn uitgevoerd in gewapend beton volgens het systeem-Monier met moerbalken en vloervelden met troggewelven aan de onderzijde. Vanaf 1918 was het gebouw tevens in gebruik voor de Postcheque- en Girodienst. Na de verhuizing van bank en girodienst naar de Watergraafsmeer (1978) biedt het gebouw sinds 1985 onderdak aan het Sweelinck Conservatorium.
De voorm. Rijksverzekeringsbank (Apollolaan 15) [320], sinds 1956 Sociale Verzekeringsbank, is een imposant kantoorgebouw ten behoeve van de uitvoering van de Ongevallenwet van 1901. Het bestaat uit een zevenlaags gebouw met ingang op de kop en aan de andere zijde een cirkelvormige laagbouw (ringgebouw), benodigd voor de ronddraaiende kaartenbakken van het archiefsysteem met rentekaarten. Het gebouw, tot stand gekomen in 1937-'39 naar ontwerp van D. Roosenburg, heeft een door De Vries Robbé & Co. uitgevoerd staalskelet en een bekleding met witte natuurstenen platen. Bij de ingang staan beelden van H. Krop en H.M. Wezelaar (Rechtvaardigheid en Zorgzaamheid) en erboven bevindt zich een fresco van Ch. Eyck. De vroegere raadzaal voor de ‘Vereniging van Raden van Arbeid’ is voorzien van gebrandschilderde ramen van J. Nicolas. Sinds 1991 is het gebouw in
Amsterdam, Wolkenkrabber (1993)
| |
| |
Amsterdam, Rijksverzekeringsbank (1991)
gebruik als Apollo House waarbij men het ringgebouw heeft herbouwd.
Overige kantoren. Het voorm. kantoorgebouw van de Nederlandsch-Indische Maatschappij (Concertgebouwplein 20; 1913-'14, J. London) is een in ‘Um 1800’-stijl ontworpen robuust drielaags pand met souterrain, later verbouwd tot bankkantoor van Van Lanschot (1977).
Op de plaats van het in 1939 overbodig geworden station Amsterdam-Weesperpoort (Rhijnspoorstation, 1843) kwamen vooral na de oorlog verschillende kantoren tot stand. Met een onderbreking verrees het acht verdiepingen tellende voorm. gebouw voor de Raad van Arbeid (Rhijnspoorplein 1; 1940-'51, C.J. Blaauw) met zijn kenmerkende, natuurstenen vensteromlijstingen. Twaalf verdiepingen telt het voorm. Centraal Belastingkantoor (Wibautstraat 2-4; 1956-'58, G. Friedhoff) [321], nu Philip Kohnstammgebouw. Dit enigszins gesloten gebouw heeft een brede onderbouw, een smaller kantoorgedeelte en op de vier hoeken een iets lagere aanbouw. Aan de zijde van de Mauritskade staat een zijvleugel met glazen vliesgevel (1960, M. Bolten). Twee verspringende vleugels en een verbindend middenstuk vormen samen het tien bouwlagen hoge Wibauthuis (Wibautstraat 3; 1960, N.J.J. Gawronski) [322], dat is gebouwd ter huisvesting van de Dienst Publieke Werken. Ervoor staat een bronzen standbeeld voor wethouder F.M. Wibaut (1967, H.M. Wezelaar). In functionalistische stijl uitgevoerd is het gebouw voor de Geillustreerde Pers (Stadhouderskade 85; 1959, B. Merkelbach en M.A. Stam). Het kantoorgebouw van de Volkskrant (Wibautstraat 150; 1962, E.H.A. en H.M.J.H. Kraaijvanger) heeft strokenvensters en witte borstweringen.
De houtzaagmolen ‘De Otter’ (G. van Ledenberchstraat 74-78) [323] is de laatste van de oorspronkelijk twintig industriemolens in de buurt van de Kostverlorenvaart. Deze in 1638 voor Barend Willemsz Prins gebouwde paltrokmolen werd in 1817 onderdeel van de houthandel G. van der Bijl en bleef tot 1927 in gebruik (gerestaureerd 1994-'96). Bij de molen staan nog enkele (19de-eeuwse) houtschuren.
Bierbrouwerijen. In 1868 stichtte G.A. Heineken de Heineken Brouwerij (Stadhouderskade 78-79) [324] voor het brouwen van pilsener naar Beiers recept. I. Gosschalk ontwierp een fabriek, waar in 1881 een voor dit procédé noodzakelijke ijsfabriek aan werd toegevoegd (verdwenen). Naar plannen van J. Schotel en B.J. Ouëndag verrees een nieuw brouwhuis in rationalistische stijl. Op de hoek met de F. Bolstraat liet Heineken in 1933-'34 naar plannen van Ouëndag in sobere expressionistische stijl het nog bestaande gebouw met gistkelders bouwen (nu bedrijfsmuseum). De brouwerij is in 1975 naar Zoeterwoude verplaatst, waarna een groot deel van het in 1988 gesloten fabriekscomplex plaats heeft gemaakt voor nieuwbouw aan het Marie Heinekenplein (1993).
Opvallend groot is het depotgebouw van de Haagse Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij (Bilderdijkstraat 87-97) [325], dat bovenwoningen heeft met rationalistische details. Het pand uit 1899-1900 naar plannen van W. Langhout en P.H. van Niftrik heeft jugendstilbelettering aan de achterzijde (Da Costakade 106-110). Van de voorm. Amstelbrouwerij (Mauritskade 11) [326] resteert het in 1940-'47 door F.A. Eschauzier en A.J. Langhout ontworpen kantoorgebouw dat na sluiting van de brouwerij (1983) sinds 1994 onderdak biedt aan de School for Management and Fashion ‘Montaigne’.
Diamantslijperijen. De vanaf circa 1590 vooral door Sefardische joden in Amsterdam beoefende diamantbewerking werd vanaf 1840 fabrieksmatig georganiseerd. De jaren 1872-'76 vormden een hoogtepunt vanwege de aanvoer van Kaapse diamanten. Als gevolg van het monopolie van de firma De Beers (1889) liep de aanvoer terug, maar na de Boerenoorlog (1899-1902) brak een nieuwe bloeitijd aan. In 1913 waren er 70 slijperijen met in totaal 8000 molens (slijpschijven). Daarvan zijn er nog enkele gebouwen over. De diamantslijperij van Van Moppes (A. Cuypstraat 2-6) [327], vroeger J.C.J. Kamfrath, een vierlaags gebouw uit 1890 in sobere utilitaire stijl, werd ontworpen door J.W. en G.W. Meijer. De diamantslijperij Asscher (Tolstraat 127-129) [328] is een indrukwekkend, overwegend vierlaags gebouw met hogere hoekuitbouw en haakse vleugel. Deze in 1907 voor A. Asscher gebouwde fabriek in gewapend beton met onderslagbalken en dikke vloeren, maar zonder zolderbalken, bood plaats aan 300 molens. Het is uitgevoerd met rationalistische en jugendstil-elementen naar plannen van G. van Arkel. Bij het hek staat
| |
| |
Amsterdam, Nationaal Luchtvaart Laboratorium
een portiersgebouw in dezelfde stijl.
Grafische bedrijven. De voorm. lettergieterij ‘Amsterdam’, voorheen N. Tetterode (Bilderdijkstraat 157-161) is een drielaagse fabriek met staalskelet en dragende gevels in lichte baksteen met jugendstil-details, gebouwd in 1903 naar ontwerp van J.W.F. Hartkamp (verhoogd 1906). Er volgden een uitbreiding in 1921 (Da Costakade 158-164) en een uitbreiding in functionalistische stijl in 1949-'50 (Da Costakade 148-156; B. Merkelbach en Ch.J.F. Karsten). Na een periode als kraakpand (1981-'87) is het complex verbouwd voor wonen en kleine bedrijven. De voorm. drukinktfabriek ‘Graficolor’ (Donker Curtiusstraat 21-23) is een functionalistisch gebouw in gele baksteen, gebouwd in 1939 voor de gebroeders Hartmanns naar ontwerp van B. Merkelbach en Ch.J.F. Karsten.
Het voorm. proefstation voor bouwmaterialen (Da Costakade 104) kwam in 1900 tot stand voor de firma N.M. Koning & L. Bienfait (opgericht 1890). Het door H.P. Berlage ontworpen smalle, diepe pand in sobere rationalistische stijl (met tegeltableau) kreeg in 1908 in dezelfde stijl twee extra bouwlagen voor de afdeling metallografie.
Het voorm. Veiligheidsinstituut (Hobbemastraat 22-24) [329] is een drielaags pand in ‘Um 1800’-stijl, gebouwd in 1912 naar plannen van Ed. Cuypers ter huisvesting van het in 1891 opgerichte Veiligheidsmuseum met ‘Voorwerpen ter Voorkoming van Ongelukken en Ziekten in Fabrieken en Werkplaatsen’. Dit door de Rijksverzekeringsbank betaalde instituut werd later het Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden. Sinds 1991 dient het gebouw als dependance van het Rijksmuseum. In het kader van Het Nieuwe Rijksmuseum zal achter de voorgevel een ateliergebouw worden ingericht naar ontwerp van A. Cruz en A. Ortiz.
Het Nationaal Luchtvaart Laboratorium (A. Fokkerweg 2) [330] werd in 1938-'41 gebouwd naar plannen van W. van Tijen en H.A. Maaskant. Het vierlaagse hoofdgebouw is uitgevoerd in betonskeletbouw, ingevuld met baksteen en stalen ramen. Opvallend zijn de uitkragende vergaderruimte en de hoge toegangshal met glaswand. Aan de achterzijde staan haaks enkele laboratoria. Dit in 1937 gestichte laboratorium heet sinds 1961 Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en heeft sinds 1957 een nevenvestiging in de Noordoostpolder (Kraggenburg).
De voorm. showroom en garagebedrijf ‘Autopon’ (Overtoom 557) [331] is een op betonnen pylonen staand gebouw met boven vijf woonlagen en een daklaag met penthouse (familie Pon) en tussen de pylonen een hangende uitstalkast voor een auto (Volkswagen). Dit op de ‘Unité d'Habitation’ in Marseille (Fr) van Le Corbusier geïnspireerde gebouw is in 1955-'61 verwezenlijkt naar ontwerp van J.B. Ingwersen en J.C. Heese.
De R.A.I. (Europaplein 8) [332]. Een eerste tentoonstellingsgebouw voor de Rijwiel- en Auto-Industrie (R.A.I.) werd
Amsterdam, Koelpakhuis De Zwijger
in 1922 gesticht aan de Ferdinand Bolstraat en in 1971 gesloopt voor het Okura-hotel. Op de huidige locatie verrees in 1959-'61 een nieuwe hal, de Europahal, met gebogen stalen spanten naar ontwerp van A. Bodon. In 1967 ontwierp Bodon de Amstelhal met drie doorlopende lichtkappen en hij was ook betrokken bij de bouw van de Westhal (1963) en de Congreszaal (1965). Op de uit 1975 daterende parkeergarage is in 1979-'82 het Holland-complex gebouwd, bestaande uit drie onderling verbonden hallen met ruimtevakwerk en een afdekking met witte aluminium platen.
Pakhuizen. Als voortzetting van de pakhuizen in de binnenstad van Amsterdam verrezen nabij het IJ verschillende nieuwe pakhuizen, die vrijwel alle later tot appartementen zijn verbouwd. A.L. van Gendt ontwierp voor J.Ph. Korthals Altes de graanpakhuizen Houtmankade 26-30 (1880). De Deli Maatschappij liet naar plannen van W. Hamer de tabakspakhuizen Bindjeh, Laboean en Medan (Houtmankade 20-24; 1895-'96) bouwen, gevolgd door de pakhuizen Deli, Langkat en Serdang (Nova Zemblastraat 8-12; 1898-1900). Aan de Oostelijke Handelskade verrezen het langgerekte vierlaags gekoppelde pakhuis Europa en Azië (nrs. 15-17; 1883-'85, E. Confeld von Felbert) en het naastgelegen pakhuis Afrika (nr. 19; 1885, na brand herbouwd 1915, A.J. Joling). Een goed voorbeeld van een modern pakhuis met overkragend betonskelet
| |
| |
Amsterdam, Nieuwe Entrepotdok
en paddenstoelvloeren is het voor het Blauwhoedenveem gebouwde koelpakhuis De Zwijger (Oostelijke Handelskade 21; 1933-'34) naar plannen van J. de Bie Leuvelink Tjeenk en K. Bakker (constructeur). Ter ontsluiting van de oostelijke eilanden kwam in 1999-2000 dwars door dit gebouw de Jan Schaeferbrug te liggen (T. Venhoeven).
De voorm. hydraulische havencentrale (Oostelijke Handelskade 4), gebouwd in 1885 naar een ontwerp met neorenaissance-elementen van B. de Greef, bestaat uit een eenlaags gebouw met haaks daarop een hogere hal met lichtstraat. De centrale diende voor het pompen van water in accumulatoren, die de benodigde waterdruk leverden voor de hydraulische havenkranen langs de handelskade.
De graansilo ‘Korthals Altes’ (Westerdoksdijk 51-52) [333] ligt op de kop van de westelijke havenpier van het IJ (Steenen Hoofd). Dit robuuste langgerekte gebouw met middentoren kwam in 1896-'98 tot stand naar plannen van J.F. Klinkhamer en A.L. van Gendt (constructeur) in opdracht van graanhandelaar en gemeenteraadslid J.Ph. Korthals Altes. Het heeft een middeleeuws aandoende vormgeving met lisenen en rondboogfriezen. De twee gebouwhelften bevatten elk zestig schachten (karen), het hogere middendeel een reinigingsgebouw met machines en elevatoren. Een netwerk van trekstangen diende ter versteviging. In geval van nood kon het gebouw tevens worden gebruikt als graansilo voor de Stelling van Amsterdam. Aan de zuidzijde is in 1952 een nieuwe hoge betonnen silo opgetrokken (G. en J.D. Postma). Na de sluiting in 1987 zijn de twee silogebouwen ingrijpend verbouwd tot appartementen (1998-'99, A.J. en J. van Stigt), waarbij de karakteristieke geslotenheid verloren is gegaan.
Het Nieuwe Entrepotdok (Cruquiusweg 152-374) [334] kwam in 1898-1900 tot stand naar plannen van de Dienst Publieke Werken aan de in 1897 op initiatief van de stad gegraven Entrepothaven. Langs de huidige Zeeburgerkade verrezen twee zeslaagse pakhuisblokken (100 en 200 meter breed); de kleine Maandag en Dinsdag genoemd en de grote Woensdag, Donderdag, Vrijdag en Zaterdag. Deze pakhuizen kregen een draagconstructie met gestapelde gietijzeren kolommen, ijzeren liggers en houten balken. Aan de westzijde verrees het theepakhuis Zondag (1902-'04). Bij de verbouwing van deze pakhuizen tot appartementen (1989-'91) zijn de laadperrons verdwenen, maar heeft men aan de waterzijde de onderste galerij behouden (kolommen van Utrechtse grofsmederij firma P.H. Hörmann) en aan de landzijde de karakteristieke torenvormige liftschachten. Het in 1960-'61 aan de westzijde toegevoegde betonnen pakhuis Koning Willem I is in 1987-'89 naar plannen van Atelier PRO (H. van Beek en H. van der Leeden) verbouwd tot depotgebouw van het naastgelegen en toen nieuw
Amsterdam, Koninklijke Hollandsche Lloyd
gebouwde Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (Cruquiusweg 31). In vakwerkstijl uitgevoerd zijn het voorm. wachtlokaal voor losse arbeiders (Cruquiusweg 3; 1901), bij de oude toegang tot het terrein, en het volkskoffiehuis (Cruquiusweg 9; 1902).
De Koninklijke Hollandse Lloyd [335] werd in 1899 gesticht als Zuid-Amerikalijn en richtte zich vanaf 1903 op het vervoeren van landverhuizers. In 1908 volgde een fusie tot de Hollandsche Lloyd (failliet 1935). Vooruitlopend op een nieuwe start na de Eerste Wereldoorlog verrees naar plannen van E. Breman aan de Oostelijke Handelskade een nieuw gebouwencomplex, waaronder het voorm. landverhuizershotel (nrs. 33-34; 1917-'22). Dit zeslaagse gebouw met betonskelet is opgetrokken in een op het werk van De Bazel geïnspireerde stijl met boven het middenrisaliet een rijk uitgevoerde achtkantige toren. Later diende het als Huis van Bewaring (1924 tot 1964) en jeugdgevangenis (tot 1989); nu is het verbouwd tot appartementen (bureau MVRDV). In vergelijkbare stijl ontwierp Breman ook een personeelskoffiehuis (nr. 44; 1916-'17), een ontsmettingsgebouw (nr. 12; 1920-'22) en de nodige personeelswoningen (nrs. 14-42; 1917-'18).
Het voorm. Koloniaal Etablissement (Westerdoksdijk 2-10) [336] is een fors gebouw met hoger middengedeelte
| |
| |
Amsterdam, Veemarkt en abbatoir, centrale gebouw
en hoekpaviljoens, gebouwd in 1911 naar een ontwerp met rationalistische en Nieuw Historiserende details van P.H. van Niftrik. Hier vond de opslag en keuring van gouvernementsgoederen uit Nederlands-Indië plaats, wat voordien geschiedde in het W.I.C.-pakhuis aan het 's-Gravenhekje. Sinds 1965 is het Etablissement in gebruik bij de rijkspolitie te water.
De veemarkt en abattoir (Veemarkt 83-95 e.o.) [337] werden in opdracht van de gemeente tussen 1883 en 1887 aangelegd naar plannen van E. Damen en A.C. Boerma tussen de Nieuwe Vaart en de Cruquiusweg. Het complex is na sluiting (1975) in 1984 verbouwd tot bedrijfsverzamelgebouw. Behouden zijn het nu als koffiehuis dienende centrale gebouw met klokkentorentje, uitgevoerd in rijke chaletstijl, evenals de portierswoningen aan weerszijden van het toegangshek en diverse personeelswoningen aan de Veelaan.
Gasfabrieken. Vanaf 1834 leverde de Londense Imperial Continental Gas Association (I.C.G.A.) gas vanuit een gasfabriek aan de Marnixstraat (nu busstation). Na mislukte pogingen tot oprichting van een Gemeentelijke Lichtfabriek (1878) kreeg de I.C.G.A. een concessie voor de bouw van twee gasfabrieken (1883). Beide werden door I. Gosschalk ontworpen in rijke neorenaissance-stijl.
De voorm. Westergasfabriek (Haarlemmerweg 2-14; 1883-'85) [338] is een fors complex met haaks op de Haarlemmervaart een deels tweelaags en deels drielaags kantoor (nr. 10; sinds 1990 stadsdeelkantoor) met aangebouwde assistent-ingenieurswoning en naastgelegen ingenieurswoning (nr. 4). Parallel aan de vaart staat het lange en brede zuiveringsgebouw (1885) met twee zuiveringsruimten aan weerszijden van een smaller tussenlid. Beide ruimten zijn voorzien van Polonceauspanten. Bij de ophaalbrug (1919) over de vaart staat een Regulateurshuis met cokeskantoor (1885) en elders op het terrein bevinden zich een werkplaatsgebouw, een machinegebouw, twee meterhuisjes (met houten Philibertspanten) en een ketelhuis (1903; met stalen vakwerkboog-spantconstructie). In 1898 kwam de fabriek in gemeentelijke handen. Uit 1902-'03 dateert de uit geklonken ijzeren platen samengestelde ronde gashouder met bakstenen onderbouw. Na het beëindigen van de productie in 1967 worden de gebouwen sinds 1992 verbouwd voor culturele activiteiten.
De voorm. Oostergasfabriek [339] ontstond in 1885-'87 en kwam eveneens in 1898 in handen van de gemeente, om in 1900-'07 te worden uitgebreid onder leiding van L.H.E. Hylckema Vlieg. Na de elektrificatie van de straatverlichting in 1917 sloot de fabriek in 1923. Uitgevoerd in neorenaissance-stijl zijn de stokerij (Fronemanstraat 3; 1885-'87), die sinds 1929 in gebruik is als Sportfondsenbad, en het zuiveringshuis (Oranje
Amsterdam, Westergasfabriek, zuiveringsgebouw
Vrijstaatkade 43-47; 1885-'87). Het voorm. laboratorium (Polderweg 92; 1906) is uitgevoerd in vakwerkstijl. In 1927 is de voorm. ammoniakfabriek (Polderweg 120; 1887) verbouwd tot dierenasiel. Het fundament van de gashouder (1905) dient sinds 1974 als sporthal.
Waterleiding. De in 1851 opgerichte Duinwater Maatschappij leverde in 1853 haar eerste drinkwater, maar de aanvoer was al snel onvoldoende, waarna de stad de maatschappij in 1895 overnam als Gemeentewaterleiding. In 1899 kwam naar plannen van de Dienst Publieke Werken het pompstation (Watertorenplein 4-8) [340] tot stand. Dit U-vormige gebouw met neogotische en rationalistische details heeft een hogere tweebeukige pomphal en twee lagere zijvleugels. Naar ontwerp van H. 't Hoen is in 1966 de stalen watertoren
Amsterdam, Oostergasfabriek, zuiveringshuis
| |
| |
Amsterdam, Berlagebrug en Rembrandttoren
(Watertorenplein 8a) opgetrokken met slanke schacht en kegelvormig reservoir.
Elektriciteit. De elektriciteit van Amsterdam werd vanaf 1903 geleverd door de Gemeentelijke Electriciteitscentrale aan de Hoogte Kadijk. In de stad richtte men op diverse plaatsen onderstations in naar plannen van de Dienst Publieke Werken, zoals het onderstation J. Obrechtplein 1-3 (1917), met gebogen plattegrond, en het zakelijk-expressionistische onderstation Eerste Helmersstraat 21 (1923) met torenvormig middendeel. In lichtere gele baksteen uitgevoerd is het zakelijk-expressionistische onderstation Amstelkade 13 (1924, A. Boeken (D.P.W.)).
Bruggen. Ten behoeve van een tramlijn die De Pijp met Oost zou verbinden, werd een ontwerp van de Dienst Publieke Werken (D.P.W.) voor de Nieuwe Amstelbrug (Ceintuurbaan ong., brug 101) in 1900 aan H.P. Berlage ter aanpassing voorgelegd. Deze in 1903-'06 gebouwde en in 1983-'86 vrijwel geheel herbouwde dubbele basculebrug heeft aan weerszijden drie gemetselde bogen op natuurstenen pijlers. Hoewel het besluit tot aanleg al in 1915 gevallen was, kreeg Berlage pas in 1926 opdracht tot het ontwerp van zijn tweede brug over de Amstel: de Berlagebrug (Vrijheidslaan ong., brug 423; met tramlijn). Deze kwam in 1926-'32 tot stand naar zijn plannen, met medewerking van C. Biemond en beeldhouwwerk van H. Krop. Het is een basculebrug met aan weerszijden twee overbruggingen op pijlers en aan de kant van de basculekelder (westzijde) een bedieningshuisje.
In 1911 werd J.M. van der Mey door de D.P.W. aangesteld als esthetisch adviseur. Zijn assistent P.L. Kramer deed dit werk van 1919 tot 1952. Van zijn hand zijn veel Amsterdamse bruggen, herkenbaar aan een plastische expressionistische stijl met veel bouwsculptuur. Vroege voorbeelden van vaste bruggen zijn de op de plaats waar het Amstelkanaal in de Amstel uitkomt gelegen P.L. Kramerbrug (Amsteldijk ong., brug 400; 1921, ontwerp 1917) en de brug over het Amstelkanaal bij de Ferdinand Bolstraat (brug 404; 1927-'28). De twee dienstgebouwtjes van brug 400 zijn bij brug 404 verder uitgewerkt tot vier kleine hoekwinkeltjes. De Lyceumbrug over het Noorder Amstelkanaal (Olympiaplein ong., brug 410; 1927-'28) werd in samenwerking met C. Biemond ontworpen en voorzien van beeldhouwwerk van H. Krop. Opvallend is de kade aan de zuidzijde van de brug, die wordt afgesloten door expressionistische bootsmanshuisjes. Latere voorbeelden zijn de Kinderbrug over de Boerenwetering (Churchilllaan ong., brug 420; 1930-'31) en de brug over het Zuider Amstelkanaal bij de Beethovenstraat (brug 417; 1939-'40). Beide hebben beeldhouwwerk van H. Krop, respectievelijk ‘Kind met paard’ en ‘Handen van de Schepper’.
Remises Amsterdamse Omnibus Maatschappij (A.O.M.). Deze maatschappij werd opgericht in 1872 met K.H. Schadd als eerste directeur. Onder leiding van A.L. van Gendt kwam in 1874-'75 de paardentramlijn Leidseplein-Plantage tot stand, die in 1877 werd doorgetrokken via de Overtoom naar de Amstelveenseweg. Vervolgens ontstond een uitgestrekt tramnet. De voorm. paardentramremise met stalgebouw Overtoom 373-373a werd in 1876-'77 gebouwd naar plannen van Van Gendt en kort daarop uitgebreid met een smederij en wagenmakerij (in 1936 in gebruik genomen door een autoverhuurbedrijf). Samen met zijn zoon J.G. van Gendt ontwierp hij in 1893 in rijke neorenaissance-vormen de voorm. paardentramremise Koninginneweg 29-31 met stallen, smederij en bovenwoning. In 1933 werd de remise verbouwd tot sectiepost voor de stadsreiniging en nu is het een wijkgebouw van de politie. In 1884 ontwierpen G.B. en A. Salm het nieuwe remisecomplex Amstelveenseweg 134 voor tramwagens. Het ontwerp voor deze opmerkelijk rijk uitgevoerde remise met dienstwoning (stalbaas) toont een op de Russische houtbouw geïnspireerde eclectische stijl. De remise was via een binnenplaats verbonden met de in eclectische stijl uitgevoerde paardenstallen met bovenwoningen Schinkelhavenstraat 27/Schinkelstraat 16. In 1884-'86 werd naar hun ontwerp ook de voorm. tramremise Linnaeusstraat 30 gebouwd, waarvan alleen het in rijke neorenaissance-stijl uitgevoerde voorgebouw met bovenwoningen resteert.
Remises Gemeentetram. In 1900 werd de A.O.M. door de stad Amsterdam overgenomen als Gemeente- | |
| |
tram (sinds 1943 Gemeentevervoerbedrijf) en in 1900-'06 volgde de ombouw en elektrificatie van de tramlijnen. In 1901-'02 kwam de eerste hoofdremise Tollensstraat 60/Bellamystraat 1 [341] tot stand (uitgebreid 1914; werkplaats van 1932 tot 1996). Dit forse gebouw bestaat uit enkele ‘zaagtandvormig’ verspringende tramhallen en een hoger dienstgebouw in rationalistische vormen. De tweede remise aan de Nieuwe Achtergracht is inmiddels verdwenen. In 1914 nam men de derde hoofdremise Havenstraat 18-26 in gebruik (uitgebreid 1924 met werkplaats, vergroot 1932). Op het terrein (Vlietstraat) staat nog een in functionalistische vormen uitgevoerd wisselwachtershuisje op betonnen voet (1954-'55, D. Slebos). In 1927 ontwierp de Dienst Publieke Werken (D.P.W.) bij de Lekstraat de hoofdremise Kromme Mijdrechtstraat 25/Amsteldijk 153 [342], een eenrichting tramremise met sobere expressionistische details (vergroot 1930). Deze remise was toen de grootste van Europa. In expressionistische stijl ontwierp P.L. Marnette (D.P.W.) het voorm. Gemeentetramkantoor (Stadhouderskade 1; 1922-'23) [343], een drielaags gebouw met hoekpaviljoens en beeldhouwwerk (H. Krop), en het nabijgelegen voorm. Bureau Verkeerswezen (Overtoom 37-43; 1923-'24) [344] met een aan de zijden ‘omkrullende’ gevel en een granieten basement met
Amsterdam, Haarlemmermeerstation
twee doorritten.
De voorm. remise van de Amsterdamse rijtuigmaatschappij (H. Jacobszstraat 9-11) werd in 1911-'12 gebouwd naar een ontwerp in ‘Um-1800’-stijl van J.A. van Straaten. Dit drielaagse U-vormige gebouw met betonskelet bood plaats aan een stalling voor rijtuigen (in 1919 door H.G. Jansen veranderd in autogarage) en tien bovenwoningen, waarvan twee koetsierswoningen.
Stations. Voor de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij werd in 1913-'15 het voorm. Haarlemmermeerstation (Amstelveenseweg 262-266) [345] gebouwd, oorspronkelijk Willemsparkstation genoemd. Het ontwerp in Nieuw Historiserende stijl is van H. van Emmerik. Dit kopstation heeft een met natuurstenen speklagen uitgevoerd tweelaags stationsgebouw met driezijdig uitgebouwde erkers en lagere aanbouwen. De perronoverdekking rust op vierkante pijlers. In 1950 werd hier het personenvervoer gestaakt. In de vork tussen de verhoogde spoorlijnen naar Utrecht en Amersfoort ligt het station Amsterdam-Muiderpoort (Oosterspoorplein 1) [346], gebouwd in 1939 naar plannen van H.G.J. Schelling. De (inmiddels gesloten) ruime stationshal heeft een glas-in-loodraam (H. Campendonk) en een rank betonnen trappenhuis annex seinhuis. Sinds een verbouwing van 1998 zijn de twee eilandperrons afzonderlijk bereikbaar vanaf het Oosterspoorplein.
De Hollandsche Manege (Vondelstraat
Amsterdam, Hollandsche Manege, interieur
140) [347] werd in 1880-'81 naar een ontwerp van A.L. van Gendt gebouwd in rijke eclectische vormen met overwegend neorenaissance-elementen. Via een doorrit in de directeurswoning bereikt men de achterliggende rechthoekige piste met tribune. De kap is uitgevoerd met vakwerkspanten en trekstaven. Naast de manegezaal bevinden zich aangebouwde stallen. De latere uitbreiding aan de Overtoom (1889) is in 1969 gesloopt en de manege is gerestaureerd in 1983-'86.
Het Zuiderbad (Hobbemastraat 26) [348] is een fors rechthoekig pand met siermetselwerk, details in gele baksteen en een kap met lichtstraat. Het werd in 1898 naar plannen van J. Ingenohl gebouwd voor de wielrijschool ‘Velox’ van W. Vrolijk. In 1911-'12 verzorgden J. Stuyt en E. Verschuyl de verbouwing tot overdekt zwembad met beperkte badhuisfaciliteiten. Veel delen van het interieur van de zweminrichting zijn goed bewaard gebleven.
Badhuizen. Het voorm. Schoolkinderbad I (Frederik Hendrikstraat 105) [349] werd in 1901 naar plannen van H. Leguyt gebouwd in pseudo-vakwerkstijl en bevatte een wacht- en kleedruimte met achtergelegen douchezaal. In 1920 werd de ‘Dienst der Wasch- en Schoonmaak-, Bad- en Zweminrichtingen’ losgekoppeld van de Gemeentelijke Woningdienst. In 1920-'21 verrees naar plannen van A.J. Westerman het voorm. gemeentebadhuis Boerhaaveplein 28 [350] als een vrijstaande ronde centraalbouw in expressionistische stijl met gescheiden stortbaden en kuipbaden
| |
| |
Amsterdam, Schoolkinderbad I
voor mannen en vrouwen en gescheiden ingangen en wachtkamers. Een vrijwel exacte kopie hiervan is het voorm. gemeentebadhuis Diamantstraat 134 (1925-'26) [351]. Het voorm. gemeentebadhuis Javaplein 21 kwam in 1942 (ontwerp 1938) tot stand met wachtkamers, stortbaden en een kuipbad. Dit licht gebogen pand heeft middenachter een schoorsteen.
Bioscopen. In de ring werden diverse buurtbioscopen ingericht. De voorm. bioscoop Ceintuur (Ceintuurbaan 282-284; 1920-'21) [352], nu Ceintuurtheater, is ontworpen door W. Noorlander met expressionistische gevelelementen. De uitvoering was in handen van Gewapend Betonbouw ‘De Kondor’. Een wat soberder gevel bezit de bioscoop Rialto (Ceintuurbaan 340; 1921, J.F.W. van Schaik). Expressionistisch van vorm en ontworpen met hoektoren is de voorm. bioscoop Olympia (Bellamystraat 49; 1928, Th. Philippi). Vrij onopvallend ten opzichte van de naastgelegen woonhuizen is de voorm. bioscoop West End (J. Evertsenstraat 18b; 1933, Z.D.J.W. Gulden en M. Geldmaker), waarvan de gevel is bekleed met bakstenen ‘op z'n plat’.
Het Olympisch Stadion (Stadionplein 20) [353] werd gebouwd ten behoeve van de negende Olympiade, die van 17 mei tot 12 augustus 1928 in Amsterdam werd gehouden met bijna drieduizend atleten in veertien sporten (109 evenementen). Naar plannen van J. Wils en met C. van Eesteren als stedenbouwkundige en G. Jonkheid als constructeur bouwde men in 1926-'28 een ovaal stadion voor ruim 31.000 toeschouwers met een betonnen wielerbaan, een sintelbaan, een voetbalveld en twee atletiekvelden. De kleed- en dienstruimtes werden ondergebracht onder de tribunes, waarvan het gewapend-betonskelet aan de buitenzijde met baksteen werd bekleed. Voor de ijzeren vakwerkoverkappingen aan de lange zijden werd E.A. van Genderen Stort als constructeur aangetrokken. Boven de ‘Marathonpoort’ naar het stadion stonden de woorden ‘Citius, Altius, Fortius’ (sneller, hoger, sterker). Blikvanger is de in de voor Wils typerende zakelijk-expressionistische stijl uitgevoerde Marathontoren, waarvan de hoogte (42,19 m) één duizendste bedraagt van de langste wedstrijdafstand.
Amsterdam, Olympisch Stadion
Amsterdam, Badhuis Diamantstraat 134
De schaal bovenop diende voor het Olympische vuur en direct daaronder bevinden zich openingen voor luidsprekers en balkons voor bazuinblazers. Ontworpen door Wils en uitgevoerd door beeldhouwster G. Rueb is het Van Tuyllmonument met op een sokkel een atleet die de Olympische groet brengt. Dit monument is opgericht ter nagedachtenis aan de eerste NOC-voorzitter F.C.W.H. baron van Tuyll van Serooskerken († 1924).
Van alle Olympische sportaccommodaties resteert slechts het stadion, dat in 1992 ternauwernood van de sloop is gered en in 2000-'01 is gerenoveerd. Daarbij zijn de wielerbaan en een in 1936-'37 aangebrachte betonnen buitenring verdwenen. Bij het ruitersportterrein
| |
| |
Amsterdam, Vondelpark, paviljoen
staan nog twee pijlers met ruiterstandbeelden van J. Raedecker (bij Tuyll van Serooskerkenplein 43). Ter plaatse van de schermzaal en het krachtsportgebouw zijn in staalskeletbouw twee drielaagse functionalistische garages (Citroën) gebouwd, de zuidelijke in 1929-'31 (Wils) en de noordelijke in 1959-'61 (Wils met F. Ottenhof).
De Apollohal (Apollolaan 2-4) [354] bestaat uit een sporthal met aangebouwde tennishal (Stadionweg 1-5), een directeurswoning en een café-restaurant aan de zijde van het Zuider Amstelkanaal. Deze als tijdelijk bedoelde hal met zes stalen spanten en gemetselde muurvlakken verrees in 1933-'35 naar een functionalistisch ontwerp van A. Boeken en W. Zweedijk.
Botenhuizen. Het botenhuis van roeivereniging De Hoop (Weesperzijde 65a; 1950-'52, A. Komter) is uitgevoerd in betonskeletbouw met een vulling in siermetselverband en enkele zeskantige vensters. Uit dezelfde tijd is het botenhuis van de studentenroeivereniging Nereus (Amsteldijk 130a; 1953, J.J. van der Linden).
Het toiletgebouw aan het Valeriusplein (1922, J. de Meijer) bestaat uit twee half ondergronds geplaatste gebouwtjes met expressionistische details en siersmeedwerk.
Gedenktekens. Aan de Apollolaan bevindt zich het J.B. van Heutszmonument, nu Monument Indië Nederland (1932-'35, gerestaureerd circa 2005). Dit imposante langgerekte bouwsel met waterbassin en bakstenen pyloon is ontworpen door G. Friedhoff en heeft beeldhouwwerk van F.J. van Hall. Op het Emmaplein staat het door L. Zijl ontworpen standbeeld van koningin Emma (1935-'38) met een hoge sokkel en daarop de zittend uitgebeelde regentes.
Het Vondelpark (bij Vondelpark 1) werd in 1864 gesticht als ‘Rij- en Wandelpark’ op initiatief van enkele bemiddelde particulieren, onder wie de bankier C.P. van Eeghen. Naar plannen van J.D. en L.P. Zocher werd in 1864-'65 aan de zijde van de Van Baerlestraat begonnen met een smalle strook, de ook wel ‘de slurf’ genoemde aanlooproute tot aan de Stadhouderskade. In dit landschappelijk vormgegeven ‘Nieuwe Park’ verrees in 1867 het bronzen standbeeld voor Joost van den Vondel naar ontwerp van L. Royer, uitgevoerd door J.Th. Stracké en gegoten door de firma L.J. Enthoven & Co. Het beeld staat op een hoge sokkel (ontwerp P.J.H. Cuypers), omgeven door de gevleugelde schutsengelen van Treurspel, Hekeldicht, Leerdicht en Gewijde Poezië (beeldhouwwerk J.H. Lauweriks en J.Th. Stracké). Uitbreidingen van het Vondelpark in westelijke richting tot aan de Amstelveenseweg vonden plaats in 1867, 1872 en 1877. Aan de noord- en zuidrand van het park verrezen villa's. Ter regulering
Amsterdam, Vondelpark, Willemsbrug en toegangshek
van de van oudsher problematische grondwaterstand bouwde men rond 1875 een gemaal (Amstelveenseweg 115) met chaletstijl-elementen.
In het park verrees in 1879-'81 naar plannen van W. Hamer een groot paviljoen (Vondelpark 3) [355], uitbundig vormgegeven in een op de Italiaanse renaissance geïnspireerde eclectische stijl (uitgebreid 1890, verbouwd 1924). Dit paviljoen is in 1947 heropend als cultureel centrum en dient sinds 1973 als Nederlands Filmmuseum. Bij een renovatie in 1991-'92 is de ‘Franse Zaal’ in de oorspronkelijke staat teruggebracht, evenals de later aangebouwde restaurantzaal. In de ‘Japanse Zaal’ (nu tweede bioscoopzaal) is het authentieke stucplafond gerestaureerd. In de eerste bioscoopzaal heeft men het interieur van de voormalige Parisien-bioscoop (1924) van J. Desmet aan de Nieuwendijk (nr. 69) ingebouwd. Aan de Stadhouderskade bevindt zich een rijk neorenaissance-toegangshek (1883) naar ontwerp van de Duitse architect A. Linnemann, opgericht ten behoeve van de Wereldtentoonstelling (Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling) te Amsterdam. Centraal in de doorgang staat het beeld van de Amsterdamse stedenmaagd op een hardstenen sokkel. Aan de zuidzijde van het park bevindt zich de Willemsbrug (bij Koningslaan 52,
| |
| |
brug 454; 1898) met ijzeren hekken en pylonen met bolvormige bekroning. Op een cirkelvormig eiland staat een muziektent (1873) naar ontwerp van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher en met gietijzeren zuilen van de firma L.J. Enthoven & Co. Het melkhuisje (Vondelpark 2; 1874) is een boerderij annex uitspanning met chaletstijl-details. In functionalistische stijl gebouwd is het cirkelvormige theehuis Het Blauwe Theehuis (Vondelpark 5; 1936, H.A.J. en J. Baanders). Bij het park behoren verder nog een oudere tuinmanswoning (Zandpad 3; 1853), een mogelijk door J.D. Zocher ontworpen opzichterswoning (Vondelpark 1; circa 1865) met eclectische details en een oranjerie (Zandpad 2c; 1890) met chaletstijldetails. Het park is gerenoveerd in 1953, 1977 en 2004-'05.
Overige parken. Als groenvoorziening voor bewoners van de arbeiderswijk De Pijp werd in 1886 bij de Ceintuurbaan het Sarphatipark aangelegd naar een ontwerp in landschappelijke stijl van J.G. van Niftrik. Centraal gesitueerd is het door J.R. de Kruyff en L. Breier ontworpen gedenkteken voor arts en weldoener Samuel Sarphati met bronzen borstbeeld (S.H.J. Stracké-Van Bosse) en
Amsterdam, Sarphatipark, monument dr. Samuel Sarphati (1993)
een koepelvormige bekroning op granieten zuiljes. Van Niftrik ontwierp in 1890 ook het tussen de spoorlijn en de Haarlemmertrekvaart gelegen Westerpark (bij Haarlemmerweg 58; deels heringericht 1997). Bij de oostingang (Nassauplein) staat een standbeeld voor F.J. Domela Nieuwenhuis (1931, J. Polet). Ter plaatse van de in 1866 aangelegde en in 1894 gesloten (Oude) Oosterbegraafplaats ontstond in 1890 het Oosterpark (Oosterpark ong.). De hiertoe uitgeschreven prijsvraag werd in 1891 gewonnen door L.A. Springer, die een park in gemengde stijl aanlegde. Hij verzorgde in 1916 ook een reorganisatie en een vergroting aan de zuidzijde. De muziekkoepel dateert uit circa 1890. Sinds 1955 staan in het park twee hardstenen limietpalen (1838). Ter plaatse van de in 1845 aangelegde en in 1936 gesloten R.K. begraafplaats ‘De Liefde’ ligt sinds 1926 het Bilderdijkpark (Bilderdijkstraat ong.; gerenoveerd 1988). Van de in 1962 geruimde begraafplaats resteert het baarhuisje of ‘pesthuisje’ (zijde Hugo de Grootgracht).
Begraafplaatsen. In 1714 aangelegd als alternatief voor de begraafplaats in Muiderberg is de voorm. Hoogduits-Isr. begraafplaats Zeeburg (Zeeburgerdijk 226, Zeeburg) [356]. Toen de begraafplaats vol raakte heeft men te Diemen een nieuwe begraafplaats gesticht (1914), waarna ‘Zeeburg’ is gesloten (1942) en op twee grafvelden na geruimd (1956). In 1926-'31 werd aan de oostzijde het Flevopark aangelegd. Als toegang daarvan dient sinds 1938 het monumentale hek met zandstenen hekposten (1770) dat tot 1898 op de brug vóór de Muiderpoort stond.
De R.K. begraafplaats Buitenveldert (F. Roeskestraat 103, Nieuw-Zuid) [357] werd in 1835 gesticht bij de R.K. St.-Augustinuskerk van Buitenveldert (afgebroken 1994) en werd in 1902-'07 en in 1920 oostwaarts uitgebreid. Het door Ed. Cuypers voor T.A.T. Wiegman-Dobbelmann († 1907) ontworpen grafteken heeft een door P.E. van den Bossche vervaardigd Therasiabeeld. Andere belangrijke graftekens zijn die met bronzen portret voor pater J.V. de Groot († 1922), de ommuurde zerk met kruis voor M.H. Meijer zu Slochteren-Berlage († 1929) en de grafsteen voor cabaretier W. Sonneveld († 1974).
De Alg. begraafplaats Zorgvlied (Amsteldijk 273, Rivierenbuurt) [358] werd in 1867-'70 voor de gemeente Nieuwer-Amstel aangelegd op een voormalige buitenplaats. Het ontwerp in landschappelijke stijl was van L.P. Zocher, die in 1890 ook de eerste uitbreiding verzorgde. Verdere uitbreidingen volgden in 1919, 1929 (H. van der Bijl), 1931 en omstreeks 1955 (C.P. Broerse). De begraafplaats heeft een kantoorvilla met eclectische details (circa 1870) en een sobere zakelijk-expressionistische aula (1931, K.J. Mijnarends) met Verschueren-orgel (1956). Het mausoleum voor circusdirecteur Oscar Carré († 1911) is door J.P.F. van Rossem en W.J. Vuyk ontworpen in de vorm van een kleine tempel. Tot de belangrijkste graftekens behoren verder het onder een tempeldak gelegen graf van G.J. Dorrepaal († 1883) met engelenbeeld (F. Stracké) en de rijke graftekens voor A.M.L. Hartog van Banda († 1873) en J.E.S. Knoll († 1900). Een eigen ontwerp is het graf van architect Ed. Cuypers († 1927). Van de vele andere interessante graven noemen we die van hoteleigenaar A.W. Krasnapolsky († 1912), socialistisch voorman J.A. van Zutphen († 1958) en de Nobelprijswinnaars F. Zernike († 1966) en J.D. van der Waals († 1971); verder die van toneelschrijver H. Heijermans († 1924), acteur L. Bouwmeester († 1925), componist J.E. Röntgen († 1932), beeldhouwer H. Krop († 1970), schilder C. Willink († 1983) en schrijfster A.M.G. Schmidt († 1995).
Amsterdam, Alg. begraafplaats Zorgvlied, grafmonument Oscar Carré
| |
| |
De voorm. begraafplaats Te Vraag (Rijnsburgerstraat 51, Oud-Zuid) [359] werd in 1891 als protestantse begraafplaats gesticht door P. Oosterhuis, die het terrein daartoe liet ophogen. Uit die tijd dateert een wachthuisje in chaletstijl bij het toegangshek. De begraafplaats is gesloten in 1962. De aula wordt sinds 1987 particulier bewoond. De R.K. St.-Barbarabegraafplaats (Spaarndammerdijk 312, Westerpark) [360] werd in 1895 gesticht toen de in 1845 aangelegde begraafplaats ‘De Liefde’ (nu Bilderdijkpark) vol raakte. De aanleg met rotonde, lange as met kruisgroep en slingerende paden is een ontwerp van A.C. Bleijs, die ook tekende voor de in vakwerk uitgevoerde aula annex kapel. Belangrijke graftekens zijn de stèle met vleugels voor H.C.J.M. van Nispen tot Sevenaar († 1897), het grafteken voor F.T. Bensdorp († 1902) en de door J.W. Botterman vervaardigde zerk met kruis voor F.A. Muschter († 1905). In 1955 zijn de stoffelijke resten van J.A. Alberdingk Thijm († 1889) van ‘De Liefde’ hierheen overgebracht. De begraafplaats Vredenhof (Haarlemmerweg 367, Westerpark) [361] werd in 1897 gesticht als particuliere begraafplaats. Voor de aanleg op het opgehoogde terrein maakte L.A. Springer de plannen, terwijl A. Salm het wit gepleisterde ontvangstgebouw met dakruiter en beheerderswoning ontwierp. Opvallende graftekens zijn het bronzen beeld met fiets van wielrenner S.W. Hoevens († 1934), de stèle met treurende vrouw voor C.H. Louwen-Vonk († 1936) en het eenvoudige graf van volkszanger Johnny Jordaan († 1989). |
|