| |
Amsterdam
Hoofdstad van Nederland, tot ontwikkeling gekomen in de middeleeuwen bij een dam in de Amstel. Rond de plaats waar de veenstroom de Amstel in het IJ uitmondde zette zich bij overstromingen in 1170 en 1173 een stevige kleilaag af op de metersdikke zachte veengrond. Door verdere ophoging maakte men deze grond begin 13de eeuw voor bewoning geschikt, het eerst langs de westoever van de Amstel. Hier ontstond een lintvormige terp ter plaatse van het huidige zuidelijke gedeelte van de Nieuwendijk en het noordelijke gedeelte van de Kalverstraat. De bedijking langs de Amstel sloot aan op een opgeworpen bedijking langs de zuidoever van het IJ (Zeedijk). In de monding van de Amstel werd een dam gelegd om het binnendringen van het IJ-water te voorkomen (circa 1270). De Warmoesstraat ten oosten daarvan
Amsterdam, Binnenstad vanuit het zuiden
groeide uit tot de belangrijkste handelsstraat van de nederzetting. Aan de westzijde van de Amstel bevond zich begin 14de eeuw ter hoogte van de Nieuwezijds Kolk een kleine haven. Deze werd rond 1350 buitendijks verlegd na het doortrekken van de Nieuwendijk (noordelijke deel).
Amsterdam wordt in 1275 voor het eerst vermeld in een tolprivilege van graaf Floris V. Kort na 1300 kreeg de nederzetting stadsrechten, maar een opgeworpen aarden wal moest in 1304 op last van de Hollandse graaf worden geslecht. Waarschijnlijk is toen ook de recentelijk bij opgravingen teruggevonden laat-13de-eeuwse stenen versterking bij de oude zuidoever van de Nieuwezijds Kolk tot op het fundament afgebroken. Onder graaf Willem III werd het Amstelland in 1317 definitief toegevoegd aan het graafschap Holland.
| |
| |
Vanaf 1350 breidde men het stadsgebied in fasen verder uit. Allereerst groeide de stad uit tot aan de Oudezijds Voorburgwal (oostzijde) en de Nieuwezijds Voorburgwal (westzijde). De aanduidingen ‘oud’ en ‘nieuw’ kwamen later in zwang en verwijzen naar de bijbehorende kerken (Oude Kerk en Nieuwe Kerk) en niet naar de ouderdom van de bebouwing. Een tweede en beperkte uitbreiding aan oost- en westzijde volgde rond 1380 naar de Oudezijds Achterburgwal en de Nieuwezijds Achterburgwal (nu Spuistraat). Het Spui en de Grimburgwal vormden de zuidelijke stadsgrens. Veel ruimer was de stadsuitleg van rond 1425. Het tracé van de nieuwe stadsgracht volgde het Singel (westzijde) via het Muntplein (zuidzijde) naar de Kloveniersburgwal en Geldersekade (oostzijde). Tussen 1481 en 1494 werd de houten palissade vervangen door een stadsmuur met poorten en torens (geheel voltooid 1508). Hiervan resteren nog de Munttoren, de St.-Anthonispoort (Waag) en de Schreierstoren. Aan de oostzijde kreeg de Lastage - een gebied met haven- en scheepsbouwactiviteiten langs het IJ - in 1512 provisorische verdedigingswerken. Daar is de Montelbaanstoren behouden gebleven.
Ten oosten van de Warmoesstraat werd begin 14de eeuw een vermoedelijk houten kapel vervangen door de in steen uitgevoerde Oude Kerk, die later in fasen verder werd uitgebreid. Amsterdam werd in 1334 een zelfstandige parochie; voordien viel het onder de parochie Amestelle, het huidige Ouderkerk aan de Amstel. Het stadhuis kreeg rond 1400 een plek bij de Plaetse (westzijde huidige Dam) en daar vlakbij was eind 14de eeuw ook de bouw begonnen van de tweede parochiekerk, de Nieuwe Kerk. Onder de verschillende kapellen in de stad had de naar aanleiding van een hostiewonder (H. Sacrament van Mirakel; 1345) gebouwde kapel van de Heilige Stede of Nieuwezijds Kapel een bijzondere plaats (1896 gesloten, 1908 gesloopt). Sinds de bedevaart van Maximiliaan van Oostenrijk naar deze kapel in 1489 mag Amsterdam de keizerskroon zetten boven zijn stadswapen met drie St.-Andreaskruisen. Aan de zuidzijde van de stad kwam in de 14de eeuw het Begijnhof tot ontwikkeling (uitgebreid 1417 en 1511). Verder vestigden zich veel kloosters in de stad. Aan het einde van de middeleeuwen waren er zeventien vrouwen- en drie mannenkloosters. Veel kloosters werden ingericht aan de zuidoostzijde van de stad, tussen Kloveniersburgwal en Nes (de ‘stille zijde’). De bebouwing van de stad had te lijden van stadsbranden in 1421 en 1453.
Amsterdam kwam in de late middeleeuwen mede tot ontwikkeling door handel met Vlaanderen en Engeland, en vooral door de graanhandel met het Oostzeegebied (de zogeheten ‘moedernegotie’). De zeegaande schepen legden aan bij de ‘palen’, een evenwijdig aan de IJ-oever aangelegde steigerconstructie met meerpalen. De doorgangen konden met boomstammen worden afgesloten tegen een aanval over het water; deze drijvende poorten heetten ‘de bomen’. In de 17de eeuw zouden de ‘palen’ uitgroeien tot een omvangrijk steiger- en meerpalencomplex met eigen bebouwing voor de opzichters en andere diensten. Het Damrak kreeg rond 1530 een handelskade van de Plaetse (Dam) tot aan het IJ. In de late middeleeuwen behoorde Amsterdam nog niet tot de grootste steden in de Nederlanden, maar in de 16de eeuw groeide de bevolking en na de val van Antwerpen (1585) kwamen grote aantallen Vlaamse immigranten naar de stad. Onder hen waren veel gegoede handelaren en ambachtsmeesters en verder veel intellectuelen, kunstenaars en geschoolde arbeiders. De stad kreeg verder een kosmopolitisch karakter door de toevloed van nieuwe bewoners uit het Duitse Rijk, Scandinavië, Schotland, duizenden joden uit Portugal (eind 16de eeuw) en Oost-Europa (vanaf 1635) en vele hugenoten uit Frankrijk (na 1685). De bevolking groeide zeer snel tot ongeveer 200.000 inwoners rond 1650. De stedelijke economie kreeg hierdoor een sterke impuls. Deze was gekoppeld aan de herleving van de functie als internationale stapelmarkt na een blokkade van de stad in de jaren 1572-'78. Het stadsbestuur kwam in 1578 in protestantse handen (de Alteratie) en de stad behoorde daarna definitief tot het Staatse kamp. De handel buiten Europa kreeg een stimulans door de oprichting van de Oost-Indische Compagnie (V.O.C.; 1602) en de West-Indische Compagnie (W.I.C.; 1621) - ook Geoctroyeerde West-Indische Compagnie (G.W.C.) genoemd - waarvan de belangrijkste handelskamers in Amsterdam
waren gevestigd (Oostindisch Huis en Westindisch Huis). Ook werden veel pakhuizen gebouwd. Mede dankzij het grote belang van de handel was er ook veel nijverheid in stad, onder andere lakennijverheid, scheepsbouw en suikerraffinage.
Na de Alteratie werden diverse kloosters voor andere doeleinden ingericht (Prinsenhof/Admiraliteit, Burgerweeshuis, Binnengasthuis). Delen van de uitgestrekte kloosterterreinen verkavelde men ten behoeve van de huizenbouw. Belangrijke kerkelijke projecten in het begin van de 17de eeuw waren de Zuiderkerk (1611), de Noorderkerk (1623) en de Westerkerk (1631). Met de bouw van de nieuwe beurs (1611) werd de Warmoesstraat als handelscentrum ingeruild voor het Rokin. Op de in 1567 vergrote Plaetse (Dam) maakte het oude stadhuis in 1648-'65 plaats voor een imposant nieuw stadhuis, waarmee de stad haar enorme expansie en haar status als voornaamste handelscentrum in Europa bekroonde.
De sterke groei van Amsterdam vertaalde zich in een serie uitbreidingen. In 1585 werd de stadsgrens verlegd naar het tracé van de huidige Herengracht en Reguliersdwarsstraat. De daarbuiten gelegen stadsgracht verdween bij de latere aanleg van de grachtengordel. De middeleeuwse stadsmuur werd grotendeels gesloopt in 1601-'03. Aan de oostzijde trok men naar plannen van Joost Jansz Bilhamer de Lastage in 1585 bij de stad, samen met het gebied rond de Groenburgwal. Rond 1593 werd dit gebied naar plannen van Willem Baerdessen verder uitgebreid met de eilanden Vlooienburg, Uilenburg, Rapenburg en Valkenburg. Uitgezonderd Vlooienburg waren deze wijken vooral bestemd voor nijverheid en kregen ze pas na 1655 een woonbestemming. Aan de oostzijde liep de stadswal vanaf de huidige Blauwbrug naar het IJ. Ten noorden van de oude zeedijk (tracé Anthoniebreestraat-Jodenbreestraat) werd een nieuwe zeedijk gelegd (tracé Rapenburgerstraat-Hoogte Kadijk). De joden in Amsterdam vestigden zich vooral bij de Nieuwmarkt - ontstaan in 1614 door overkluizing van een stuk
| |
| |
stadsgracht - op Vlooienburg en bij de Breestraat (later Jodenbreestraat). In deze buurt werden in de 17de eeuw en later diverse synagogen gebouwd. Vanwege beperkingen in het uitoefenen van handel en ambacht restte voor de joden vooral de straathandel en de niet gereguleerde activiteiten, zoals diamantslijpen, zijdeverwerking, suikerraffinage, tabaksverwerking en drukwerk.
De laat-16de-eeuwse uitbreidingen boden slechts korte tijd soelaas. Aan de westkant van de stad was inmiddels alweer bebouwing buiten de stadsgracht ontstaan. Hier kon na verlegging van de grens van de stedelijke jurisdictie (1609) een begin worden gemaakt met een nieuwe uitbreiding van de gehele stad op basis van een fortificatie-ontwerp van stadstimmerman Hendrick Jacobsz Staets (1610). Die enorme halfcirkelvormige uitleg kwam vanwege de grote kosten en organisatorische problemen in fasen tot stand. In eerste instantie bleef de derde vergroting of ‘nieuwe uitleg’ rond 1613 beperkt tot het westelijke gebied tussen het IJ en de Heiligewegspoort, waar een dwarsverbinding aansloot op de vestingwerken uit 1585. In aansluiting op de Singel werden parallel drie nieuwe grachten aangelegd, de Herengracht, de Keizersgracht en de Prinsengracht. Hier verrezen vooral huizen voor de gegoede burgerij. In de omgeving van de huidige Haarlemmerstraat (oude zeedijk) en in het meest westelijke deel van de uitleg vonden de minder gegoede immigranten en veel kleine bedrijven een plek. Dit stadsdeel, waar de stedenbouwkundige opzet aansloot bij de oude agrarische verkaveling, werd vanaf het begin van de 18de eeuw de Jordaan genoemd. Voor handel en de grootschaliger nijverheid - waaronder scheepsbouw - richtte men aan het IJ de Westelijke Eilanden in. Deze werden aanvankelijk Voor-, Midden en Achtereiland genoemd en later Prinseneiland, Bickerseiland en Realeneiland. Langs de IJ-oever ontstonden de Haarlemmer Houttuinen met brede werven voor de houtopslag. Amsterdam kreeg in 1631 aan deze zijde een trekvaart naar Haarlem. Het gebied is vanaf het eind van de 19de eeuw sterk gewijzigd door de aanleg van het spoor naar het Centraal Station rond 1880 en de spoorverdubbeling in 1928.
De Eerste Engelse Oorlog (1652-'54) leidde tot een periode van economische stagnatie, maar daarna trok de economie weer aan en begon het werk aan het sluitstuk van de grote uitleg; de zogeheten vierde uitleg. De fortificaties werden in 1660 doorgetrokken tot aan de Amstel en in 1663 tot aan het IJ. Landmeter Cornelis Danckerts de Rij, stadsarchitect Daniël Stalpaert en ingenieur Jan Heymansz Coeck trokken de bestaande grachten door en zetten radiaalstraten en dwarsgrachten uit. De uitvalswegen (Leidsestraat, Utrechtsestraat, Weesperstraat en Muiderstraat) kregen bij de wallen poorten met wagenpleinen, net als eerder bij de Haarlemmerpoort en de Regulierspoort aan de westzijde. De duurste herenhuizen verrezen aan de Herengracht in de zogeheten Gouden Bocht (bij Nieuwe Spiegelstraat). In de achterstraten van de grote grachten, zoals de Kerkstraat, lagen vaak koetshuizen, stallen en pakhuizen van de grachtenpanden. Als pendant van de Jordaan gold in dit deel van de uitleg het stadsdeel Noortse Bos (ten zuiden van de Prinsengracht), waar veel eenvoudige woningen met huisarbeid (lakennijverheid) waren ondergebracht. In het derde kwart van de 17de eeuw kwamen verder veel pakhuizen tot stand op de nieuw aangelegde Oostelijke Eilanden (Kattenburg, Wittenburg, Oostenburg). Op Oostenburg kreeg de V.O.C. een nieuwe plek (1661) en op Kattenburg bouwde de Admiraliteit scheepswerven en een groot magazijn (1656, nu Scheepvaartmuseum).
Aan de sterke economische groei van Amsterdam kwam een einde met de Derde Engelse Oorlog (1672-'74) en ook de bevolking van de stad groeide niet langer. Eind 18de eeuw woonden er nog evenveel mensen als rond 1675 (circa 220.000). In de stadsuitleg ten oosten van de Amstel bleven grote percelen braak liggen. Het gebied tussen Nieuwe Herengracht, Muidergracht en Rapenburgergracht werd in 1682 verkaveld tot particuliere tuinen: de Plantage. Tot het midden van de 18de eeuw was Amsterdam nog een belangrijke stapelmarkt. De graanhandel met het Oostzeegebied werd echter steeds minder belangrijk, het aandeel van de koloniale handel groeide wel. Tegenover het verval van de lakenindustrie stond de opkomst van de diamantbewerking en de tabaksverwerking. Amsterdam was verder een belangrijk financieel centrum. Na de Vierde Engelse Oorlog (1780-'84) was de overmacht van Engeland te groot voor de Republiek. De overzeese handel kreeg zware klappen en dit resulteerde in de opheffing van de V.O.C. (1795). Verder had de stad te lijden van de handelsbeperkingen als gevolg van het door Frankrijk ingestelde Continentaal Stelsel (1806-'13), waardoor handel met Engeland en de Engelse koloniën verboden was.
Na de instelling van het Koninkrijk Holland (1806) werd Amsterdam in 1808 de residentie van Lodewijk Napoleon. Hij vorderde het stadhuis op de Dam als Koninklijk Paleis (1808), hetgeen het sindsdien is gebleven. Tevens liet hij dat jaar de op de Dam staande Waag (1563-'65) afbreken. Vanaf die tijd was het stadhuis gevestigd in het voorm. Prinsenhof (later Admiraliteit). In 1815 werd Amsterdam officieel hoofdstad van het land. Na een terugval in de bevolking rond 1800 - waarbij vooral de Oostelijke Eilanden en de Jordaan deels ontvolkt raakten - groeide de stad weer langzaam verder tot ongeveer 245.000 inwoners rond 1850. Belangrijk voor het herstel waren de opening van het Noordhollands Kanaal (1824) en de spoorlijn naar Haarlem (1839), later gevolgd door spoorverbindingen met Utrecht (1843), Rotterdam (1847), Hilversum (1874) en Alkmaar (1878). Aan de oostzijde van de stad werd het Entrepotdok (1828-'30) ingericht en bij het IJ het Oosterdok (1832) en het Westerdok (1834). Op de Oostelijke Eilanden was de nodige scheepsbouw gevestigd. Op Bickerseiland verrees de grote Amsterdamse Suikerraffinaderij (1847, afgebrand 1874), maar verder kwam de industrialisatie in Amsterdam traag op gang.
De 17de-eeuwse verdedigingsgordel met zijn 26 bolwerken was in 18de eeuw slecht onderhouden, omdat de nadruk toen lag op bescherming door inundaties. Vanaf 1796 begon men met het verlagen van de wallen en in 1820 lag er een wandelweg om vrijwel de gehele binnenstad. Ook de poorten werden gesloopt, zoals de Leidsepoort in 1862. De Muiderpoort (1663) bleef wel behouden, in
| |
| |
Amsterdam, Binnenstad
1 | (Herv.) Oude Kerk (zie p. 110) |
2 | Nieuwe Kerk (p. 112) |
3 | Engelse Presbyteriaanse kerk (p. 114) |
4 | St.-Olofs- of Oudezijdskapel (p. 114) |
5 | Agnietenkapel (p. 114) |
6 | Waalse kerk (p. 115) |
7 | (Herv.) Zuiderkerk (p. 115) |
8 | (Herv.) Noorderkerk (p. 115) |
9 | (Herv.) Westerkerk (p. 116) |
10 | Remonst. kerk (p. 117) |
11 | Oude Luth. kerk (p. 117) |
12 | Doopsgez. kerk Bij 't Lam (p. 117) |
13 | Doopsgez. kerk De Zon (p. 118) |
14 | R.K. schuilkerk Ons' Lieve Heer op Solder (p. 118) |
15 | (Herv.) Amstelkerk (p. 118) |
16 | Nieuwe of Ronde Luth. kerk (p. 118) |
17 | (Herv.) Oosterkerk (p. 118) |
18 | R.K. Mirakelkapel H.H. Joannes en Ursula (p. 119) |
19 | Armeense Apost. kerk (p. 120) |
20 | Engelse Episcopale of Anglicaanse kerk (p. 120) |
21 | Herst. Evang. Luth. kerk (p. 120) |
22 | R.K. St.-Ignatiuskerk of De Zaaier (p. 120) |
23 | R.K. St.-Antonius van Padua of Mozes en Aäronkerk (p. 120) |
24 | R.K.H.H. Petrus en Pauluskerk of De Papegaai (p. 120) |
25 | R.K. Onbevlekt Hart van Maria- of Redemptoristenkerk (p. 121) |
26 | Nieuwe Walenkerk (p. 121) |
27 | R.K. St.-Willibrordus binnen de Veste of De Duif (p. 121) |
28 | R.K. kerk O.L.-Vrouwe Onbevlekt Ontvangen of De Posthoorn (p. 121) |
29 | kerk van de Vrije Gemeente (p. 122) |
30 | R.K. St.-Franciscus Xaveriuskerk of De Krijtberg (p. 122) |
31 | R.K. kapel De Voorzienigheid (p. 122) |
32 | R.K. St.-Dominicuskerk (p. 122) |
33 | R.K. St.-Nicolaaskerk (p. 122) |
34 | Geref. kerk Keizersgracht (p. 123) |
35 | (Herv.) Nieuwezijds Kapel (p. 123) |
36 | Ned. Isr. Grote- of Hoofdsynagoge (p. 124) |
37 | Portugees-Isr. synagoge (p. 124) |
38 | synagoge Uilenburg (p. 125) |
39 | synagoge Beth Hamidrasj Ets Chaim (p. 125) |
40 | Burgerweeshuis (p. 125) |
41 | Oudezijds Huiszittenaalmoezeniershuis (p. 126) |
42 | Walenweeshuis of Hospice Wallon (p. 126) |
43 | Diaconie Oudevrouwenhuis of Amstelhof (p. 127) |
44 | R.K. jongensweeshuis (p. 127) |
45 | oudemannenhuis Oudemanhuispoort (p. 127) |
46 | Luth. diaconiehuis (p. 128) |
47 | R.K. Ouden- en Armenkantoor (p. 128) |
48 | Maagdenhuis (p. 128) |
49 | Luth. weeshuis Lauriergracht (p. 128) |
50 | Binnengasthuis (p. 128) |
51 | Vereniging voor Ziekenverpleging (p. 129) |
52 | Tehuis voor Onbehuisden (p. 129) |
53 | Zeemanshuis (p. 129) |
54 | gebouw van de Maatschappij voor den Werkenden Stand (p. 129) |
55 | werkinrichting Hulpbehoevende Blinden (p. 129) |
56 | Amsterdamsch Tehuis voor Arbeiders (p. 129) |
57 | Joodse Invalide (p. 129) |
58 | Moederhuis (p. 129) |
59 | Schreierstoren (p. 129) |
60 | St.-Anthoniespoort of waag (p. 129) |
61 | Munttoren (p. 130) |
62 | Montelbaanstoren (p. 130) |
63 | Muiderpoort (p. 130) |
64 | Willemspoort (p. 130) |
65 | Rasphuis (p. 130) |
66 | stadsarsenaal of Nieuwe Bushuis (p. 131) |
67 | Korenmetershuis (p. 131) |
68 | Wijnkopersgildehuis (p. 131) |
69 | Makelaarscomptoir (p. 131) |
70 | Accijnshuis (p. 131) |
71 | Saaihal (p. 131) |
72 | Spinhuis (p. 131) |
73 | stadhuis nu Koninklijk Paleis (p. 131) |
74 | Prinsenhof/Admiraliteit (p. 134) |
75 | Handboog- of St.-Sebastiaansdoelen (p. 134) |
76 | Pietershal (p. 134) |
77 | Nieuwe Werkhuis (p. 134) |
78 | Oranje Nassaukazerne (p. 134) |
79 | Cavaleriekazerne (p. 134) |
80 | Paleis van Justitie (p. 134) |
81 | Huis van Bewaring I (p. 135) |
82 | Commiezenkantoor (p. 135) |
83 | IJkkantoor (p. 135) |
84 | Bureau van Burgelijke Stand & Bevolking en politiebureau (p. 135) |
85 | gemeentewerf Uilenburg (p. 135) |
86 | brandweerkazerne Valckenierstraat (p. 135) |
87 | brandweerkazerne Prinsengracht (p. 135) |
88 | brandweerkazerne De Ruyterkade (p. 135) |
89 | brandweerkazerne Nieuwe Achtergracht (p. 135) |
90 | politiebureau Marnixstraat (p. 135) |
91 | oude hoofdbureau van politie (p. 135) |
92 | nieuwe hoofdbureau van politie (p. 135) |
93 | Hoofdpostkantoor (p. 135) |
94 | Telefoongebouw (p. 135) |
95 | rijkskantoor voor Geld- en Telefoonbedrijf (p. 136) |
96 | Stationspostkantoor (p. 136) |
97 | Franse Schouwburg (p. 136) |
98 | Circustheater Carré (p. 136) |
99 | Hollandse Schouwburg (p. 136) |
100 | Stadsschouwburg (p. 136) |
101 | stadhuis en muziektheater De Stopera (p. 137) |
102 | Rembrandthuis (p. 137) |
103 | Museum Fodor (p. 138) |
104 | Anne Frankhuis (p. 138) |
105 | Science Center New Metropolis nu NEMO (p. 138) |
106 | Ned. Isr. Armenbewaarschool (p. 138) |
107 | school voor havelozen Eben Haëzer (p. 138) |
108 | openbare lagere Agatha Dekenschool (p. 138) |
109 | openbare lagere Koningin Emmaschool (p. 138) |
110 | openbare lagere Theo Thijssenschool (p. 139) |
111 | school voor Schipperskinderen (p. 139) |
112 | Chr. Jan de Liefdeschool (p. 139) |
113 | turnzaal Rust Roest (p. 139) |
114 | Barlaeusgymnasium (p. 139) |
115 | nieuwe Geref. Gymnasium (p. 139) |
116 | Kweekschool voor de Zeevaart (p. 139) |
117 | Toneelschool (p. 139) |
118 | Kweekschool voor Machinisten (p. 139) |
119 | Eerste Openbare Handelsschool (p. 139) |
120 | Natuurkundig Laboratorium (p. 140) |
121 | Laboratorium Fysica (p. 140) |
122 | Geologisch Instituut (p. 140) |
123 | Begijnhof (p. 140) |
124 | St.-Andrieshofje (p. 151) |
125 | Anslo's hofje (p. 151) |
126 | Bosschehofje en Raepenhofje (p. 151) |
127 | Zevenkeurvorstenhofje (p. 152) |
128 | Hofje Venetiae (p. 152) |
129 | Suikerhofje (p. 152) |
130 | Huyszitten Weduwehofje (p. 152) |
131 | Deutzenhofje (p. 152) |
132 | Grill's hofje (p. 152) |
133 | Van Brants-Rushofje (p. 152) |
134 | Occo's hofje (p. 152) |
135 | Van Brienenhofje (p. 152) |
136 | Looiershofje (p. 152) |
137 | Hodson-Dedelhofje (p. 153) |
| |
| |
Amsterdam, Binnenstad (vervolg)
138 | Regenboogliefdehofje (p. 153) |
139 | Rozenhofje (p. 153) |
140 | warenhuis Metz & Co. (p. 155) |
141 | winkelgalerij Raadhuisstraat (p. 155) |
142 | magazijn Spui 10 (p. 155) |
143 | warenhuis Nieuw Engeland (p. 155) |
144 | meubelmagazijn 't Binnenuis (p. 156) |
145 | Maison de Bonneterie (p. 156) |
146 | Maison Hirsch & Cie. (p. 156) |
147 | warenhuis De Bijenkorf (p. 156) |
148 | warenhuis Peek & Coppenburg (p. 156) |
149 | modezaak Gerzon (p. 156) |
150 | warenhuis Vroom & Dreesmann (p. 156) |
151 | Galeries Modernes (p. 156) |
152 | sociëteit Felix Meritis (p. 156) |
153 | sociëteit Arti et Amicitiae (p. 157) |
154 | sociëteit Plancius (p. 157) |
155 | sociëteit De Groote Club (p. 157) |
156 | sociëteit Industria (p. 157) |
157 | Leesmuseum (p. 157) |
158 | Amstelhotel (p. 157) |
159 | Grand Hotel Krasnapolsky (p. 157) |
160 | Doelenhotel (p. 158) |
161 | Hotel du Passage (p. 158) |
162 | Victoriahotel (p. 158) |
163 | Hotel de l'Europe (p. 158) |
164 | American Hotel (p. 158) |
165 | Hotel Schiller (p. 159) |
166 | Carlton Hotel (p. 159) |
167 | logement Het Wapen van Amsterdam (p. 159) |
168 | restaurant Die Port van Cleve (p. 159) |
169 | Noord-Zuidhollands koffiehuis (p. 159) |
170 | Rozentheater (p. 159) |
171 | Tuschinski Theater (p. 160) |
172 | bioscoop Cineac (p. 160) |
173 | Citytheater (p. 160) |
174 | Bank van Lening of Lommerd (p. 160) |
175 | Nederlandsche Bank nu Allard Pierson-museum (p. 160) |
176 | bank Labouchère, Oyens & Co., Singel (p. 161) |
177 | Associatie-Cassa (p. 161) |
178 | Ned.-Indische Handelsbank (p. 161) |
179 | Bank Pierson & Co. (p. 161) |
180 | hoofdkantoor Amsterdamsche Bank (p. 161) |
181 | hoofdkantoor Nederlandse Bank (p. 161) |
182 | Nederlandsche Handelmaatschappij, Vijzelstraat (p. 162) |
183 | gebouw Alg. Ned. Diamantbewerkersbond (p. 162) |
184 | Beurs (p. 162) |
185 | Effectenbeurs (p. 163) |
186 | Diamantbeurs (p. 164) |
187 | Scheepvaarthuis (p. 164) |
188 | kantoor Kon. West-Indische Maildienst (p. 164) |
189 | kantoor Kon. Ned. Stoomvaart Maatschappij (p. 164) |
190 | kantoor Nederlandsche Lloyd (p. 164) |
191 | kantoor Scheepvaartmaatschappij Kon. Hollandsche Lloyd (p. 164) |
192 | kantoor Verzekeringsbank Kosmos (p. 164) |
193 | kantoor Eerste Nederlandsche Verzekeringsmaatschappij (p. 164) |
194 | kantoor De Nederlanden van 1845 (p. 165) |
195 | Witte Huis (p. 165) |
196 | kantoor Marine Insurance Company Ltd. (p. 165) |
197 | hoofdkantoor Eerste Hollandsche Levensverzekering Bank (p. 165) |
198 | levensverzekeringsmaatschappij De Utrecht (p. 165) |
199 | levensverzekeringsmaatschappij De Amsterdamsche (p. 165) |
200 | Nieuwsblad voor Nederland (p. 165) |
201 | kantoor Algemeen Handelsblad (p. 165) |
202 | kantoor De Tijd (p. 165) |
203 | kantoor De Standaard (p. 165) |
204 | kantoor De Telegraaf (p. 166) |
205 | administratiekantoor Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (p. 166) |
206 | kantoor Ned. Tabaksmaatschappij (p. 166) |
207 | hoofdkantoor Deli-Batavia Maatschappij (p. 166) |
208 | kantoor Bunge's Handelsmaatschappij (p. 166) |
209 | kantoorgebouw Candida (p. 166) |
210 | Oostindisch Huis (p. 166) |
211 | V.O.C.-pakhuiscomplex d'Oude Werf (p. 167) |
212 | Westindisch Huis (p. 167) |
213 | W.I.C.-pakhuiscomplex (p. 167) |
214 | Admiraliteitsmagazijn of 's Lands Zeemagazijn (p. 168) |
215 | V.O.C.-werfterrein (p. 168) |
216 | Algemeen Rijks Entrepotdok (p. 168) |
217 | bierbrouwerij De Parel (p. 170) |
218 | windmolen De Gooyer (p. 170) |
219 | scheepswerf 't Kromhout (p. 170) |
220 | likeurstokerij De Drie Fleschjes (p. 170) |
221 | likeurstokerij-distilleerderij Erven Lucas Bols (p. 170) |
222 | diamantslijperij Gebroeders Boas (p. 170) |
223 | Diamantslijper Maatschappij (p. 171) |
224 | Amsterdamsche Melkinrichting (p. 171) |
225 | veilinggebouw F. Muller & Co. (p. 171) |
226 | goud- en zilverfabriek H. Drijfhout & Zn. (p. 171) |
227 | verf- en vernisfabriek H. Vettewinkel & Zn. (p. 171) |
228 | confectieatelier firma M.J. van de Waal & Co. (p. 171) |
229 | Amstelsluizen (p. 171) |
230 | Blauwbrug (p. 171) |
231 | Hogesluis (p. 171) |
232 | Magere Brug (p. 172) |
233 | gebouw Noord- & Zuid-Holandsche Redding Maatschappij (p. 172) |
234 | Centraal Station (p. 172) |
235 | elektriciteitscentrale (p. 173) |
236 | volksbadhuis Funenkade (p. 173) |
237 | gemeentebadhuis Nieuwe Uilenburgerstraat (p. 173) |
238 | Hortus Botanicus (p. 173) |
239 | Wertheimpark (p. 174) |
240 | dierentuin Artis (p. 174) |
| |
| |
de herbouwde vorm uit 1771. De Willemspoort (1840) aan de weg naar Haarlem verving de afgebroken Haarlemmerpoort (1615).
In de tweede helft van de 19de eeuw groeide Amsterdam explosief door naar 520.000 inwoners. Dit resulteerde vooral in uitbreidingswijken buiten de Singelgracht, maar de sterke groei had ook ingrijpende gevolgen voor het oude centrum. Diverse grachten werden gedempt om het toenemende verkeer ruimte te bieden en om onhygiënische toestanden tegen te gaan. Zo werd de Nieuwezijds Achterburgwal gedempt (1866) en vervolgens herdoopt in Spuistraat. Latere dempingen zijn onder meer die van het Spui (1882), de Nieuwezijds Voorburgwal (1884) en de Martelaarsgracht (1884). Met de verbreding van de Halsteeg tot de huidige Damstraat (1868) ontstond een betere verbinding tussen het oostelijke en westelijke deel van de binnenstad. Aan de westzijde kwam een doorbraak tot stand tussen Dam en Singel en aansluitend tussen Singel en Westermarkt met de aanleg van de Raadhuisstraat (1896). Vanaf de Westermarkt was de binnenstad al beter ontsloten door demping van de Rozengracht (1889). Dit alles paste in de plannen van ingenieur Th. Sanders en architect H.P. Berlage (1885) om de infrastructuur van de stad te verbeteren ten behoeve van het openbaar vervoer. In 1874-'75 kwam de eerste paardentramlijn tot stand en daarna ontwikkelde zich een tramnet dat in 1900-'06 werd omgebouwd voor de elektrische tram. De Gasthuissteeg werd in 1875 verbreed en omgedoopt tot Paleisstraat (verder verbreed 1912). De Vijzelstraat werd na de aanleg van De Pijp (na 1870) een belangrijke verbinding tussen het centrum en de Ferdinand Bolstraat en kreeg een brug over de Singelgracht (1873) en een weg dwars door het Weteringplantsoen.
De op de verlaagde wallen ontstane groene cirkel kwam eind 19de eeuw voor een groot deel in gebruik voor woningbouw, dit in aansluiting op de nieuwe buitenwijken. Grote delen van de Singelgracht werden aangeplempt. Tussen Haarlemmerplein en Leidseplein kwam de Marnixstraat (1870) tot stand en tussen Leidseplein en Frederiksplein de huidige Weteringschans (1868). Aan het Leidseplein verrees de Stadsschouwburg (1894). Voor de omgeving van het Frederiksplein maakte dr. Samuel Sarphati een niet volledig uitgevoerd plan (goedgekeurd 1862). Restanten hiervan zijn de herenhuizen aan het Oost- en het Westeinde, het begin van de Sarphatistraat (1872) en het Amstelhotel (1867). Op het Frederiksplein stond het naar voorbeeld van het Londense Crystal Palace (1851) in glas en gietijzer opgetrokken Paleis van Volksvlijt (1863, afgebrand 1929). De oude Plantage werd vanaf 1860 gedeeltelijk bebouwd, onder andere met een panoramagebouw (1880, gesloopt 1935). Verder nam de dierentuin Artis (opgericht 1838) een groot deel van dit gebied in beslag en aan de westzijde lagen het Wertheimpark (1898) en de Hortus Botanicus (1682).
De meest nijpende situatie in de tweede helft van de 19de eeuw bestond in de Jordaan, waar rond 1900 ongeveer 80.000 mensen waren samengepakt. Dit leidde niet alleen tot maatschappelijk onaanvaardbare woonsituaties, maar ook enkele keren tot sociale onrust, zoals bij het Palingoproer (1886) en later het Jordaanoproer (1934). Voor de verbetering van de hygiëne dempte men in de Jordaan eind 19de eeuw zes van de elf grachten. Semi-filantropische woningverenigingen verwezenlijkten veel bouwprojecten ter verbetering van de woonsituatie. In de Nieuwmarktbuurt en de Jodenbuurt bij het Waterlooplein leidde de industrialisatie tot de bouw van diverse fabrieken, vooral voor de diamantindustrie, zoals de fabriek van de Gebroeders Boas (1878-'79). De verkrotte delen van deze wijken (Uilenburg, Valkenburg, Ridder- en Jonkerbuurt) werden begin 20ste eeuw op gemeentelijk initiatief gesaneerd.
Grote gevolgen had de bouw van het nieuwe Centraal Station (1881-'89) op een aangeplempt eiland in het IJ. Hier kwamen de doorgetrokken spoorlijnen van het Willemspoortstation (richting Haarlem) en het Weesperpoortstation samen. Het nieuwe (verhoogde) spoor en het station sloten de binnenstad en de Oostelijke Eilanden af van het IJ, en de Westelijke Eilanden van de binnenstad. Het Oosterdok en het Westerdok werden onbereikbaar voor grote schepen. De opening van het Centraal Station blies de oude binnenstad echter ook nieuw leven in en bevorderde de vestiging van financiële en commerciële instellingen en andere grootsteedse voorzieningen. In deze tweede bloeiperiode van de stad veranderde het Damrak van een havenkade in een stedelijke boulevard. Al werden de grootse ambities voor het Damrak en de Prins Hendrikkade - de nieuwe naam in 1879 voor alle kades langs het IJ - niet bereikt, toch verrezen hier veel nieuwe gebouwen. Voorbeelden zijn het Victoriahotel (1889), de nieuwe Beurs (1903) en - ter plaatse van de oude beurs van J.D. Zocher (1845, gesloopt 1903) het warenhuis de Bijenkorf (1914). Er vestigden zich ook banken, verzekeringskantoren en handelsmaatschappijen aan het Rokin, de Vijzelstraat en het centrale deel van de grachtengordel. Aan de Nieuwezijds Voorburgwal kwam een krantenkwartier tot ontwikkeling en hier verrees ook het nieuwe hoofdpostkantoor (1899, nu Magna Plaza). De uit het Athenaeum Illustre (1631) voortgekomen Universiteit van Amsterdam vestigde zich in 1880 in de Oudemanhuispoort. Belangrijk voor het amusement waren onder meer het Circustheater Carré aan de Amstel (1887) en het filmtheater Tuschinski (1921) nabij het Rembrandtsplein, dat eind 19de eeuw een belangrijk uitgaanscentrum was geworden.
Ook in de eerste helft van de 20ste eeuw kreeg het verkeer op diverse plekken in de binnenstad meer ruimte, bijvoorbeeld door de verbreding van de Vijzelstraat (tussen 1916 en 1927) en de demping van de Vijzelgracht (1934) en een deel van het Rokin (1937). Op de hoek van Herengracht en Vijzelstraat verrees het grote nieuwe kantoor van de Nederlandsche Handelmaatschappij (1926). Voor de Dam werden in 1910 nieuwe rooilijnen vastgesteld. Aan de oostzijde ontstond vanaf 1914 een nieuw pleingedeelte, dat in 1947 werd aangewezen als plaats voor het Nationaal Monument voor de herdenking van de Tweede Wereldoorlog (ingewijd 1956). Het vergrote plein kreeg in 1957 officieel de benaming Dam.
Na de Tweede Wereldoorlog lag de nadruk op cityvorming. Volgens de wederopbouwplannen uit 1953 moesten veel woningen wijken voor bedrijfspan- | |
| |
den, kantoren en brede verkeerswegen, maar hiervan is uiteindelijk weinig terecht gekomen. In het verlengde van de gedempte Vijzelgracht is in 1953 het Weteringcircuit aangelegd. Het meest ingrijpend zijn de gevolgen geweest voor de als gevolg van razzia's en deportaties tijdens de oorlog ontvolkte Jodenbuurt. De as Weesperstraat-Wibautstraat en de Jodenbreestraat zijn verbreed en de Valkenburgerstraat is de aanrit geworden tot de IJ-tunnel (1968) naar Amsterdam-Noord. Op de toegang daarvan staat het Science Centre New Metropolis (1997), tegenwoordig NEMO geheten. De kaalslag langs St.-Anthoniebreestraat, mede ten behoeve van de aanleg van de Metro (Nieuwmarktbuurt) heeft men vanaf 1978 geleidelijk volgebouwd. Begin jaren zeventig is eveneens ten behoeve van de metro alle resterende bebouwing op Vlooienburg gesloopt. Hier staat nu het nieuwe stadhuis-muziektheater (Stopera; 1988).
De grote bedrijven zijn in de 20ste eeuw
Amsterdam, (Herv.) Oude Kerk, plattegrond
echter geleidelijk uit de binnenstad vertrokken. Daar zijn vooral de handel, de dienstensector en de horeca blijven groeien en het toerisme vormt een belangrijke inkomstenbron. Acties van bewoners in de jaren zeventig hebben geleid tot een koerswijziging van cityvorming naar stadsvernieuwing, zoals die is uitgevoerd in de Nieuwmarktbuurt, de Jordaan, de Zeedijk, de Westelijke en de Oostelijke Eilanden. In de jaren zeventig is verder een winkelpromenade ontstaan in de Nieuwendijk, de Kalverstraat en de Heiligeweg. De omgeving van het Leidseplein is eind 20ste eeuw gewijzigd en bij het voorm. Huis van Bewaring (1845-'47) is het Max Euweplein ontstaan. Grote veranderingen staan gepland voor de omgeving van het Centraal Station, het Binnengasthuisterrein en het tracé van de Noord-Zuidlijn van de metro (Damrak-Rokin-Vijzelstraat-Vijzelgracht). Het Rokin wordt een wandelpromenade. Bij het Damrak is de verkeersstroom al wat ingetoomd (herinrichting 1991) en ook de drukke Prins Hendrikkade zal in de toekomst verkeersluwer worden gemaakt.
De binnenstad van Amsterdam is in haar geheel een beschermd stadsgezicht. In het navolgende worden de monumentale objecten in het stadsgebied binnen de Singelgracht behandeld. De objecten in de 19de-eeuwse en vroeg-20ste-eeuwse uitbreidingen van de stad komen - met een eigen inleiding - aan bod in de sectie Amsterdam buiten de Singelgracht.
De (Herv.) Oude Kerk (bij Oudekerksplein 23) [1], oorspronkelijk gewijd aan St. Nicolaas, is een driebeukige basilicale kruiskerk met vijfzijdig
| |
| |
Amsterdam, (Herv.) Oude Kerk
gesloten koor en zijkapellen. Rond 1250 stond hier op een terp al een kapel, die vermoedelijk in hout was uitgevoerd. Begin 14de eeuw verving men deze kapel door een driebeukige pseudo-basilicale kerk, die vanaf 1334 als zelfstandige parochiekerk dienst deed. Deze kerk kreeg rond 1370 een ruimer, vijfzijdig gesloten, koor. De zijbeuken van het schip werden vervolgens tot circa 1390 vergroot en verhoogd, waardoor een hallenkerk ontstond. Tegen de zijbeuken bouwde men in de eerste helft van de 15de eeuw portalen en een eerste Huiszittenmeesterskamer, waarvan delen van de zijmuren resteren. In 1448-'55 werd het koor verbreed tot een driebeukig hallenkoor (Snijderskoor, Buitenlandvaarderskoor) en de oude koorsluiting kreeg een vijfzijdige kooromgang met dwarskappen en topgevels.
Vanaf 1485 vonden grote bouwcampagnes plaats in laat-gotische stijl. Aan beide zijden van het schip verrezen vier dwarskapellen met topgevels. De meest oostelijke daarvan hebben een dubbele diepte en kregen daardoor het karakter van een dwarsbeuk. Die aan de noordzijde is de St.-Joris- of Voetboogschutterskapel (1485). Die aan de zuidzijde is de St.-Sebastiaans- of Handboogschutterskapel, ontstaan in 1512-'16 bij de vergroting van een oudere kapel (1460) ter plaatse. De andere kapellen aan de noordzijde zijn de Hamburgerkapel (1493), de Binnenlandvaarderskapel (1493) en de Weitkoperskapel (1506). Aan de zuidzijde verrezen de Lysbeth Gravenkapel (1503), de Huiszittenkapel (1503) en de Smidskapel (1515). Tegen de westmuur van de zuiderzijbeuk bouwde men in 1504 (d) een driezijdig gesloten doopkapel met netgewelf. In de hoek tussen de St.-Sebastiaanskapel en de overige zuidelijke kapellen bevindt zich een met stergewelven gedekte tweebeukige librije, met daarboven de zogeheten IJzeren Kapel, een archiefruimte met ijzeren deuren en kruisribgewelven. Ten westen van dit bouwdeel verrees gelijktijdig een nieuw zuidportaal met netgewelf en daarnaast het nieuwe kantoor van de Huiszittenmeesters (1503, vergroot 1580). De kerkmeesters namen dat kantoor in 1655 in gebruik, waarna het in 1761 een interieur in Lodewijk XV-vormen kreeg. Het noordportaal werd rond 1510 vernieuwd (traptorentje gereconstrueerd in 1960, netgewelf in 1994). Aansluitend kwam op de hoek met de St.-Joriskapel de H. Grafkapel tot stand (1503-'10 (d)) met een opmerkelijk rijk laat-gotisch hanggewelf en aan de buitenzijde een later toegevoegde geveltop voorzien van een aedicula met pseudo-corinthische kapitelen in vroege renaissance-stijl (circa 1545).
Het schip werd in 1510 (d) verhoogd met een lichtbeuk met grote lancetvensters in hoge topgevels. De verhoging van de viering, bekroond door een houten dakruiter, kwam in 1554 tot stand, waarna de verhoging van het koor in 1560 werd voltooid. Voor de bouwwerkzaamheden aan het koor sloopte men de gewelven en de dwarskappen van de kooromgang en deze werden nadien herbouwd. In 1551-'52 (d) verrees aan de noordzijde van het koor de Mariakapel, mogelijk onder leiding van steenhouwer Hendrik van de Berg. De consoles onder de kap vertonen hier vroege renaissance-vormen. Aan de oostzijde van de Mariakapel bouwde men in 1571 de met vroeg-maniëristische details uitgevoerde Collegekamer.
De sinds de Alteratie in 1578 door protestanten gebruikte kerk is aan de buitenkant overwegend laat-gotisch van stijl en is deels bekleed met Gobertangesteen en deels uitgevoerd in baksteen met natuurstenen speklagen. De venstertraceringen en diverse decoratieve elementen (hogels, kruisbloemen) zijn aangevuld bij de restauraties van de kerk in 1955-'78 en 1994-'97.
Het interieur wordt grotendeels gedekt door houten tongewelven met trekbalken op korbeelstellen. De gewelven zijn opgenomen in sporenkappen met makelaars en middenfliering. De oudste kappen zijn die van de zijbeuken van het schip (1390 (d)), de overige dateren uit de bouwfasen tussen 1455 en 1560. De kap van het hoogkoor (circa 1560) is tevens voorzien van gordingen en horizontale ribben. De gewelven zijn rijk versierd met gesneden gewelfschotels, figuren op de kap- en muurstijlen en gebeeldhouwde natuurstenen consoles. Eén van de oudste figuren is die van St. Jacobus staande op een console (1455, Buitenlandvaarderskapel). Naast decoratieve schilderingen op de ribben, trekbalken en korbelen zijn de gewelven in de velden voorzien van randschilderingen, wapens, afbeeldingen van heiligen en andere religieuze voorstellingen, waaronder de bisschopswijding van St. Maarten, de Bewening van Christus door Maria, de Man van Smarten en de Verrezen Christus. Deze schilderingen zijn in vier perioden aangebracht tussen circa 1460 en 1510-'17.
Boven de scheibogen bevindt zich een schijntriforium. De in Ledesteen uitgevoerde zuilen in het schip (1390) hebben vroege Brabantse koolbladkapitelen (twee bladkransen). De zuilen in het koor (circa 1450) worden bekroond door rijkere, gepolychromeerde kapitelen en de schachten zijn voorzien van tapijtschilderingen met wapentjes (1510-'20). In de geschilderde cirkels daaronder zijn resten van wijdingskruisen te herkennen (oudste circa 1460), soms met banderollen en gotisch schrift. De scheibogen tonen een randschildering dan wel een voorstelling van engelen die zwaaien met wierookvaten.
Tot de inventaris behoren koorbanken met misericordes (1480-'90), een houten koorschot (deels circa 1450) en een door Jan Pietersz vervaardigde eiken preekstoel met snijwerk van Nicasius van Eyckelsbeeck (1643). Het koorhek (1681) werd ontworpen door Adriaen Cuyper, die ook het snijwerk uitvoerde, en vervaardigd door Adriaen de Jonge met koperen tralies van geelgieter Gillis Wybrants.
Uit de 17de eeuw dateren verder enkele maniëristische regerings-, schepen- en kerkmeestersbanken met luifels (1620, 1625, 1645) en twee uit de in 1908 gesloopte Nieuwezijds Kapel afkomstige
| |
| |
rijk gesneden tochtportalen (waarvan één uit 1621). Het kleine orgel in de noorderzijbeuk, oorspronkelijk gebouwd in 1658 door Jacobus Galtusz van Hagerbeer, heeft een gesneden orgelkast van H.W. Schonat en door Cornelis Brizé beschilderde luiken met een stilleven van muziekinstrumenten (binnenwerk 1965). Op een galerij met pilasters en decoraties door steen- en beeldhouwer Jurriaan Westerman staat het door Christian Vater gebouwde hoofdorgel uit 1724 (verbouwd 1738-'42, Johann Caspar Muller, en 1869-'70, C.F.G. Witte). Verder is er in het koor nog een kabinetorgel van Detlef Onderhorst (1767).
De kerkvloer is belegd met natuurstenen grafzerken (eind 14de eeuw tot 1865) en er zijn diverse interessante grafmonumenten. De marmeren epitaaf (1609) voor admiraal Jacob van Heemskerck († 1607) - overlevende van de overwintering op Nova Zembla - wordt toegeschreven aan Hendrick de Keyser. Verder zijn er een gepolychromeerd houten gedenkteken voor Cornelis Jansz de Haen († 1633), het door Artis de Witt gebeeldhouwde praalgraf van Abraham van der Hulst († 1666) en de door Rombout Verhulst uitgevoerde rijke epitafen voor de vice-admiralen Willem van der Zaan († 1669) en Isaac Zweers († 1673). De Mariakapel heeft nog drie gebrandschilderde ramen uit 1555. Voor de door Digman Meynaertsz uitgevoerde voorstellingen van de Annunciatie en de Aanbidding door de Herders worden de ontwerpen toegeschreven aan Lambert van Noort; het derde glas (Sterfbed van Maria) wordt toegeschreven aan Dirck Crabeth. In de kooromgang bevindt zich een raam uit 1656, gewijd aan de Vrede van Munster (1648). Dit raam werd vervaardigd door Pieter Jansz en Hendrick Velthoen, vermoedelijk naar onwerp van Jan Gerritsz van Bronckhorst. In 1654 maakten zij ook een raam in het Buitenlandvaarderskoor met de wapens van alle burgemeesters vanaf 1578 (aangevuld tot 1757). Op een door M.E. de Angelis en zijn zoon in 1759 geleverd tweede burgemeestersglas (Snijderskoor) is deze traditie voortgezet tot 1807. Dit raam toont ook een voorstelling van de stamboom van Maria. De Angelis herstelde verder het Vroedschapsvenster (1761). Tussen 1894 en 1911 zijn de glazen gerestaureerd door atelier ‘'t Prinsenhof’ uit Delft en vanaf 1961 opnieuw door atelier Bogtman uit Haarlem.
De toren heeft vier geledingen en wordt bekroond door een achtzijdige lantaarn en een opengewerkte spits met ui-vormige top. De drie (later ommetselde) onderste torengeledingen stammen uit het eerste kwart van de 14de eeuw. In 1565 kreeg de toren de vierde geleding en de houten lantaarn. Deze lantaarn is waarschijnlijk ontworpen door landmeter en beeldhouwer Joost Jansz Bilhamer en toont zowel laat-gotische als vroeg-renaissancistische elementen, waaronder de aedicula als omlijsting van de wijzerplaten. Wegens ernstige scheefstand moest de toren in 1724-'38 naar plannen van Willem van Diede opnieuw worden onderheid en versterkt. De onderste torengeledingen voorzag men van een ommanteling. Daarbij kregen de gevels uiteindelijk een eenvoudigere afwerking dan ontworpen door Van Diede. De oude gevelgeleding met laatgotische spitsbogen werd gewijzigd in een geleding met rondbogen en pilasters in classicistische stijl. In de lantaarn van de in 2001 opnieuw herstelde toren hangt een carillon van 38 klokken, waarvan er veertien zijn gegoten door Francois Hemony (1656). Van de luidklokken dateert de oudste uit 1505. Twee zijn er gegoten door Hemony (1659) en de andere zijn van Claude Fremy (1689) en Pieter Seest (1771). Het uurwerk is vervaardigd door Wouter Geurtsz (1619).
Tegen de kerk staan rondom woningen. De meesten daarvan zijn 18de-eeuwse dwarse huizen met schilddaken, zoals Oudekerksplein 13 en 17 aan weerszijden van de toren en Oudekerksplein 19 en 25 aan de zuidzijde van de kerk. De met zadeldak uitgevoerde woning Oudekerksplein 23 is mogelijk ouder (17de-18de eeuw). De panden Oudezijds Voorburgwal 70-78 tegen de oostzijde van de kerk stammen uit het derde kwartaal van de 18de eeuw.
De Nieuwe Kerk (NZ Voorburgwal 143) [2], oorspronkelijk gewijd aan O.L.-Vrouwe en na 1452 aan St. Catharina, is een driebeukige basilicale kruiskerk, voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met omgang en straalkapellen. Aan de westzijde bevindt zich de aanzet van een toren. De bouw begon vermoedelijk kort na 1380 op een terrein van Willem Eggert, thesaurier van graaf Willem VI. Het koor met omgang en het transept waren voltooid bij de inwijding in 1408. Een eerste uitbreiding vond in 1414-'18 plaats aan de zuidzijde van de kooromgang met een grafkapel voor Eggert en een sacristie (nu Sillskapel). Na het herstel van de schade van de stadsbrand van 1421 verrezen rond 1435 het schip en de zijbeuken. De kerk bleef nagenoeg onbeschadigd bij de stadsbrand van 1452.
Een tweede grote bouwcampagne volgde in de tweede helft van de 15de eeuw met de verhoging van de middenbeuken en de verlenging van het zuidtransept. Rond 1500 werden de straalkapellen en de zijkapellen bij het koor toegevoegd, evenals de kapellen bij de twee traveeën ten westen van het transept. Ten slotte volgde in 1538-'44 de uitbouw en verhoging van het noordtransept. Daar paste men vroeg-renaissancistische details toe, zoals gecanneleerde pilasters, schelpmotieven en driehoekige frontons. Het koor en het zuidtransept zijn bekleed met Gobertangesteen. De overige gevels zijn uitgevoerd in baksteen met natuurstenen speklagen. De kerk werd in laat-gotische vormen hersteld na een brand in 1645. Vanaf 1647 verrees in zandsteen de aanzet voor een westtoren in classicistische stijl met gotische elementen, mogelijk naar plannen van Jacob van Campen. Toen de onderbouw met zware overhoekse pijlers en een spitsboogdoorgang gereed was, staakte men de bouw in 1652 (westzijde gesloopt 1783).
In 1814 kreeg de Nieuwe Kerk de bestemming van nationale kerk, toen met de nieuwe grondwet de monarchie werd ingesteld. Sindsdien zijn hier de vorsten van het huis van Oranje ingehuldigd. De eerste restauraties vonden plaats in 1892 (noordgevel) en in 1907-'12 door C.B. Posthumus Meyjes. Bij een algehele restauratie in 1959-'80, onder leiding van C. Wegener Sleeswijk en bijgestaan door D. Verheus, is onder meer de lichtinval verbeterd door sloop of verlaging van de omliggende bebouwing. Verder is toen de noordoostelijke driezijdige kapel bij de H. Kruiskapel historiserend gereconstrueerd en is tegen de zuidelijke koorkapellen een nieuw pand opgetrokken
| |
| |
Amsterdam, Nieuwe Kerk, plattegrond
(Ministeriegebouw, nu café). Sinds 1980 heeft de kerk een culturele functie ten behoeve van tentoonstellingen en andere evenementen.
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven (na 1645) met trekbalken op korbeelstellen; deze rusten op gebeeldhouwde consoles en hebben vergulde, gesneden sleutelstukken. In de viering rusten de trekbalken op houten cherubijnen. De zijbeuken en de kapellen hebben stenen kruisribgewelven (na 1645). In de lichtbeuk lopen de vensters door tot vlak boven het triforium. De toepassing van bundelpijlers met koolbladkapitelen - een enkele bladkrans in het koor, een dubbele in het schip - toont de invloed van de Brabantse gotiek. Op twee koorzuilen, ter plaatse van het vroegere sacramentshuis, zijn schilderingen met engelen zichtbaar. Van vóór de brand van 1645 dateren de vroeg-renaissancistische afsluiting van de H. Kruiskapel (1551, 1558) en de hekken van de Boelenskapel en de Drapenierskapel (circa 1550). Verder de hekken uit circa 1620 van de Meeus- en Metselaarskapel (koor zuidoostzijde) en de Eggert- en Schutterskapel (koor zuidzijde). Het in geel koper en wit en zwart marmer uitgevoerde koorhek werd in 1647-'50 vervaardigd door Johannes en Jacobus Lutma. Uit de tweede helft van de 17de eeuw is het portaal van de middelste koorkapel (Metselaarskapel). De rijke preekstoel, voorzien van een klankbord met torenachtige opbouw, werd in 1649-'64 gesneden door Albert Jansz Vinckenbrinck. Enkele herenbanken rond de kolommen dateren ook uit die periode. Johann Wolfgang Schonat begon in 1652 met de bouw van het orgel, dat in 1655 werd voltooid door Roelof Barentsz Duyschot en zijn zoon Johannes (gerestaureerd 1975-'81). De orgelkast, ontworpen door Jacob van Campen in samenwerking met schilder Jan Gerritsz van Bronckhorst en beeldhouwer Artus Quellinus, is versierd met voorstellingen van muziek en dans en de geschiedenis van koning David. In 1668 heeft Jacobus Galtusz van Hagerbeer het orgel uitgebreid met een bovenwerk. Het instrument is in 1975-'81 gerestaureerd. Het 16de-eeuwse koororgel bleef bij de brand in 1645 gespaard omdat het
in revisie was bij Van Hagerbeer (1645-'48). Na de Alteratie (1578) bleef het koor tot 1865 de meest gewilde plaats voor begravingen. Hier bevinden zich onder meer de graven van de dichters Joost van den Vondel en P.C. Hooft, de burgemeesters C.P. Hooft en Jan Six en medicus Nicolaes Tulp. In de koorapsis staat het in wit, zwart en rood marmer uitgevoerde praalgraf van admiraal Michiel Adriaensz de Ruyter († 1676), vervaardigd in 1681 door Rombout Verhulst. Het praalgraf van zeeheld Jan van Galen († 1653) werd ontworpen door Artus Quellinus en uitgevoerd door Verhulst in samenwerking met Willem de Keyser. Andere grafmonumenten voor zeehelden zijn die voor J.H. van Kinsbergen († 1819; uitgevoerd 1821, P.J. Gabriël) en J.C.J. van Speyk († 1831; uitgevoerd C. en J.F. Sigault naar ontwerp van J. de Greef). Verder zijn er verschillende epitafen, zoals die voor Willem Eggert († 1417), Joost van den Vondel († 1679; geplaatst 1772), schout-bij-nacht W.I.B. Bentinck († 1781; ontwerp Anthonie Ziesenis) en Isaäk da Costa († 1860; gemaakt 1906). Van het grote venster in het noordtransept is het onderste deel een in 1645-'50 door Jan Gerritsz van Bronckhorst gebrandschilderde voorstelling van Willem IV van Henegouwen, die in 1342 de
| |
| |
stad haar wapen verleende. Het bovengedeelte is in 1959-'80 aangebracht naar ontwerp van H. op de Laak. Ook de kapellen aan de zuidzijde van het koor bevatten fragmenten van door Bronckhorst vervaardigde glazen (1646 en 1649). Het zuidtransept heeft een door O. Mengelberg ontworpen en door J.L. Schouten uitgevoerd raam ter ere van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898. Ontworpen door W. van Konijnenburg en vervaardigd door J. Nicolas zijn de twee in 1938 in de noordbeuk van het schip aangebrachte ramen die het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina memoreren.
De oudste van de tegen de kerk aangebouwde panden is de voorm. diaconie (Gravenstraat 17) uit 1642 met een ionische pilastergevel in classicistische stijl. De verdieping uit 1723 heeft men gesloopt bij de restauratie in 1959-'80. Uit het derde kwart van de 17de eeuw dateren Nieuwezijds Voorburgwal 129-133 en uit de 18de eeuw de pandjes tegen het noordtransept. Het met plat dak uitgevoerde 19de-eeuwse brede pand Nieuwezijds Voorburgwal 127 heeft een houten pui met erkervormige uitstalkasten. Tussen twee straalkapellen is in 1980 het winkeltje Gravenstraat 15 opgetrokken in 18de-eeuwse trant.
De Engelse Presbyteriaanse kerk (Begijnhof 48) [3] is een tweebeukige kerk met driezijdig gesloten koor en een slanke toren van vier geledingen met portaaluitbouw en ingesnoerde spits. In 1417 werd hier een eenbeukige kapel gebouwd, gewijd aan Maria, Johannes de Doper en de heilige Ursula (na 1421). In de noordmuur herinneren de boven elkaar geplaatste vensters aan de oude situatie als dubbelkerk met inwendig een ‘nonnengalerij’. Na de Alteratie (1578) kwam de kerk leeg te staan, om in 1607 door Engelse en Schotse calvinisten in gebruik te worden genomen. In 1665 breidde men de kerk uit met een zuidbeuk. Bij een ingrijpende vernieuwing van de noordgevel in 1727 veranderden de spitsboogvensters in rondboogvensters. In de 19de eeuw kreeg het gebouw een buitenbepleistering. Er zijn restauraties uitgevoerd in 1912, 1937 (ontpleistering toren) en 1974-'76.
Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken. De
Amsterdam, Nieuwe Kerk, grafmonument Michiel de Ruyter (1980)
laat-17de-eeuwse preekstoel heeft houten panelen (1898) van E. van der Tuuk naar ontwerp van P. Mondriaan. De koperen lezenaar (1689) werd geschonken door koning-stadhouder Willem III en zijn vrouw Mary Stuart. Uit de 18de eeuw bevat de kerk een archiefkast, twee herenbanken - de ene in Lodewijk XVI-stijl en de andere met een uurwerk - en een door Jacob Hulstman vervaardigde orgelgalerij en orgelkast in Lodewijk XV-stijl (1753). Het instrument is rond 2000 herbouwd naar het originele ontwerp van Christiaan Muller. Verder is er een grafzerk voor de schilder Ch.H. Hodges († 1837). Het gebrandschilderde venster in het koor werd in 1920 geschonken door E. Bok ter herinnering aan het vertrek van de Pilgrim Fathers naar Amerika (1620).
De voorm. St.-Olofs- of Oudezijdskapel (Zeedijk 2a) [4] is een driebeukige hallenkerk voorzien van een dakruiter en tuitgevels met hoge spitsboogvensters. Het zuidwestelijke deel van de kerk verrees tweede kwart 15de eeuw ten behoeve van Noorse zeelieden en werd rond 1500 uitgebreid met een H. Grafkapel en een tweede dwarskapel. Na de Alteratie (1578) diende het gebouw tot 1615 als koopmansbeurs. In 1644-'45 heeft men de kerk aanzienlijk vergroot in classicistische stijl (met gotische elementen) en ingericht voor de protestantse eredienst. Daarbij verdween de H. Grafkapel en ontstond een hallenkerk. Dit werk werd vermoedelijk uitgevoerd door Pieter Michielsz en Philip de Vos. Aan de zuidzijde (Nieuwebrugsteeg) staan twee dorische zandstenen poortjes (gedateerd 1620 en 1671), de hoofdingang aan de Zeedijk is een van elders overgebrachte zandstenen poort (circa 1620, toegeschreven aan Hendrick de Keyser). Na de sluiting in 1917 kreeg de kerk diverse andere functies. Het gebouw is in 1966 geheel uitgebrand. De dakruiter is gereconstrueerd bij de herinrichting als conferentiecentrum (1992).
De Agnietenkapel (OZ Voorburgwal 231) [5] is een eenbeukige kerk met recht gesloten gesloten koor en een dakruiter, gebouwd in 1470 als onderdeel van het Agnietenklooster (gesticht 1397) en oorspronkelijk ingericht als dubbelkerk met ‘nonnengalerij’. Van 1578 tot 1632 diende het gebouw, waarvan kap en tongewelf uit de bouwtijd bewaard zijn, waarschijnlijk als pakhuis. Bij een verbouwing in 1631-'32 tot ‘Atheneum Illustre’ heeft men de nonnengalerij over de gehele verdieping doorgetrokken. Aan
| |
| |
de zijde van het voorplein plaatste men toen een van de stadstimmerwerf afkomstig maniëristisch poortje met gebosseerde dorische pilasters (jaartal 1571 gewijzigd tot 1631). De eerste hoogleraren aan het Atheneum waren Gerardus Johannus Vossius en Caspar Barlaeus. Het gebouw diende voor academische plechtigheden en na het vertrek van het Athenaeum naar het Doelengebouw aan de Singel in 1862 was het tot 1913 een lagere meisjesschool. Vanaf een restauratie in 1919-'21 (A.A. Kok) behoort het gebouw weer aan de universiteit en nu is er het Universiteitsmuseum ‘De Agnietenkapel’ gevestigd (gerestaureerd 2005). Het naastgelegen voorm. kantoorgebouw Purperhoedenveem (OZ Voorburgwal 229; 1909, P. Heyn) is in 1999 bij het museum getrokken.
De Waalse kerk (OZ Achterburgwal 159) [6] is een driebeukige kerk met driezijdig gesloten koor. De Oude Walenkerk werd eind 15de eeuw gebouwd (gewijd 1496) als eenbeukige kloosterkerk voor de in 1409 gestichte congregatie van Paulusbroeders (franciscanen tertiarissen). Vermoedelijk nog in de 15de eeuw verrees de noordbeuk. Na de Alteratie was het gebouw vanaf 1597 in gebruik bij Franstalige calvinisten, die waren gevlucht uit de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk. In 1616 kreeg de kerk galerijen en werd de ingang verplaatst naar Oude Hoogstraat 22. Daar staat een door Hendrick de Keyser vervaardigde maniëristische zandstenen poort met pilasters, een fries met ‘fleur de lis’ en het stadswapen in een gebroken fronton. De voorgevel van het schip heeft een classicistisch ingangsportaal uit 1647. De zuidbeuk werd in 1661 toegevoegd. Bij een ingrijpende opknapbeurt in 1890-'92 (J.W. Meijer) werd de voorgevel vernieuwd en heeft men de galerijen in de zijbeuken verwijderd. Verder is de kerk gerestaureerd in 1990-'92 (C.O. Bouwstra).
Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf met trekbalken. Van de in de 17de eeuw ingebouwde galerijen resteert de westelijke galerij. De kerk bevat een marmeren gedenkplaat voor bioloog Johannes van Swammerdam († 1680). De orgelkast en enig pijpwerk uit 1680 van Nicolas l'Anglez werd door Christian Muller gebruikt bij de vergroting van het orgel in 1734. Het toen aangebrachte rugpositief is gesneden door Jan van Logteren. De luiken dateren van een restauratie in 1965.
De voorm. (Herv.) Zuiderkerk (Zandstraat 17) [7] is een recht gesloten driebeukige pseudo-basilicale kerk met op de zuidwesthoek een ingebouwde toren. Deze kerk verrees in 1603-'11 naar een maniëristisch ontwerp van Hendrick de Keyser en heeft grote roosvensters bij de voor- en de achtergevel. De van zware steunberen voorziene zijbeuken zijn op twee plaatsen transeptachtig verhoogd tot afgeknotte tuitgevels met frontons, voluten en balustraden. De toren kwam in 1614 gereed met drie geledingen, een zandstenen achtkant met lantaarn en vrijstaande ionische zuilen, en een bekroning met houten lantaarn en uurwerk-aedicula. In de toren hangen een uit de Oude Kerk afkomstige klok van Wilhelmus en Jasper Moer (1511) en twee door Francois Hemony gegoten klokken (1659). De laatste was ook verantwoordelijk voor de klokken van het carillon (1656). Na de sluiting als kerk in 1929 heeft het gebouw wisselende bestemmingen gehad. Een restauratie is uitgevoerd in 1976-'79.
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven met trekbalken op
Amsterdam, (Herv.) Noorderkerk, plattegrond
zware kroonlijsten. De afscheiding met de zijbeuken wordt gevormd door toscaanse zuilen en met klassieke cassetten versierde rondbogen. In de kerk bevindt zich het graf van bouwmeester Hendrick de Keyser († 1621). In 1988 heeft men in de kerk een metalen inbouw geconstrueerd naar plannen van H. Hagenbeek, waarna hier na herinrichting (1999; J. Heeswijk) het informatiecentrum over ruimte, bouwen en wonen is gevestigd. Op het voorm. kerkhof (1602) staat tegen de oostelijke kerkmuur de grafkelder van Isaäk Hartman en zijn echtgenote J.H. Roodenburg (1678, zerk 1775). Het kerkhof is toegankelijk is via een in 1985 aan de St.-Antoniebreestraat herplaatst poortje (circa 1610), toegeschreven aan Nicholas Stone, leerling en schoonzoon van De Keyser.
De (Herv.) Noorderkerk (Noordermarkt 44-48) [8] is een centraalbouw in de vorm van een Grieks kruis met in de hoeken lagere aanbouwen (dienstwoningen). De aanbouw aan de zuidwestzijde bevat de entree. Op de kruising staat een vierkante dakruiter met opengewerkt achtzijdig koepeltje. Hierin hangen een door Johannes Meurs
| |
| |
gegoten klok (1621) en een klok van Pieter Seest (1778). De kerk verrees in 1620-'23 in maniëristische stijl naar plannen van Hendrick de Keyser en stadstimmerman Hendrick Jacobsz Staets. Na De Keyser's dood (1621) werd het voltooid onder leiding van zijn zoon Pieter Staets en stadsmetselaar Cornelis I Danckerts de Rij. De in de loop van de 17de eeuw tot stand gekomen driehoekige uitbouw aan de oostzijde bevat de kerkmeesterskamer. Restauraties zijn uitgevoerd in 1844 (P.J. Hamer) en 1993-'98 (W. Kramer). De kerk heeft nu zowel een religieuze als een culturele functie.
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven met trekbalken en korbeelstellen, rustend op vier vrijstaande zandstenen pijlers en toscaanse zuilen. De kleine driehoekige ruimten in de hoeken tussen de armen hebben stenen gewelven. Tot de overwegend 19de-eeuwse inventaris behoren een preekstoel
Amsterdam, (Herv.) Westerkerk, plattegrond
(1844) op marmeren voet (mogelijk circa 1623) en een door H. Knipscheer gebouwd orgel (1849).
De (Herv.) Westerkerk (Prinsengracht 279) [9] is een recht gesloten driebeukige basilicale kerk met twee dwarsbeuken en een hoge westtoren. Deze monumentale kerk werd in 1620 in maniëristische stijl ontworpen door Hendrick de Keyser en na zijn dood in 1631 voltooid door zijn zoon Pieter en stadsmetselaar Cornelis I Danckerts de Rij. Het ontwerp is een verdere uitwerking van dat voor de Zuiderkerk. De gevels hebben zware steunberen en natuurstenen vensteromlijstingen. Met name de eindgevels en de transeptgevels vallen op door de rijke maniëristische decoratie met ionische halfzuilen, voluten, vazen en frontons. Enkele maniëristische poortjes geven toegang tot de kerk. Het poortje aan de zuidzijde heeft een reliëf voorstellende het Oude en het Nieuwe Verbond. De toegang tot het voorm. kerkhof (Prinsengracht 277) wordt gevormd door een poortje met een reliëfvoorstelling van treurende putti, vervaardigd door Pieter de Keyser. De kerk is gerestaureerd in 1984.
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven in hoofdbeuk en transepten, en door stenen kruisgewelven in de zijbeuken. De wit gepleisterde wanden van de hoofdbeuk zijn van boven naar beneden voorzien van een zware kroonlijst, zandstenen pilasters, een doorlopend dorisch hoofdgestel en door ronde scheibogen gekoppelde dorische drielingzuilen. Tot de inventaris uit circa 1630 behoren de preekstoel, de banken en de tochtportalen. Verder bevat de kerk een door Roelof Barentsz en zijn zoon Johannes Duyschot gebouwd orgel
| |
| |
Amsterdam, (Herv.) Westerkerk
(1686; uitgebreid 1727, Christian Vater), waarvan de orgelkast is voorzien van beelden (Geloof, Hoop en Liefde) en door Gerard de Lairesse beschilderde luiken met voorstellingen van de vier evangelisten en van David en Salomon. Een gedenksteen (1906) memoreert de in de kerk begraven kunstschilder Rembrandt van Rijn († 1669).
De Westertoren kwam pas in 1637 gereed. De drie torengeledingen gaan over in een zandstenen vierkant met dorische pilasters en daarboven twee met lood beklede geledingen met hoekzuilen (ionisch en corinthisch) en een bekroning in de vorm van een keizerskroon (behorend bij het wapen van Amsterdam). In de toren hangen een door Assuerus Koster gegoten klok (1636), twee klokken van François Hemony (1658) en een klok van Claude Fremy (1686). Het speelwerk en carillon van Hemony (1658) is in 1959 deels vernieuwd en uitgebreid.
De voorm. Remonstr. kerk (Keizersgracht 102) [10], ook wel ‘De Rode Hoed’ genaamd, is een driebeukige hallenkerk uit 1630, gebouwd als huiskerk achter de panden Keizersgracht 102-108 op de fundamenten van een hoedenfabriek. De muren werden rond 1700 versterkt met steunberen; die aan de noordzijde pas in 1772. Het dak van de middenbeuk heeft men in 1876 verhoogd en voorzien van een lichtkap. In 1881 werd Keizersgracht 102 verbouwd tot vestibule, met een koetsenstalling op de begane grond en met een nieuwe voorgevel in eclectische rondbogenstijl. Vanaf 1959 dient de kerk als oefenruimte voor het Amsterdams Conservatorium en sinds circa 1990 is ze tevens een cultureel centrum.
Het interieur bestaat uit een houtskeletbouw met houten tongewelven en is aan drie zijden voorzien van dubbele galerijen op toscaanse, dorische en ionische zuilen. Tot de inventaris uit circa 1630 behoren de preekstoel, de betimmering en de banken. Verder is er een door Thomas Weidtman vervaardigde orgelkast (1719-'23; instrument 1909). Van de panden aan de gracht was Keizersgracht 100 vanaf 1801 in gebruik als Remonstr. weeshuis en later als kosterswoning. Keizersgracht 104, met de gevelsteen ‘De Rode Hoed’, was in 1619 eigendom van hoedenmaker Hans Lenartsz de Jonge. Keizersgracht 108 (1736) diende lange tijd als predikantenwoning.
De Oude Luth. kerk (Singel 411) [11] is een driebeukige kerk op onregelmatige plattegrond, met twee tuitgevels aan het Singel. Aan de Spuizijde heeft men de noorderzijbeuk met twee hoge vensters en tuitgevels transeptachtig verhoogd. Deze kerk kwam in 1632-'33 tot stand, mogelijk naar plannen van Pieter de Keyser. Rond 1774-'75 werden de huidige rondboogvensters aangebracht. Na herstellingen in 1837 en 1905 is de kerk gerestaureerd in 1924-'25 (A.A. Kok). Het gebouw dient sinds 1961 tevens als aula van de Universiteit van Amsterdam en is daarvoor in 1984 aangepast.
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven. Dubbele galerijen op toscaanse, dorische en ionische zuilen omsluiten het middenvierkant van het schip. Tot de inventaris behoren een preekstoel (circa 1640) en een door J.F. Witte gebouwd orgel (1885). De grisailles met allegorische figuren (de Lutherse deugden) op de balustrade boven de preekstoel zijn vermoedelijk geschilderd door Hendrick Tiedeman (1692).
De Doopsgez. kerk ‘Bij 't Lam’ (Singel 450-454) [12] ligt achter een pand met maniëristische trapgevel (1642). Deze huiskerk werd in 1639 gebouwd ten behoeve van de Vlaamse, de Friese en de Hoogduitse mennonieten en is genoemd naar de aangrenzende brouwerij 't Lam. Bij een ingrijpende verbouwing in 1839-'41 (M.G. Tétar van Elven) heeft men het dak vernieuwd. Sindsdien is de kerk ook bereikbaar via een voorhof met ijzeren hek (Herengracht 431). De gepleisterde neoclassicistische gevel valt op door de sterk vooruitspringende hoekpartijen.
Het interieur wordt gedekt door een gestuct tongewelf (1839-'41) en is voorzien van dubbele 17de-eeuwse galerijen op toscaanse zuilen. Tot de inventaris behoren een preekstoel (eind 18de eeuw) en een orgelkast met frontpijpen van Johannes Stephanus Strümphler (1777; binnenwerk 1930).
| |
| |
De voorm. Doopsgez. kerk ‘De Zon’ (Singel 118) [13] is een huiskerk met houten tongewelf en galerijen op dorische zuilen, ingericht in 1664 in het bestaande huis ‘De Vergulde Zon’ door afgescheiden leden van de kerk ‘Bij 't Lam’. Na de hereniging (1823) kwam in het pand een veilinghuis. De gevel heeft men rond 1875 verhoogd met een mezzanino en fronton.
De voorm. R.K. schuilkerk Ons' Lieve Heer op Solder (OZ Voorburgwal 40) [14], gewijd aan St. Nicolaas, is een van de weinige nog resterende katholieke huiskerken in Amsterdam. Een in oorsprong 16de-eeuws pand ter plaatse werd in 1655 gekocht door metselaar Willem Jacobsz van der Gaffel en timmerman-houtkoper Gijsbert Cruijf en vervolgens vermoedelijk geheel vernieuwd tot een voorhuis
Amsterdam, R.K. schuilkerk Ons' Lieve Heer op Solder, interieur
met twee achterhuizen. Jan Hartman kocht dit pand in 1661 en liet het in 1661-'63 verbouwen tot een winkel met kantoor. In het achtergedeelte werd een representatieve zaal in classicistische stijl ingericht met een marmeren schouw en een beschilderd cassetteplafond. Op de tweede en derde verdieping liet hij de kerkzaal met omlopende dubbele galerij inrichten. In 1737 werden de zaal en de kerkruimte ingrijpend verbouwd door priester Ludovicus Reiniers. Begin 19de eeuw heeft men de halsgevel aan de voorzijde veranderd in een puntgevel. De parochie is in 1887 verhuisd naar de St.-Nicolaaskerk en sinds 1888 bevat het pand het Museum Amstelkring (gerestaureerd 1919, 1939 en 1965). Tot de oude kerkinventaris behoren een barok hoofdaltaar, een preekstoel (eerste helft 18de eeuw), vier altaarstukken (1670-1750) en een door Hendrik Meijer gebouwd orgel (1794).
De (Herv.) Amstelkerk (Amstelveld 2) [15] is een vierkante houten kerk met aanbouwsels, opgericht in 1668-'70 door timmerman Jacob Martsz en bedoeld als tijdelijke noodkerk. Het ontwerp was waarschijnlijk van Daniël Stalpaert. Dit gebouw met houtskelet heeft de vorm van een vierkante centraalbouw met een hoger middengedeelte op twaalf stijlen en daaromheen lagere zijbeuken. De stenen aanbouwen zijn toegevoegd en/of verbouwd in 1673, 1685, 1740 en 1764. Grotere verbouwingen vonden plaats in 1755-'65 en in 1840-'42. Die laatste verbouwing gebeurde naar ontwerp van H. Springer, maar werd gewijzigd door C. Alewijn en voltooid door P.J. Hamer. Het interieur werd in neogotische stijl vernieuwd, waarbij de zijbeuken houten gewelven kregen. In 1892 kreeg de middenruimte een vlak plafond. De kerk bevat een door J. Bätz gebouwd orgel (1843) met een door H. Springer ontworpen kast. Bij een kerkrestauratie in 1988-'90 is een deel van het gebouw tot restaurant en kantoren verbouwd.
De voorm. Nieuwe of Ronde Luth. kerk (Singel 11) [16] is een ronde koepelkerk, waarvan het koperen dak wordt bekroond door een lantaarn met de Lutherse zwaan. De van de Singel afgewende helft is omgeven door een ruime omgang met galerijen. Het exterieur toont boven de hoge plint een pilastergeleding met dorisch hoofdgestel en attiek. Deze kerk verrees in 1668-'71 naar een strak-classicistisch ontwerp van Adriaan Dortsman. Na brand in 1822 volgde in 1823-'27 de herbouw naar plannen van T.F. Suys en J. de Greef. In 1935 werd de kerkelijke functie opgeheven. Het gebouw is gerestaureerd in 1968-'69 en in 1975 ingericht als het congrescentrum-concertzaal (1993 hersteld na brand).
Het interieur wordt gedekt door een koepel, die bij de herbouw in 1823-'27 is voorzien van cassetten. Bij die herbouw heeft men de dorische zuilenorde van de galerijen gewijzigd in ionische stijl. Door Suys ontworpen zijn de preekstoel en de orgelkast (beelden P.J. Gabriël) van het door J. Bätz gebouwde orgel (1830).
De voorm. (Herv.) Oosterkerk (Kleine Wittenburgerstraat 1) [17] is een centraalbouw in de vorm van een Grieks kruis, met lagere zijruimten tussen de armen en een uitspringende ingangspartij.
| |
| |
Amsterdam, (Herv.) Amstelkerk
Deze classicistische kerk kwam in 1669-'71 tot stand naar plannen van Daniël Stalpaert, wellicht met medewerking van Adriaan Dortsman. De kruising wordt bekroond door een achtzijdig koepeltorentje met daarin een door Pieter Hemony gegoten klok (1671). De uitzwenkende steunberen van de kerk zijn geïnspireerd op een eind-17de-eeuwse reconstructie van de tempel van Salomo; dit motief werd eerder door Jacob van Campen toegepast bij de Haarlemse
Amsterdam, Nieuwe of Ronde Luth. kerk
Nieuwe Kerk (1645-'49). Ingrepen ten behoeve van de stabiliteit heeft men uitgevoerd in 1792 (verankering) en 1905. De kerk is tot 1962 als zodanig in gebruik gebleven en is gerestaureerd in 1979-'85 (P.H. van Rhijn).
Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven, gedragen door vier kruisingspijlers met ionische pilasters. De lagere hoekruimten hebben stenen kruisgewelven. Tot de inventaris behoren een preekstoel (circa 1670) en een uit de in 1908 gesloopte Nieuwezijds Kapel afkomstig orgel van P. van Oeckelen (1871). Bij de restauratie zijn lage transparante kantoor- en vergaderruimten ingebouwd.
De R.K. Mirakelkapel ‘H.H. Joannes en Ursula’ (Begijnhof 29) [18] is een driebeukige kerk op trapeziumvormige plattegrond. De knik in de voorgevel en de achtergevel (NZ Voorburgwal) laat zien dat in 1671 twee bestaande huizen tot huiskerk zijn verbouwd als opvolger van de in 1607 door de Engelsen in gebruik genomen Begijnhofkerk. De plannen voor de verbouwing waren van Philips Vingboons. De kerk werd het centrum van de devotie voor het Mirakel van Amsterdam, dat daarvoor in de Nieuwezijds Kapel werd vereerd. De huidige vensters dateren uit circa 1820 en het ingangsportaal (1884-'86) is een ontwerp van A.C. Bleijs. Restauraties zijn uitgevoerd in 1929 en 1969.
Het interieur wordt gedekt door een tongewelf in de hogere hoofdbeuk, die door toscaanse zuilen wordt gescheiden van de zijbeuken met ingebouwde galerijen. De kerk bevat een 16de-eeuws St.-Ursulabeeld en een door atelier Brom vervaardigde reliekschrijn voor St. Ursula (1906). Uit het begin van de 18de eeuw dateren het hoofdaltaar met gemarmerde corinthische zuilen en de twee zijaltaren, elk voorzien van altaarstukken van Nicolaes Moeyaert (circa 1649). Tot de inventaris behoren verder een preekstoel in rococo-stijl (1757), een door Pieter van
Amsterdam, Nieuwe of Ronde Luth. kerk, plattegrond
| |
| |
Peteghem gebouwd orgeltje (1787), een elf meter breed schilderij van ‘De Sacramentsprocessie’ door A.J. Derkinderen (1884-'86) en een nieuw orgel van de firma B. Pels & Zn. (1930). De gebrandschilderde ramen (1951) zijn ontworpen door G. Waterschoot van der Gracht. Aan de achterzijde staat de in neorenaissance-stijl uitgevoerde pastorie (NZ Voorburgwal 373; 1884-'86, A.C. Bleijs).
De Armeense Apost. kerk (Krom Boomssloot 22) [19] is een gepleisterd drielaags pand met lisenen. In 1714 vestigde de Armeense gemeenschap van de ‘H. Geest- of Persiaanse kerk’ zich hier in een oorspronkelijk mogelijk 17de-eeuws pakhuis. Bij een uitbreiding (logement) en verbouwing in 1749 werd de zandstenen ingangspoort met stoep en hek in Lodewijk XV-stijl aangebracht in opdracht van priester Johannes Minas (Armeens opschrift). Na de verkoop in 1850 onderging het pand in 1874 een ingrijpende verbouwing en verhoging met een verdieping om er een katholieke school in onder te brengen. Sinds 1986 is het gebouw weer bezit van de Armeense gemeente.
De Engelse Episcopale of Anglicaanse kerk (Groenburgwal 42) [20] werd in 1771 ingericht in de lakenhal uit 1626 van het Staalhofcomplex, waar textielstalen werden gekeurd en gemerkt. Bij een interieurverbouwing in 1827, naar plannen van stadsarchitect J.J. Jansen, werd de zaalkerk uitgebreid met de vergaderruimte van de staalmeesters. In 1828-'29 sloopte men aan de grachtzijde twee panden ten behoeve van een nieuwe voorgevel. Dit is een in geslepen baksteen opgetrokken puntgevel met spitsboogvensters.
Het interieur van de in 1966 gerestaureerde kerk bevat een door L. van den Brink met laat-18de-eeuwse onderdelen gebouwd orgel (1829, uitgebreid 1952). De gebrandschilderde ramen zijn ontworpen door F.H. Abbing en uitgevoerd door W. Bogtman (1929-'31).
De voorm. Herst. Evang. Luth. kerk (Kloveniersburgwal 50) [21] is een driebeukige zaalkerk met Lodewijk XVI-elementen, gebouwd in 1792-'93 door timmerman Jan Smit onder supervisie van Abraham van der Hart voor een in 1781 afgescheiden groep orthodoxe lutheranen. Het middenrisaliet van de brede voorgevel is voorzien van ionische pilasters en een houten fronton, met daarin een reliëf van B.W.H. Ziesenis. Inwendig wordt het schip gedekt door een tongewelf. Er zijn ingrijpende verbouwingen uitgevoerd in 1950 na de sluiting van de kerk (bankkantoor) en in 1996 (theater).
De voorm. R.K. St.-Ignatiuskerk of ‘De Zaaier’ (Keizersgracht 22) [22], een driebeukige hallenkerk met sobere neoclassicistische gevel, werd in 1833-'37 gebouwd door J. van Straaten en W.J.J. Offenberg ter vervanging van een door jezuïeten in het pakhuis ‘De Sayer’ gestichte huiskerk (1663). De kerk werd in 1929 buiten gebruik gesteld. Het fronton, de gevelbeelden en het torentje op het dak zijn sindsdien verwijderd.
De voorm. R.K. St.-Antonius van Padua of ‘Mozes en Aäronkerk’ (Waterlooplein 205) [23] is een driebeukige neoclassicistische hallenkerk voorzien van twee fronttorens met open houten geledingen. Deze kerk werd in 1837-'41 gebouwd door J. van Straaten naar plannen van T.F. Suys ter plaatse van een in 1649 door franciscanen gestichte en herhaaldelijk vergrote schuilkerk (gevelstenen Mozes en Aäron in achtergevel). De zandstenen voorgevel wordt beheerst door een vooruitstekend ionisch portiek met fronton. De soberder uitgevoerde achtergevel is voorzien van gekoppelde
Amsterdam, R.K. St.-Antonius van Padua of Mozes en Aaronkerk
dorische pilasters en een fronton. Van de hand van J.B. de Cuyper zijn de beelden uit 1850 van Christus (fronton voorgevel), St. Franciscus (boven entree) en Melchisedek (centrale nis achtergevel). Door de afbraak van buurpanden is in 1968 de zijgevel in het zicht gekomen. Het in 1989-'91 gerestaureerde gebouw dient nu als cultureel centrum.
Het interieur wordt gedekt door gestucte houten kruisgewelven, die rusten op wandpilasters en corinthische zuilen. Het door H.F. Verbrugghen vervaardigde barokke hoofdaltaar (circa 1700) bevat een schilderstuk van Jacob de Wit. De door Suys ontworpen zijaltaren (circa 1840) zijn verrijkt met twee 18de-eeuwse beelden en vier beelden van J.B. de Cuyper. Verder bevat de kerk een preekstoel van De Cuyper (1855), gebeeldhouwde kruiswegstaties (P.E. van den Bossche) en een door P.J. Adema gebouwd orgel (1869-'71, uitgebreid 1887).
De R.K. H.H. Petrus en Pauluskerk of ‘De Papegaai’ (Kalverstraat 58) [24] is een driebeukige hallenkerk met vijfzijdig gesloten koor en zijkapellen. Naar een ontwerp in Willem II-gotiek van G. Moele kwam deze kerk in 1848 tot stand ter plaatse van een in 1650 door jezuïetenpater A. van Teylingen gesticht huiskerkje. Uit 1899 dateert de, mogelijk door A.C. Boerma ontworpen, voorgevel in rijke neogotische vormen met de beelden van St. Jozef en een papegaai. In 1909 heeft men de kerk uitgebreid met transept, priesterkoor en pastorie (NZ Voorburgwal). Het oorspronkelijk als ‘Jozefkerk’ aangeduide gebouw kreeg in 1911 de functie van parochiekerk, waarbij de huidige naam werd aangenomen.
Het interieur is opmerkelijk door de op K.F. Schinkel geïnspireerde stukadoorsgotiek (Willem II-gotiek). De houten kruisribgewelven rusten op bundelpijlers met gestucte kapitelen. In de zijbeuken zijn galerijen aangebracht. Uit een oudere kerk komt de door Jacob de Wit geschilderde ‘Kroning van Maria’ (1741). Tot de inventaris behoren een hoogaltaar en preekstoel van L. Veneman (1851), twee zijaltaren van de gebroeders Jansen (circa 1860), een door de firma B. Pels & Zn. gebouwd orgel (1930) en een door D. Weegewijs vervaardigde communiebank (1949). De
| |
| |
Amsterdam, Nieuwe Walenkerk
kruiswegstaties zijn geschilderd door K.F. Philippeau in omlijstingen naar ontwerp van W.J.J. Offenberg (circa 1855). Het in 1931 gewijzigde voorportaal is voorzien van een mozaïek van A Molkenboer (1932). Behalve het ‘Lourdesraam’ (1910) zijn er glas-in-loodramen in het koor (1934, J.H.J. Grégoire) en het transept (1949, P.C.J. van Velzen).
De R.K. Onbevlekt Hart van Maria- of Redemptoristenkerk (Keizersgracht 220) [25] is een driebeukige basilicale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en zijkapellen. Deze door Th. Molkenboer ontworpen neogotische kerk verrees in 1852-'54 bij het Redemptoristenklooster. De voorgevel is rijk gedecoreerd bij het portaal, de vensters en de geveltop met pinakels. De kerk is gerestaureerd in 1995.
Het interieur wordt gedekt door gestucte houten kruisrib- en stergewelven, rustend op bundelpijlers met bladkapitelen van stucwerk. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren een door B. Fritz vervaardigde preekstoel, zijaltaren en biechtstoelen van atelier Cuypers-Stoltzenberg, een hoogaltaar en een Maria-altaar door W. Mengelberg, kruiswegstaties van A. Windhausen en een Rettlar-orgel (1859, gewijzigd 1886). De ateliers F. Nicolas en Capronnier leverden de beglazing. De decoratieve schilderingen zijn van atelier F.W. Mengelberg (1882). Sinds 1985 wordt het pand gebruikt door de Syrisch-orthodoxe kerk en door Surinaamse rooms-katholieken.
De voorm. Nieuwe Walenkerk (Keizersgracht 676) [26], nu Adventskerk, is een eclectische zaalkerk met een natuurstenen voorgevel voorzien van rondboogvensters. Deze kerk werd in 1854-'56 gebouwd naar ontwerp van A.N. Godefroy en door hem hersteld na een brand in 1861.
Het interieur wordt gedekt door een houten lichtkap en heeft galerijen op gietijzeren zuilen.
De voorm. R.K. St.-Willibrordus binnen de Veste of ‘De Duif’ (Prinsengracht 756) [27] is een grote driebeukige basilicale kruiskerk met een rond gesloten koor, een achtzijdig transept en een smaller rondgesloten koor. De neoclassicistische zandstenen gevel is voorzien van dubbele pilasters (dorisch en ionisch) en een hoge middenpartij met vleugelstukken en fronton.
Amsterdam, R.K. kerk O.L.-Vrouwe Onbevlekt Ontvangen of De Posthoorn (1994)
De in 1682 gestichte huiskerk ‘het Duifje’ kreeg in 1796 een nieuw onderkomen aan de Prinsengracht. Deels op de funderingen van de toen gebouwde kerk verrees in 1857 een nieuw gebouw naar een op de Il Gesù-kerk te Rome geïnspireerd ontwerp van Th. Molkenboer. Na de sluiting als katholieke kerk in 1973 is het gebouw voor kerkelijke bijeenkomsten in gebruik gebleven en dient het tevens als concertzaal. Een restauratie is uitgevoerd in 1999-2002.
Het interieur wordt gedekt door stucgewelven en is voorzien van corinthische pilasters. Boven de viering verheft zich een achtzijdige koepel. In de zijbeuken zijn galerijen ingebouwd. Tot de inventaris behoren een neobarokke preekstoel van P.J. de Cuyper (1861), een zijaltaar van de hand van P.E. van den Bossche, een door F.C. Smits gebouwd orgel (1862-'64) en een hoofdaltaar naar ontwerp van P.J. Bekkers en gemaakt door P.E. van den Bossche (1905).
De voorm. R.K. kerk O.L.-Vrouwe Onbevlekt Ontvan- | |
| |
gen of ‘De Posthoorn’ (Haarlemmerstraat 124-126) [28] is een driebeukige basilicale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, zijkapellen, een achtzijdige vieringtoren en een dubbeltorenfront. Deze neogotische kerk verving de in 1687 door augustijnen gestichte huiskerk ‘de Posthoorn’. Het ontwerp van P.J.H. Cuypers is geïnspireerd op de Roermondse Munsterkerk (begin 13de eeuw). De bouw begon in 1860-'63 en bij de tweede bouwfase in 1887-'89 verliet men het oorspronkelijke ontwerp met één fronttoren. Het schip werd verlengd en de westgevel kreeg een spitsboogportaal geflankeerd door twee torens van vier geledingen met frontalen en achtzijdige naaldspitsen. De in 1976 gesloten kerk is bij een restauratie in 1988-'90 (A.J. van Stigt) aan de voorzijde verbouwd tot kantoren. De rest van het gebouw dient als cultureel centrum.
Het interieur wordt gedekt door stenen kruisribgewelven. Karakteristiek is de toepassing van verschillende kleuren baksteen. Opmerkelijk zijn de dubbele galerijen in romano-gotische vormen en de koepel boven de viering. De kerk is voorzien van schilderingen van J. Dunselman en koorramen van W. Schermer (1938).
Bij het complex horen de voorm. pastorie (Haarlemmer Houttuinen 135; 1860-'62) en het voorm. St.-Antoniagesticht (Haarlemmer Houttuinen 137-147; 1891, A.C. Bleijs).
De voorm. kerk van de Vrije Gemeente (Weteringschans 6-8) [29] is een zaalgebouw in neoromaanse en neorenaissance-vormen, gebouwd in 1879-'80 naar ontwerp van G.B. Salm voor een vrijzinnige afsplitsing van de Herv. kerk. Het gebouw heeft een forse drielaagse ingangspartij en een halfronde sluiting. Het interieur wordt gedekt door een beschilderd houten tongewelf en is voorzien van omlopende galerijen op gietijzeren zuilen. Na de kerksluiting in 1964 is het gebouw in 1968 ingericht als cultureel centrum ‘Paradiso’.
De R.K. St.-Franciscus Xaveriuskerk of ‘De Krijtberg’ (Singel 446) [30] is een driebeukige basilicale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor, twee vijfzijdige koorkapellen en een westgevel met dubbel spitsboogportaal en flankerende achtzijdige traptorens met naaldspitsen. Ter plaatse van een in 1654 in het pand ‘De Crytbergh’ gestichte huiskerk verrees deze rijke neogotische kerk in 1881-'83. Het ontwerp van A. Tepe is geïnspireerd op de Nederrijnse laat-gotiek. Restauraties zijn uitgevoerd in 1978-'81 (interieur) en 1990-'91.
Het rijzige interieur wordt gedekt door stenen kruisribgewelven. De zijbeuken zijn voorzien van galerijen. Opvallend is de toegepaste polychromie in koor en zijkapellen door G. Janssen (1893). De gebrandschilderde ramen zijn van atelier F. Nicolas (1885, 1889), O. Mengelberg (1902), W. Mengelberg (1929-'31) en G. Waterschoot van der Gracht (1945-'46). L. Royer vervaardigde de gebeeldhouwde reliëfs met voorstellingen van beroemde jezuïeten (1841). De kerk bevat een rijke neogotische inrichting. Het atelier van W. Mengelberg vervaardigde het hoofdaltaar met ciborium, een Maria-altaar, een communiebank, een kruisweg, diverse beelden en een triomfbalk met kruis. Door P.J.H. Cuypers ontworpen is de preekstoel (1886). Uit het atelier Cuypers-Stoltzenberg komen een Jozefaltaar, de biechtstoelen en de tegelvloer. Verder is er een door de firma P.J. Adema & Zn. gebouwd orgel (1904-'05; gewijzigd 1985). De pastorie (Singel 448) is een neoclassicistisch pand met lijstgevel uit 1835.
De voorm. R.K. kapel De Voorzienigheid (achter Lauriergracht 39-41) [31], een driebeukige neogotische kerk met driezijdig gesloten koor, werd in 1882 gebouwd naar ontwerp van A.C. Bleijs op het binnenterrein van het voorm. kloostercomplex met internaat van de Zusters van de Voorzienigheid.
Het sobere interieur wordt in het schip gedekt door een houten spitstongewelf. De met spitse bogen op gietijzeren zuilen afgescheiden zijbeuken hebben kruisribgewelven. De glas-in-loodramen in het koor zijn ontworpen door J. Min (1958 en 1964).
De voorm. R.K. St.-Dominicuskerk (Spuistraat 14) [32] is een driebeukige basilicale kruiskerk met recht gesloten koor, pseudo-transept en een onvoltooide zeszijdige toren van drie geledingen (Korte Korsjespoortsteeg). Deze neogotische kerk kwam in 1884-'86 tot stand naar ontwerp van P.J.H. Cuypers (voltooid 1893) op de plaats van een in 1624 door dominicanen in het woonhuis ‘Stadhuis van Hoorn’ gestichte huiskerk. De kerk is in 1992-'96 gerestaureerd.
Het weidse interieur wordt gedekt door een vlakke zoldering met ijzeren balken en boogspanten op muurstijlen en ronde granieten zuilen met bladkapitelen. De zijbeuken, het koor en het pseudo-transept hebben stenen spitsbooggewelven. Een triforium vormt een horizontale afscheiding tussen de scheibogen en de lichtbeuk. Het interieur is gepolychromeerd (1902-'27). De nagenoeg geheel bewaarde inventaris is vervaardigd door atelier Cuypers; de gebrandschilderde ramen door de ateliers Nicolas en Machthausen. Verder bevat de kerk een Adema-orgel (1903). De pastorie (Spuistraat 12; 1891) is een neogotisch ontwerp met chaletstijl-elementen van J.Th.J. Cuypers.
De R.K. St.-Nicolaaskerk (Prins Hendrikkade 73) [33] is een opvallende driebeukige basilicale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en een zware achtzijdige vieringtoren met koepel en lantaarn. Het westfront heeft een driezijdig portaal met bogen op corinthische zuilen en twee torens van drie geledingen met helmvormige bekroning. Het roosvenster toont in het midden een beeld van Christus en de vier evangelisten (P.E. van den Bossche), de geveltop wordt bekroond door een St.-Nicolaasbeeld (B. van Hove).
Deze rijke neorenaissance-kerk met neobarokke elementen werd in 1885-'87 gebouwd naar ontwerp van A.C. Bleijs ter vervanging van de huiskerk ‘Ons' Lieve Heer op Solder’. Restauraties zijn uitgevoerd in 1966-'73 (exterieur) en 1999-2001 (interieur).
Het monumentale interieur wordt gedekt door met cassetten versierde houten tongewelven op pijlers met arcaden en hoge pilasters met corinthische kapitelen. De zijbeuken hebben stenen kruisgewelven. Bleijs ontwierp het hoofdaltaar en de preekstoel (1889-'92), waarvan het beeldhouwwerk werd vervaardigd door P.E. van den Bossche. Verder ontwierp hij de orgelkast van het door W. Sauer gebouwde orgel (1889). De kruiswegstaties (1891-'98), de koepel- en de
| |
| |
Amsterdam, R.K. St.-Nicolaaskerk
muurschilderingen (1891-1928) zijn van J. Dunselman.
De Geref. kerk (Keizersgracht 566) [34] werd in 1887-'88 gebouwd voor de ‘Dolerende’ Nederduitsche Gereformeerde gemeente onder leiding van Abraham Kuyper, naar een eclectisch ontwerp met neo-Venetiaanse elementen van G.B. en A. Salm dat de hiertoe uitgeschreven prijsvraag gewonnen had. Bij een restauratie in 1958 is het uiterlijk van de begane grond ingrijpend gewijzigd. Deze zaalkerk heeft inwendig twee galerijen op gietijzeren zuilen.
De voorm. (Herv.) Nieuwezijds Kapel (Rokin 80) [35] is een zaalkerk met centraal een achtzijdige koepel met tentdak en lantaarn. Deze geheel door winkels ingebouwde kerk is onder meer bereikbaar via een deels 17de-eeuws poortje in de Enge Kapelsteeg (nr. 6) en een tweede in de Wijde Kapelsteeg (nr. 3). Een hier gesitueerde middeleeuwse kapel, de ‘Heilige Stede’, was belangrijk als bedevaartskerk voor het Mirakel van Amsterdam (1345). Die kerk (na 1620 hervormd) werd na veel protest in 1908 gesloopt. In 1909-'12 volgde een herbouw in neorenaissance-stijl met rationalistische elementen naar ontwerp van C.B. Posthumus Meyjes. Bij een restauratie en verbouwing in 2005 is de oude zerkenvloer tevoorschijn gekomen. In de gelijktijdig met de herbouw van de kerk opgetrokken winkels was de kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co. gevestigd (Rokin 82).
Overige kerken. In 1988 verbouwd tot woningen is de voorm. (Chr. Geref.) Eben Haëzerkerk (Lauriergracht 130), een diep pand uit 1870 met hoge rondboogvensters en een puntgevel met pinakels. De voorm. Chr. Geref. kerk (Bloemgracht 98), een eclectische zaalkerk uit 1880, wordt sinds 1926 gebruikt als Herst. Apost. Zendingskerk. De Geref. kerk Looiersgracht 70 is een zaalkerk uit 1894 met een door pilasters gelede topgevel. Nu is er ook een Bijbelcentrum gevestigd. De
Amsterdam, Geref. kerk
voorm. Oud-Kath. kerk H.H. Johannes en Willibrordus (Brouwersgracht 128-132) was gevestigd in een grachtenpand uit 1876 met een door C. Blok ontworpen gevel. Na het vertrek naar de nieuwe kerk aan de Ruysdaelstraat heeft men het pand in 1915 verbouwd en sinds 1952 is het ingericht als studio en woningen. Het in Nieuw Historiserende stijl ontworpen Gebouw Immanuel (Kerkstraat 342-344; 1911, C. de Groot) werd voor de Pinkstergemeente gebouwd en is in 1955 door de Russisch-orthodoxe kerk in gebruik genomen. De R.K. St.-Antonius van Paduakerk of ‘Tichelkerk’ (Tichelstraat 8; 1911-'12, A.A.M. Bruning) is een driebeukige kerk in romanogotische vormen met ronde koorapsis en dakruiter, behorend bij een kapucijnenklooster. Het interieur bevat een neogotische inventaris, een orgel (1924) en glas-in-loodramen (J. Min en L. van de Berg). De voorm. (Herst. Apost.)
| |
| |
Zendingskerk of ‘Plantagekerk’ (H. Polaklaan 38-40; 1913, H.F. Sijmons), een zaalkerk met hoge bordestrap en twee torens, vertoont rationalistische elementen (sinds 1994 deels appartementen). Als opvolger van de Ignatiuskerk aan de Keizersgracht verrees de (voorm.) R.K. St.-Ignatiuskerk of ‘De Zaaier’ (Rozengracht 144-152; 1927-'29, H.W. Valk). Deze in traditionalistische vormen uitgevoerde driebeukige kerk heeft twee zware torens en een entree met spitsboogarcade. Sinds de sluiting van de kerk (1971) zijn hier winkels en een Turkse moskee gevestigd.
De voorm. Ned. Isr. Grote- of Hoofdsynagoge (Nieuwe Amstelstraat 1-3) [36] is een complex van vier voor Hoogduitse joden opgerichte gebouwen. Het oudste is de Grote Sjoel, in classicistische stijl gebouwd in
Amsterdam, Ned. Isr. Grote- of Hoofdsynagoge, plattegrond
1670-'71 naar ontwerp van Elias Bouman. De gevels van dit grote blokvormige gebouw worden geleed door lisenen en hebben voor en achter een fronton. Verder is er een lage voorbouw met neoclassicistische zandstenen ingangspartij (1823). Het driebeukige interieur met vrouwengalerijen wordt gedekt door houten tongewelven op architraven en toscaanse zuilen. Ten zuidwesten achter deze sjoel verrees in 1685-'86 de Obbene Sjoel, met oorspronkelijk een vleeshal op de begane grond (1672) en op de verdieping de eigenlijke sjoel met houten tongewelf. In 1700 richtte men enkele panden aan de straat in als Dritt Sjoel. Deze werd herbouwd in 1777-'78 (gevel 19de eeuw). Tot 1839 bevonden zich op de verdieping de lokalen van het seminarium. In 1750-'52 ontstond het vierde pand, de Nieuwe Sjoel. Vermoedelijk bouwden Arnold van Sprang en Jan Cloppenburg deze sjoel met een koepel en een lijstgevel met balustrade en een fronton met kuif in Lodewijk XV-stijl. Het pronkrisaliet bevat een deuromlijsting met ionische zuilen in Lodewijk XIV-stijl. Het driebeukige interieur wordt gedekt door houten kloostergewelven op toscaanse zuilen. In 1985-'87 is het complex gerestaureerd en verbouwd tot Joods Historisch Museum. De ingang daarvan bevindt zich in een overkapte steeg tussen de synagoges.
De Portugees-Isr. synagoge (Mr. Visserplein 1-3) [37] kwam in 1671-'75 tot stand ten behoeve van de joodse gemeente Talmud Torah, die in 1639 was gevormd door vereniging van drie in het begin van de 17de eeuw ontstane Sefardische gemeenschappen. Het forse blokvormige gebouw naar sober classicistisch ontwerp van Elias Bouman is voorzien van een attiek, middenrisaliet, pilasters en hoge rondboogvensters. Een zandstenen portaal met dorische zuilen vormt de ingang. De uitzwenkende steunberen bij de gevels zijn geïnspireerd op de eind-17de-eeuwse reconstructie van de tempel van Salomo en een door rabbijn Jacob Juda Leon gemaakt beroemd houten model (1641). Dezelfde details in combinatie met boognissen zijn toegepast bij het aan de achterzijde in 1773-'74 aangebouwde bouwdeel met trappenhuizen. Het driebeukige interieur wordt gedekt door geverfde houten tongewelven op architraven en zandstenen ionische zuilen. In de zijbeuken bevinden zich vrouwengalerijen. De inventaris uit de bouwtijd is bewaard gebleven. De rijk uitgevoerde houten Hechal (arke) is gemaakt van Braziliaans jacarandahout met ionische zuilen en een aedicula met corinthische zuilen. Ertegenover staat de Teba (biema).
Het binnenplein om de synagoge wordt geheel omringd door het ringgebouw (circa 1675), bestaande uit lage, onderkelderde dienstwoningen. Aan de voorzijde bevindt zich een bakstenen ingangspoort met ingezwenkte gevel en in de blinde muur aan de Rapenburgerstraat is een 19de-eeuws neoclassicisch poortje met gebeeldhouwde pelikaan (J. Mendez da Costa) opgenomen. Een van de lage gebouwen bevat een wintersynagoge met een van elders afkomstige arke (1744). Ook bevindt zich hier de in 1610 gestichte bibliotheek ‘Ets Haim’, waarvan
| |
| |
Amsterdam, Portugees-Isr. synagoge, interieur
van de huidige bibliotheekruimte dateert uit 1885 (uitgebreid 1889). Het complex is gerestaureerd in 1953-'59 (J.S. Baars en J.W. Kuiper).
De voorm. synagoge Uilenburg (Nieuwe Uilenburgerstraat 91) [38] is een rechthoekig gebouw met Lodewijk XV-details, waarvan de klokvormige voorgevel is uitgevoerd met middenrisaliet, hoekpilasters en drie oculi met Davidster. Deze sjoel kwam in 1765-'66 tot stand ter vervanging van een synagoge uit 1732 en werd gebruikt door de Hoogduitse- en Oost-Europese joden, de Asjkenaziem. Op de begane grond bevindt zich een tweebeukige zaal (vanaf 1889 rituele slachtplaats voor gevogelte) en op de verdieping de eigenlijke synagoge. Die driebeukige zaal wordt gedekt door houten tongewelven op dorische zuilen en is voorzien van vrouwengalerijen en hoge rondboogvensters. In 1906 ontstond het voorplein door de sloop van enkele panden. Na een restauratie in 1954-'55 is het gebouw gebruikt door de Dienst Publieke Werken en sinds 1988 door het Nationaal Restauratie Centrum. In de tuinmuur heeft men een uit de Oude Haarlemmersluis afkomstig reliëf met stadswapen ingemetseld (restauratie 1996; M. Fritz).
Overige synagogen. In het 18de-eeuwse dubbele herenhuis Rapenburgerstraat 173 werd in 1799 een synagoge ingericht voor de Neie Kille Adath Jesjoeroen, een afgescheiden groep vooruitstrevende joden (herenigd 1808). In 1839 kwam het gebouw samen met Rapenburgerstraat 175-177 in gebruik als seminarium. In 1952 zijn ingrijpende wijzigingen uitgevoerd en in 1972 is het interieur door brand verwoest. Het naastgelegen Ned. Isr. Meisjesweeshuis (Rapenburgerstraat 171) werd in 1861 gebouwd naar plannen van J.S. Baars en in 1889 uitgebreid met het buurpand (nr. 169). De voorm. synagoge Beth Hamidrasj Ets Chaïm (Rapenburgerstraat 109) [39] werd in 1881-'83 gebouwd voor de in 1740 gestichte en tot joods theologisch seminarium uitgegroeide ‘Leerschool Boom des Levens’. Het door G.B. en A. Salm in eclectische stijl ontworpen gebouw heeft een gevel met hoge puien van glas en ijzer, een pilastergeleding en boven de middentravee een fronton-achtige puntgevel. In het voorhuis bevatte het pand een bibliotheek en studie- en andere zalen. Na jarenlang gebruik als fabriek is het pand in 1973 ingrijpend verbouwd. Nu is hier het Nieuw Israëlitisch Weekblad gehuisvest. De voorm. Russensjoel (Nieuwe Kerkstraat 149) is een diep pand met midden-18de-eeuwse klokgevel. Hier werd in 1883 de synagoge ‘Nidchei Jisroeil Jechanneis’ (de
Amsterdam, Synagoge Beth Hamidrasj Ets Chaim
Verdrevenen van Israël zal Hij verzamelen) gevestigd. De ramen kregen toen hun aparte roedeverdeling en in de pui werd een rondvenster met Davidster aangebracht.
Het voorm. Burgerweeshuis (St.-Luciënsteeg 27) [40] is een gebouwencomplex tussen Kalverstraat en Nieuwezijds Voorburgwal met twee binnenplaatsen aan weerszijden van de in 1865 volledig overkluisde Begijnensloot. Het in 1523 gestichte burgerweeshuis werd in 1580 hier ondergebracht in het voormalige St.-Luciënklooster. Uit 1581 dateert de door Joost Jansz Bilhamer vervaardigde maniëristische toegangspoort aan de Kalverstraat (met dichtregels van Vondel). De gevel erboven, met het door Willem de Keyser gebeeldhouwde stadswapen met festoenen, is uit 1642.
In 1631 werd het voormalige oudemannengasthuis (1545) bij het weeshuis getrokken, waarna een grootscheepse verbouwing van het complex volgde. In het oudemannengasthuis (oostzijde) richtte men het jongenshuis in met de Kleine of Jongensplaats. Boven de open zuilengalerij aan deze plaats bevond zich de jongensschool (1632). In 1739 kreeg het voormalige oudemannenhuis de huidige gevel met een zandstenen deurom- | |
| |
lijsting in Lodewijk XV-stijl van de hand van Jan van Logteren. De tweelaagse houten galerij met kastjes is uit 1762. Ter plaatse van het klooster kwam in 1634-'35 het meisjeshuis tot stand met de Grote of Meisjesplaats. Deze binnenplaats wordt omsloten door vleugels met kolossale ionische pilasters, uitgevoerd in oranje-rode baksteen en zandsteen naar ontwerp van Jacob van Campen. Een in 1598 door Hendrick de Keyser gebouwd kinderhuis aan de oostzijde van deze binnenplaats werd in 1744 vervangen door een vleugel in dezelfde stijl als de drie 17de-eeuwse vleugels. De Meisjesplaats is toegankelijk via de met gebosseerde dorische pilasters uitgevoerde maniëristische toegangspoort aan de St.-Luciënsteeg (1571). Deze was afkomstig van de stadstimmerwerf en werd in 1643 door Jacob van Campen hier geplaatst (jaartal veranderd in 1643). Bij deze doorgang staat het in 1636 gebouwde boekhoudershuis (Cas Comptoir). Ter vervanging van een in 1590 opgetrokken bouwdeel verrees rond 1680 de sober uitgevoerde vleugel aan de Nieuwezijds Voorburgwal met een door Bartholomeus Eggers gehouwen stadswapen. In de blinde gevel van de voorm. keukenvleugel uit 1732, langs de noordzijde van de St.-Luciënsteeg, heeft men in 1924 enkele van elders afkomstige gevelstenen ingemetseld. Het complex is in 1969-'75 verbouwd tot Amsterdams Historisch Museum naar plannen van B. van Kasteel enJ. Schipper, waarbij ter plaatse van de voormalige Begijnensloot
een deels overdekte schilderijengalerij is ingericht. De oude regentenzaal heeft een door Jacob van Campen ontworpen schoorsteenwand met een marmeren schouw voorzien van ionische zuilen en een schoorsteenstuk (Abraham de Verwer). De plafondschildering is van Cornelis Holsteyn (1656). De in het restaurant opgestelde midden-17de-eeuwse beelden van David en Goliath zijn gemaakt door Albert Jansz Vinckenbrink. Verder is er een gedenksteen voor de in het weeshuis opgegroeide zeeheld J.C.J. van Speyk (1831, J. de Greef en C. Sigault).
Het voorm. Oudezijds Huiszittenaalmoezeniershuis (Waterlooplein 211) [41] werd in 1654-'56 gebouwd naar een classicistisch ontwerp.
Amsterdam, Oudezijds Huiszittenhuis
Het hoofdgebouw met middenrisaliet heeft een rond 1730 toegevoegde natuurstenen bordestrap en bevat wanden plafondschilderingen uit de bouwtijd en een schouw met 18de-eeuwse schoorsteen. De achterliggende binnenplaats heeft in 1754 en 1757 vernieuwde galerijen - hier vond de uitdeling van goederen aan de armen plaats - en is toegankelijk via een dorisch toegangspoortje aan de Nieuwe Amstelstraat. Voor de opslag van het graan en turf dat aan de armen werd uitgedeeld, lieten de Oudezijds Huiszittenmeesters al in 1610 de drie aangrenzende diepe turfpakhuizen bouwen (Waterlooplein 213-219) in
Amsterdam, Diaconie Oudevrouwenhuis, Corvershof
de tuin van het toenmalige Leprozenhuis. Van deze pakhuizen in sobere maniëristische vormen heeft het middelste (dubbele) pakhuis een trapeziumgevel. Van 1808 tot na 1918 diende het hele complex als arsenaal en daarna als laboratorium. Sinds een restauratie in 1953-'64 (L.H.P. Waterman) is hier de Academie voor Bouwkunst gehuisvest.
Het voorm. Walenweeshuis of ‘Hospice Wallon’ (Vijzelgracht 2) [42] werd in 1630 gesticht. In 1669-'71 kwam naar ontwerp van Adriaan Dortsman het strak-classicistische hoofdgebouw tot stand met gebosseerde bakstenen hoeklisenen en twee omlijste ingangspartijen (jongens en meisjes). De lage vleugel aan de Eerste Weteringdwarsstraat (1683) was bestemd voor oude vrouwen, de lage vleugel aan de Prinsengracht (1726) voor oude mannen. Het weeshuis werd in
| |
| |
1761 inwendig verbouwd. Na de sluiting van de instelling in 1958 is het complex in 1969-'70 gerestaureerd. Het is nu de zetel van het Franse Consulaat-Generaal en het Institut Français des Pays Bas (Maison Descartes).
Het Diaconie Oudevrouwenhuis of ‘Amstelhof’ (Amstel 51) [43], tegenwoordig een hervormd verpleeghuis, werd in 1681-'83 gebouwd vermoedelijk naar een strak-classicistisch ontwerp van Hans van Petersom als een U-vormig gebouw met binnenplaats. Na de toelating van oude mannen in 1719 voegde men een achtervleugel toe. De brede voorgevel heeft een middenrisaliet met fronton, een hardstenen stoep en een ingangspartij met ionische omlijsting. Hierachter bevindt zich de voormalige eetzaal annex kerkzaal met een op de balkenzoldering aangebracht 19de-eeuws stucplafond. De zaal bevat een door J.S. Strümphler gebouwd orgel (1810, gerestaureerd 1979) en een kabinetorgel van J.J. Vool (circa 1800). In de met dorische ingangsomlijstingen uitgevoerde hoekrisalieten van de brede vleugel bevinden zich de voorm. regentenkamer en regentessenkamer. In het souterrain is een 18de-eeuwse keuken bewaard gebleven.
Het gesticht werd enkele malen uitgebreid. Met behulp van een legaat van mr. Joan Corver en zijn echtgenote Sara Maria Trip kwam in 1722-'23 de carrévormige Corvershof (Nieuwe Herengracht 18; gerenoveerd 1978) tot stand voor bejaarde echtparen. De voorgevel in Lodewijk XIV-stijl heeft een breed middengedeelte voorzien van een pronkrisaliet met alliantiewapen, ionische pilasters en een zeer breed, gebogen fronton. De voorstelling in het fronton toont de zorg voor behoeftigen en een adelaar met een ontwerptekening in de snavel. Het Diaconie Bestedelingenhuis (Nieuwe Herengracht 20), een sober blokvormig herenhuis met afgeplat schilddak, kwam in 1789 tot stand met een legaat van diacones Johanna van Mekeren-Bontekoning.
Eind 19de eeuw werden diverse gebouwen langs de Nieuwe Keizersgracht verwezenlijkt voor de huisvesting van bejaarde mannen en echtparen, te weten het sobere eclectische gebouw van de Magdalena Hodsonstichting (nrs. 9-13; 1877, P.J. Hamer) en het in rijke neorenaissance-stijl uitgevoerde gebouw van de Van Limmikstichting (nr. la; 1894-'95, C.B. Posthumus Meyjes). Een mannentehuis uit 1885 is in 1970 afgebroken. Het gebouw Neerlandia (Nieuwe Herengracht 14-16; 1872, P.J. Hamer; verhoogd 1883) dient sinds februari 2004 als dependance van de Hermitage in St.-Petersburg. In 2007, wanneer het verpleeghuis verplaatst is naar een nieuw gebouw, zal het gehele - sinds 1953 als ‘Amstelhof’ aangeduide - complex naar plannen van H.J. Henket worden verbouwd en als museum ingericht.
Het voorm. R.K. jongensweeshuis ‘Huis aan de Amstel’ (Lauriergracht 103-105) [44] is een gebouwencomplex met twee binnenplaatsen. Het oudste bouwdeel is de tussen de binnenplaatsen gelegen vleugel uit 1705-'06 met stoep en omlijste ingangspartij met chronogram (1705). De lagere vleugels aan de oost- en westzijde van de grote binnenplaats dateren van later uit de 18de eeuw. De noordvleugel aan de Lauriergracht (1838, J. van Straaten) heeft een hoog middendeel met drie omlijste
Amsterdam, Oudemannenhuis
ingangen en bevatte oorspronkelijk op de verdieping een kapel. De lagere zijvleugels zijn voorzien van empire-vensters. Aan de zijde van de Elandsstraat bevinden zich een vleugel met twee gekuifde klokgevels en een omlijste deuringang (1747) en een hoekvleugel met een trapgevel in neorenaissance-stijl (Elandsstraat 152; 1882, A.C. Bleijs).
Het voorm. oudemannenhuis ‘Oudemanhuispoort’ (Oudemanhuispoort 4-6) [45] werd in 1601 gesticht en in 1631 gevestigd op het terrein van het voorm. augustinessenklooster ‘Mariënveld’. Het huidige complex met vier vleugels om een binnenplaats verrees in 1754-'57 naar plannen van burgemeester Pieter Rendorp en bouwmeester Gerard Frederik Maybaum. De midden- en hoekpartijen zijn met natuursteen bekleed. De middenpartij met hoofdingang (noordzijde binnenplaats) is in Lodewijk XIV-stijl uitgevoerd en wordt bekroond door een fronton met het stadswapen. De gevelpartij aan de zuidzijde (1755), ontworpen door Maybaum in Lodewijk XV-stijl, heeft een doorgang naar een overdekte galerij met 18de-eeuwse winkelkasten. Deze galerij vormt de verbinding tussen de Kloveniersburgwal en de OZ Achterburgwal en is voor- | |
| |
zien van poortjes. Aan de Achterburgwal staat een toegangspoort in Lodewijk XIV-vormen met ionische zuilen en zandstenen bekroning (1754). De poort met dorische zuilen aan de Kloveniersburgwal (1786) is ontworpen door Abraham van der Hart en wordt bekroond door een beeldengroep van Anthonie Ziesenis.
Na de opheffing van het tehuis in 1840 werd in het gebouw de Academie van Beeldende Kunsten gevestigd. In 1880 nam de Gemeentelijke Universiteit (nu Universiteit van Amsterdam) het complex in gebruik. Om te voorzien in de behoefte aan collegezalen kwam in 1925-'27 het gebouw Kloveniersburgwal 80 tot stand naar een expressionistisch ontwerp van P.L. Marnette (Dienst Publieke Werken). Het trappenhuis bevat decoraties van P. Alma (1951). In 1966-'80 is achter de 18de-eeuwse gevels rond de binnenplaats nieuwbouw ontstaan ten behoeve van de universiteit.
Het Luth. diaconiehuis (Nieuwe Keizersgracht 570) [46], nu Luth. verpleeghuis ‘Wittenberg’, werd gesticht in 1678 en kreeg in 1769-'72 het huidige gebouw met twee binnenplaatsen naar plannen van Coenraet Hoeneker. De sobere classicistische gevel is uitgevoerd met hoekrisalieten en een middenrisaliet met fronton. De zandstenen deuromlijstingen vertonen Lodewijk XVI-details.
Amsterdam, Maagdenhuis
De regentenkamer en de regentessenkamer hebben stucplafonds uit de bouwtijd en door F.C. Jacobi geschilderde deurstukken. Naast het diaconiehuis, op de hoek van de Nieuwe Kerkstraat, staat het voorm. Luth. ziekenhuis (1856, C. Springer, uitgebreid 1876), voorzien van een opvallende hoekpartij met ronde belvédère en koepeldak. Het complex is gerestaureerd en gerenoveerd in 1969-'74 en 2005.
Het voorm. R.K. Ouden- en Armenkantoor (Keizersgracht 384) [47] werd in 1773 gevestigd op de plaats van de in 1772 afgebrande oude Amsterdamse schouwburg (1637, Jacob van Campen). Daarvan bleef de classicistische zandstenen toegangspoort, met ionische pilasters en frontonbekroning, bewaard. Het kantoor werd ondergebracht in de in 1772-'73 herstelde voorm. kasteleinswoning van de schouwburg. Hierin bevindt zich ook een regentenkamer in Lodewijk XV-stijl. De achterliggende nieuwe vleugel uit 1773, ontworpen door Pieter Wiglaar, heeft een kroonlijst met trigliefen en een ingangspartij met snijraam en lantaarn. Het complex is gerestaureerd in 1970-'80.
Het voorm. Maagdenhuis (Spui 21) [48]. In 1629 werd op deze plaats het R.K. meisjesweeshuis gevestigd. Naar een ontwerp met Lodewijk XVI-details uit 1779-'80 van Abraham van der Hart verrees in 1784-'87 het huidige sobere classicistische gebouw met vier vleugels om een binnenplaats. De bakstenen gevels worden geleed door lisenen en hebben een zandstenen kroonlijst een met natuursteen bekleed souterrain. Het zandstenen fronton van het brede middenrisaliet bevat een reliëfvoorstelling van twee weesmeisjes (Anthonie Ziesenis). Bij een ingrijpende verbouwing tot bankgebouw in 1954'-58 (H.M.J.H. Kraaijvanger en H. Klok) is de binnenplaats overkapt. Sinds 1961 zetelt het bestuur van de Universiteit van Amsterdam in het Maagdenhuis.
Luth. weeshuizen. Het voorm. Luth. weeshuis Lauriergracht 116 [49] kreeg bij een verbouwing in 1784 het huidige aanzicht met middenrisaliet, fronton en een ingangspartij met hardstenen omlijsting in Lodewijk XVI-stijl. In neorenaissance-stijl uitgevoerd is het voorm. Luth. weeshuis Weteringschans 261 (1883-'84, A.L. van Gendt) dat in 1905 door K.P.C. de Bazel tot school verbouwd werd (nu appartementen).
Het voorm. Binnengasthuis [50] ontstond in 1582 door het samengaan van het St.-Pieters- en het O.L.-Vrouwegasthuis, die in 1579 de beschikking hadden gekregen over de terreinen en gebouwen van twee nonnenkloosters in de zuidpunt van de oude binnenstad. Aan
Amsterdam, Binnengasthuis, Verpleeghuis voor Vrouwen en Kraamkliniek (r)
| |
| |
de Oudezijds Achterburgwal resteert nog de oude Gasthuispoort (1603), met beeldhouwwerk in de vorm van het stadswapen geflankeerd door twee zieken (1736, Jan van Logteren).
Ten behoeve van de latere Nederlandse Bank kwam de westelijke rand van het terrein (Oude Turfmarkt) in handen van de Staat (1814). De eerste plannen tot een algehele nieuwbouw van het gasthuis als ziekenhuis maakte men in 1846. Van nieuwe plannen uit 1862 (A.N. Godefroy) kwam eerst de Kraamkliniek (Turfdraagsterpad 1-9/Oude Turfmarkt 125; 1868-'70) tot stand als een groot eclectisch gebouw met midden- en hoekrisalieten aan de zijde van Grimburgwal. Aan de oostzijde daarvan staat het in eclectische stijl uitgevoerde Verpleeghuis voor Vrouwen of ‘Vrouwenverband’ (Turfdraagsterpad 15; 1874-'77, A.N. Godefroy en B. de Greef). In vroege neorenaissance-stijl bouwde men het wachtkamergebouw ‘Onder de klok’ (OZ Achterburgwal; 1873-'75). H. Leguyt ontwierp in neorenaissance-stijl het Klinische Ziekenhuis (OZ Achterburgwal 233; 1888-'90), bestaande uit twee evenwijdige vleugels (mannen- en een vrouwenafdeling), en de Stads- en Gasthuisapotheek (Kloveniersburgwal 82; 1887). Van rond 1900 dateren het Laboratorium van Artsenijbereidkunde (Kloveniersburgwal 82a-84; 1897), vermoedelijk ontworpen door Leguyt, en de Tweede Chirurgische Kliniek (Vendelstraat 2; 1897-1900, F.W.M. Poggenbeek), die later werd vergroot met het zusterhuis (Nieuwe Doelenstraat 15; 1903). De Dienst Publieke Werken leverde het ontwerp voor het keukengebouw (Kloveniersburgwal 86-88; 1908). Opvallend is het expressionistische ontwerp van J.M. van der Mey voor het administratiegebouw (Binnengasthuisstraat 9; 1913-'14). In een van de vertrekken heeft men de betimmering van de oude regentenkamer van het gasthuis ingepast, met een schouw en geschilderde behangsels (Jurriaan Andriessen). De aangebouwde kinderkliniek is afgebroken. Na het vertrek van het ziekenhuis naar het Academisch Medisch Centrum (1981)
zijn de meeste gebouwen gerestaureerd.
Overige ziekenhuizen. Tot de kleinere ziekenhuizen in de binnenstad behoorde het door J.H. Leliman ontworpen gebouw van de Vereniging voor Ziekenverpleging (Prinsengracht 769; 1857, uitgebreid 1872 en 1890) [51]. Voor de katholieke ziekenverpleging diende het neorenaissance-gebouw Keizersgracht 129 (1880) naar plannen van P.F. Laarman. Opvallend is het naar plannen van de Dienst Publieke Werken in chalet- en vakwerkstijl opgetrokken houten gebouw voor Geneeskundige Armenverzorging (Rozengracht 226; 1888), nu in gebruik als dierenartsenpraktijk. C.B. Posthumus Meyjes ontwierp het ziekenhuis Kerkstraat 126-128 (1902-'03).
Overige sociale instellingen. Uit het midden van de 19de eeuw dateren het voorm. Tehuis voor Onbehuisden (Passeerdersgracht 17-19a; circa 1850) [52] en het robuuste voorm. Zeemanshuis (Kadijksplein 17-18; 1856-'57, A.N. Godefroy; verbouwd 1915-'23) [53]. Het laatste bood tot 1985 logies aan zeelieden van buiten de stad in afwachting van de volgende afvaart. In rijke neorenaissance-stijl uitgevoerd is het voorm. gebouw van de Maatschappij voor den Werkenden Stand (Kloveniersburgwal 87-89; 1882-'83, L. Beirer en J.J. Bekker) [54], tegenwoordig theater ‘Doelenzaal’. Het sobere neorenaissance-gebouw van de voorm. werkinrichting van de Vereniging tot Werkverschaffing aan Hulpbehoevende Blinden (Plantage Middenlaan 64; 1892, R. Kuipers) [55] maakt sinds 1971 deel uit van de gebouwen van de Universiteit van Amsterdam. Naar plannen van J.G. en A.D.N. van Gendt kwamen de voorm. volksgaarkeukens Spuistraat 4 (1901) en Nes 31 (1912) tot stand in opdracht van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Uit dezelfde periode zijn verder het in Nieuw Historiserende stijl uitgevoerde gebouw van het Genootschap Liefdadigheid naar Vermogen (Kloveniersburgwal 73; 1913, J.W. Hanrath) en het complex van de Vereniging tot Heil des Volks (Barndesteeg 21-25; 1915, Tj. Kuipers), waarin de voorm. Bewaar- en Voorbereidende School uit 1855 (nr. 21) werd opgenomen. Het voorm. Amsterdamsch Tehuis voor Arbeiders (Marnixstraat 266-340; 1918-'19, J.E. van der Pek) [56] is een fors complex in rationalistische vormen, bestemd voor alleenstaande arbeiders (ruim 300 kamers) die geen eigen woning hadden en die ook geen kostganger wilden zijn (renovatie 1979). Boven de twee ingangspartijen staat respectievelijk ‘Woonhuis’ en ‘Eetzaal’. De voorm. Joodse Invalide [57] werd in 1911
gesticht als Joods verzorgingstehuis (gesloten 1943). Een gebouw uit 1912 verving men in 1923-'25 door het verpleeghuis Nieuwe Achtergracht 98 in sobere expressionistische stijl (H. Elte; uitgebreid 1928). De forse uitbreiding (Weesperplein 1; 1935-'38, J.F. Staal) heeft een kenmerkende functionalistische ingangspartij met glasgevels en een opvallende gebogen dakpartij op de hoek. Het Moederhuis (Plantage Middenlaan 31-35; 1973-'78, A. van Eyck) [58], een tehuis voor ongehuwde moeders annex kindercrèche, is een fel gekleurd modern structuralistisch gebouw in beton, glas en staal. Via een iets naar achteren geplaatste overgangszone met glazen gevel is het verbonden met twee verbouwde laat-19de-eeuwse panden. Op het binnenterrein staat de terrasvormig opgebouwde kindercrèche, eveneens uitgevoerd in felle kleuren.
Verdedigingswerken. Van de vanaf 1481 aangelegde ommuring ter plaatse van de huidige Singel, Kloveniersburgwal en Geldersekade resteren nog drie gebouwen. De Schreierstoren (Prins Hendrikkade 94-95) [59] aan het noordelijke uiteinde van de Geldersekade is een herhaalde malen verbouwde halfronde bakstenen toren uit circa 1485. De boven een boogfries uitkragende verdieping stamt uit 1532. In het muurwerk zit een gevelsteen uit 1569. De St.-Anthoniespoort (Nieuwmarkt 4) [60], of waag, kwam in 1488 (gevelsteen) tot stand met een voorpoort met twee ronde - bovenaan achtzijdige - hoektorens en een hoofdpoort voorzien van twee ronde hoektorens en aan de stadszijde een achtzijdige traptoren. De voorpoort was over de gracht uitgebouwd en door vleugelmuren met de hoofdpoort verbonden. Bij de ombouw tot waag in 1617 heeft men de ruimte tussen de voor- en de hoofdpoort volgebouwd en een traptoren toegevoegd. Op de verdieping hadden de schutters een wachtlokaal en er waren
| |
| |
Amsterdam, St.-Anthoniespoort
vier gildekamers (smeden, metselaars, schilders en chirurgijns), elk met een eigen opgang en daarboven gebeeldhouwde versieringen (meesterproeven). In 1691 verrees de hoge middentoren, met op de tweede verdieping een ronde snijzaal voor het chirurgijnsgilde. Na de sluiting van de waag (1819) diende het gebouw als brandweerkazerne, en na een verbouwing in 1891 (Weismann) als gemeentearchief (tot 1914) en oudheidkamer. Vervolgens waren er het Amsterdams
Amsterdam, Montelbaanstoren
Historisch Museum (1926-'76) en Joods Historisch Museum (1935-'87) gehuisvest. De poort is gerestaureerd in 1992-'94. De Munttoren (Muntplein 12) [61] is een restant van de rond 1485 gebouwde en in 1619 door brand verwoeste Regulierspoort. In 1620 kreeg deze ronde toren een met lood beklede achtzijdige houten bovenbouw naar plannen van Hendrick de Keyser. In de toren hangt een carillon, waarvan 18 klokken zijn gegoten door François en Pieter Hemony (1651-'68). De toren ontleent zijn naam aan de Munt die in 1672-'73 in het tegen de toren aangebouwde wachthuis was ingericht. Het huidige wachthuis in neorenaissance-stijl (1887, W. Springer) heeft men in 1939 deels vernieuwd en voorzien van een doorgang.
Tot de verdediging van de toen nog buiten de stadsmuren gelegen Lastage behoorde de in 1512 gebouwde Montelbaanstoren (Oudeschans 2) [62]. Deze ronde bakstenen toren kreeg in 1606 een achtzijdige houten bovenbouw en bekroning vermoedelijk naar ontwerp van Hendrick de Keyser. De Muiderpoort (Sarphatistraat 500) [63] kreeg in 1769-'71 de huidige vorm naar ontwerp
Amsterdam, Muiderpoort
van stadsbouwmeester Cornelis Rauws ter vervanging van een in 1769 ingestorte voorganger uit 1663. Dit rechthoekige classicistische gebouw met Lodewijk XVI-details heeft een hoger middengedeelte met koepeltoren, zandstenen doorgangen in de vorm van een triomfboog en een bekronend fronton met beeldhouwwerk (Anthonie Ziesenis). De Willemspoort (Haarlemmerplein 50) [64] verrees in 1840 naar een neoclassicistisch ontwerp (neo-Grec) van C. Alewijn en C.W.M. Klijn als monumentale ingang nabij de kort daarvoor afgebroken oude Haarlemmerpoort (1615). Dit zandstenen gebouw met gepleisterde muurvlakken diende tot 1866 voor de inning van accijnzen en bestaat in feite uit twee voorm. commiezenhuizen met daartussen een doorgang met corinthische zuilen en een gebeeldhouwd attiek met uurwerk. Bij een restauratie in 1983-'85 is het gebouw voor bewoning geschikt gemaakt.
Van het voorm. Rasphuis (Heiligeweg 19) [65] resteert het maniëristische zandstenen poortje met halve toscaanse zuilen en een reliëf boven de doorgang, vervaardigd in 1603 door Hendrick de Keyser. De bekronende beeldengroep is mogelijk uit 1663. Het Tucht- of Rasphuis voor mannen werd in 1596 gesticht in het voorm. Clarissenklooster als werkhuis
| |
| |
Amsterdam, Stadsarsenaal
voor het raspen van Braziliaans hardhout tot kleurstof. Tegenwoordig geeft het poortje toegang tot het winkelcentrum ‘De Kalvertoren’ (1997, P. de Bruijn).
Het voorm. stadsarsenaal of ‘Nieuwe Bushuis’ (Singel 423) [66] stamt uit 1606 en heeft een met band- en rolwerk in maniëristische vormen versierde brede trapeziumvormige gevel, mogelijk naar ontwerp van Hendrick de Keyser. Nadat het geschut rond 1790 was verhuisd, heeft het gebouw verschillende bestemmingen gehad. Het complex is ontpleisterd (1919-'21) en gerestaureerd 1968-'71, B.A.J. Spängberg). Vanaf 1936 werd het gaandeweg bij de universiteitsbibliotheek getrokken. Ter rechterzijde staat de modernistische nieuwe universiteitsbibliotheek (1967, J. Leupen) met in de natuurstenen gevel vier reliëfs met de insignia van Amsterdamse boekdrukkers en op de balustrade beelden van H. Krop.
Het voorm. Korenmetershuis (NZ Kolk 28) [67] werd in 1620 in maniëristische stijl gebouwd ter plaatse van een ouder en groter gildehuis van de korenmeters, de keurmeesters van de ‘Amsterdamse moedernegotie’. Boven de ingang toont een reliëfsteen de korenmetersattributen. Bij een restauratie in 1896 (H.G. Jansen) zijn weer kruiskozijnen aangebracht.
Het voorm. Wijnkopersgildehuis (Koestraat 10-12) [68] werd in 1633 door het wijnkopersgilde gevestigd in een rond 1612 ontstaan pand met drie halsgevels (oudste voorbeelden in Amsterdam). In 1630 waren hier de (wijn)kelders vernieuwd en bij de overname in 1633 werd een gedeelte ingericht als gildehuis (nr. 10) en een gedeelte als huis verhuurd (nr. 12; uitgebreid 1655). Pieter de Keyser ontwierp het toegangspoortje (1634) met toscaanse halfzuilen, gebroken fronton en een cartouche met afbeelding van paus Urbanus I (beschermheilige wijnbouwers). Tot circa 1800 diende nummer 10 als Wijnkopersgildehuis. De gevel heeft men gerestaureerd in 1921 (A.A. Kok) en het hele complex is verbouwd in 1950-'53 (J.M. Hardeveld) en vervolgens gerestaureerd in 1956 (C. Wegener Sleeswijk). De voorm. gildezaal uit 1633 heeft een samengestelde balklaag en een kastenwand in Lodewijk XV-stijl. De schoorsteenmantel in die stijl is afkomstig uit Keizersgracht 446 (ingebracht 1956).
Het voorm. Makelaarscomptoir (NZ Voorburgwal 75) [69] kwam in 1632-'33 in maniëristische stijl tot stand op het terrein van het Geertruiklooster als gildehuis van het in 1612 opgerichte makelaarsgilde. Het ontwerp is mogelijk van timmerman Pieter Michielsz. De zandstenen ionische ingangspoort is uit de bouwtijd. Bij een eerste restauratie (1937, J. de Meijer) heeft men de geveltop gereconstrueerd en bij een tweede restauratie (circa 1972) zijn de voor- en de zijgevel gesausd. In 2004-'05 volgde een nieuwe restauratie.
Het voorm. Accijnshuis (Oudebrugsteeg 7) [70] diende voor de inning van stedelijke belasting, vooral die op bier. Dit classicistische hoekpand uit 1638 werd hoogstwaarschijnlijk ontworpen door Pieter de Keyser, die daarbij voor de kolossale ionische pilasters het ordeboek van Vignola gebruikte.
Opmerkelijk zijn de twee ingangen aan de Oudebrugsteeg, voorzien van een classicistische omlijsting en het oude (koggeschip) en nieuwe (drie Andreaskruisen) stadswapen. Van 1830 tot 1903 was het gebouw een politiepost. Het kreeg een extra verdieping voor de huisvesting van het Bureau voor Handelsinlichtingen (tot 1927). Momenteel is het in gebruik als café.
De Saaihal (Staalstraat 7a-b) [71], waar het keuren en merken van gekeperde wollen stof (saai) plaatsvond, werd gebouwd in 1641 naar plannen van Pieter de Keyser. De afgeknotte voorgevel, gerestaureerd in 1919-'20 door A.A. Kok, is versierd met gebeeldhouwde draperieën, bollen en het stadswapen.
Van het voorm. Spinhuis [72] resteren aan de Oudezijds Achterburgwal een met zandstenen kroonlijst en fronton uitgevoerd hoekpand uit 1645 (bij nr. 185) en in de Spinhuissteeg een rijk versierd zandstenen poortje van Hendrick de Keyser met gekoppelde ionische halfzuilen en een reliëf (1607, bekroning 1645). Het Spinhuis werd in 1596 gesticht in het voorm. St.-Ursulaklooster (afgebrand 1645). Na de verhuizing van dit tuchthuis voor vrouwen naar het Nieuwe Werkhuis (1782) werd het oude gebouw een kazerne en vanaf 1833 het hoofdbureau van politie. Bij een ingrijpende verbouwing van het complex in 1911 ontstond naar plannen van J.Th.J. Cuypers en J. Stuyt een nieuw politiebureau (OZ Achterburgwal 183). Sinds 1986 is het complex eigendom van de Universiteit van Amsterdam.
Het voorm. stadhuis, nu Koninklijk Paleis op de Dam (NZ Voorburgwal 147) [73] werd in 1648-'65 in classicistische stijl gebouwd naar ontwerp van Jacob van Campen, ter vervanging van het middeleeuwse stadhuis (afgebrand 1652). Dit imposante blokvormige gebouw met twee symmetrisch gesitueerde binnenplaatsen werd in de tijd zelf wel het achtste wereldwonder genoemd. De met zandsteen beklede gevels hebben voor en achter ondiepe hoekrisalieten en een middenrisaliet met rijk versierd fronton. Boven de sokkelvormige begane grond worden de gevels geleed door twee gestapelde kolossale pilasterordes volgens het ordeboek van Scamozzi: romana (composiet) en corinthisch.
Het rijke beeldhouwwerk van exterieur en interieur werd in 1648-'69 vervaardigd door Artus Quellinus in samenwerking met onder meer Rombout Verhulst, Batholomeus Eggers en zijn neef Artus II Quellinus. Het centrale thema is de leidende positie van de stad Amsterdam in de Gouden Eeuw. Het fronton aan de Damzijde toont de huldiging van de Amsterdamse stedenmaagd door zeegoden
| |
| |
Amsterdam, Stadhuis/Koninklijk Paleis
A | Vierschaar |
B | Burgerzaal |
C | Assurantiekamer |
D | Desolate Boedelkamer |
E | Secretarie |
F | Thesaurie |
G | Burgemeestersraadzaal |
H | Burgemeesterskamer |
I | Justitiekamer |
J | Vroedschapszaal |
K | Weeskamer |
L | Schepenzaal |
M | Galerijen |
en aan de zijde van de Nieuwezijds Voorburgwal door de vier toen bekende werelddelen. François en Pieter Hemony goten de beelden die de twee frontons bekronen; Vrede geflankeerd door Voorzichtigheid en Rechtvaardigheid aan de Damzijde en Atlas met Gematigdheid en Waakzaamheid aan de Nieuwezijds Voorburgwal. De achtzijdige koepeltoren aan de Damzijde bevat een carillon van 37 klokken, waarvan negen gegoten door de gebroeders Hemony (1664), met een speelwerk van J. Spraekel (1665).
In 1655 nam men het nog niet voltooide stadhuis in gebruik. Onder leiding van stadsarchitect Daniël Stalpaert kwam het werk in 1665 in hoofdzaak gereed. Pas in 1683 kreeg het dak een leidekking. De afwerking van het interieur duurde nog tot begin 18de eeuw en sommige onderdelen zijn nooit voltooid. In 1697-1700 kregen de Galerijen en de Burgerzaal een bekleding van wit marmer naar ontwerp van Steven Vennecool en in 1701-'05 werd de oorspronkelijke kap boven de Burgerzaal vernieuwd naar plannen van Adriaan de Jonge en Hans van Petersom. Verdere wijzigingen vonden plaats in 1806-'08, toen het stadhuis door koning Lodewijk Napoleon als paleis werd ingericht. Er zijn restauraties uitgevoerd in 1936 (J. de Bie Leuvelink Tjeenk), toen het paleis eigendom werd van de Staat, en in 1968 (C. Wegener Sleeswijk). Op het smeedijzeren empire-balkon aan de voorzijde na, zijn toen de veranderingen uit 1806 vrijwel geheel verwijderd. Interieur. Direct achter de met bronzen hekken (Gillis Wybrands) afgesloten voorgalerij aan de Damzijde bevindt zich de Vierschaar (A), waar recht werd gesproken. Tegen de achterwand staat een marmeren bank voor schout en schepenen, voorzien van drie grote reliëfs met historische justitiescènes en daartussen twee paren kariatiden die (als straf) een zware kroonlijst torsen. Verder zijn er de zetel van de stadssecretaris, die het vonnis moest voorlezen, beelden van Rechtvaardigheid en Voorzichtigheid, alsmede nog enkele justitievoorstellingen. Op de verdieping vormt de monumentale Burgerzaal (B) - indertijd de ontmoetingsplek voor burgers en bestuur - de as van het gebouw. Deze zaal wordt gedekt door een beschilderd houten tongewelf (1705, Jan Hoogzaad en G. Rademaker). De in wit marmer uitgevoerde wanden hebben twee gestapelde kolossale pilasterstellingen. Beeldengroepen
| |
| |
Amsterdam, Stadhuis/Koninklijk Paleis
Amsterdam, Stadhuis/Koninklijk Paleis, Burgerzaal (1938)
verbeelden de Amsterdamse stedenmaagd tussen Kracht en Wijsheid aan de ene korte zijde en Rechtvaardigheid geflankeerd door Dood en Straf aan de andere zijde. Aan de westzijde torst Atlas de kosmos. Verder zijn in reliëf de vier elementen voorgesteld en heeft men in de marmeren vloer het hemelhalfrond en plattegronden van de twee helften van de wereldbol ingelegd. In open verbinding met de Burgerzaal staan de Galerijen (M), die rond de beide binnenplaatsen lopen en waarop de verschillende kantoren uitkomen. Aan de uiteinden van deze in wit marmer uitgevoerde galerijen zijn de goden van de hemellichamen voorgesteld. De reliëfs boven de deuren naar de kantoren hebben betrekking op de functie, zoals de Redding van Arion bij de Assurantiekamer (C), de Val van Icarus bij de Desolate Boedelkamer (D) en Zwijgzaamheid en Trouw bij de Secretarie (E). De Thesaurie (F) heeft een marmeren schouw met gebeeldhouwd fries en een door Nicolaes van Helt Stockade geschilderd schoorsteenstuk. Cornelis Holsteyn beschilderde de zoldering. De door een cassette-tongewelf gedekte Burgemeestersraadzaal (G) bevat twee marmeren schoorstenen, respectievelijk met schoorsteenstukken van Govert Flinck (Curius Dentatus wijst geschenken van de Samnieten af) en Ferdinand Bol (Fabricius blijft standvastig in Pyrrhus' kamp). In de Burgemeesterskamer (H) is de schoorsteen voorzien van een gebeeldhouwd fries en een schoorsteenstuk van Jan Lievens (beide met scènes betreffende de Romeinse veldheer Q. Fabius Maximus). Vanuit deze kamer kon men toezien op de uitspraak van vonnissen in de Vierschaar. De Justitiekamer (I) is voorzien van drie allegorische plafondstukken door Nicolaes van Helt Stockade. De Vroedschapszaal (J) wordt gedekt door een
cassette-tongewelf met een schildering door Erasmus Quellinus. De twee schoorstenen hebben marmeren friezen en schoorsteenstukken door Govert Flink (Salomo bidt om wijsheid) en Jan Gerritsz van Bronckhorst (Jethro raadt Mozes aan goede mannen tot hoofden van het volk te kiezen). Van Jacob de Wit zijn een groot schilderij (1736-'38; Mozes die de leiders van het volk kiest) en enkele grisailles. In de Weeskamer
| |
| |
(K) zijn de beschilderde vakken van de zoldering en het schoorsteenstuk van de marmeren schouw vervaardigd door Cornelis Holsteyn. De Schepenzaal (L), met insteekkamer voor de schout, bevat een marmeren schouw met gebeeldhouwd fries (Aanbidding van het Gouden Kalf) en een door Ferdinand Bol geschilderd schoorsteenstuk (Mozes daalt met de Tafelen der Wet af van de berg Sinaï).
Het voorm. Prinsenhof (OZ Voorburgwal 195-199) [74], sinds 1992 hotel ‘The Grand’, ligt ter plaatse van het franciscanessenklooster van St. Cecilia, dat na de Alteratie werd ingericht tot logement voor vorsten en andere belangrijke gasten (1581). Dit Prinsenhof diende van 1652 tot 1665 als stadhuis. In 1597 was een deel van het aangrenzende Catharinaklooster aan de Oudezijds Achterburgwal door de Admiraliteit in gebruik genomen en na de verhuizing van het logement nam de Admiraliteit in 1656 het hele Prinsenhof in gebruik. Nadat Lodewijk Napoleon in 1808 het stadhuis op de Dam als paleis had ingericht, dienden de gebouwen tot 1988 opnieuw als stadhuis.
Het oudste gedeelte van het om een binnenplaats gesitueerde huidige complex is het voorm. hoofdgebouw van de Admiraliteit (zuidvleugel). Dit classicistische gebouw kwam in 1661-'62 tot stand naar ontwerp van Willem Jacobsz van de Gaffel (gewijzigd na brand in 1870). De brede voorgevel met middenrisaliet en fronton wordt geleed door kolossale ionische pilasters. Het door Jan Gijseling de Oude gebeeldhouwde timpaan toont onder meer het admiraliteitswapen, de oorlogsgod Mars en de zeegod Neptunus. Ter plaatse van de kloosterkapel, die vanaf 1590 had gediend als kantoor voor de ontvangst van konvooigelden, verrees in 1758 de huidige noordvleugel (Prinsenhofsteeg). De toen herplaatste vroeg-17de-eeuwse dakruiter bevat twee klokken (1612 en 1758). In de tweede stadhuisperiode bouwde men de noordwestvleugel links van de ingangspoort aan de Oudezijds Voorburgwal (circa 1870), werd de vleugel aan de St.-Agnietenstraat vernieuwd (1903-'05, W. Springer en H. Leguyt) en verrees de forse westvleugel aan de Oudezijds Voorburgwal (1924-'26). Deze door A.R. Hulshoff en N. Lansdorp in expressionistische stijl ontworpen vleugel is rijk gedetailleerd en heeft zware steunberen met symbolisch beeldhouwwerk (H. Krop).
Interieur. De voorm. trouwzaal in de westvleugel bevat plafond- en wandschilderingen in late jugendstil en gebrandschilderde ramen uit 1925-'26 van Chr. Lebeau met het huwelijk als thema. Het originele meubilair van A. Grimmon en een kroonluchter van J. Eisenloeffel zijn nog aanwezig. In het 17de-eeuwse Admiraliteitsgebouw bevindt zich de raadzaal uit circa 1925 met een betimmering van W. Penaat, muurschilderingen van J. Thorn Prikker en beeldengroepen vervaardigd door H. Krop, J. Mendes da Costa en J. Raedecker. De ramen in het trappenhuis zijn van R.N. Roland Holst. Rond 1992 is de wandschildering ‘Vragende Kinderen’ (1949; K. Appel) teruggebracht.
De voorm. Handboog- of St.-Sebastiaansdoelen (Singel 421) [75] werd gebouwd in 1512. Bij een verbouwing tot logement in 1733 ontstond de huidige, zwart geteerde voorgevel met een in het midden verhoogde kroonlijst. Daar is het stadswapen aangebracht, met daaronder de wapens van de doelen en enkele aanvoerders van de schutterij. Aan de Handboogstraat (bij nr. 10) staat een dorisch toegangspoortje (circa 1620). In 1862 werd het gebouw door het Athenaeum Illustre in gebruik genomen en in 1880 volgde de inrichting als universiteitsbibliotheek.
De voorm. Pietershal (OZ Voorburgwal 274) [76] werd in 1583 ingericht als vleeshal in de kapel van het voorm. St.-Pietersgasthuis en onderging in 1779 een grondige verbouwing naar plannen van Abraham van der Hart. Slechts de eenvoudige tuitgevel met een bekroning met ossenkoppen resteert. Deze is opgenomen in het voorm. gemeentegirokantoor (1929-'33).
Het voorm. Nieuwe Werkhuis (Roetersstraat 2) [77] kwam tussen 1779 en 1782 tot stand naar ontwerp van Abraham van der Hart. Als voortzetting van het Rasphuis voor mannen en het Spinhuis voor vrouwen werden hier zwervers, alcoholisten en bedelaars gehuisvest en tewerkgesteld. Het forse complex in sobere classicistische stijl bestaat uit vier drielaagse vleugels om een - oorspronkelijk in vieren gedeelde - binnenplaats met middenpaviljoen. Het middendeel van de trapsgewijs verspringende voorgevel wordt bekroond door een fronton met beeldhouwwerk van Anthonie Ziesenis, voorstellende de stedenmaagd omringd door Nijverheid en een figuur die Luiheid en Losbandigheid bestrijdt. De ingangspartij en de flankerende vensters hebben een omlijsting met natuurstenen blokken. De vensters op de verdieping erboven zijn voorzien van frontons. In 1971-'78 is het complex gerenoveerd en ingericht als verpleeghuis (dr. Sarphatihuis). Ter plaatse van de vroegere binnenplaats is in 1998-'99 één grote overdekte binnentuin ontstaan.
Militaire gebouwen. De voorm. Oranje Nassaukazerne (Sarphatistraat 600) [78], gebouwd in 1810-'14 naar ontwerp van Abraham van der Hart, is een langgerekt sober gebouw met midden- en hoekrisalieten, elk voorzien van geblokte lisenen en frontons met beeldhouwwerk van stadsbeeldhouwer Christiaan Welmeer en diens opvolger P.J. Gabriël (middelste fronton wapen van Oranje Nassau). Dit oorspronkelijk voor twee infanteriebataljons (1600 man) bestemde gebouw heeft een woonfunctie sinds een verbouwing in 1990 (A.J. en J. van Stigt). De voorm. Cavaleriekazerne (Sarphatistraat 470) [79] is een sober neoclassicistisch gebouw met middenrisaliet en lagere zijvleugels, gebouwd in 1864-'65 en voorzien van een kap met schenkelspanten. De kazerne is in 1987-'92 (K.J. van Velsen) verbouwd tot Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Sobere neoclassicistische vormen vertonen ook het voorm. militair hospitaal (Sarphatistraat 252-366; 1868-'70) en het forse voorm. Rijksgoederenmagazijn (Sarphatistraat 370; 1873-'75) voor kleding en uitrusting, dat in 1908-'09 in betonskeletbouw werd uitgebreid naar plannen van ingenieur J.Z. Stuten. In neorenaissance-stijl uitgevoerd is het U-vormige voorm. Rijksmagazijn voor Geneesmiddelen (Sarphatistraat 410; 1887-'89).
Het Paleis van Justitie (Prinsengracht 436) [80] kwam in 1825-'29 tot stand naar een sober neoclassicistisch ontwerp van J. de Greef door verbouwing van het Aalmoezeniersweeshuis uit
| |
| |
Amsterdam, Paleis van Justitie
1663-'65. Aanleiding hiervoor was de overplaatsing van de weeskinderen naar de Koloniën van Weldadigheid in Veenhuizen en Ommerschans (Dr) in 1822. Het langgerekte gebouw met midden- en hoekrisalieten heeft kolossale corinthische pilasters en een kroonlijst met attiek. Op het middenrisaliet zijn gevelstenen met inscriptie en schilddragende leeuwen aangebracht. Een interne verbouwing is uitgevoerd rond 1990 (B. Loerakker).
Het voorm. Huis van Bewaring I (Kleine-Gartmanplantsoen 10) [81], gebouwd in 1845-'47 op het voorm. bolwerk ‘De Schinkel’, was de eerste cellulaire gevangenis van Nederland. Naar plannen van I. Warnsinck en J.G. van Gendt verrees een kruisvormig gebouw met op het snijpunt een observatiekoepel. Voor de verbreding van de Weteringschans verdween het bijbehorende poortgebouw en daar verrees in 1891-'92 een justitiegebouw in neorenaissance-stijl naar ontwerp van W.C. Metzelaar (uitgebreid met instructiegebouw 1907-'08). Na de sluiting van het Huis van Bewaring in 1978 zijn de cellenvleugels ingrijpend verbouwd rond 1990 (C.M.J.G. Spanjers). Daarbij zijn een nieuwe glazen koepel en een beglaasde verdieping aangebracht. Het binnenterrein is omgevormd tot Max Euweplein, met aan de voorzijde het cultureel centrum ‘De Balie’.
Gemeentekantoren. Het voorm. commiezenkantoor (Weteringschans 30) [82] is een klein gepleisterd neoclassicistisch pand uit 1842, voorzien van een portiek met twee vierkante pijlers. Het voorm. ijkkantoor (Brouwersgracht 276; circa 1860) [83] is een sober neoclassicistisch eenlaagspand met forse kroonlijst en balustrade. Naar plannen van H. Leguyt kwamen het Bureau van Burgerlijke Stand & Bevolking (Singel 451-453; 1897, uitgebreid 1905) [84] en het aangrenzende politiebureau nr. 5 (Singel 455-457; 1907) tot stand. Van dit complex resteert na de bouw van winkelcentrum ‘De Kalvertoren’ (1997, P. de Bruijn) slechts de lange neorenaissance-voorgevel met topgevels aan de uiteinden en met twee zandstenen toegangspoortjes naar voorbeeld van het poortje van het oude Aalmoezeniershuis ter plaatse (gesticht 1613). Ontworpen door de Dienst Publieke Werken zijn het expressionistische vierlaagse gebouw van de voorm. arbeidsbeurs (Passeerdersgracht 30-32; 1915-'17) en de in strakke kubistisch- expressionistische stijl uitgevoerde gemeentewerf Uilenburg (Nieuwe Uilenburgerstraat 57-59; circa 1926) [85].
Brandweerkazernes. In 1831 werd het ‘Korps Blusplichtigen’ opgericht, waarvan de taken in 1874 werden overgenomen door professionele spuitgasten. In een op de Italiaanse middeleeuwse en vroege renaissance-architectuur geïnspireerde stijl ontwierp stadsarchitect B. de Greef de brandweerkazernes Valckenierstraat 2 (1873) [86] en Prinsengracht 237 (1874-'75, samen met W. Springer) [87]. Deze eclectische gebouwen zijn voorzien van een hoger opgetrokken middenpartij, arkeltorentjes en rondboogvensters. Vergelijkbaar, maar rijker uitgevoerd is de kazerne De Ruyterkade 149-150 (1889, W. Springer) [88] met hoger opgetrokken midden- en hoekrisalieten en gekanteelde torens. Interessant zijn verder de hulpwachtgebouwen Rozengracht 238 (1894) en Haarlemmerplein 48 (1897, H. Leguyt), en de in rationalistische vormen uitgevoerde kazerne Nieuwe Achtergracht 38-96 (1909) [89].
Politiebureaus. Het politiebureau Marnixstraat 148 [90] werd in 1888 gebouwd naar een eclectisch ontwerp van W. Springer. Naar een ontwerp in Nieuw Historiserende stijl van J.Th.J. Cuypers en J. Stuyt bouwde men in 1911 het oude hoofdbureau van politie (OZ Achterburgwal 183) [91] met schildhoudende leeuwen boven de ingang. Het werd in 1941 vervangen door het nieuwe hoofdbureau van politie (Marnixstraat 304) [92]. Dit door E. Messer in traditionalistische vormen ontworpen gebouw heeft een inpandig portiek met betonnen kolommen en daarboven een gesloten bakstenen gevelpartij met drie beelden, schildhoudende leeuwen en een tekstlint. Voorbeelden van kleinere (voorm.) politieposten zijn Rembrandtplein 1 (1874), Leidseplein 15-17 (circa 1900) en het kleine, in chaletstijl uitgevoerde, houten gebouw bij Nieuwezijds Voorburgwal 289 (1896), dat nu dient als broodjeszaak.
Postkantoren. In 1893-'99 verrees naar ontwerp van rijksbouwmeester C.H. Peters het voorm. hoofdpostkantoor (NZ Voorburgwal 182) [93] in de voor zijn werk zo kenmerkende, op de neogotiek geënte, vormen. Dit rijk geornamenteerde, forse drielaagse gebouw is voorzien van een reeks dakerkers en vier torens met peervormige spitsen. Twee torens met opengewerkte spitsen flankeren het ingangsrisaliet. Het gebouw is als warenhuis ‘Magna Plaza’ in gebruik sinds een verbouwing in 1991-'92 (H. Ruijssenaars). De centrale hal met galerijen ontvangt licht door een (vernieuwde) lichtkap. Een sober expressionistisch ontwerp is het telefoongebouw (Singel 340; 1917-'19, G.J. Rutgers en P.L. Marnette) [94]. Dit blokvormig pand heeft een gesloten, met natuursteen beklede, onderbouw en is versierd met beeld- | |
| |
houwwerk (H. Krop) en uitgebreid in 1955 (C. van der Wilk). Het voorm. rijkskantoor voor Geld- en Telefoonbedrijf (NZ Voorburgwal 226; 1924-'27, J. Crouwel) [95], nu kantoor van K.P.N. en winkelcentrum, is een zakelijk-expressionistisch gebouw met stalen kozijnen, plat dak, doorlopende overstekken en balkons. Het voorm. stationspostkantoor (Oosterdokskade 5; 1960-'68, P.J. Elling en B. Merkelbach) [96] is opgetrokken met een betonskelet en bekleed met kalkzandsteen. Het bestaat uit een hoog rechthoekig bouwdeel (pakketpost en administratie) en een in 2004 gesloopt haaks ingestoken laag bouwdeel met betonnen schaaldaken (briefpost). Een deel van het gebouw dient momenteel als tijdelijke huisvesting van het Stedelijk Museum.
De voorm. Franse Schouwburg (Amstel 56-58) [97] werd in 1786 geopend onder de naam ‘Theâtre Français sur l'Erwtenmarkt’ voor een besloten sociëteit van Amsterdamse liefhebbers van het Franse toneel. Na 1795 werden de voorstellingen openbaar. Het door Abraham van der Hart ontworpen gebouw heeft rondbogige ingangen en omlijste empire-vensters. Na de sluiting in 1853 had het gebouw andere functies, om na een verbouwing in 1948 (C.H. Henke) heropend te worden als theater ‘De Kleine Komedie’.
Circustheater Carré (Amstel 115-125) [98] werd in 1886-'87 in opdracht van Oscar Carré gebouwd naar plannen van J.P.F. van Rossem en W.J. Vuyk. Dit markant aan de Amstel gelegen monumentale bouwwerk heeft een rijk versierde eclectische voorgevel met een onderbouw in natuurstenen rusticawerk en een wit gepleisterde bovenbouw met kolossale pilasters, forse kroonlijst en een attiek. Het middenrisaliet is voorzien van gekoppelde zuilen en pilasters. De frontonbekroning toont beeldhouwwerk van B. van Hove (schilddragende leeuwen). Clowns- en leeuwenkoppen, bronskleurig gepleisterde paardjes en allerhande circusattributen versieren de voorgevel. Het kalotvormige koepeldak met gebogen ijzeren vakwerkliggers en Polonceauspanten heeft een spanwijdte van 37 meter en is voorzien van een houten betimmering. Naar plannen van O. Greiner en M. van Goor is Carré verbouwd
Amsterdam, Circustheater Carré
en uitgebreid met een nieuwe toneeltoren (1992-'93) en heeft men de fundering gesaneerd, het interieur van het theater gemoderniseerd en een nieuwe foyer in de kap gebouwd (2004).
De voorm. Hollandse Schouwburg (Plantage Middenlaan 24) [99] werd in 1892-'93 gebouwd naar plannen van C.A. Bombach onder de naam ‘Artis Schouwburg’. In 1942 gebruikten de Duitsers deze schouwburg als verzamelplaats voor joden die zouden worden weggevoerd. De schouwburg is in 1961 gesloopt met uitzondering van de gepleisterde eclectische voorgevel met
Amsterdam, Stadsschouwburg (1982)
middenrisaliet en fronton met beeldhouwwerk. Op het vrijgekomen terrein is door J. Leupen een herdenkingsplaats gecreëerd voor joodse oorlogsslachtoffers. Deze heeft de vorm van een hof met eenvoudige galerijen en een piloon van basaltlava. Links van de ingang staat een rouwkapel naar ontwerp van L.H.P. Waterman.
De Stadsschouwburg (Leidseplein 26) [100] kwam in 1892-'94 tot stand naar plannen van J.L. en J.B. Springer en A.L. van Gendt nadat de oude houten schouwburg uit 1772 (ommanteld 1882) door brand was verwoest. Het nieuwe gebouw verrees in rijke neorenaissance-stijl met natuurstenen ornamenten en zinken decoraties. Het voorgebouw met foyer wordt
| |
| |
geflankeerd door torens en is voorzien van een uitgebouwde arcade met balkon bij de hoofdingang. Erachter staat de hoger opgetrokken toneeltoren, waaromheen diverse nevenruimten zijn gegroepeerd. De schouwburgzaal heeft drie hoefijzervormige balkons, waarvan het middelste wordt onderbroken door enkele kolossale zuilen met de koninklijke loge, alsmede enkele door hermen geflankeerde loges-d'avant scènes. Het stucwerk in het interieur is uit de bouwtijd. In 1982 heeft men de decorzolder verbouwd tot een podium voor experimentele voorstellingen en in 2004 begon een ingrijpende verbouwing en renovatie van het oude gebouw (voltooid 2007). Een nieuwe toneelzaal naar ontwerp van J.F. Klinkhamer is geplaatst tussen de schouwburg en het in 1969 in gebruik genomen theater De Melkweg aan de Lijnbaansgracht. Dat theater is gevestigd in de voorm. suikerraffinaderij ‘De Granaatappel’, gebouwd in 1889 naar ontwerp van I.L. Spakler voor de firma Spakler & Tetterode met het tegenoverliggende suikerpakhuis (Lijnbaansgracht 234). Later diende de raffinaderij nog als melkfabriek.
Overige theaters. Het theater Odeon (Singel 460) is gevestigd in een kort na 1661 gebouwd pand met een classicistische halsgevel (Philips Vingboons). In 1837-'38 werd in het achterhuis een zaal voor muziekuitvoeringen en voordrachten ingericht naar een rijk gedecoreerd ontwerp in empire-stijl (M.G. Tétar van Elven). Na een grote brand in 1992 heeft men het gebouw zoveel mogelijk in oude staat hersteld. Het voorm. Vaudeville-theater (Singel 512) werd in 1846 geopend, maar al in 1864 verbouwd tot kantoorruimte (I. Gosschalk). In 1910 werd op zolder een internationaal schildersatelier ingericht op initiatief van kunstenares G. Mesdag-Van Calcar. Café-theater Frascati (Nes 59-65) werd in 1824 gebouwd als ontspannings- en concertzaal bij een gelijknamig 18de-eeuws koffiehuis. Na de verhuizing van dit theater naar de Plantage (1879) was het gebouw tot 1940 als veilinghuis in gebruik. A.L. van Gendt ontwierp hiertoe het voorm. verkooplokaal ‘Frascati’ (OZ Voorburgwal 304-306; 1879) met een gepleisterde gevel voorzien van eclectische en neorenaissance-elementen. Theater Desmet (Plantage Middenlaan 4a) werd in 1879 naar plannen van A.L. van Gendt gebouwd als ‘Zomertheater Frascati’ in opdracht van G. Prot. In 1904 kreeg het een nieuwe voorgevel (Ed. Cuypers) en in 1927 volgde een ingrijpende verbouwing in art déco-stijl (J.F. Staal). T. Desmet, neef van filmpionier J. Desmet, liet het gebouw in 1946 inrichten als bioscoop. Het art déco-interieur is in 1980 verbouwd en de gevel is toen gepleisterd en van aangepaste ornamenten voorzien (J. Groote). Na gebruik als woning vanaf 1983 is het sinds 2000 een studiogebouw annex studio-café. Het Vlaams Cultureel Centrum ‘De Brakke Grond’ (Nes 53-55), met theater- en expositieruimten, is in 1979 gevestigd in een grotendeels vernieuwd veilinggebouw. De
toegang tot het terrein, dat oorspronkelijk behoorde tot het St.-Margarethaklooster, wordt gemarkeerd door een hier in 1879 geplaatst, en uit oude en nieuwe onderdelen samengesteld, maniëristisch zandstenen poortje (bij OZ Voorburgwal 298). Het jaartal 1624 op dit poortje verwijst mogelijk naar een herberg annex verkooplokaal dat hier toen werd gevestigd.
Het stadhuis en muziektheater ‘De Stopera’ (Amstel 1) [101] is in 1979-'88 verwezenlijkt naar plannen van W. Holzbauer en C. Dam. Na een mislukte prijsvraag (1936) besloot de gemeenteraad in 1954 tot het Waterlooplein als bouwlocatie, waarna een tweede prijsvraag (1968) werd gewonnen door de Weense architect Holzbauer. Hij heeft vervolgens zijn stadhuisontwerp (1971) gecombineerd met de plannen voor een muziektheater van B. Bijvoet en G.H.M. Holt (1963). Na de dood van Bijvoet (1981) heeft architect Dam de plannen voor het muziektheater verder uitgewerkt.
Het in 1986 voltooide muziektheater heeft aan de Amstel een gebogen gevel met glazen pui en daarvoor zes vrijstaande, met marmer beklede, schermen. Achter deze gevel bevindt zich over de volle hoogte de foyer. Deze omsluit een hoefijzervormige zaal met twee balkons en een door P. Struycken ontworpen sterrenplafond. Het muziektheater ligt in de binnenhoek van het L-vormig stadhuis en deelt een gemeenschappelijke hal en binnenstraat. Boven de ingang is een grote luifel aangebracht. Een vierkante glazen dakopbouw op de hoek van Zwanenburgwal en Amstel markeert de met wit marmer beklede raadzaal. De raad- en trouwzalen, waarvan één naar ontwerp van W.T. Schippers, liggen aan de gemeenschappelijke hal. De hogere vleugels langs de Zwanenburgwal en het Waterlooplein bevatten de kantoren.
Musea. Het Rembrandthuis (Jodenbreestraat 4-6) [102] werd in 1606 (gevelsteen) gebouwd voor de broers Hans en Cornelis van der Voort uit Antwerpen. Bij een verbouwing in 1627-'28 voor Pieter Belten werd de tweede verdieping toegevoegd en verving men de trapgevel door een classicistische kroonlijst met fronton. Rembrandt van Rijn kocht het huis in 1639 en richtte er zijn atelier in. Wegens faillissement moest hij het huis verkopen in 1658. Bij een verbouwing in 1660-'62 werd het pand 85 centimeter opgevijzeld en in twee woningen gesplitst. De Stichting Rembrandthuis liet het pand inrichten tot museum in 1908-'11 (K.P.C. de Bazel), waarbij de gevel werd gerestaureerd. Het pseudo-classicistische ingangspoortje en de natuurstenen banden van het souterrain zijn toen aangebracht. Ten behoeve van de expositiemogelijkheden heeft men het buurpand (Saskiahuis) in 1995 verderop herbouwd (nr. 14) en het aangrenzende pand in 1998 door nieuwbouw vervangen (interieur P. Sas, voorgevel M.E. Zwarts en R. Jantsma). In 1999 is de inrichting van het huis teruggebracht
Amsterdam, Rembrandthuis
| |
| |
in de midden-17de-eeuwse toestand (H. Zantkuijl en M. Neerincx).
Museum Fodor (Keizersgracht 609) [103] is in 1861-'63 ontstaan door verbouwing van een ouder pakhuis naar plannen van C. Outshoorn. Vlak voor zijn zelfmoord in 1860 vermaakte steenkolenhandelaar en kunstverzamelaar C.J. Fodor zijn collectie en de panden Keizersgracht 609-613 aan de gemeente onder de voorwaarde er een museum in te richten. De nieuw opgetrokken, gelaagde zandstenen gevel in eclectische vormen heeft boven de toegang een Palladiaans venster met zuilen en gebogen middenstuk. Recentelijk is het interieur ingrijpend verbouwd (bureau Benthem & Crouwel).
Het Anne Frankhuis (Prinsengracht 263) [104] is de plaats waar de uit Duitsland geëmigreerde Otto Frank vanaf 1940 een agentschap van de Opekta Werke (specerijen) dreef en waar hij met zijn gezin tijdens de oorlog in het achterhuis onderdook tot zij werden opgepakt in augustus 1944. Het dagboek over deze onderduikperiode van dochter Anne - gestorven in 1945 in concentratiekamp Bergen-Belsen - is internationaal bekend geworden en geldt als een icoon van de Tweede Wereldoorlog. De Anne Frankstichting heeft het 18de-eeuwse huis gekocht en vervolgens gerestaureerd en uitgebreid met het buurpand (nr. 265) als museum en voorlichtingscentrum (1959-'60). Wegens het massale bezoekersaantal is in 1999 een moderne uitbreiding toegevoegd met de nieuwe toegang en alle museale functies (bureau Benthem & Crouwel). Het eigenlijke huis is rond die tijd gerestaureerd in de oorlogssituatie met magazijn en kantoor (C.L. Temminck Groll en H. Zantkuijl).
Het Science Center New Metropolis (Oosterdok 2) [105], tegenwoordig NEMO geheten, is in 1990-'97 gebouwd naar ontwerp van R. Piano bovenop de toegang tot de IJ-tunnel (1965-'68). De gevelbekleding bestaat uit groen geoxideerde koperen platen. Op het hellende dak biedt een openbaar plein uitzicht over de stad.
Bewaarscholen. De voorm. bewaarschool Amsterdams Welvaren (Berenstraat 7), gesticht in 1830 met een legaat van quaker John Warder, kreeg in 1864 een nieuw schoolgebouw in vroege neogotische vormen naar ontwerp van P.J. Hamer. Een gepleisterde eclectische voorgevel heeft de voorm. Louise Bewaarschool (Prinsengracht 151; 1854, I. Warnsinck; herbouwd 1979-'80, S. Soeters). In neorenaissancestijl uitgevoerd zijn de Ned. Isr. Armenbewaarschool (Rapenburgerstraat 105; 1862, W.J.J. Offenberg; verbouwd 1890, G.B. Salm) [106] en de Prinses Wilhelminabewaarschool (Egelantiersstraat 145; circa 1895).
Scholen voor lager onderwijs. De eerste Wet op het Lager Onderwijs (1806) regelde onder meer de indeling van de schoolkinderen in drie klassen op basis van hun ontwikkelingsniveau. Veel scholen waren toen nog gevestigd in pakhuizen en op zolders. Zo kreeg de Chr. Afgescheiden gemeente in 1841 toestemming om een pakhuis tot school om te bouwen. Die werd kort daarop vervangen door de voorm. school voor havelozen ‘Eben Haëzer’ (Bloemstraat 189-191; 1854) [107], een gepleisterd schoolgebouw op de hoek van de Lijnbaansgracht.
In 1857 werd een nieuwe onderwijswet van kracht en in Amsterdam betekende dit een indeling in kosteloze stadsarmenscholen (aangeduid met nummers), tussenscholen met gering schoolgeld (aangeduid met letters) en openbare burgerscholen met gewoon schoolgeld (aangeduid met namen). De laatstgenoemde scholen werden Gewoon Lager Onderwijs (G.L.O.) genoemd en waren verdeeld in scholen eerste, tweede en derde klasse. Voor verdere verdieping waren er de scholen voor Uitgebreid Lager Onderwijs (U.L.O.) en Meer Uitgebreid Lager Onderwijs (M.U.L.O.). Naar plannen van B. de Greef bouwde men de sobere gebouwen van de voorm. armenschool nr. 8 (Nieuwe Kerkstraat 122; 1862) met gymzaal en onderwijzerswoning, de armenschool nr. 19 (Laurierstraat 107; 1868, verhoogd 1885) met zes lokalen en twee hoekrisalieten (gymnastieklokaal en onderwijzerswoning), en de armenschool nr. 18 (Binnenkant 39; 1870), een smal drielaags pand. De Greef ontwierp ook de drielaagse tussenschool G (Prinsengracht 239; 1866, verbouwd 1901). Andere voorbeelden zijn de Walkartschool (Nieuwe Looiersstraat 76; circa 1880), een tweelaags neoclassicistisch schoolgebouw, en het gebouw voor G.L.O. eerste klasse Valckenierstraat 39 (1883) met gepleisterde eclectische gevel.
Het schoolbesluit van 1880 leidde tot veel nieuwe scholen. Alle scholen voor G.L.O. werden ontworpen door de Dienst Publieke Werken (D.P.W.). Uitgevoerd in neoclassicistische stijl met rondbogen is de Agatha Dekenschool (Molenpad 15-17; 1883) [108]. Deze forse tweelaagse M.U.L.O.-school voor meisjes is vrijwel identiek aan de school Eerste Jacob van Campenstraat 59 (1882) buiten de Singelgracht. Andere voorbeelden van openbare lagere scholen - met steeds uitgesprokener neorenaissance-vormen - zijn de voorm. tussenschool Lauriergracht 4 (1875), de voorm. lagere scholen derde klasse voor jongens Marnixstraat 2 (1883) en Lepelkruisstraat 14-52 (1890), de voorm. lagere school nr. 73 (Elandsgracht 70; 1892) en de lagere school nr. 25 (Anjeliersstraat 153; 1885). Stilistisch vergelijkbaar met de laatste is de voorm. armenschool Utrechtsedwarsstraat 28-30 (circa 1885). Scholen van de eerste klasse zijn Lijnbaansgracht 15a-c (1885), de lagere scholen nr. 49 en 50 (Plantage Doklaan 14-16; 1886) en de voorm. Jacob Bickerschool (Windroosplein 75-77; 1889). H. Leguyt ontwierp in neorenaissance-vormen en chaletstijl de dubbele openbare lagere Koningin Emmaschool (Passeerdersgracht 23-25; 1899) [109] als een fors drielaags ‘schoolkasteel’ met gymnastiekzaal (Raamstraat). Vergelijkbare ontwerpen van Leguyt zijn de dubbele school eerste en tweede klasse Hortusplantsoen 1-3 (1897) en het schoolgebouw Karthuizersplantsoen 6 (1899). Opvallend zijn verder nog de drielaagse Van Alphenschool (Oudeschans 35; 1893, A.W. Weissman) en de school voor schipperskinderen Marnixkade 65-67 (1873, P.J. Hamer) met aan weerszijden een hoger opgetrokken hoekrisaliet met ingangspartij (verbouwd circa 1885). Voor het
G.L.O. maakte de Dienst Publieke Werken ontwerpen met expressionistische elementen voor de lagere school nr. 111 (Lindengracht 93; 1914-'15), de lagere
| |
| |
school nr. 6 (Anjeliersstraat 35; 1915) en de dubbele school De Witte Olifant (Nieuwe Uilenburgerstraat 96/Nieuwe Batavierstraat 2; 1920). Een duidelijk expressionistisch voorbeeld is de openbare lagere Theo Thijssenschool (Anjeliersstraat 157; 1924) [110]. In kubistisch-expressionistische stijl ontwierp P.L. Marnette (D.P.W.) voor schipperskinderen de drielaagse lagere school Droogbak 1c-d [111], met drie lokalen per verdieping.
Voor het bijzonder onderwijs kwamen eind 19de eeuw ook diverse scholen tot stand, zoals de met siermetselwerk uitgevoerde forse U-vormige voorm. Herv. diaconieschool (1878). Een vergelijkbare opbouw hebben de drielaagse R.K. lagere school Egelantiersgracht 484 (1876, Th. Asseler). en de R.K. St.-Antonia meisjesschool (Haarlemmerstraat 132-136; 1895, F.M.J. Caron). Ontworpen met rationalistische elementen zijn de voorm. R.K. St.-Vincentius Tusschenschool (Groenburgwal 30; 1903, J. Moolenbroek) en de voorm. R.K. St.-Antonia M.U.L.O. annex kweekschool (Korte Prinsengracht 15-17; 1910, J. Hegener). De R.K. St.-Vincentiusschool annex St.-Canisiuspatronaat (Oostenburgergracht 15-17; 1915) werd ontworpen door J. Duncker, evenals het voorm. R.K. Meisjeshuis (Elandsstraat 34; 1925). A.J. Joling ontwierp de naastgelegen R.K. lagere school Elandsstraat 42 (1922). De Herv. J. van Noortschool (Prinsengracht 400-406; 1924, C. Kruyswijk) heeft beeldhouwwerk aan weerszijden van de ingang; de naam van de school is uitgevoerd in smeedijzer. De Chr. Jan de Liefdeschool (Recht Boomssloot 52; 1929-'30, A. Ingwersen) [112] kwam tot stand voor de Vereniging tot Heil des Volks.
Scholen voor voortgezet onderwijs. De Wet op het middelbaar onderwijs (1863) leidde tot de Burgerschool en de Hogere Burger School (H.B.S.). Naar ontwerp van B. de Greef kwam in 1868 de voorm. Openbare Burger Dag- en Avondschool (Westerstraat 187) tot stand als een vierlaags gebouw in sobere neoclassicistische stijl met gepleisterde begane grond en middenrisaliet. De eerste H.B.S. werd in 1868 ingericht in het Coymanshuis (Keizersgracht 177; zie woonhuizen). In neorenaissance-stijl uitgevoerd is de voorm. turnzaal ‘Rust Roest’ (Nieuwe Passeerdersstraat 1-3; 1886-'87, J. Ingenohl en K.J. Muller) [113], aan beide zijden geflankeerd door bovenwoningen in dezelfde stijl (Marnixstraat 317 en Leidsekade 49-51).
Met de Wet op het hoger onderwijs (1876) verving het gymnasium de Latijnse School (sinds 1847 aan de Weteringschans) als voorbereiding op de universiteit. Het Barlaeusgymnasium (Weteringschans 29; 1884-'85, W. en J.B. Springer) [114] is een breed drielaags gebouw met een grotendeels met natuursteen beklede eclectische voorgevel (verbouwd 2002-'04). Het middenrisaliet met attiek wordt bekroond door een beeldengroep van B. van Hove. Het beeldhouwwerk van de frontons van de zijrisalieten werd vervaardigd door P.E. van den Bossche en W. Crevels, die ook de andere gevelbeelden leverden. In neorenaissance-stijl ontworpen is het voorm. Geref. gymnasium (Keizersgracht 495; 1891, Tj. Kuipers). Het voorm. nieuwe Geref. gymnasium (Keizersgracht 418-424; 1930, A. Ingwersen) [115], tegenwoordig in gebruik als Kleinkunstacademie, is een fors pand met hoeklisenen en een met natuursteen beklede plint. Een hoge dubbele stoep leidt naar de monumentale ingangspartij met zandstenen omlijsting bekroond door twee beelden (Geloof en Wetenschap).
Overige scholen. Met natuursteen versierde trapgevels en een omlijste ingangspartij hebben de in 1877 in neorenaissance-stijl opgetrokken Gemeentelijke
Amsterdam, Barlaeusgymnasium
Kweekschool (Nieuwe Prinsengracht 89-91; met conciërgewoning) en de bijbehorende leerschool (Nieuwe Kerkstraat 124-126). De Kweekschool voor de Zeevaart (Prins Hendrikkade 191-194) [116] kwam in 1878-'80 tot stand ter plaatse van het voorm. Willigen Rasphuis (1650), waarin deze kweekschool in 1783 was gevestigd. Dit door W. en J.L. Springer ontworpen drielaagse schoolgebouw heeft trapgevels in rijke neorenaissance-stijl, waarbij die van het ingangsrisaliet een gebeeldhouwde allegorische reliëfvoorstelling bevat. A.L. van Gendt leverde de ontwerpen voor het (later) gesausde eclectische gebouw van de Toneelschool (Marnixstraat 150; 1877-'78) [117] en de met eclectische en neorenaissance-elementen uitgevoerde voorm. Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd (Weteringschans 31; 1879). Dit met een etage verhoogde gebouw (1951, H. Rietsnijder) behoort tegenwoordig tot het Barlaeusgymnasium. Een sober neorenaissance-ontwerp is de voorm. Kweekschool voor Machinisten (Plantage Muidergracht 12-14; 1887, A. Salm) [118]. In 1910 verdween het bijbehorende internaat en werd de school tevens een Middelbare Technische School. In 1926 volgde een verbouwing (B.J. Ouëndag). Na de verhuizing van de school in 1966 is het gebouw sinds 1967 onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. De voorm. Eerste Openbare Handelschool (Raamplein 1; 1899-1901, J.B. Springer en H. Leguyt) [119] is een forse school met neoclassicistische en neorenaissance-elementen. De midden- en hoekrisalieten aan de zijde van het Raamplein zijn uitgevoerd met kolossale pilasters. Het tegeltableau (firma Rozenburg)
| |
| |
in de hal werd in 1901 aangeboden door oud-leerlingen ter gelegenheid van de opening van de nieuwe school (oorspronkelijk gesticht 1845). De voorm. Electrotechnische School (Voormalige Stadstimmertuin 2) uit 1901 was na een verbouwing in 1938 (J.S. Baars) in gebruik als Joodsche H.B.S. en na verhoging met een verdieping in 1959 als het Joods Lyceum Maimonides. Tegenwoordig is er een Regionaal Opleidings Centrum in gevestigd, evenals in het tegenovergelegen schoolgebouw Voormalige Stadstimmertuin 1 (1901).
Universiteit van Amsterdam. In 1631 stichtte de stad Amsterdam het ‘Athenaeum Illustre’, dat als uitvloeisel van de Wet op het Hoger Onderwijs (1876) tot Gemeentelijke Universiteit werd verheven in 1877. Van 1631 tot 1862 was het Athenaeum gehuisvest in de Agnietenkapel, daarna in het Doelengebouw aan de Singel. Nadat daar in 1880 de universiteitsbibliotheek was ingericht, vestigde de Gemeentelijke Universiteit zich in 1880 in de Oudemanhuispoort. In 1877 werd de Hortus Botanicus een universiteitstuin en men betrok ook de dierentuin Artis bij het wetenschappelijk onderwijs. In die omgeving (Plantagebuurt) ontstonden de nieuwe laboratoria, zoals het door W. Springer en B. de Greef ontworpen voorm. Natuurkundig Laboratorium (Plantage Muidergracht 6; 1882, vergroot 1903) [120], een eclectisch gebouw met drielaagse middenpartij en in hoogte verspringende flankerende vleugels. De Dienst Publieke Werken leverde het expressionistische ontwerp voor het Laboratorium Fysica (Plantage Muidergracht 4; 1921-'23) [121], dat sinds 1940 Zeemanlaboratorium heet. Van dezelfde dienst bouwde A.R. Hulshoff elders rond 1934 in traditionalistische vormen het Geologisch Instituut (Nieuwe Prinsengracht 130) [122] en het A.F. Hollemangebouw (Nieuwe Achtergracht 129) voor organische scheikunde. Het aangrenzende Roeterseilandcomplex (Nieuwe Achtergracht e.o.) omvat onder meer enkele hoge functionalistische bouwblokken met skeletconstructie en glazen vliesgevels (1963-'68 en 1974-'78, N. Gawronski). In 1989-'92 is langs de Roeterstraat nieuwbouw opgetrokken (P. de Bruijn). Voor het Roeterseiland is in 1997 een stedenbouwkundig masterplan opgesteld (Architecten Cie onder leiding van P. de Bruijn), waarin deze gebouwen zijn opgenomen. Tussen Spuistraat en Singel ligt het structuralistische P.C. Hoofthuis (Spuistraat 134; 1976-'84, Th.J.J. Bosch en A. van
Eyck), dat oorspronkelijk is gebouwd voor de Letterenfaculteit.
Woonhuizen. De rijkdom van het oude huizenbestand van Amsterdam (ruim 6000 rijksmonumenten) is overweldigend en kan eigenlijk alleen ten volle beleefd worden door een wandeling langs de grachten. In het navolgende zal de ontwikkeling van het woonhuis in de Amsterdamse binnenstad vanaf de late Middeleeuwen dan ook slechts worden geschetst aan de hand van een strenge selectie van de meest karakteristieke en gaafste voorbeelden.
Laat-middeleeuwse en 16de-eeuwse huizen
Door de enorme ontwikkeling van de stad vanaf het eind van de 16de eeuw is het middeleeuwse woonhuis vrijwel uit het straatbeeld verdwenen. Achter de 17de- en 18de-eeuwse of jongere gevels bevinden zich vaak nog wel oudere bouwmuren of houtconstructies. De stadsbranden van 1421 en 1452 leidden in grote delen van de stad tot de herbouw van huizen, ditmaal vaker gedekt met pannen en voorzien van stenen bouwmuren. Tussen deze muren zorgde een houtskelet van (gestapelde) korbeelstellen en een kapconstructie met jukken voor de nodige stabiliteit. Houten voor-en/of achtergevels bleven een gebruikelijke bouwwijze tot in de 16de eeuw en verdwenen pas uit het straatbeeld vanaf de 17de eeuw.
Aan de Warmoesstraat zijn enkele restanten van middeleeuwse huizen behouden. Zo bleken de bouwmuren van het gesloopte huis Warmoesstraat 98 een restant van een kort voor 1389 gebouwd huis. Het hoekhuis Warmoesstraat 83/Enge Kerksteeg 4 heeft een 15de-eeuws houtskelet (ingrijpend gerestaureerd 1989-'91 na brand 1984). Kenmerkend bij de kapconstructie is het gebruik van geprofileerde sleutelstukken tussen de gekromde jukbenen en de jukdekbalk, zoals die ook te vinden zijn in het woonhuis Damrak 57.
Het best bewaarde ensemble van laatmiddeleeuwse woonhuizen in Amsterdam wordt gevormd door het Begijnhof (eerste vermelding 1389) [123]. De oudere huizen dateren hier van kort na de stadsbrand van 1421. De gevels zijn later veelal vernieuwd, maar diverse huizen hebben nog een houtskelet. Het straatniveau in het begijnhof lag relatief laag ten opzichte van de rest van de stad. De oudere huizen kregen daarom een souterrain, dat als onderhuis kon worden gebruikt. De bel-etage was tot de tweede helft van de 16de eeuw gewoonlijk toegankelijk via een houten buitentrap. De meeste gevels dateren door vernieuwing en herstel voornamelijk uit de 17de en 18de eeuw. In 1984-'87 zijn 34 van de 45 panden gerestaureerd en gerenoveerd.
Het meest herkenbare oude huis van het begijnhof is het zogeheten Houten Huis (Begijnhof 34), gebouwd kort na 1452 met stenen bouwmuren en voor en achter boven een stenen souterrain houten puntgevels met uitkragende zolderverdieping. Het stijl- en regelwerk van de houten gevels is goed behouden. Een in 1886 bij de voorgevel aangebrachte, te smalle, nieuwe beplanking is bij een restauratie in 1956-'57 vervangen door de huidige beplanking naar voorbeeld van de achtergevel. De plaats van de oorspronkelijke buitentrap is aangegeven met een (afgesloten) deurvak bij de beletage. De roedeverdeling na restauratie is 18de-eeuws van vorm. Inwendig heeft het pand een houtskelet met sleutelstukken voorzien van peerkraalprofilering. De huizen Begijnhof 2-3 gaan minimaal terug tot het midden van de 16de eeuw (circa 1540) en hebben inwendig een (deels ouder) houtskelet. Boven het stenen souterrain is de gevel van de beletage uitgevoerd in stijl- en regelwerk, opgevuld met baksteen (oorspronkelijk een houten beschieting). Daarboven bevinden zich op consoles uitgebouwde stenen puntgevels.
De tweede bewaard gebleven houten gevel in Amsterdam is te vinden aan de Zeedijk bij het dwarse huis Het Aepgen (Zeedijk 1) uit circa 1550 (d). Boven de winkelpui (circa 1878) met oude puibalk is van de overkragende houten gevel vooral het stijl- en regelwerk goed behouden. De beplanking heeft men rond 1800 grotendeels vernieuwd. Origineel zijn wel de als bescherming van de
| |
| |
Amsterdam, Houten Huis
stijlen verticaal herplaatste planken en de beplanking van de zolderborstwering.
Ook het tweede verdiepingsvenster is nog origineel. Het in 1986-'87 gerestaureerde pand heeft de oude kap behouden en het houtskelet op de verdiepingen. Er zijn ook restanten van de houten wenteltrap.
Achter de latere klokgevel van het diepe huis Warmoesstraat 145 bevindt zich een houtskelet uit 1562 (d). De oorspronkelijk hier aanwezige rijk gesneden korbelen bevinden zich sinds 1904 in de collectie van het Rijksmuseum.
Laat-16de-eeuwse houtskeletten zijn verder te vinden achter de 18de-eeuwse gevel van Oudezijds Voorburgwal 95 (gerestaureerd circa 1970) en Warmoesstraat 104. In Oudezijds Achterburgwal 78 bevindt zich een houtskelet uit circa 1575 en in het bijbehorende (voor)huis Oudezijds Voorburgwal 101 zit een houtskelet met zwanenhalskorbelen uit circa 1620. Het rond 1565 gebouwde en in 1995 ingrijpend gerestaureerde diepe huis St.-Annenstraat 12 heeft een in- en uitzwenkende vroege-renaissancegevel, voorzien van friezen met gebeeldhouwde koppen en een gevelsteen met leeuw. Het interieur bevat een houtskelet met zwanenhalskorbelen en renaissance-schilderingen met beslagwerk en ranken (herplaatst). Rijke plafondschilderingen met beslagwerk en vruchten uit circa 1580
Amsterdam, Woonhuis Het Aepgen
zijn behouden in het later ingrijpend verbouwde hoekhuis Oudezijds Achterburgwal 199. Op de gevel gedateerd ‘1590’ - maar in feite daterend uit 1625 - is de zwaar gerestaureerde trapgevel van Herengracht 81 (gerestaureerd 1977).
17de-eeuwse huizen
Begin 17de eeuw waren trapgevels met toppinakel het meest gangbaar. Deze gevels werden versierd met natuurstenen waterlijsten, hoekblokjes en blokjes bij de ontlastingsbogen. Boven de onderpui bracht men vaak een fries aan met leeuwenmaskers en een gevelsteen. Een in 1940 (J. de Meijer) deels gereconstrueerd voorbeeld hiervan toont het hoekhuis Het Wapen van Riga (OZ Voorburgwal 14) uit 1605. Bij de restauratie is de begane grond ingericht in Oud-Hollandse stijl en heeft men het houtskelet van de begane grond aangevuld met gebombeerde korbelen en geprofileerde sleutelstukken als bij de verdiepingen. Het voor wijnkoper Willem Hendricksz gebouwde hoekhuis Geldersekade 97 (circa 1605) heeft een vergelijkbare trapgevel. Volop voorzien van decoratieve blokjes en beeldhouwwerk is de dubbele trapgevel van Nieuwmarkt 20-22, gebouwd in 1605 voor koopman Jan Hermansz van Reen. Tussen beide daken bevond zich een uitzichtplateau (bovendeel verdwenen). Rond 1700 werd het pand gesplitst in twee woningen met winkels (gerestaureerd 1932 en 1953-'54). Anders bij deze gevels is dat de vensters terugliggen in vensternissen met rond- en korfbogen. Dat is ook het geval bij het hoekpand Oudezijds Voorburgwal 249, dat rond 1610 in opdracht van het St.-Pietersgasthuis werd verbouwd en vergroot tot een breed pand met dwarse achtervleugels. Sinds de restauratie in 1909 (J. de Meijer) heeft het weer trapgevels aan drie zijden. Toen is ook de 18de-eeuwse verdieping van de hoekpartij gewijzigd in 17de-eeuwse vormen. Inwendig zijn er delen van een houtskelet uit circa 1529 (d) met peerkraalprofielen. Bij de gerestaureerde trapgevel van Rapenburg 13 (1614) is alleen het door raampjes geflankeerde hijsluik geplaatst in een terugliggende nis (met drie boogjes). Het huis bevat betimmeringen en een houtskelet met zwanenhalskorbelen uit de bouwtijd. Sobere vlakke trapgevels met toppinakel heeft het dubbelpand
Gouden en Zilveren Spiegel (Kattengat 4-6; 1614). Bij een restauratie (1930-'31, A.A. Kok) zijn de gevels gereconstrueerd in de 17de-eeuwse toestand, maar dan met ornamenten in baksteen in plaats van natuursteen. Deze huizen hebben een volledig houtskelet. Andere voorbeelden van 17de-eeuwse huizen met een (gerestaureerde) trapgevel zijn het dwarse huis Herengracht 346 (1624) en de hoekhuizen Nieuwebrugsteeg 13 (1618-'19), Het Duyffgen (Nieuwendijk 30; 1630), Herengracht 77 (1632), Prinsengracht 2 (1641) en Bloemgracht 87-91 (1642).
Dankzij zijn inventieve toepassing van maniëristische vormen was stadssteenhouwer Hendrick de Keyser een invloedrijk bouwmeester in het begin van de 17de eeuw. Naar zijn plannen kwam Singel 140-142 kort na 1609 tot stand voor Volckert Overlander. Na 1678 werd het pand gesplitst in twee huizen. De maniëristische gevel is opgetrokken in baksteen met zandstenen banden, toogblokken, maskers en topgevelelementen. Bij een restauratie in 1966-'67 heeft men de in 1863 verwijderde rechter topgevel gereconstrueerd. Tot het beste werk van De Keyser behoort de rijke maniëristische gevel uit 1615 van De Gecroonde Raep (OZ Voorburgwal 57). Boven de later gewijzigde pui toont
| |
| |
Amsterdam, Woonhuis De Gecroonde Raep
de gevel gekoppelde pilasters, accoladebogen en beeldhouwwerk bij vensters en trapgeveltop. Duidelijk geïnspireerd op het werk van De Keyser is het bij Oudezijds Voorburgwal 18 behouden vroeg-17de-eeuwse gevelgedeelte bij de verdieping, met gekoppelde pilasters en accoladebogen met koppen. In de stijl van het werk van Hendrick de Keyser zijn ook de maniëristische geveltop (circa 1615) met gekrulde klauwstukken van het huis Coningh van Denemarken (Herengracht 120) en de maniëristische gevel van het huis 's- Hertogenbosch (Dam 11) uit 1632, waarvan later veranderde de pui is gedateerd ‘1725’. Een interessante overgangsvorm tussen een trap- en een halsgevel is te zien bij Oudezijds Voorburgwal 239 (1634), waar de gestapelde pilasters in de geveltop worden verbonden door een keperboogachtig element en een gebogen fronton.
Het eerste in Amsterdam uitgevoerde ontwerp van Philips Vingboons is de voor koopman Michiel Pauw gebouwde vroeg-classicistische zandstenen halsgevel van Herengracht 168 (1638, gerestaureerd 1956-'59). Bij een verbouwing rond 1730, in opdracht van Maria Luycken, heeft men de vensters verlengd, de frontons boven de vensters verwijderd en het familiewapen in de geveltop gewijzigd. Sinds 1960 huisvest het pand het Theater Instituut Nederland en het Theatermuseum. De gang en het trappenhuis zijn versierd met rijk stucwerk van Jan Ignatiusz van Logteren (1733) met allegorische en mythologische voorstellingen. De spiraalvormige balustertrap is door Van Logteren gesneden in vals perspectief. De vertrekken van de bel-etage hebben wandschilderingen met klassieke scènes en plafondschilderingen van Jacob de Wit en Isaac de Moucheron.
Nog enigszins aansluitend bij het maniërisme, maar verder in opzet classicistisch is de wit geschilderde verhoogde halsgevel van Keizersgracht 319 (1639), die Philips Vingboons ontwierp in opdracht van Daniël Sohier. Deze zandstenen gevel heeft bij de bel-etage toscaanse pilasters. De kolossale dorische pilasters bij de verdiepingen zijn twee aan twee gekoppeld met een hoofdgestel en driehoekig fronton. De geveltop wordt bekroond door een driehoekig fronton en is voorzien van guirlandes en
Amsterdam, Woonhuizen Oudezijds Achterburgwal 151-155
ovale vensters in de schouderstukken. Eveneens ontworpen door Vingboons is de pilaster-halsgevel van Oude Turfmarkt 145 (1641-'43, gerestaureerd 1927). De toscaanse pilasters van de beletage en de kolossale ionische pilasters van de verdiepingen zijn wederom twee aan twee gekoppeld, terwijl de terugliggende middentravee doorloopt in de met driehoekig fronton bekroonde hals. Opmerkelijk zijn de drie door het St.-Jorishof als belegging gebouwde huizen Oudezijds Achterburgwal 151-155 (1642-'43), verenigd achter een zwart geteerde bakstenen gevel met zeer brede hals. Het fronton van de hals is later vervangen door een kroonlijst en de pilasters zijn door het verlies van de kapitelen verworden tot lisenen. De drie samenstellende geveldelen heeft men in de 19de eeuw afzonderlijk gewijzigd, vooral de onderpuien. Imposant door de enorme, in de vorm van dolfijnen gebeeldhouwde, vleugelstukken is de classicistische halsgevel van Oudezijds Voorburgwal 19 (1656) met zandstenen pilasters bij de bel-etage (ionisch), de verdiepingen (corinthisch) en de hals
| |
| |
met gebogen fronton (composiet). De classicistische verhoogde halsgevel van Oudezijds Voorburgwal 187 (1663) heeft kolossale ionische pilasters bij de verdiepingen en vleugelstukken in de vorm van een neger en een indiaan tussen manden en tabaksrollen. De verdiepingen van dit huis dienden vroeger als pakzolders, net als bij veel andere grachtenhuizen in die tijd. Andere voorbeelden van pilaster-halsgevels zijn te vinden bij De Veersack (Prinsengracht 36; 1650), Beulingstraat 25 (1653), Keizersgracht 214 (1656), Herengracht 59 (1659) en Oudezijds Achterburgwal 201 (1673). Geheel in zandsteen opgetrokken voorbeelden tonen Herengracht 257 (1661) en Keizersgracht 401 (1665). Opmerkelijk door hun brede hals zijn de zandstenen gevel met ionische en corinthische pilasters van Herengracht 388 (1665) en de (verbouwde) bakstenen gevel met ionische pilasters van het dubbelpand Amstel 172-174 (circa 1665). Een bakstenen lijstgevel met ionische pilasters heeft het zwart geschilderde vierlaagse hoekpand Singel 83-85 (1652, gerestaureerd 1941). Op de hoek met de Lijnbaanssteeg is een hoge houten pui en het pothuis behouden. Voor Jacob Cromhout ontwierp Vingboons de zogeheten Cromhouthuizen (Herengracht 364-370; 1660-'62) met twee brede en twee smalle pilasterloze zandstenen halsgevels met fronton en oeil-de-boeufvensters. Het werk werd uitgevoerd door metselaar en steenhouwer Jan Cornelisz Spaans. Cromhout bewoonde zelf het pand Herengracht 366 (gevelsteen met kromme boomstam). De zaal in het bredere achterhuis bezit een plafondschildering uit 1718 van Jacob de Wit. Uit die tijd zijn ook het fraaie ovale trappenhuis en de overige rijke interieuronderdelen in Lodewijk XIV-stijl. Bij een restauratie in 2000 heeft men in de voorzaal een tweede
plafondschildering van Jacob de Wit aangebracht, afkomstig uit Herengracht 440. Sinds 1975 is het Bijbels Museum gevestigd in de nummers 366-368. Vergelijkbaar met de Cromhouthuizen zijn de in zandsteen uitgevoerde verhoogde halsgevels van Rokin 91 (1660), met klauwstukken in de vorm van griffioenen, en het huis De Vergulde Ster
Amsterdam, Bartolottihuis (1994)
(Keizersgracht 387; 1668), waarvan het ontwerp wordt toegeschreven aan Justus Vingboons. Andere voorbeelden van vlakke natuurstenen halsgevels met rijk gebeeldhouwde vleugelstukken zijn Herengracht 390-392, 402 en 408 (alle 1665). Een vlakke bakstenen halsgevel met gebogen fronton bezit het hoekhuis Nieuwezijds Voorburgwal 264 (1688).
Een rijtje eenvoudige huizen met trapen klokgevels vormen de rond 1657 voor schippers gebouwde huizen Zandhoek 2-7. Klokgevels werden populair vanaf het derde kwart van de 17de eeuw. Aardige voorbeelden van bakstenen klokgevels met natuurstenen decoraties uit die tijd zijn te vinden bij de hoekhuizen Blauwburgwal 22 (1669) en De Vier Heemskinderen (Herengracht 394; circa 1671), en bij Herengracht 505 (1683). Voor eenvoudige ambachtslieden werden tweelaagse smalle huizen met souterrain gebouwd, zoals Lijnbaansgracht 333-335 (1665). Dergelijke huizen worden ook wel aangeduid als het ‘Noortse-Bos-type’, vanwege het grootschalige huisvestingsproject voor textielwevers in het zogeheten Noortse Bos tussen Prinsengracht, Spiegelgracht, Reguliersgracht en Weteringschans. Het initiatief daartoe was in 1670 genomen door de stad en enkele liefdadigheidsinstellingen. Van de geplande 400 huizen werd vanwege tegenvallende opbrengsten uiteindelijk slechts de helft verwezenlijkt (circa 1671-'72). Er zijn nog verschillende voorbeelden van deze naar
Amsterdam, Bartolottihuis, interieur (1994)
plannen van Philips Vingboons gebouwde wevershuizen te herkennen, onder meer aan de Eerste Weteringdwarsstraat (nrs. 30-32, 56-58 en 70). Behalve de hiervoor besproken huizen van twee of drie traveeën verrezen aan de grachten ook brede herenhuizen. Deze konden ontstaan door het gebruik van dubbele kavels voor nieuwbouw, of door samenvoeging van twee bestaande buurpanden achter een gemeenschappelijke voorgevel. Typisch voor het Amsterdamse grachtenhuis is het deels in de ondergrond verzonken souterrain. De via een bordestrap toegankelijke beletage diende als belangrijkste woonlaag. Bij een aantal panden heeft men de bordestrap later verwijderd ten gunste van een ingang op straatniveau. Voor de behandeling van de herenhuizen keren we terug naar het begin van de 17de eeuw.
Waarschijnlijk ontworpen door Hendrick de Keyser is het Bartolottihuis (Herengracht 170-172), gebouwd rond 1618 voor handelaar en geldschieter Willem Bartolotti. Dit onderkelderde brede huis ligt in een bocht van de gracht en die bocht is in de gevel verwerkt met een dubbele knik aan weerszijden van de middenpartij. De maniëristische gevel is opgetrokken in geslepen rode baksteen met uiterst dunne voegen en heeft veel zandstenen ornamenten. Dorische pilasters zijn toegepast bij de bel-etage, ionische pilasters bij de verdieping en het attiek (met balustrade). Vanaf 1689 was het huis gesplitst. Bij de restauratie in
| |
| |
Amsterdam, Huis met de Hoofden
1967-'71 (D. Verheus) is ook de zeer levendig ontworpen geveltop van het middengedeelte hersteld. Het voorste deel van nummer 170 (nu onderdeel Toneelmuseum) bevat vertrekken in Lodewijk XIV-stijl (circa 1735). Van elders afkomstig zijn enkele plafondstukken uit circa 1634 en 18de-eeuwse geschilderde behangsels van Isaac de Moucheron (ingebracht 1873). De rijk gestucte gang is voorzien van medaillons en antieke bustes (circa 1735). Het in 1755 achter nummer 170 opgetrokken vierlaagse achterhuis heeft op de eerste verdieping een zaal in Lodewijk XV-stijl met schilderingen van Jurriaan Buttner (1756).
Wellicht nog ontworpen door Hendrick de Keyser († 1621) en uitgevoerd door Pieter de Keyser is het in 1622 voor Nicolaas Sohier voltooide Huis met de Hoofden (Keizersgracht 123; gerestaureerd 1909). De maniëristische voorgevel van dit brede huis met laag souterrain vertoont in opzet overeenkomst met die van het huis Bartolotti maar wijkt af in de details. Bij de bel-etage zijn dorische pilasters toegepast en bij de verdieping en middentopgevel gekoppelde toscaanse pilasters. Het huis ontleent zijn naam aan de tussen de vensters van de bel-etage aangebrachte borstbeelden van klassieke goden (Apollo, Ceres, Mars, Minerva, Bacchus en Diana). Er zijn zandstenen poortjes bij de hoofdingang en bij de rechter zij-ingang met erkerachtige opbouw. Binnen bevinden zich een stenen portiek en enkele houten portieken. Van een verbouwing in 1634 voor handelaar en wapenfabrikant Lodewijk de Geer dateert de grote schouw met diens wapen in de zaal. In de galerij achter het huis tonen schilderingen de Zweedse mijnen van De Geer. Vergelijkbaar, maar eenvoudiger uitgevoerd dan het ‘Huis met de Hoofden’, zijn de nabijgelegen herenhuizen Keizersgracht 133 en 141 (circa 1620).
Tot het vroegste werk van architect Jacob van Campen behoort het Coymanshuis (Keizersgracht 177), gebouwd in 1625 voor de broers Balthasar en Joan Coymans. De gevel van dit brede dubbelhuis heeft een met natuursteen beklede onderbouw met twee ingangen en twee bakstenen verdiepingen met pilastergeleding (ionisch en composiet). Oorspronkelijk hadden de tweede- verdiepingsvensters afwisselend driehoekige en gebogen frontons. De oorspronkelijke lage mezzanino of attiek werd in 1868 bij de verbouwing van het pand tot H.B.S. vervangen door een volwaardige derde verdieping (verbouwd 1931).
Het classicistische herenhuis Kloveniersburgwal
Amsterdam, Coymanshuis
95 kwam in 1642 tot stand voor Joan Poppen naar plannen van Philips Vingboons. Boven het met hardsteen beklede souterrain hebben de twee bouwlagen een gevelbekleding in zandsteen met kolossale corinthische pilasters. Het middenrisaliet wordt bekroond door een driehoekig fronton. De hoofdingang heeft men in 1904 verplaatst van de bel-etage (met stoep) naar het souterrain. Eveneens ontworpen door Philips Vingboons zijn de classicistische herenhuizen De Star (Kloveniersburgwal 77; 1650), gebouwd voor wolhandelaar Nicolaas Bambeeck, en De Ladder Jacobs (OZ Voorburgwal 316; 1655), gebouwd voor Pieter de Mayer bij diens suikerraffinaderij. Beide huizen worden bekroond door een fronton en hebben dorische pilasters bij de bel-etage en kolossale ionische pilasters bij de verdiepingen. Het vier traveeën brede huis ‘De Star’ is het resultaat van de samenvoeging van twee even brede bestaande panden. Hierdoor is de ingang uit het midden geplaatst en heeft de gevel tegen de regels in een pilaster in het midden (net als het huis Bartolotti). Tot de latere Vingboons-ontwerpen van herenhuizen met pilastergevels behoren Herengracht 386 (1663-'65) en Herengracht 412 (1664-'67). Bij het laatste is de zandstenen voorgevel uitgevoerd door steenhouwer Pieter Pietersz van Kuijck. Het huidige attiek met zoldervensters is begin 19de eeuw toegevoegd.
| |
| |
Amsterdam, Herenhuis Kloveniersburgwal 95
Achter dit huis staat een groot tuinhuis in Lodewijk XIV-stijl (circa 1740). Het imposante Trippenhuis (Kloveniersburgwal 29) verrees in 1660-'62 naar ontwerp van Justus Vingboons als dubbelhuis voor de broers Louis en Hendrick Trip, die in Zweden fortuin hadden gemaakt met ijzer- en kopermijnen, smederijen en geschutsgieterijen. De classicistische pilastergevel heeft boven het hoge en vlakke hardstenen basement (met ingangen) twee met zandsteen beklede verdiepingen en een mezzanino voorzien van gecanneleerde kolossale pilasters met corinthische kapitelen. De gevel is rijk gedecoreerd met ranken, bloemen, festoenen en putti. Het bekronend fronton van het middenrisaliet toont het wapenschild van de familie (drie trippen), omringd door kanonskogels en kanonslopen. De hoekschoorstenen hebben de vorm van mortieren (gereconstrueerd 1890). Het beeldhouwwerk is van Jan Gijseling sr. en Hendrick de Keyser de Jonge. Sinds 1814 huisvest het gebouw het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Kunst (nu N.W.O.). Na een verbouwing door stadsbouwmeester Abraham van der Hart (1815-'17) was een deel van het gebouw geschikt als Rijksmuseum van Schilderijen (collectie in 1885 naar Rijksmuseum). De toen ontstane samenvoeging van de voor- en achterzalen van beide huizen heeft men ongedaan gemaakt bij een restauratie in 1988-'91. Vanwege de symmetrie van de gevel loopt de scheidingsmuur van de twee huisdelen in afgeschuinde vorm recht op
Amsterdam, Trippenhuis
het middelste venster aan. Er resteren nog veel originele interieuronderdelen, waaronder in de grote zaal van het linker deel een cassetteplafond met schilderingen van Nicolaas van Helt Stockade. Ook elders in het gebouw zijn plafondschilderingen van hem behouden. In de gangen van de beide delen bevinden zich bovendeurstukken van Allard van Everdingen. Het rechterhuis werd in 1730 in Lodewijk XIV-stijl verbouwd voor Elisabeth van Loon.
Late pilastergevels hebben de classicistische
Amsterdam, Herenhuizen Keizersgracht 672-674
herenhuizen Herengracht 507 (circa 1666, gewijzigd circa 1736) en Herengracht 476 (circa 1670). Het laatste huis werd gebouwd door de befaamde medicus François de Vicq. Bij een verbouwing rond 1730 liet Dirk van Lennep het fronton vervangen door het huidige attiek met adelaarsbeeld en het interieur vernieuwen in Lodewijk XIV-stijl. Daartoe behoren een plafondstuk van Jacob de Wit (1730) en een wegens schulden van de bouwheer onvoltooid trappenhuis naar plannen van Ignatius van Logteren. Dit in 1939-'42 (C.W. Royaards) gerestaureerde pand huisvest sinds 1981 het Prins Bernhardfonds. De in barokke stijl aangelegde tuin bevat een tuinhuis met een natuurstenen gevel in Lodewijk XIV-vormen (circa 1720), voorzien van twee beelden (Diana en Apollo) en een reliëfvoorstelling van Mercurius met symbolen van handel en welvaart (gerestaureerd 1957, C.W. Royaards). Dit tuinhuis is sinds 1990 het kantoor van de Nederlandsche Tuinenstichting.
In het derde kwart van de 17de eeuw kwamen pilasterloze lijstgevels met attiek in zwang. Het brede herenhuis Herengracht 554 heeft een wit geschilderde vlakke zandstenen gevel uit circa 1675 met festoendecoraties en een slechts licht vooruitstekend middenrisaliet. De kroonlijst met attiek en de gebeeldhouwde
| |
| |
Amsterdam, Herenhuis Keizersgracht 672 (Museum van Loon), interieur (1994)
ingangspartij met balkon zijn echter uit 1716 (Lodewijk XIV-stijl). Voor koopman en bankier Joseph Deutz ontwierp Philips Vingboons het brede herenhuis Herengracht 450 (1669-'71) met een vlakke zandstenen gevel in de zogeheten strakke classicistische stijl, waarbij alleen de ingangspartij met balkon de aandacht trekt. Horizontale groeven geven deze door Jan Gijseling jr. uitgevoerde gevel een opvallende, op rusticawerk lijkende, gelaagdheid. De gevelbekroning is gewijzigd doordat in 1922 het dak is verhoogd en voorzien van grote dakkapellen.
Vooral architect Adriaan Dortsman maakte naam met ontwerpen in de strakke stijl. Van zijn hand zijn de voor ijzer- en wapenhandelaar Jeremias van Raey gebouwde herenhuizen Keizersgracht 672-674 (1671-'72). De sobere, vlakke zandstenen gevels zijn alleen gedecoreerd bij de ingangsomlijsting met balkon en bij de kroonlijst met attiek. Op dit attiek met terugbuigend middenstuk (wapenschild) staan beelden van klassieke goden (Mars, Vulcanus, Ceres en Minerva). Van Raey woonde zelf op nummer 674. Na de aankoop van nummer 672 in 1752 door de medicus Abraham van Hagen en zijn vrouw Catharina Elisabeth Trip volgde een langdurige verbouwing van het interieur in Lodewijk XV-stijl. Bijzonder is het trappenhuis met fraai gesmede koperen leuningen en een bovenportaal met grisailles. De familie Van Loon bewoonde het huis vanaf 1884 en na een restauratie (1964-'73) is het voor het publiek geopend als Museum van Loon. In de tuin staat een tuinhuis met een zandstenen gevel voorzien van beelden in nissen (1671, verfraaid na 1752). Andere voorbeelden van het werk van Dortsman zijn de gelaagde zandstenen gevels van het brede en hoge herenhuis Amstel 216 (1671) en het relatief smalle grachtenpand Herengracht 623 (1670). Het laatstgenoemde is een restant van een groter bouwblok op de hoek van Herengracht en Amstel. De verdiepingen hebben nog de originele smalle vensters. Een gelaagde gevel in de stijl van Dortsman toont verder het huis Sweedenryck (Herengracht 462; 1671), gebouwd voor Guilliam Sweedenryck. De ingangsomlijsting en het attiek met balustrade zijn voorzien van allegorische beelden. Afwijkend van de bouwstijl in deze tijd is de gevel met tot lisenen gereduceerde kolossale pilasters van het Huis de Pinto (St.-Antoniesbreestraat 69). Dit in de kern uit 1605 daterende dubbelpand - aan de achterzijde zijn nog twee tuitgevels met toppinakel zichtbaar - werd in 1651 gekocht door Isaac de
Pinto. Tussen 1675 en 1680 kreeg het de huidige brede (wit geschilderde) zandstenen gevel met marmeren platen onder de vensters, waarschijnlijk naar ontwerp van Elias Bouman. De met kruisgewelven overwelfde kelder stamt uit de bouwtijd. In voorhuis- en achterzaal zijn cassettenplafonds met schilderingen behouden. Deze zijn aangevuld bij een ingrijpende restauratie van het gebouw in 1973-'75 (Y. Kok). Toen heeft men ook de kruisvensters, het attiek en de hoekschoorstenen gereconstrueerd.
18de-eeuwse huizen
Verhoogde halsgevels werden na het derde kwart van de 17de eeuw niet meer gebouwd, maar halsgevels zonder schouderstukken bleven tot ver in de 18de eeuw populair, zowel voor de kleinere woonhuizen als de middelgrote grachtenhuizen. De door koopman Benjamin Dutry als belegging gebouwde vijflaagse huizen Prinsengracht 681-693 (1715) - genoemd naar de zeven provinciën van de Republiek - kregen vlak opgaande halsgevels. Het middelste huis (Gelderland) werd rijker uitgevoerd. Voorbeelden van aardige (gerestaureerde) halsgevels in Lodewijk XIV-vormen zijn verder te vinden bij Herengracht
Amsterdam, Huis de Pinto
| |
| |
Amsterdam, Huize van Brienen
326 (circa 1710), de huizen Abraham en Isaac (Kloveniersburgwal 6-8, 1722), Lange Leidsedwarsstraat 129-131 (1726), Keizersgracht 606-608 (1731-'33) en de naar de seizoenen vernoemde panden Karthuizersstraat 11-19 (1731). Van de gerestaureerde huizen Lange Leidsedwarsstraat 144-154 hebben de twee rechtse panden halsgevels in Lodewijk XIV-vormen (circa 1725) en de vier linker panden klokgevels met een kuif in Lodewijk XV-stijl (circa 1770). Een klokgevel in Lodewijk XIV-vormen toont Herengracht 308 (circa 1745) en Lodewijk XV-decoraties hebben de klokgevels van Keizersgracht 546 (1760), Keizersgracht 304, 308 en 310 (alle circa 1770) en 't Vosje (Prinsengracht 300; 1767). Interessant bij het laatstgenoemde pand is dat de gevel op vlucht is gebouwd en dat links en rechts de smalle druipstroken (osendroppen) zichtbaar zijn. Uit de late 18de eeuw toont Prinsenstraat 12 een met bijenkorf bekroonde halsgevel in Lodewijk XVI-vormen (circa 1780) en Singel 145 een klokgevel in Lodewijk XVI-vormen (1790).
Het opzetstuk van de zandstenen lijstgevel van Frederiksplein 10 (circa 1735) bestaat uit het wapen van de bouwheer - admiraliteitskapitein Adam van Ingen - en ligbeelden van Neptunus en Mercurius. Verder verwijzen scheepskanonnen en navigatie-instrumenten (globes) naar de zeevaart. Dat handel en scheepvaart de basis hebben gelegd voor de welvaart van Amsterdam komt ook tot uitdrukking in de forse lijstgevelbekroning in Lodewijk XV-vormen van Prins Hendrikkade 171 (1754), waarop een zeilschip, een globe en andere navigatie-instrumenten zijn weergegeven. Andere lijstgevelbekroningen met de scheepvaart als thema zijn bijvoorbeeld te vinden bij de grachtenpanden Vriesland (Singel 24) en Zeevrugt (Singel 36; 1754).
In de 18de eeuw ging ook de verfraaiing van de herenhuizen aan de grachtengordel voort, veelal door verbouwing van de 17de-eeuwse bebouwing. Soms werden bestaande panden samengevoegd om een groter herenhuis te verkrijgen. Kruisvensters verving men door schuiframen en de interieurs werden geheel of gedeeltelijk gemoderniseerd. De voorgevels van de herenhuizen behielden nog lang de vanaf de late 17de eeuw gebruikelijke opzet met attiek, (geblokte) hoeklisenen en een pronkrisaliet of ingangsomlijsting, zoals bij de aan Jean Coulon toegeschreven strak-classicistische zandstenen gevel van Herengracht 539 (1718). In opdracht van Theodorus Huyghens kwam rond 1725 het drielaagse dubbele herenhuis Keizersgracht 444-446 tot stand met een rijk gebeeldhouwde zandstenen gevel en pronkrisaliet in Lodewijk XIV-vormen met verdiepte vlakken tussen de vensters, geschulpte vensterbekroningen met medaillons en een kroonlijst met mezzaninovensters. Na de aankoop in 1758 door handelaar Thomas Hope werd het buurpand (nr. 444) toegevoegd. In Lodewijk XIV-vormen uitgevoerd zijn verder het brede herenhuis Herengracht 520 (1726-'27), met lambrekijns onder de vensters en een attiek met vazen en gekroond wapenschild, en de smalle en hoge zandstenen gevel van Prins Hendrikkade 133 (1727). De laatste heeft fraai gedetailleerde bovendorpels bij de bel-etage en het middelste verdiepingsvenster. Het rijk gebeeldhouwde attiek van dit pand toont een zeeslang geflankeerd door zeemeermannen die op schelpen blazen.
Het zogeheten Hutze van Brienen (Herengracht 284) kwam in 1728-'30 voor David, Margaretha en Hillegonda Rutgers tot stand door verbouwing van een huis uit 1620. De vierlaagse zandstenen lijstgevel met souterrain (hardsteen), mezzanino en attiek is subtiel gedetailleerd in Lodewijk XIV-stijl, wellicht naar ontwerp van Jean Coulon. De kleine binnenplaats naast het nieuwe trappenhuis kreeg een schermwand met privaat en een voorstelling van de Godsvrucht. De rijk gedecoreerde zaal in het toegevoegde achterhuis is voorzien van een plafondschildering en een schoorsteenstuk van Anthonie Elligers (1733) en behangsels met landschappen van Dirk Dalens III (1733). Het huis werd kort na 1781 inwendig gewijzigd in Lodewijk XVI-stijl, toen het in bezit kwam van Arnoud Jan van Brienen. De familie Van Brienen heeft het huis in 1933 overgedragen aan de Vereniging Hendrick de Keyser, die het gebruikt als kantoor (vanaf circa 1960 in fasen gerestaureerd). In de tuin staat een tuinhuis met zandstenen gevel (circa 1730).
Het rond 1665 gebouwde huis Herengracht 475 werd rond 1736 ingrijpend verbouwd voor Petronella van Lennepde Neufville en Mattheus de Neufville. Daarbij ontstond de huidige zandstenen voorgevel in Lodewijk XIV-stijl met een pronkrisaliet voorzien van kariatiden en een gebeeldhouwd attiek met vrouwenbeelden en een ijzeren wereldbol. Het stucwerk in de gang, met boven de gangdeuren klassiek geïnspireerde borstbeelden in medaillons, is van Jan Ignatiusz van Logteren. Van zijn hand is ook het stucwerk in het monumentale trappenhuis met beelden van klasssieke muzen, de god Apollo en - achter een balustrade - zestien muzikanten. De grote zaal heeft een inrichting uit 1792 in Lodewijk XVI-vormen, waarin men een plafondschildering van Jacob de Wit (1731) heeft behouden. Het in 1964-'66 gerestaureerde huis bevat verder nog behangsels met arcadische landschappen (circa 1731, Isaac de Moucheron; aangevuld 1792, Jurriaan Andriessen). Uit 1736 stamt ook het tuinhuis annex koetshuis met ionische zuilen, bustes en een reliëfvoorstelling met de god Jupiter.
| |
| |
Het brede herenhuis Herengracht 605, nu Museum Willet-Holthuysen, werd in 1687 gebouwd en kreeg bij een verbouwing in 1739 de huidige voorgevel met zandstenen hoeklisenen, pronkrisaliet en dubbele bordestrap. Het interieur bevat veel 18de-eeuwse onderdelen, waaronder een trappenhuis met ijzeren leuning. Aan achterzijde bevindt zich een vijfzijdige uitbouw met koepelkamer. De in vroeg-18de-eeuwse trant ingerichte tuin (1972) bevat een zonnewijzer en twee beelden (Flora en Pomona) van Ignatius van Logteren (1721). Herenhuis De Hoop (Keizersgracht 209; 1743) heeft een attiek in rijke Lodewijk XIV-stijl met in het onderbroken gebogen opzetstuk een groot vrouwenbeeld (de Hoop). Inwendig bezit dit huis een monumentaal trappenhuis met stucwerk en lantaarn. Het herenhuis Herengracht 495 kwam in 1739-'40 tot stand voor Jan Six II naar plannen van Jean Coulon, vermoedelijk uitgevoerd door François Absiel. De zandstenen gevel in Lodewijk XIV-stijl heeft bij het pronkrisaliet een balkon met in het smeedijzeren hekwerk een spreuk van de Romeinse geschiedschrijver Sallustius. Een zeer groot opzetstuk in Lodewijk XIV-stijl heeft het forse vijflaagse huis Oudezijds Voorburgwal 215-217 (circa 1740). Opmerkelijk zijn ook de hoekvazen met ijspegelversiering. Het herenhuis Amstel 218, nu Museum Six, kreeg rond 1740 de huidige lijstgevel
Amsterdam, Herenhuis Herengracht 475
met pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. Binnen bevinden zich een gang en trappenhuis met stucwerkdecoraties en enkele van elders overgebrachte interieurs, onder andere in Lodewijk XVI-stijl. Bij een verbouwing in 1743 kreeg Herengracht 164 de huidige zandstenen lijstgevel in vroege Lodewijk XV-stijl. Een vergelijkbare strakke zandstenen gevel met wat meer decoraties bij de ingang bezit het huis Saxenburg (Keizersgracht 224; circa 1765). De in grote hardstenen platen opgetrokken gevel van het vierlaagse herenhuis Nieuwe Herengracht 103 (1751) is voorzien van Lodewijk XV-decoraties bij de vensters (lambrekijns) en perspectivisch wijkende consoles bij de ingang. Wat soberder in de decoraties is de brede vierlaagse zandstenen gevel van Nieuwe Herengracht 143 (1750). Het fraaie midden-18de-eeuwse tuinhuis annex koetshuis achter Keizersgracht 524-526 werd gebouwd voor Nicolaas Doekscheer. De pronkfaçade in Lodewijk XV-vormen aan de tuinzijde heeft twee nissen met beelden (onder andere Hercules). Het decoratieve middenstuk bij de balustrade is gereconstrueerd (1976, H. 't Mannetje). Bij een verbouwing in 1766-'67 voor koopman Anthony van Hemert kreeg het brede herenhuis Herengracht 493 een vrij strakke zandstenen gevel met kleine decoraties in Lodewijk XV-stijl. Het in drie sprongen
Amsterdam, Herenhuis Herengracht 475, trappenhuis (1975)
vooruitstekend middenrisaliet heeft waterlijst-achtige banden en een gebeeldhouwd fronton met alliantiewapen siervazen.
De gelaagde zandstenen gevel in vroege Lodewijk XVI-stijl van het brede herenhuis Herengracht 527 werd opgetrokken vóór 1768 bij een verbouwing in opdracht van Johanna Sara Pels. Het middenrisaliet met kolossale ionische pilasters wordt bekroond door een fronton met in het timpaan een gebeeldhouwde adelaar met gespreide vleugels. Binnen bevat de grote benedenzaal wandschilderingen in Lodewijk XVI-stijl. Het huis is gewijzigd in 1808 (ingangspartij en vensters), toen koning Lodewijk Napoleon het huis kocht als onderkomen voor Philippus Julius van Zuylen van Nijevelt. Een grotendeels bakstenen gevel in Lodewijk XVI-vormen heeft het vierlaagse dubbele herenhuis Herengracht 615-617 (1767, kern 17de eeuw). De gevel is voorzien van een fronton met alliantiewapen, een kroonlijst met trigliefen en een hardstenen onderpui met twee geblokte ingangsomlijstingen. Bankier Arnoud Jan van Brienen liet in 1772 het brede vierlaagse herenhuis Herengracht 182 bouwen naar plannen van de Duitse architect Ludwig Friedrich Druck. De zandstenen voorgevel in Lodewijk XVI-stijl is subtiel gedetailleerd met blokwerk en strakke vensteromlijstingen. De imposante zandstenen gevel van Herengracht 40 kwam tot stand bij de verbouwing van twee 17de-eeuwse huizen in 1790-'91 voor Tjaerd Anthony van Iddekinge naar plannen van Jacob Otten Husly. Deze strak gedetailleerde neoclassicistische gevel heeft decoratieve lijsten met golfmotief bij het basement en onder de vensters. De bel-etage is voorzien van empire-ramen. De toenmalige president van de Nederlandsche Handelmaatschappij, C.J.K. van Aalst, schonk in 1926 zijn eigen woonhuis Herengracht 502 aan de stad Amsterdam als ambtswoning voor de burgemeester. Bij een verbouwing in 1791 voor Andries Adolph Deutz van Assendelft kreeg het de door stadsarchitect Abraham van der Hart ontworpen strakke neoclassicistische voorgevel met boven de ingang een
balkon op dorische zuilen. Net als bij Herengracht 40 werden Franse draairamen
| |
| |
Amsterdam, Tuinhuis achter Keizersgracht 524-526
toegepast. Ondanks latere verbouwingen (circa 1870, 1907, 1926-'27) bevat het interieur nog delen uit 1791, waaronder de voormalige balzaal met wit-marmeren schoorsteenmantel versierd met Pallas Athene en de muzen. De achtergevel heeft een uitzwenkend balkon over de volle gevelbreedte. Achter het pand staat een door Van der Hart ontworpen koetshuis.
19de- en 20ste-eeuwse huizen
In het begin van de 19de eeuw werden relatief weinig nieuwe huizen gebouwd, maar sommige bestaande huizen kregen wel een nieuw uiterlijk. Een voorbeeld is het omstreeks 1672 gebouwde en in 1747 verbouwde brede herenhuis Keizersgracht 743, waarvan de voorgevel rond 1807 zijn huidige vorm kreeg met een deuromlijsting in empire-vormen en een balustrade met dakkapellen. Dit in 1980-'82 gerestaureerde huis bevat onder meer nog midden-18de-eeuwse en vroeg-19de-eeuwse interieuronderdelen. Bankier E. Fuld liet het tot 1685 teruggaande dubbele hoekpand Keizersgracht 452 in 1859-'61 geheel verbouwen naar plannen van C. Outshoorn. Het deels met zandsteen beklede en deels wit gepleisterde pand oogt als een Italiaanse renaissance-villa. Bijzonder rijk uitgewerkt is de ingangspartij met zijlichten, balkon op zuilen en de op het werk van Palladio geïnspireerde omlijsting van de balkondeuren met zijlichten.
Amsterdam, Herenhuis Herengracht 493
De terracotta-decoraties aan de gevel zijn vervaardigd door de fabriek Twiss & Co. uit Arnhem. Een modernisering in neoclassicistische en eclectische vormen onderging Herengracht 468 (1874, S.W. van Rouendal). Effectenmakelaar J.K. Huysinga liet het herenhuis Keizersgracht 670 in 1876 ingrijpend verbouwen naar plannen van J.L. Springer. De eclectische geveldecoraties zijn
Amsterdam, Herenhuis Keizersgracht 743
ontleend aan de renaissance en de barok en ook het rijke interieur bevat onderdelen in neo-Lodewijk XIV-stijl.
In de tweede helft van de 19de eeuw groeide Amsterdam snel en werden ook in de binnenstad de nog beschikbare terreinen, zoals de Plantage en de lange strook tussen Lijnbaansgracht en Singelgracht, bebouwd met herenhuizen, villa's en etagewoningen. Voor assuradeur J. Coninck Westenberg verrees de grote en rijk uitgevoerde eclectische villa Plantage Lepellaan 6 (1874, W. Springer). De twee driezijdig gesloten zijrisalieten hebben nissen met bronskleurige zinken vazen (firma L. Schütz) en twee beelden (Zomer en Winter). Er volgde nog een uitbreiding in 1893 (J.L. Springer). Met robuuste trapgevels uitgevoerd is het nabijgelegen koetshuis met dienstwoning (nr. 5; 1907-'08, J.F. Staal en A.J. Kropholler). Als woning voor K.H. Schadd, directeur van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij, kwam het wit gepleisterde herenhuis Plantage Middenlaan 60 (1878-'80, G.B. Salm) tot stand. Het voor P. Goedkoop gebouwde herenhuis Henri Polaklaan 14 (1876, A.L. van Gendt) valt op
| |
| |
Amsterdam, Villa Plantage Lepellaan 6
door de grote halfronde uitbouw met balkon en ionische zuilen. In 1879 ontwierp I. Gosschalk het herenhuis Plantage Middenlaan 78, waarin kunstzandsteen is verwerkt. Beeldhouwer H. Teixeira de Mattos liet het eclectische herenhuis Henri Polaklaan 25 (1883, J. Ingenohl) bouwen met een beeldhouwersatelier en twee schildersateliers (bovenbouw later gewijzigd). De bij de gevel aangebrachte hermen zijn van zijn hand. Een Frans georiënteerde eclectische uitstraling heeft de voor F.J. Schmitz gebouwde blokvormige villa Weteringschans 24 (1878-'80, P.F. Laarman) met grote ronde hoektoren. Vlakbij verrees de wit gepleisterde dubbele villa Weteringschans 16-18 (1882-'83, N. Vos). Aan de noordoostzijde van de binnenstad (Oostereiland) staat bij het spoor het markante afgeschuinde hoekblok Czaar Peterstraat 201-205 (circa 1870) met gepleisterde onderbouw, geblokte pilasters en eclectische vensteromlijstingen. Een opmerkelijk ontwerp in neogotische vormen van I. Gosschalk is het woon- en winkelpand Reguliersgracht 57-59 (1879) met houten onderpui, driezijdige verdiepingserker en een vooruitstekende houten topgevel met spitsboog. Van zijn hand is ook het smalle en hoge huis Reguliersgracht 63 (1882), dat een zo mogelijk nog vrijere toepassing van neogotische vormen toont en meer neorenaissance-details. Eveneens ontworpen in neogotische stijl is het drielaagse herenhuis Plantage Middenlaan 36 (1892, G. van Arkel en W. Wilkens) met zijn grote en kleine trapgevel met pinakels en zijn spitsbogen met driepasmotief. Neorenaissance-elementen zijn de speklagen en de reliëfs en medaillons bij de driezijdige erker boven de ingang. De voor brouwer G.A. Heineken gebouwde villa Tweede Weteringplantsoen 21 (1891-'92,
A.L. van Gendt) dient nog steeds als directiekantoor van Heineken International. De zeer afwisselend uitgewerkte gevels - met overhoekse erker en een torenvormig bouwdeel - zijn versierd met neogotische vormen en pseudo-vakwerk. Mozaïekvoorstellingen tonen scènes van landbouw en handel.
Een rijke neorenaissance-gevel bezit het huis Leliegracht 25 (1881, J.W. Meijer). Tussen ingangsomlijsting en balkon memoreren een gedenksteen en een borstbeeld van E.J. Potgieter (H. Teixeira de Mattos) dat deze schrijver ter plaatse heeft gewoond (1855 tot 1875). Door J. Daverman in neorenaissancevormen ontworpen met hoektorens, erkers en balkons zijn de driedubbele villa Weteringschans 10-14 (1882-'84) en dubbele villa Weteringschans 20-22 (1883-'84). Wat soberder neorenaissance-vormen vertoont het grote hoekpand Droogbak 13 (1883, A.C. Bleijs), met als verticaal accent een ronde hoekerker met spits. De langs de Singelgracht aangelegde kades kregen in de jaren tachtig een bebouwing met herenhuizen in neorenaissance-vormen. Goede voorbeelden hiervan zijn de herenhuizen Sarphatikade 20-21 (1880, W. Stapelkamp), Leidsekade 68 en 69 (beide circa 1885), Leidsekade 76 (1887, J. van den Ban) en Leidsekade 77 (1889, W. Wilkens en G. van Arkel). Fraai gedetailleerd zijn de neorenaissance-herenhuizen Frederiksplein 12 (1885, W. Langhout), met grote erker en overdekt balkon, en Sarphatistraat 11 (1888, J.P.F. van Rossem en W.J. Vuyk), met over de volle breedte een balkon met gietijzeren hekwerk.
Amsterdam, Villa Weteringschans 10-14
| |
| |
Amsterdam, Herenhuis Herengracht 380-382
In rijke neorenaissance-stijl ontworpen is ook het grote vierlaagse bouwblok Alexanderplein 2-6 e.o. (1888, I. Gosschalk) met gebogen dakvlakken en grote erkers bij de hoeken en de middenpartijen. Als voorbeeld van etagewoningen in sobere neorenaissance-vormen kunnen de panden Weteringschans 88-90 (1895, G.J. Venemans) worden genoemd. Teruggrijpend op de 18de-eeuwse grachtenpanden is het voor C. Jonker gebouwde brede herenhuis N. Witsenkade 30 (1892, W. Wilkens en G. van Arkel), waarvan de dakopbouw is vernieuwd. Bijzondere ontwerpen van Ed. Cuypers in deze buurt zijn het op Zuid-Europese voorbeelden geïnspireerde herenhuis Sarphatistraat 7 (1888) met balkons en loggia's, het herenhuis Sarphatistraat 5 (1888) voor mevr. A. Teixeira de Mattos-Mendes en vooral het door hem voor D. Sanders ontworpen herenhuis N. Witsenkade 38 (1890-'91), dat lijkt op een Venetiaans palazzo. Dit hoekpand heeft grote erkers bij de in gele verblendsteen uitgevoerde verdieping en een loggiaachtige tweede verdieping met een beschildering in renaissance-vormen in geel en lichtgroen. Eveneens opmerkelijk is het voor de puissant rijke tabakshandelaar J. Nienhuys - medeoprichter van de Deli Maatschappij (1869) - gebouwde herenhuis Herengracht 380-382 (1888-'91, G.B. en A. Salm). De zandstenen gevel is ontworpen in de
Amsterdam, Herenhuis Herengracht 380-382, badkamer
stijl van de midden-16de-eeuwse Franse renaissance, met als meest opvallende elementen de grote erker bij de verdieping en de rijk uitgewerkte dakerkers. De rijke inrichting in historische stijlen omvat ook wandschilderingen en een moors bad. Sinds een restauratie in 1996-'97 (M. Crouwel en L. Vis) huisvest het gebouw het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, waarvoor tussen huis en koetshuis ook een nieuwe studiezaal is gebouwd.
Het met balkons en een loggia uitgevoerde herenhuis N. Witsenkade 32 (1895, H.G. Jansen) loopt door het kleurgebruik van gele verblendsteen in combinatie met rode natuurstenen elementen vooruit op de jugendstil. Sprekende kleurencombinaties heeft ook het smalle vierlaagse herenhuis Korte Marnixkade 4 (1893-'94, H.H. Baanders en G. van Arkel) met zijn vensteromlijstingen in groen geglazuurde steen en zijn tegeltableaus in geel en groen onder de ontlastingsbogen. Voor bakker W.J. Heinemann ontwierp G. van Arkel het deels wit gepleisterde grachtenpand Keizersgracht 766 (1894) met hardstenen pui en balkons. Opvallend zijn verder de houten erkers en de loggia. Niet echt opvallend in vormgeving zijn de atelierwoningen Prinseneiland 24a-b (1898, C.J. Maks sr.), die onder meer zijn gebruikt door de kunstschilders C.J. Maks jr. en G.H. Breitner. Interessante woonhuisarchitectuur uit de eerste helft van de 20ste eeuw is door de grote expansie van de stad vooral buiten de Singelgracht te vinden. Als voorbeelden van stadsvernieuwing in de binnenstad zijn vermeldenswaardig het smalle en hoge appartementenpand Singel 428 (1968-'70, A. Cahen, J.P. Girod en J. Koning), versierd met betonnen elementen, en de woon- en winkelcomplexen van de Nieuwmarktbuurt (1970-'75, A. van Eyck en Th. Bosch).
Hofjes. Voornamelijk in de Jordaan en in het zuidoostelijke deel van de grachtengordel werden in de 17de en 18de eeuw veel hofjes ingericht voor armlastigen, bejaarden en weduwen. Deze hofjes zijn vanaf de straat vaak alleen te herkennen door een poortje dat via een steeg of doorgang leidt naar de woningen op het binnenterrein.
Het in 1614 per testament door Jeff Gerritsz Oly gestichte St.-Andrieshofje (Egelantiersgracht 105-145) [124] bestaat uit drie vleugels met woningen uit 1617 om een binnenplaats achter enkele uit de tweede helft van de 19de eeuw daterende woningen (nrs. 105-109 en 137-145). De linkervleugel bevat op de verdieping een (ontruimde) laat-19de-eeuwse kapel en heeft in de gevel een (verplaatste) 17de-eeuwse gevelsteen met een afbeelding van Christus. Een eenvoudig poortje met gevelsteen leidt naar de binnenplaats met fontein van het Anslo's hofje (Egelantiersstraat 20-50) [125]. Dit in 1626 door de doopsgezinde lakenhandelaar Claes Claesz Anslo gestichte hofje is later verschillende malen verbouwd. De poort en het voorgebouw zijn bij een restauratie van het complex in 1968-'69 gereconstrueerd. Toen heeft men ook de aangrenzende bebouwing op het binnenterrein (onder andere het Zwaardvegershofje) opgeknapt en in historische trant vernieuwd (voltooid 1973). Naast elkaar - en sinds een restauratie rond 1997 zonder afscheiding - liggen de 17de-eeuwse tweelaagse woningen van het Bosschehofje (Palmgracht 20-26) [126], gesticht in 1645 door Arend Dirksz Bosch, en het Raepenhofje (Palmgracht 28-38), gesticht in 1648 door stadsthesaurier Pieter Adriaensz Raep. De dwarse straatvleugel met regentenkamer van het laatstgenoemde hofje is voorzien van een rondboogpoortje met de afbeelding van een raap op de sluitsteen en daarboven een rond bovenlicht met de initialen van de stichter. Rond 1645 stichtte Cornelis
| |
| |
Amsterdam, Deutzenhofje
Maartensz Pronck het zogeheten Zevenkeurvorstenhofje (Tuinstraat 199-223) [127], dat echter in 1724 en 1775 in fasen werd herbouwd en in 1862 een vroeg-neogotische kapel kreeg. De gesloten straatgevel van het hofje bevat een omlijste ingang met gedenksteen (1775). Het in 1650 door Jacob Stoffels gestichte Hofje Venetiae (Elandstraat 102-142) [128] heeft achter een 19de-eeuwse vleugel nog twee rijtjes midden-17de-eeuwse eenlaagse woningen. Aan het binnenterrein staan verder twee latere tweelaagse vleugels (circa 1800 en 1904). In 1667 gesticht bij testament van Pieter Jansz Suyker is het Suikerhofje (Lindengracht 149-163) [129]. Een gerestaureerd poortje leidt tussen twee huizen naar het binnenhof met pomp en twee haaks geplaatste blokjes tweelaagse woningen (1678).
Tot de grotere hofjes behoort het in 1650 door de stad gestichte classicistische Huyszitten Weduwehofje (Karthuizersstraat 61-191) [130], ontworpen door stadsbouwmeester Daniël Stalpaert op het terrein van het voorm. karthuizerklooster met tweelaagse woningen om een grote rechthoekige binnenplaats. Daar staan ook twee vierkante pomphuisjes met ingezwenkte bekroning. Het timpaan van het ingangsrisaliet toont een cartouche met de namen van de toenmalige regenten. Fors van omvang is ook het Deutzenhofje (Prinsengracht 855-899; gerestaureerd circa 1965) [131], gebouwd in 1694-'95 uit de nalatenschap van Agneta Deutz door timmerman Pieter Adolfsz de Zeeuw. Bij de regentenkamer op de verdieping van het entreegebouw is een classicistische festoendecoratie met de wapens van Agneta Deutz en haar twee opeenvolgende echtgenoten zichtbaar. De grote binnenplaats met pomp wordt omsloten door tweelaagse woningen met smalle vensters. Tegenover de toegang staat een portiek met wijzerplaat en kleine lantaarn.
Deels tijdens het leven van Anthoni Grill en deels na zijn overlijden († 1727) kwam Grill's hofje (Eerste Weteringdwarsstraat 11-35; 1721-'31) [132] tot stand. Aan de straat staan negen met klokgevels uitgevoerde panden, die twee aan twee zijn ingericht als etagewoningen (ingangen begin 19de eeuw). Het middelste pand geeft toegang tot een smalle achterplaats met een klokkenkast in Lodewijk XVI-vormen. Aan deze plaats staat een blok eenvoudige, wit gepleisterde tweelaagse woningen. In 1732-'34 verrees naar plannen van Daniël Marot het door handelaar Christoffel van Brants gestichte Van Brants-Rushofje (Nieuwe Keizersgracht 28-44; gerenoveerd 1970) [133]. Het brede drielaagse hoofdgebouw in Lodewijk XIV-stijl heeft een pronkrisaliet met alliantiewapen en een gebeeldhouwd opzetstuk met liefdadigheidsvoorstelling. Het Swigtershofje (Amstel 86-98) ontstond in 1746 uit de nalatenschap van prent- en boekverkoper Isaac Swigters en ligt verscholen achter een door Pieter Pantel gebeeldhouwd poortje in Lodewijk XV-vormen met liefdadigheidsvoorstelling (1756). Het huis van Swigters richtte men in 1751 in als kapel (gerestaureerd 1959). In 1755 stichtten suikerraffinadeur Gerrit ten Sande en zijn vrouw Maria de Groot het Nieuw Suykerhofje (Prinsengracht 385-395; gerenoveerd circa 2000). Een inpandige gang door het grachtenhuis (nr. 385) geeft toegang tot drie aan een T-vormige steeg gelegen drielaagse bouwdelen met tweekamerwoningen. Aan de achterzijde bevindt zich nog een op een tuinhuis lijkende voorm. kapel (circa 1775) met inwendig enkele stucversieringen, waaronder een namaak-orgel. Eveneens toegankelijk via een inpandige gang (Prinsengracht 173) is het Zonshofje (Prinsengracht 159-171), dat in 1764-'65 werd gebouwd ter plaatse van de in 1755 afgebroken 17de-eeuwse Doopsgez. schuilkerk ‘De Kleine Zon’. Het hofje werd in 1800 en 1882 verder uitgebreid.
Boven de ingang van het drielaagse hoofdgebouw prijkt een gebeeldhouwde voorstelling van de ark van Noah, verwijzend naar de naam van de kerk na 1720 (tot 1755). Occo's hofje of 't Gebouw van Barmhartigheid' (Nieuwe Keizersgracht 94) [134] werd in 1758 gesticht door Cornelia Elisabeth Occo en in 1774 gebouwd naar ontwerp van meester-timmerman Jan Luyten. Het in 1991 gerestaureerde carré-vormige gebouw in Lodewijk XVI-stijl heeft een binnenplaats en een kapel (1816). Het timpaan bij de voorgevel toont een adelaar en guirlandes. Aan de binnenzijde staat op het dak een achtzijdige lantaarn (klok 1779). Afwijkend in vorm is het op een trapeziumvormig hoekperceel gebouwde hofje De Notenboome Uitkijk (Lijnbaansgracht 287), gesticht door Jan van Mekeren en zijn vrouw Johanna Margarethe Okhuysen (gevelsteen). Dit in 1724 als pakhuis gebouwde en later wit gepleisterde drielaagse pand was vanaf 1791 als hofje in gebruik.
In de 19de eeuw kwamen nog enkele nieuwe hofjes tot stand en werden sommige bestaande hofjes gemoderniseerd. Uit een legaat van Arnoud Jan van Brienen ontstond in 1804 naar ontwerp van Abraham van der Hart het Van Brienenhofje (Prinsengracht 89-133; gerestaureerd 1995-'97) [135]. Dit hofje bestaat uit vier door middel van muren met poortjes met elkaar verbonden vrijstaande bouwdelen om een binnenhof met pomp. Het met wijzerplaten en een klokkentorentje getooide hoofdgebouw bevat de regentenkamer en een kapel. Het Looiershofje (Nieuwe Looiersstraat 16-42; gerenoveerd circa 1970)
| |
| |
[136] werd in 1828 gesticht achter enkele werkmanshuizen uit circa 1665. De ingezwenkte topgevel ter linkerzijde bevat een gevelsteen met de tekst ‘In de Niwe Loeyerey’. Een rondboogdoorgang leidt naar de 19de-eeuwse woningen (nrs. 20-38) om het binnenterrein met houten pomphuis. De kerkruimte boven het poortje bevat een portret van stichteres jkvr. A.M.E. Elias. Uit 1842 dateert het op een terrein van Isaac Hodshon en Isabella Dedel gebouwde Hodshon-Dedelhofje (Eerste Weteringdwarsstraat 83-105; gerestaureerd 1978) [137]. Dit U-vormige neoclassicistische gebouw heeft aan de straatzijde een binnenplaats met pomp en een afsluitende muur met gebeeldhouwd ingangspoortje met alliantiewapen. Het Hilmanhofje (Nieuwe Looiersstraat 146-152) werd in 1875 gesticht door Johannes Hilman ter nagedachtenis aan zijn overleden zoontje Willem Hendrik Hilman. Achter het brede voorgebouw met rondboogpoort en cartouche staan eenkamerwoningen om een binnenplaats. Bankier Joannes Baptista van Aerde stichtte in 1806 in enkele bestaande panden het Regenboogliefdehofje [138]. Het huidige complex (Tuinstraat 100-102) is de in 1884 ontstane uitbreiding, bestaande uit twee woningblokjes met trapgevels, aan de straatzijde verbonden door een muur met poort (naam in boogveld). Het Rozenhofje (Rozengracht 147-181; gerenoveerd 1990) [139] werd in 1744 gesticht bij testament van houthandelaar Jan de Jager. Aan de binnenplaats staan woningen uit 1744 en 1790. Het aanzicht van dit hofje wordt echter gedomineerd door de in 1882-'84 naar plannen van G.B. en A. Salm in neorenaissance-vormen opgetrokken brede drielaagse straatvleugel met boven de ingang een regentenkamer met erker. Het Lindenhofje (Lindengracht 94-112; gerenoveerd 2004) werd in 1614 gesticht door Waterlandse doopsgezinden en in 1801 overgenomen door het R.K. Armenkantoor (gevelsteen). Aan de straat staat een in 1885
opgetrokken brede neorenaissance-vleugel, de achterliggende woningen dateren uit 1939. Aan drie zijden omgeven door water is het in de kern uit de 17de eeuw daterende Vredenhofje (Vredenburgersteeg 1) met als meest herkenbare gedeelte een in 1890 naar ontwerp van A.C. Bleijs in neogotische en neorenaissance-vormen opgetrokken bouwdeel met trapgevel en opvallende schoorsteenpartij. Moderniseringen van hofjes vonden ook nog begin 20ste eeuw plaats, zoals het via een inpandige gang toegankelijke Claas Reijniersz hofje of ‘Liefde is het Fondament’ (Keizersgracht 332-346), gesticht in 1618 en geheel vernieuwd in 1912 (J.N. Hendrix), en het Rijpenhofje (Rozengracht 116-138), gesticht in 1747 door Gerard van de Rijp en vernieuwd in 1912-'13 (A. Salm).
Volkswoningbouw. Vanaf het midden van de 19de eeuw bouwden semifilantropische bouwverenigingen woningen voor armlastigen en arbeiders, vooral in de Jordaan, waar de explosieve bevolkingsgroei leidde tot zeer slechte woonomstandigheden. Een van de eerste projecten van de in 1852 opgerichte ‘Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse’ was het drielaagse blok etagewoningen Eerste Passeerdersdwarsstraat 51-65 (1852-'54, H. Hana). Oorspronkelijk waren er twee van deze blokken. Het behouden en onlangs gerenoveerde blok toont een sobere maar verzorgde detaillering met vooruitspringende ingangstraveeën. De in 1853 opgerichte woningbouwvereniging ‘Salerno’ bouwde de sober gedetailleerde etagewoningen Valckenierstraat 23-33 (1854-'55, J.H. Leliman). Aan de straat verrees een vierlaags bouwblok met tweekamerwoningen en haaks daarachter een vierlaags blok rug-aan-rugwoningen. Bedoeld als kosteloze huisvesting voor bejaarde arbeiders en ook lijkend op een traditioneel hofje zijn de door de ‘Stichting voor de Arbeidsstand Constantia’ (opgericht 1863) gebouwde woningen Willemsstraat 149-165 (1863-'64). Het met vier vleugels om een binnenplaats gebouwde complex met geblokt gepleisterde lisenen is ontworpen in neoclassicistische vormen door P.J. Hamer. Vanaf de jaren zestig verrezen in de Jordaan veel nieuwe woningblokken, gewoonlijk met rug-aan-rug geplaatste eenkamerwoningen (met privaat). Architect P.J. Hamer ontwierp veel van deze complexen, zoals voor de ‘Bouwmaatschappij Concordia’ de woningen Westerstraat 327-405/Lijnbaansgracht 63-65 (1862, gerenoveerd 1986) en de met gepleisterde accenten en rondboogfriezen wat rijker gedetailleerde woningen Westerstraat 215-295 (1862-'64, gerenoveerd 1985). Bij beide complexen geeft een doorgang toegang tot een vleugel op het binnenterrein. Eveneens naar plannen van
P.J. Hamer verwezenlijkte Concordia aan de andere zijde van het bouwblok het sobere woningcomplex Anjeliersstraat 162-394 (1869/1876). Buiten de Jordaan kwam naar plannen van P.J. Hamer het blok etagewoningen Huidekoperstraat 4-18 (1868-'70) tot stand voor de ‘Vereniging ten behoeve der Arbeidersklasse’. De ingangstraveeën zijn hier opvallend geaccentueerd met wit gepleisterde pilasters in eclectische vormen en worden bekroond door dakkapellen met keperboog- of rondboogtop. Op initiatief van mevr. L. van der Pek-Went (gedenksteen) liet de ‘Bouwonderneming Jordaan’ in 1896 naar plannen van J.E. van der Pek de rug-aan-rugwoningen Goudsbloemstraat 125-139 bouwen en aan de andere zijde van het bouwblok de duurdere tweekamerwoningen Lindengracht 206-220. Deze vierlaagse woningblokken hebben allebei dakkapellen met hijsluiken, maar bij de woningen aan de Lindengracht is de decoratie rijker. Daar waren op de begane grond ook winkels of werkplaatsen ingericht, waarvan de puibalken werden versierd met afbeeldingen van gereedschappen en verwijzingen naar bouwambachten. Tot de jongere woningcomplexen die in de Jordaan tot stand kwamen, behoort verder het door Concordia gebouwde Hof van Parijs (Elandstraat 160-178; 1902-03, P.J. Hamer; verbouwd 1984). Dit U-vormige complex etagewoningen is uitgevoerd in neorenaissance-vormen en heeft ingangsrisalieten in oranje baksteen.
Winkels. Vanaf het midden van de 19de eeuw vormde zich een uitgestrekt winkelgebied langs de as Nieuwendijk-Kalverstraat en langs het Rokin en het Damrak. Belangrijke winkelstraten werden verder de Heiligeweg, de Leidsestraat, de Utrechtsestraat en de Haarlemmerstraat. Aan de laatstgenoemde staat het wit gepleisterde eclectische hoekpand Haarlemmerstraat 67 (circa 1880), dat de manufacturenwinkel ‘Willem III’ huisvestte (nu hotel). De
| |
| |
winkelpui vermeldt nog de oude handelswaren. In neorenaissance-stijl uitgevoerd zijn de boekwinkels Rokin 30 (1880, A.L. van Gendt), gebouwd voor de Algemene Boekhandel R.A. Tatchin, en Damrak 62 (1886, J. van Looy) van de boekhandel A. de Lange (gesloten 1998). Bij de laatstgenoemde verwijzen borstbeelden, maskers en cartouches naar de kunst en cultuur van de Gouden Eeuw; in de met rolwerk versierde geveltop symboliseert een uil de (boeken) wijsheid. Bescheidener van opzet is de neorenaissance-gevel van het woon- en winkelpand Nieuwezijds Voorburgwal 383 (1885, A.C. Bleijs), dat wel is voorzien van het stadswapen en een gevelnis met beeld (mogelijk keizer Maximiliaan). Voor het fotografisch atelier van A. Greiner ontwierp G. van Arkel de weelderige neorenaissancegevel van Nieuwendijk 89 (1887) met duidelijke Italiaanse invloeden bij de vierde bouwlaag. Boven de winkelpui met rondbogen is in een fries het fotografisch procédé uitgebeeld (P.E. van den Bossche). Medaillons aan weerszijden tonen portretten van de fotografische pioniers Daguerre en Nièpce. De rijke neorenaissance-winkelpui met granieten en messing zuilen van de voorm. bakkerij Heiligeweg 35 (1890) is ook ontworpen door Van Arkel. In een voor hem kenmerkende combinatie van neogotische en neorenaissance-vormen kwamen nog verschillende andere rijke winkelpanden tot stand, zoals de met trapgevels, pinakels en medaillons uitgevoerde voorm. tabakswinkel Heiligeweg 1 (1891). Boven de houten winkelpui toont een gebeeldhouwd natuurstenen fries de stadia van de tabaksbewerking. Verder ontwierp Van Arkel de met medaillons, colonnetachtige elementen en consoles versierde gevels van Kalverstraat 101 (1893; pui modern) en Utrechtsestraat 30 (1894). De laatste heeft een fraaie houten winkelpui met pilasters en het stadswapen (aangepast circa
1910). In samenwerking met W. Wilkens ontwierp hij de rijke gevel van het woon- en winkelpand Kalverstraat 200 (1892-'93; pui gemoderniseerd) met ver uitstekende rondbogen bij de tweede verdieping en vrouwenfiguren met fakkels bij de trapgeveltop.
Het zijn vooral de op hoeken van straten gebouwde winkels die de meeste gelegenheid boden voor een architecturaal gebaar. De in rijke eclectische neorenaissance-stijl uitgevoerde voorm. sigarenwinkel Keizersgracht 508 (1881, A.C. Bleijs) heeft boven de ingang op de hoek een overhoekse hoekerker met hoog schilddak als verticaal accent. Boven de natuurstenen pui zijn ook hier de diverse stadia van de tabaksverwerking uitgebeeld (F.L.H. de Fernelmont). Op de erker memoreert een buste van schrijver P.C. Hooft diens geboortejaar (1581). Een grote hoekwinkel met hoekerker is het voorm. winkelpand voor glaswerk en porselein van de firma Focke & Meltzer, Kalverstraat 152 (1885-'86; H.P. Berlage en T. Sanders). Het is ontworpen in een op Venetiaanse voorbeelden geïnspireerde neorenaissancestijl. De cirkelvormige traceringen van de verdiepingsvensters tonen portretkoppen van renaissance-kunstenaars, waaronder Luca della Robbia en de gebroeders Crabeth (B. van Hove). Andere laat-19de-eeuwse hoekwinkels met markante hoekerkers zijn het wit gepleisterde pand Utrechtsestraat 91 (1879-'80) en de in neorenaissancevormen uitgevoerde hoekwinkel Vijzelstraat 111 (1894, A. Jacot en W. Oldewelt). Het vijflaagse hoekpand Nieuwendijk 47-49 (1893-'94, W.G. Welsing) toont een vrijere toepassing van de neorenaissancestijl. Opvallend is de als hoge kroonlijst uitgewerkte bovenste bouwlaag. In vormgeving sterk aansluitend bij de 17de-eeuwse gevels is het in neorenaissance-stijl uitgevoerde woon- en winkelpand Oude Hoogstraat 2 (1901-'02, J. Stuyt en J.Th.J. Cuypers). Bij de kruising van de Raadhuisstraat met de Herengracht verrezen de woon- en winkelpanden Raadhuisstraat 30-34/Herengracht 184 (1897, H.P. Berlage), met zandstenen gevels in rationalistische vormen, en Herengracht 213 (1896-'97, J.G. en A.D.N. van Gendt) met
vakwerkgeveltoppen.
In de zwierige variant van de jugendstil ontwierp Van Arkel het Gebouw Helios (Spui 15-19; 1895-'97), een ontwerp dat op de Wereldtentoonstelling van Parijs (1900) werd bekroond met de bronzen medaille. Opdrachtgever was de fotograaf M. Büttinghausen, wiens atelier was gevestigd op de bovenste verdieping onder een glazen dak. De naam Helios verwijst naar de Griekse zonnegod, van wie de term heliografie (diepdrukcliché voor het drukken van foto's) is afgeleid. Opvallende elementen zijn de gebogen erker, de tuitgevelachtige gevelbekroningen, de mozaïekdecoraties en de rijke hardstenen pui met reclametekstband. In 1909 volgde de verbouwing tot lunchroom (Maison Ledeboer) en ook nu heeft de begane grond een horecafunctie. Een ander opvallend ontwerp van Van Arkel is het voor luxe-bakkerij D.C. Stähle op een klein hoekperceel opgetrokken vijflaagse woon- en winkelpand Spuistraat 274 (1898). De wit geschilderde gevels met jugendstil- en chaletstijl-elementen zijn voorzien van accenten in hardsteen, afgeronde erkers en een met hout beklede bovenste bouwlaag. In de winkel tonen tegeltableaus het zaaien en oogsten van graan en de stadia van het bakproces. Curieus is zijn ontwerp voor het met grote houten erkers uitgevoerde hoekpand Gasthuismolensteeg 18 (1900).
Een opmerkelijk jugendstil-ontwerp van F.M.J. Caron is het smalle winkelpand Haarlemmerdijk 39 (1896), gebouwd voor vis- en fruithandel N. Roeraade. Boven de met hardsteen omlijste houten winkelpui met grote boog tonen beschilderde tegelvoorstellingen een inktvis en een zeehond. Verder is de gevel versierd met gestileerde bloemmotieven en muurankers in de vorm van kronkelende palingen. Andere gestileerde jugendstil-ontwerpen zijn het in gele verblendsteen uitgevoerde woonen winkelpand Haarlemmerdijk 43 (1900, F.M.J. Caron) en het in rode verblendsteen uitgevoerde pand Rokin 44 (circa 1905) van de firma H. Drijfhout & Zn. Zwieriger van vorm is de gevel van Haarlemmerstraat 83 (1906, J. Hegener). Ook de bovenbouw van het in natuursteen opgetrokken hoekpand Damrak 37-38 (1903-'04, J.W.F. Hartkamp) heeft zwierig gedetailleerde vensters met hoefijzervormen. Andere hoekpanden met eenvoudiger jugendstilelementen zijn Spui 14 (1904, L.G. Mohrmann) - na verbouwing sinds 1966 in gebruik als boekhandel Atheneum - en het wit gepleisterde woon- en winkelpand Keizersgracht 707-709
| |
| |
Amsterdam, Woon- en winkelpand Haarlemmerdijk 39
(1904) met decoratieve banden en venstertogen in groen en geel geglazuurde steen. Uit dezelfde tijd zijn de wit geschilderde jugendstil-gevels met gebogen erkers van Raadhuisstraat 42-44 (1908). Uit het begin van de 20ste eeuw dateren aan de Heiligeweg de voor de firma Kettner in witte steen uitgevoerde pianowinkel Heiligeweg 21-25 (1906-'07, A.J. Kropholler en J.F. Staal) en het met groene steentjes gedecoreerde brede winkelpand Heiligeweg 49-51 (1914-'15, A. Jacot; pui modern). Verder is er een art déco-winkelpui met glas-in-loodwerk bij Heiligeweg 37 (circa 1915). Het winkelpand De Rijnstroom (Rokin 92-96; 1913-'14, A.D.N. en J.G. van Gendt) van sigarenhandel P.G.C. Hajenius is vernoemd naar het gebouw van de oorspronkelijke vestiging (sinds 1826) aan de Dam. De natuurstenen gevel bezit kolossale pilasters, art déco-ornamenten en boven de ingang het rijkswapen (hofleverancier). De rijke winkelinrichting in marmer en mahoniehout is grotendeels behouden. Een bekleding met grijs-groen geglazuurde tegels heeft de art déco-gevel van Kalverstraat 1 (1915-'17, H.Th. Wijdeveld). Een hoekwinkel in verstrakte Nieuw Historiserende vormen is de voor opticien J.M. Schmidt gebouwde winkel De Gouden Bril (Rokin 72; 1917-'18, P. van Dijk) met speelse decoraties. Het oude winkelinterieur (firma J.B. Hillen) is grotendeels behouden. Het glas-inloodwerk is van J.W. le Nobel. Interessant is verder de rijk bewerkte houten winkelpui van Kalverstraat 96 (1919, J.A. Roodenburgh), aangebracht voor de firma Boldoot en voorzien van de tekst ‘In't Geurighe Rooske’.
Warenhuizen en winkelgalerijen. Vanaf circa 1880 verrezen in Amsterdam grote winkels die in hun architectuur aansloten bij ontwikkelingen van de ‘Grands Magasins’ elders in Europa en in Amerika. Op markante hoekpercelen staan bijvoorbeeld het overwegend met neorenaissance-vormen uitgevoerde voorm. confectiewarenhuis Dam 2b-4 (1886, W. Langhout) en het warenhuis Metz & Co. (Keizersgracht 455; 1891, J. van Looy) [140]. Het laatste werd in internationaal eclectische vormen gebouwd voor de New York Life Insurance Company als winkel annex kantoren en woningen, en na aankoop door de firma Metz & Co (1908) verbouwd tot warenhuis (1918, H.A. van Anrooy). Dit vijflaagse blokvormige hoekpand is voorzien van een hoektoren met koepel. De natuurstenen gevels vertonen internationale eclectische vormen met veel neobarokke versieringen. De letters N en Y en een Amerikaanse adelaar
Amsterdam, Winkelgalerij Raadhuisstraat 23-53
verwijzen naar de eerste bouwheer. De oorspronkelijk als toonzaal en nu als restaurant dienende dakopbouw uit 1933 is een functionalistisch ontwerp van G.Th. Rietveld. Bij de aanleg van de Raadhuisstraat (1895-'96) ontwikkelde de Levensverzekerings Maatschappij De Utrecht de winkelgalerij Raadhuisstraat 23-53 (1896-'97) [141] met achttien geschakelde winkels, een horecagelegenheid en enkele kantoren naar plannen van A.L. van Gendt en zijn zoons J.G. en A.D.N. van Gendt. De met de flauwe S-curve van de straat meebuigende gevelwand vertoont een combinatie van neorenaissance-, rationalistische en jugendstil-vormen en is voorzien van veel beeldhouwwerk (dierenfiguren en monsters). Vóór de etalages langs loopt een overdekte galerij in natuursteen, ijzer en glas.
Op Amerikaanse warenhuisontwerpen geïnspireerd is het voor de firma H.F. Jansen & Zn. als meubelzaal annex stoomtimmerfabriek gebouwde magazijn Spui 10 (1891-'92, Ed. Cuypers) [142]. Opvallend zijn de grote en hoge etalages en de zichtbare ijzerconstructies. Later waren in dit pand onder meer de Holland-Afrikalijn (Afrikahuis) en de boekhandel Scheltema Holkema Vermeulen gevestigd (verbouwd 1988). Grote glaspartijen bepalen ook het uiterlijk van de rond de eeuwwisseling op hoekpercelen opgetrokken warenhuizen Nieuw Engeland (Koningsplein 2-4; 1899, A. Jacot en W. Oldewelt) [143], voorzien van een ronde hoektoren met koepel en lantaarn, en Leidsestraat 1-3 (1904-'05, P.A. Weeldenburg), met bovenetalages in ijzer en staal en een afgeschuinde hoekpartij met tegelmozaïek en gebogen erker. J.F. Staal en A.J. Kropholler ontwierpen
| |
| |
Amsterdam, Maison Hirsch & Cie.
in 1907 het voorm. meubelmagazijn en kantoor 't Binnenhuis (Raadhuisstraat 46-50) [144] met een symmetrisch ingedeelde rationalistische voorgevel. 't Binnenhuis was een initiatief van H.P. Berlage en C. Henny met als oogmerk de kwaliteit van de toegepaste kunst en industriële vormgeving (meubels) te verbeteren.
Vanaf het begin van de 20ste eeuw werden de warenhuizen opgezet met een skelet van gewapend beton, dat aan het oog werd onttrokken door met baksteen of natuursteen beklede gevels. Maison de Bonneterie (Rokin 138-140) [145] kreeg in 1908-'09 zijn huidige vorm naar een op Franse voorbeelden geïnspireerd Nieuw Historiserend ontwerp van A. Jacot en W. Oldewelt. Het in de jaren zestig gemoderniseerde interieur bevat nog een vide met gebogen galerijen en een lichtkoepel. Aan de Kalverstraatzijde (nr. 183), waar de winkel in 1889 werd gevestigd, is boven de winkelpui een gepleisterde gevel uit circa 1850 behouden. Jacot ontwierp samen met J. Snuyff het modehuis Maison Hirsch & Cie. (Leidseplein 23-31; 1911-'13) [146] in internationale eclectische stijl met kolossale ionische pilasters en een afgeronde hoekpartij met koperen koepel. Als voorbeeld diende het Londense warenhuis Selfridges. In Nieuw Historiserende stijl en met kolossale ionische pilasters ontwierp Jacot nog de winkelmagazijnen Nieuwendijk 200 (1912) en Leidseplein 1-3 (1917). Op de plaats van de in 1903 gesloopte beurs van Zocher verrees het grote warenhuis De Bijenkorf (Damrak 90; 1912-'14) [147] in opdracht van A.I. Goudsmit en de Société Anonyme Grands Magasins ‘De Bijenkorf’. De op de Franse renaissance teruggrijpende gevels in Nieuw Historiserende vormen zijn ontworpen door J.A. van Straaten (aangepast door B.A. Lubbers). Opvallend zijn de hoger opgetrokken risalieten met gebogen frontons en de middentoren met lantaarn en koepeldak. Het warenhuis onderging verbouwingen en uitbreidingen in 1935-'37 (W. Brouwer en W.M. Dudok), 1978-'80 (parkeergarage; F.J. van Gool) en rond 2005 (K. Rijnboutt). De in Muschelkalksteen uitgevoerde gevels van het in ‘Um 1800’-stijl uitgevoerde warenhuis van Peek & Cloppenburg (Dam 20; 1915-'17, A.J. Joling)
[148] tonen reliëfs en beeldhouwwerk van K. Smout en herplaatste gevelstenen van enkele voor de bouw afgebroken huizen. Grote gevelbeelden dienen als reclame voor het sinds 1991 mede in het gebouw ondergebrachte wassenbeeldenmuseum van Madame Tussaud. Bijzonder door de vroege openlijke toepassing van gewapend beton als gevelbekleding is het gebouw van de voorm. modezaak Gerzon (Kalverstraat 66; gevestigd 1892) [149], zoals het is ontstaan bij een uitbreiding in 1915-'17 naar een ontwerp in art déco-vormen van A. Moen (latere uitgebreid in aangepaste stijl). Ter afwerking werd het beton vermengd met een groenachtige steenslag. Na 1970 zijn de gevels nogal gewijzigd en versoberd; het
Amsterdam, Warenhuis De Bijenkorf
fraaiste gedeelte bevindt zich aan de zijde van de Nieuwezijds Voorburgwal. De kern van het door verbouwingen en uitbreidingen ontstane huidige complex van Vroom & Dreesmann (Kalverstraat 199-203) [150] wordt gevormd door een winkelgedeelte met afgeronde hoekpartij en art déco-achtige pilastergeleding (1912, F.M.J. Caron) en een functionalistisch bouwdeel (1932-'34, J. Kuyt). Een voorm. filiaal van Vroom & Dreesman is het zakelijk-expressionistische gebouw Damstraat 9-21 (1927-'28, J. Kuyt). Functionalistisch van vormgeving is het gebouw van Galeries Modernes (Reguliersbreestraat 10-22; 1937-'38, D. Brouwer) [151]. Tot de meest recente toevoegingen aan het winkelbestand behoort het samen met ‘Hotel De Kolk’ gebouwde winkelcentrum De Kolk (Nieuwendijk 156-160 e.o; 1991-'96, B. van Berkel). Markant zijn de schuin weglopende gevels met groen glas en bruine terracotta-tegels.
Sociëteits- en verenigingsgebouwen. Het gebouw Felix Meritis (Keizersgracht 324) [152] kwam in 1787-'88 tot stand voor het gelijknamige genootschap (‘gelukkig door verdiensten’) ter bevordering van de kunsten en wetenschappen. Nadat Jacob Otten Husly met zijn ontwerp in Lodewijk XVI-stijl de uitgeschreven prijsvraag gewonnen had, verrees het gebouw met een ovaal achterhuis en een met Bentheimer zandsteen beklede voorvleugel. Boven de begane grond heeft de
| |
| |
voorgevel vier kolossale corinthische halfzuilen die een kroonlijst met fronton dragen. Het beeldhouwwerk is van Jan Swart, zoals de symbolische reliëfs die de vijf afdelingen van het genootschap tonen: koophandel, natuurkunde, beeldende kunst, toonkunst en letterkunde. Van het oorspronkelijke interieur van de voorvleugel is na een brand in 1932 niets behouden. Het achterhuis bevat een ovale concertzaal en een nog uit de bouwtijd daterend trappenhuis. Het gebouw is tegenwoordig in gebruik als theater, café en congrescentrum.
Het gebouw Arti et Amicitiae (Rokin 112) [153] van de in 1839 opgerichte gelijknamige kunstenaarsvereniging (‘voor kunst en vriendschap’) is ontstaan door verbouwing van enkele bestaande panden. In 1841 ontwierp M.G. Tétar van Elven de tentoonstellingszaal, die is voorzien van een lichtkap met gietijzeren constructie. De in 1855-'56 naar ontwerp van J.H. Leliman opgetrokken eclectische voorgevel kreeg door F. Stracké vervaardigde gevelsculpturen in de vorm van medaillons en vier houten beelden (nu kunststof kopieën). Deze stellen de graveerkunst, de beeldhouwkunst, de architectuur en de schilderkunst voor. In 1893-'94 vond een verbouwing van het interieur plaats naar plannen van H.P. Berlage en A.C. Bleijs.
Amsterdam, Felix Meritis
Voor de joodse zangvereniging ‘Oefening baart Kunst’ verrees het eclectische gebouw Plancius (Plantage Kerklaan 61; 1875-'76, N. Vos en J. Galman) [154] met een concertzaal en een vergaderzaal voor de joodse arbeidersvereniging. Op de geveltop van het gepleisterde pand is een kleine Davidster zichtbaar. Sinds 1999 dient het gebouw als café en Verzetsmuseum. In ‘Um 1800’-stijl gebouwd is de sociëteit De Groote Club (Kalverstraat 2; 1912-'14, Th.G. Schill en D.H. Haverkamp) [155]. De Amsterdamse Industriële Club liet het forse sociëteitsgebouw Industria (Dam 23-31; 1913-'16, F. Kuipers) [156] bouwen. Boven de hoofdingang heeft dit in rationalistische vormen uitgevoerde pand een torenvormig bouwdeel met koperen helmdak. Het interieur is nog nagenoeg intact. De begane grond is nu verhuurd als winkelruimte, een deel van de verdiepingen dient als kantoor.
Andere verenigings- of sociëteitsgebouwen zijn het neoclassicistische gebouw van de Chr. wijkvereniging ‘Het Koning Willemshuis’ (Egelantiersstraat 141-143; 1863, J. van Maurik), de voorm. sociëteit Onder Ons (Kalverstraat 27-29, 1879, A.L. van Gendt) met een gepleisterde eclectische gevel boven een natuurstenen pui, en het in neorenaissance-stijl uitgevoerde voorm. R.K. verenigingsgebouw Geloof en Wetenschap (Herengracht 415; 1891, W.G. Welsing). Het laatstgenoemde is sinds 1977 het onderkomen van de Boekmanstichting. Het voorm. Leesmuseum (Rokin 102) [157] is tot stand gekomen voor een culturele sociëteit (opgericht 1800), waar men publicaties in binnenen buitenlandse kranten en tijdschriften kon lezen en boeken kon lenen. De sociëteit verhuisde in 1820 naar deze plek. Het huidige gebouw kwam in 1904 tot stand naar een rationalistisch ontwerp van C.B. Posthumus Meyjes. Na de opheffing van de sociëteit in 1933 deed het gebouw geruime tijd als veilinghuis.
Hotels. Na het midden van de 19de eeuw kreeg Amsterdam diverse grote moderne hotels, zoals het Amstelhotel (Prof. Tulpplein 1; 1865-'67, C. Outshoorn) [158]. Dit brede vrijstaande gebouw is uitgevoerd in eclectische-vormen, die zijn geïnspireerd op de Franse renaissance-paleizen. De hoek- en middenrisalieten zijn voorzien van kolossale pilasters. De tussenliggende delen werden in 1899 met een etage verhoogd. In de beginjaren trok de hier gevestigde praktijk van dokter J.G. Mezger (grondlegger van de fysiotherapie) veel leden van de Europese adel naar het hotel. Grand Hotel Krasnapolsky (Dam 9) [159] werd gesticht door A.W. Krasnapolsky en zijn zwager A. Volmer, die in 1868 het ‘Nieuw Pools Koffijhuis’ aan de
Amsterdam, Societeit Plancius
| |
| |
Amsterdam, Amstelhotel (1987)
Warmoesstraat hadden gekocht. In 1879-80 kwam een wintertuin tot stand met een kap van glas en staal (G.B. Salm), versierd met wandschilderingen en in de tuin tropische planten en palmen in potten (gerestaureerd 1994). In 1883-'84 breidde het hotel verder uit (Warmoesstraat 173; J.F. Henkenhaff en F. Ebert). In 1952 kocht men het aangrenzende hotel-restaurant Polman, dat bij de verruiming van de Dam in 1914 aan het plein was komen te liggen en vervolgens
Amsterdam, Victoriahotel
was vernieuwd (1915-'16, A.D.N. van Gendt). De hoofdingang van Krasnapolsky werd toen naar dit bouwdeel verlegd (dakterras 1983).
Het Doelenhotel (Nieuwe Doelenstraat 24; 1882-'83, J.F. van Hamersveld; verbouwd 1900, J.G. en A.D.N. van Gendt) [160] is een gebouw in rijke neorenaissance-stijl, met aan de Amstelzijde een hoog opgaand torenvormig middendeel. In het gebouw bevinden zich de resten van de hier in 1633 gebouwde Kloveniersdoelen, waarvan de doelenzaal was aangebouwd tegen de in 1522 door de kloveniers betrokken vestingtoren ‘Swych Utrecht’ (1480). Het voorm. Hotel du Passage (Prins Hendrikkade 20-21; 1882-'84, Y. Bijvoets) [161] was oorspronkelijk een hotel met winkelpassage. Het hotel ging al in 1886 failliet, waarna het in 1898 werd ingericht als kantoor ‘Mercurius’. De rijk uitgevoerde voorgevel in neorenaissance- en neobarokke stijl heeft een met natuursteen beklede onderbouw en een door pilasters gelede bakstenen bovenbouw. De middenpartij wordt bekroond door een zinken gevelbeeld van Mercurius (god van de handel) en een allegorische verbeelding van Amstel en IJ (F.L.H. de Fernelmont). Binnen bevinden zich nog delen van het rijke eclectische interieur.
Het Victoriahotel (Damrak 1-6; 1888-'89) [162] werd ontworpen in internationale neobarokke stijl door J.F. Henkenhaff - die het hotel zelf zou exploiteren - en F. Ebert. De geheel met natuursteen beklede gevels zijn rijk gedetailleerd en er is een hoektoren met koepel. Uitbreidingen van het hotel aan de zijde van Prins Hendrikkade volgden in 1905 en 1915 (beide G. van Arkel), en in 1985. Het hotel is om twee oudere huizen heengebouwd, omdat Henkenhaff die in 1889 niet kon verwerven. In rijke neorenaissance-stijl uitgevoerd is het Hotel de l'Europe (Nieuwe Doelenstraat 2-4; 1895-'96, W. Hamer) [163], dat later is uitgebreid (1911, J.G. en A.D.N. van Gendt) en geheel gerenoveerd (1987).
Het American Hotel (Leidseplein 28) [164] werd in 1898-1902 naar ontwerp van W. Kromhout en W.G. Jansen gebouwd in opdracht van A. Volmer ter plaatse van een hotel uit 1879-'82. Naast een hotel bevat het gebouw ook café-restaurant ‘Americain’ en op de verdieping een feestzaal. Het in gele baksteen opgetrokken gebouw vertoont rationalistische elementen, jugendstil-details en verwijzingen naar Moorse en Venetiaanse architectuur. De tegeltableaus met voorstellingen van flora en fauna zijn vervaardigd door aardewerkfabriek ‘De Distel’ naar ontwerp van L. Nienhuis. Kromhout ontwierp ook een deel van de inrichting, zoals de stoelen en de lampen. De gebrandschilderde ramen in de grote cafézaal zijn uit de bouwtijd. In 1927-'28 voegde G.J. Rutgers de vleugel aan de Leidsekade toe (beeldhouwwerk Th. Vos) en kreeg het café een inrichting in
| |
| |
Amsterdam, Restaurant Die Port van Cleve
art déco-stijl (lichtornamenten, J. Eisenloeffel) en zijn er wandschilderingen aangebracht. Er volgden nog een uitbreiding (1954) en een renovatie (1985-'88). In opdracht van F. Schiller verrees het Hotel Schiller (Rembrandtplein 26-36; 1914-'15, M.J.E. Lippits en N.H.W. Scholte) [165] in Nieuw Historiserende stijl met neorenaissance- en rationalistische elementen. Op de begane grond bevindt zich het ‘Café Schiller’, trefpunt van artistiek Amsterdam. In 1950 heeft men het hotel gemoderniseerd, maar bij een restauratie (1977) is het toen verwijderde jugendstil-interieur van de Schillerbar hersteld. Het forse complex van het Carlton Hotel (Vijzelstraat 2-18; 1925-'29, G.J. Rutgers) [166], tegenwoordig ‘Jolly Hotel’, vertoont een combinatie van expressionistische en rationalistische vormen. Karakteristiek is de galerij met betonnen pijlers bij de begane grond; de bakstenen gevels erboven zijn versierd met natuurstenen beeldhouwwerk (Th.A. Vos). Hotel IBIS (Stationsplein 49; 1988-'92, J. Benthem en M. Crouwel) heeft een golvende gevel bestaande uit prefab-elementen met glazen bouwstenen. Uit dezelfde tijd en ontworpen door dezelfde architecten is de naastgelegen ronde kantoortoren.
Overige horeca. De voorm. herberg Plaats Royaal (Amstel 256), oorspronkelijk een dubbelpand uit 1694, heeft rond 1870 het huidige aanzicht gekregen met kroonlijst en balustrade. Het logement Het Wapen van Amsterdam (Kloveniersburgwal 64) [167] is een rechthoekig gebouw uit circa 1770 met omlopende trigliefenlijst en een moderne glazen dakopbouw. Aan het Rusland bevindt zich de oude ingangspartij met gebroken fronton en wapenschild. In 1907 is het gebouw uitgebreid. Een voorgevel in rijke neogotische stijl heeft restaurant Die Port van Cleve (NZ Voorburgwal 178; 1885-'88, I. Gosschalk) [168]. A.L. van Gendt leverde de neorenaissance-ontwerpen voor het caférestaurant Willemsen (Heiligeweg 26-28; 1881), het koffiehuis Muntplein 1 (1892) en het in Franse renaissancevormen uitgevoerde restaurant Riche (Rokin 84; 1883). Het wit gepleisterde gebouw van Grand Café de Kroon (Rembrandtplein 17-23; 1898, G. van Arkel) heeft links een torenvormige partij en rechts daarvan een grote zaal met gietijzeren pui voorzien van grote ramen. De glazen serre op de verdieping is rond 1990 aangebracht. Het koffiehuis van de Volksbond (Kadijksplein 4; circa 1895) is een eenlaagspand met houten vakwerk, opgevuld met twee kleuren baksteen. Het wit geschilderde houten gebouw van het Noord-Zuidhollands koffiehuis (Stationsplein 10; 1911, J.H.W. Leliman; uitgebreid 1930) [169] diende oorspronkelijk als wachtgebouw voor de Tweede Noord-Hollandsche Tramweg Maatschappij. Het 16de-eeuwse ‘Paalhuis’, dat tot 1681 in het water van het Damrak heeft gestaan, diende als inspiratie voor het ontwerp van dit gebouw met topgevels, zuilengalerij en een terras aan het water. In verband met de aanleg van de metro is het gebouw in 1972 gedemonteerd en vervolgens in 1982 op nagenoeg dezelfde plaats
herbouwd.
Bioscopen. In 1907 opende F.A. Nöggerath in de Reguliersbreestraat het eerste voor filmvertoningen gebouwde theater (vanaf 1922 onder de naam ‘Nöggerath’). Na verbouwingen in 1949 en 1970 is deze bioscoop in 1983 als derde zaal toegevoegd aan het naastgelegen Tuschinski Theater. Filmpionier J. Desmet opende in 1910 de ‘Cinema Parisien’ aan de Nieuwendijk (gesloopt 1988) en in 1912 de ‘Cinema Palace’ in de Kalverstraat (later discotheek ‘Roxy’, uitgebrand 1999). Van de eerste bioscoophausse - met negentien nieuwe filmzalen in 1912 - resteert onder meer het na 1931 als winkel ingerichte gebouw van de voorm. bioscoop Union (Heiligeweg 34-36; 1911, L. Simons). De bioscoop Tavenu (Haarlemmerdijk 161; 1912, P.J.H. van Doorn en C.H. Hagedoorn; verbouwd 1952-'53 en 1971) heet nu ‘The Movies’. Filmhuis De Uitkijk (Prinsengracht 452) is in 1929 ontstaan uit een in 1913 in een 19de-eeuws pakhuis gevestigde bioscoop (verder verbouwd 1933 en 1960).
Het Rozentheater (Rozengracht 117) [170] werd in 1912-'13 gebouwd naar een Nieuw Historiserend ontwerp van Z.D.J.W. Gulden en M. Geldmaker met een voor die tijd zeer grote zaal (900 zitplaatsen). De gebogen voorgevel met glas-in-loodvenster en ingangspartij met drie boogvormige toegangen wordt geflankeerd door torenvormige volumes. Na een verbouwing in 1926, waarbij het theater werd omgedoopt tot ‘Asta’, werden hier veel films gedraaid. Na een restauratie in 1948 kreeg het de naam ‘Capitol’. Sinds 1971 dient het gebouw hoofdzakelijk als theater (verbouwd
| |
| |
Amsterdam, Tuschinski Theater
2003, bureau Mecanoo).
Het opmerkelijke Tuschinski Theater (Reguliersbreestraat 26-28) [171] werd in 1918 door H.L. de Jong ontworpen in uitbundige art déco-stijl. Na een ruzie met opdrachtgever Abraham Tuschinski werd het door aannemer Klaphaak afgebouwd en in 1921 geopend. Tuschinski beoogde een filmpaleis dat qua omvang en allure niet onderdeed voor een theater. De door twee koepeltorens geflankeerde voorgevel toont rijke bouwornamenten naar ontwerpen van Ch. Bartels en B. Jordens. Een bronzen hekwerk bekroont de gevel. Aan weerszijden van de hoofdingang bevinden zich twee kleinere ingangen met daarboven vier monumentale bronzen lampen. De groots opgezette ontvangsthal is gedecoreerd met kleurige wand- en plafondschilderingen, houtsnijwerk en siersmeedwerk naar ontwerp van J. Gidding. Het hoofdmotief is een in art déco-stijl gestileerde pauw. De Poolse adelaar op het vernieuwde tapijt in de hal is een verwijzing naar Tuschinski's land van herkomst. Ook P. den Besten, W. Kromhout en D.J. van der Laan werkten aan de interieurdecoraties. De grote filmzaal heeft de vorm van een 19de-eeuwse schouwburg met toneellijst en zijbalkons; deze boden tot 1969 plaats aan een orkest. Het drieklaviers theaterorgel is een uit een Brusselse bioscoop afkomstig Wurlitzerorgel (1921, uitgebreid 1943). Naast de grote filmzaal waren er verschillende nevenruimten, elk in een eigen stijl (Moorse kamer, Japanse kamer). Bij de restauratie in 2000-'02 (K. Doornenbal) heeft men onder meer de wandschildering in de grote filmzaal teruggevonden (1931, P. den Besten) en de plafondschildering (1921) gereconstrueerd.
De voorm. bioscoop Cineac (Reguliersbreestraat 31-33; 1933-'34, J. Duiker) [172] werd in 1933-'34 gebouwd voor de N.V. Cineac (van het Algemeen Handelsblad) als een actualiteitenbioscoop met doorlopende filmvoorstellingen. Het functionalistische gebouw is opgetrokken met een staalskelet en heeft een diagonaal geplaatste paraboolvormige zaal. De eerste verdieping is afgerond en voorzien van een grotendeels glazen wand. Na de sluiting van deze bioscoop in 1995 heef men bij een restauratie van het gebouw in 2003 de in 1980 verdwenen grote lichtreclames weer teruggeplaatst. De voorm. bioscoop Cineac II (Damrak 63-64), geopend in 1911 als ‘De Witte Bioscoop’ aan de Nieuwendijk, kreeg na vergroting in 1912 een ingang aan het Damrak. In 1929 werd de naam veranderd in ‘Capitol’ en in 1937-'38 volgde een vergroting en verbouwing naar plannen van H. van Vreeswijk tot actualiteitenbioscoop (gesloten 1983). Het wit gepleisterde gebouw heeft een opvallende voorgevel met holle en bolle vormen, een grote betonnen luifel en een neonreclamepijl (sinds 1993 met de tekst ‘casino’). Het Citytheater (Kleine Gartmanplantsoen 13-25; 1934-'35) [173] werd ontworpen door J. Wils, met O. Rosendahl als interieurontwerper voor de grote zaal. De gevel bestaat uit in hoogte verspringende geometrische vormen met een hogere, uitgebouwde glazen traptoren. Deze bioscoop heeft al in 1973 inbouwzalen gekregen (gerenoveerd 1994). In 1945 werd bioscoop Kriterion (Roetersstraat 170-172) ingericht als studentenbioscoop in een expressionistische vleugel (1924-'25, G.H. Kleinhout en A.J. van der Steur) van het verenigingsgebouw van de Joodse Handwerkersvriendenkring. De benedenzaal is voor het laatst verbouwd in 1992.
De voorm. Bank van Lening, of ‘Lommerd’ (OZ Voorburgwal 300) [174] werd in 1614 ingericht in een aan de Enge Lombardsteeg grenzend turfpakhuis uit 1550, dat was gebouwd in opdracht van de Oudezijds Huiszittenmeesters. Mogelijk naar plannen van Hendrick de Keyser werd dit pakhuis met compleet houtskelet uit 1550 verbouwd tot stedelijke Bank van Lening (memoriesteen). In 1616 trok men de aangrenzende vroeg-16de-eeuwse noordvleugel van het voorm. Maria Magdalenaklooster erbij als opslagruimte, waarbij de gevels werden aangepast aan de stijl van het turfpakhuis. In de Enge Lombardsteeg bevindt zich een toegangspoortje met gebogen fronton en een vroeg-17de-eeuwse reliëfvoorstelling van de lommerd in bedrijf (Willem de Keyser). Daarboven zit een oeil-de-boeufvenster (circa 1670) omlijst door twee hoornen van overvloed. In 1664-'69 verrees aan de Oudezijds Voorburgwal naar plannen van Daniël Stalpaert een forse uitbreiding met kruiskozijnen. Het middenrisaliet van dit bouwdeel heeft een vroeg-17de-eeuws poortje met een bovenlichtomlijsting uit 1669. Het in 1892 naar ontwerp van W. Hamer als uitbreiding gebouwde pand Oudezijds Voorburgwal 302 met klokgevel maakt geen deel meer uit van het in 1964 gerestaureerde Bank van Leningcomplex.
Elders in de stad werden hulpbanken van lening ingericht, zoals het in neorenaissance-stijl uitgevoerde gebouw Marnixstraat 315 (1887, W. Hamer) en het van rationalistische details voorziene gebouw Lindengracht 204 (1901-'02).
De voorm. Nederlandsche Bank (Oude Turfmarkt 127-137) [175] is een bankgebouw in internationale neoclassicistische stijl, gebouwd in 1865-'69 naar ontwerp van W.A. Froger (advies D.D. Büchler) voor deze in 1814 gestichte instelling. De met Bremer- (onder) en Bentheimer- (boven) zandsteen beklede gevel is voorzien van zijrisalieten en een middenrisaliet met fronton (beeldhouwwerk J.Ph. Koelman). In 1917 werd het gebouw uitgebreid en sinds 1976 is er het Allard Pierson-museum gevestigd met een archeologische collectie.
Overige banken. De natuurstenen gevels van twee rond 1615 gebouwde huizen zijn bewaard bleven in het gebouw van de voorm. Kas-Vereeniging (Herengracht 196-200; 1874-'75,
| |
| |
J.L. Springer; uitgebreid circa 1902, A.L. van Gendt). Iets jonger is het sober-neoclassicistische gebouw van de voorm. Rente-Cassa (Singel 194-198; 1878-'79, A.N. Godefroy). Het in neorenaissance-stijl uitgevoerde voorm. bankgebouw Lippmann, Rosenthal & Co. (Nieuwe Spiegelstraat 6-16; 1881-'82, I. Gosschalk) kreeg een uitbreiding met een zandstenen gevel in rationalistische vormen (1903, Ed. Cuypers). Eveneens ontworpen in neorenaissance-stijl zijn de voorm. bankgebouwen van A. Boissevain & Co. (Herengracht 237; 1881-'82, C. Muysken) en Labouchère, Oyens & Co. (Nieuwe Doelenstraat 12-14; 1889-'90, F.W.M. Poggenbeek). Voor de laatstgenoemde bankiersfirma verrees ook het grootschalige kantoorgebouw Singel 213/Spuistraat 172 (1908, F.W.M. Poggenbeek) [176], voorzien van een grote hal met glazen overkapping. In 1914 vestigde de Kas-Vereeniging zich in het complex. De bouwdelen aan Spuistraat en Singel hebben met zandsteen beklede gevels boven een pui van donkere natuursteen in rusticawerk. Aan de Paleisstraat volgde later nog een uitbreiding (Paleisstraat 14; 1932, C.B. Posthumus Meyjes jr. en J. van der Linden).
Uit het begin van de 20ste eeuw dateert ook het gebouw van de voorm. Associatie-Cassa (Herengracht 179-189; 1902, C.B. Posthumus Meyjes) [177], voorzien van met zandsteen beklede gevels boven een natuurstenen rustica-plint. In 1952 is de Kas-Vereeniging met de Associatie-Cassa gefuseerd tot de Kas-Associatie. Andere opvallende vroeg-20ste-eeuwse bankkantoren zijn het voorm. hulpkantoor van de Amsterdamsche Bank Damrak 95 (1901, H.P. Berlage), het met jugendstil-elementen uitgevoerde gebouw van de voorm. Buitenlandse Bankvereniging (Damrak 80-81; 1903, G. van Arkel), de voorm. Incassobank (Herengracht 531-537; 1902-'03, J.P.H. de Man) en de voorm. Fries-Groningse Hypotheekbank (Herengracht 442; 1906, J.A. van Straaten). Bij het laatstgenoemde is de gebogen gevelpartij bekleed met geglazuurde tegels en zandsteen. Het robuuste gebouw van de voorm. Amsterdamsche Handelsbank (Herengracht 545-549; 1913, J.F. Staal) heeft een in graniet uitgevoerde pui en gevelornamenten. Het forse gebouw van voorm. Ned.-Indische Handelsbank (Singel 250) [178] kwam in 1910-'12 tot stand in Nieuw Historiserende stijl (J.P.F. van Rossem en W.J. Vuyk) en werd in 1927 aan het Singel uitgebreid met een vleugel in nauwkeurig aangepaste stijl (A.D.N. van Gendt). In 1963 ging het gebouw als gemeentegirokantoor dienen en sinds 1990 is het in gebruik als hoofdpostkantoor. Het gebouw van de voorm. Bank Pierson & Co. (Herengracht 206-214; 1917-'18, J.G. en A.D.N. van Gendt) [179] heeft een ionische pilastergevel met een op de 18de eeuw geïnspireerde attiek met balustrade voorzien van gebeeldhouwde opzetstukken (J. Schröder). In zakelijk-expressionistische stijl uitgevoerd is het voorm. hulpkantoor van de Amsterdamsche Bank Sarphatistraat 47-55 (circa 1920, J. van der Linden), tegenwoordig ABN-Amrobank. Het voorm.
hoofdkantoor van de Amsterdamsche Bank (Herengracht 595) [180] kwam in 1926-'32 tot stand ter vervanging van het naastgelegen kantoor Herengracht 597-601 (afgebroken 1969) en omvat een groot deel van het blok Rembrandtplein, Amstelstraat, Utrechtsestraat en Herengracht. Dit zakelijk-expressionistische gebouw is ontworpen door B.J. Ouëndag en zijn zoon W.B. Ouëndag (indeling en constructie), in samenwerking met H.P. Berlage (gevels). De bouwornamenten zijn van L. Zijl, zoals de zes reliëfs met dierenfiguren boven de hoofdingang aan de
Amsterdam, Hoofdkantoor Nederlandsche Handelmaatschappij
Herengracht. Langs de Utrechtsestraat kreeg het gebouw een galerij. In 1966-'69 is een grote verbouwing en uitbreiding uitgevoerd (H.T. Zwiers, W.B. Ouëndag en E.M. Fontein).
Een laat voorbeeld van Nieuw Historiserende stijl is het kantoor met middenrisaliet en dubbele hardstenen stoep van de voorm. Javasche bank of Indonesisch-Overzeese bank (Keizersgracht 666-668; 1937, C.B. Posthumus Meyjes en J. van der Linden). De voorm. hulpkantoren van de Incassobank Dam 2 (1934, J. Gratama) en de Twentsche Bank Singel 152-158 (1939-'40, C.B. Posthumus Meyjes jr.) kwamen tot stand in traditionalistische vormen. Het modernistische hoofdkantoor van de Nederlandse Bank (Frederiksplein ong.; 1960-'68, M.F. Duintjer) [181] is voorzien van een bronzen gevelsculptuur (O. Zadkine). Later heeft men op de binnenplaats de ronde kantoortoren opgetrokken (1990, J. Abma). Het voorm. kantoor van de Algemene Bank Nederland (Vijzelstraat 66-80; 1966-'73, M.F. Duintjer en J. Trapman) heeft een galerij bij de begane grond en een overbouwde toegang tot de Kerkstraat.
De Nederlandsche Handelmaatschappij (N.H.M.) werd in 1824 opgericht op initiatief van koning Willem I ter stimulering van de handel met Nederlands-Indië. In 1831 verhuisde de maatschappij naar Amsterdam (Herengracht 40) en in 1858 betrok men het kantoorgebouw Herengracht 466. Bij een verbouwing in 1890 (A.L. van
| |
| |
Gendt) werd de in 1766 opgetrokken zandstenen gevel van dit pand - met delen van een Vingboons-huisgevel (1669-'71) - hergebruikt en voegde men twee nieuwe traveeën toe (verbouwd 1904).
Het nieuwe hoofdkantoor Vijzelstraat 32 (1919-'26) [182] werd ontworpen door K.P.C. de Bazel in samenwerking met A.D.N. van Gendt (constructie). K. Bakker berekende de betonconstructie en voor de technische installaties adviseerde J.J.J. de Bruijn. Dit omvangrijke kantoorgebouw telt tien bouwlagen, waarvan de bovenste twee telkens iets terugspringen. Het betonskelet is bekleed met gevels van baksteen en graniet in blokpatroon boven een basement van donkere natuursteen. De lange voorgevel wordt verticaal geleed door vijf risalieten. Rondom zijn tussen lisenen over de volle hoogte rechthoekige vensterparen geplaatst met daaronder meander-reliëfs. Door J. Mendes da Costa vervaardigde beelden (Azië en Europa) flankeren de bronzen deuren van de hoofdingang. Van L. Zijl zijn de beeldengroepen op de gevelhoeken (Scheepvaart, Handel en Nijverheid). Van H.A. van den Eijnde is de beeldengroep op de vierde verdieping, die drie gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië verbeeldt (J.P. Coen, H.W. Daendels en J.B. van Heutsz.). De werkvertrekken zijn gegroepeerd rond twee rechthoekige lichthoven met glazen dak. Ondanks een een inwendige renovatie en verbouwing (1972-'79, J.F. Berghoef) zijn veel interieurelementen behouden, waaronder enkele uit Herengracht 466 ingebrachte 18de-eeuwse interieuronderdelen in de vergaderzaal. Momenteel wordt het gebouw verbouwd tot gemeentearchief en bureau voor Monumenten en Archeologie. In 1964 ging de N.H.M. met de Twentsche Bank een fusie aan onder de naam Algemene Bank Nederland (A.B.N.) en in 1990 fuseerde deze tot ABN/AMRO.
Het voorm. gebouw van Alg. Ned. Diamantbewerkersbond (H. Polaklaan 3-9) [183], beter bekend als ‘de Burcht’, verrees in 1898-1900 naar ontwerp van H.P. Berlage in opdracht van deze in 1894 door H. Polak opgerichte vakbond. Het ontwerp van dit sobere rationalistische gebouw, waarvan
Amsterdam, Bondsgebouw Alg. Ned. Diamantbewerkersbond
de voorgevel wordt bekroond door natuurstenen kantelen, is geïnspireerd op de middeleeuwse Italiaanse raadhuizen. In het interieur bevindt zich een monumentaal trappenhuis, uitgevoerd met geglazuurde baksteen en natuurstenen elementen onder een glazen overkapping. De reliëfvoorstelling in het trappenhuis is van L. Zijl (1908), de smeedijzeren lamp van J. Eisenloeffel (1919). De door R.N. Roland Holst in 1904-'07 in de bondskamer vervaardigde allegorische wandschilderingen zijn in 1934-37 vervangen door nieuwe schilderingen op eternietplaten. De bestuurskamer op de tweede verdieping heeft in 1912 een nieuwe inrichting gekregen naar ontwerp van Berlage. Deze kamer heeft drie op eternietplaten aangebrachte schilderingen van Roland Holst, die de uren van arbeid, rust en slaap uitbeelden. Sinds 1986 herbergt het gebouw het Nationaal Vakbondsmuseum.
De Beurs (Beursplein 1-3) [184] kwam in 1898-1903 na een prijsvraag tot stand naar een rationalistisch ontwerp van H.P. Berlage ter plaatse van een daartoe in 1883 gedempt gedeelte van het Damrak en ter vervanging van beursgebouwen uit 1608-'11 en 1840-'45. Een hiertoe in 1883 uitgeschreven prijsvraag werd door L.M. Cordonnier gewonnen, maar vanwege een beschuldinging van plagiaat kwam het niet tot uitvoering. Ook pogingen tot renovatie van de oude beurs mislukten, waarna Berlage vanaf 1896 aan een nieuwbouwplan ging werken. Het imposante, langgerekte gebouw wordt geaccentueerd door in hoogte verspringende torenvormige volumes (trappenhuizen). De strakke bakstenen gevels hebben grote vensterreeksen. Zowel uitals inwendig ligt de nadruk op het eerlijk tonen van het bouwmateriaal en de constructie.
Aan de Beurspleinzijde staat op de hoek een klokkentoren met uurwerk. Een brede bordestrap aan deze zijde leidt naar de hoofdingang in een inpandig portiek met arcade. De grote vestibule hierachter geeft toegang tot de grootste beurszaal, de voormalige Goederenbeurs. Deze wordt gedekt door een glazen zadeldak met ijzeren spanten. Wegens verzakkingen heeft men in 1909
| |
| |
naar plannen van Berlage de kap voorzien van trekstangen, en de grote bogen in de zijwanden met kleinere bogen ingevuld. Halverwege de lange gevel aan het Damrak geeft een ingangspartij met arcade toegang tot de oorspronkelijke Schippersbeurs, later telefoonzaal. Deze zaal vormt samen met verschillende kleinere ruimten de scheiding tussen de Goederenbeurs enerzijds en de Effectenbeurs en Graanbeurs anderzijds. De gevel aan de Oudebrugsteeg heeft met aan weerszijden een lage toren met tentdak en wordt onderbroken door een lager bouwdeel. Hierachter is de teruggeplaatste gevel te zien van de voorm. Graanbeurs (met glazen sheddak). Nadat de effectenhandel in 1914 een eigen gebouw had betrokken, werd de zaal van de voorm. Effectenbeurs gesplitst in twee kleinere ruimten voor de (nieuwe) Schippersbeurs en de Landbouwbeurs.
Bij het decoratieprogramma werd Berlage geadviseerd door de dichter A. Verwey en bij de uitvoering waren verschillende kunstenaars betrokken. L. Zijl vervaardigde het reliëf boven de hoofdingang, de beelden op drie gevelhoeken (Gijsbrecht van Amstel, Jan Pietersz
Amsterdam, Beurs
Coen en Hugo de Groot) en de gedenksteen met reliëfportret van Berlage (1926). Het houtsnijwerk in de Beurs is van J. Mendes de Costa. Van de hand van R.N. Roland Holst zijn enkele wandschilderingen. De tegeltableaus in de vestibule (Heden, Verleden en Toekomst) en de wandversieringen in sgraffito en keramiek elders in het gebouw zijn van J.Th. Toorop. A.J. Derkinderen vervaardigde de gebrandschilderde ramen in de vergaderzaal van de Kamer van Koophandel, tevens ontvangstzaal van de stad Amsterdam (boven de grote vestibule).
Na het volledige vertrek van de beurshandel in 1982 is het gebouw gerestaureerd en heeft het een culturele bestemming gekregen. In de Goederenbeurs is een glazen zaal ingebouwd (AGA-zaal; 1985-'90, P. Zaanen) en in de vestibule heeft men een restaurant ingericht (1990). In 2003 volgde een restauratie onder leiding van W. Kramer.
De Effectenbeurs of ‘Beursplein 5’ (Beursplein 5-9) [185] kwam in 1911-'14 tot stand naar ontwerp van J.Th.J. Cuypers in ‘Um 1800’-stijl.
Amsterdam, Beurs, plattegrond
| |
| |
Het middenrisaliet wordt bekroond door een fronton met beeldhouwwerk van C.A. Smout (1924) dat handel en voorspoed symboliseert. De terracottareliëfs aan de Warmoesstraatzijde zijn van W.C. Brouwer. De hoge koepeltoren boven de centrale hal is bekleed met koper. Een gewelfde glazen overkapping op bogen van gewapend beton overdekt de grote beurszaal. Het gebouw is vergroot in 1927 (A.D.N. van Gendt) en intern verbouwd in 1998.
De voorm. Diamantbeurs (Weesperplein 4) [186], gebouwd in 1909-'11 naar ontwerp van G. van Arkel, is uitgevoerd in oranje-rode baksteen en heeft aan de zijde van het Weesperplein een torentje met groen-koperen koepel. De ingang wordt geflankeerd door tegeltableaus gemaakt door ‘De Distel’. Boven de beurszaal waren vergaderzalen en kantoren ingericht. In 1919 heeft men het gebouw met een etage verhoogd (H.J. Breman). De huidige dakopbouw dateert van een ingrijpende renovatie en verbouwing in 1989-'90 (ZZDP-architecten).
Het Scheepvaarthuis (Prins Hendrikkade 108-114) [187] werd in 1913-'16 gebouwd als gemeenschappelijk kantoor voor zes Amsterdamse rederijen. De plannen voor de indeling en de betonconstructie van het gebouw waren van J.G. en A.D.N. van Gendt. In samenwerking met M. de Klerk en P.L. Kramer leverde J.M. van der Mey het esthetisch ontwerp, dat met zijn expressionistische vormen een vroeg voorbeeld is van de Amsterdamse School. Op een driehoekig perceel verrees een vierlaags gebouw, met in de scherpe hoek de hoofdingang. Het betonskelet met afwisselend zware en lichte kolommen is bekleed met plastisch vorm gegeven bakstenen gevels. Het Scheepvaarthuis is rijk voorzien van bouwornamenten in smeedijzer, graniet en terracotta, verzorgd door H.A. van den Eijnde, H. Krop en W.C. Brouwer. Verder waren glazenier W. Bogtman en binnenhuisarchitect Th.W. Nieuwenhuis bij het project betrokken. Een uitbreiding kwam tot stand in 1926-'28 (J.G. en A.D.N. van Gendt en J.M. van der Mey). Vanaf 1983 heeft het gebouw gediend als kantoor van het gemeentevervoerbedrijf, nu zijn er plannen voor de vestiging van een hotel.
Amsterdam, Scheepvaarthuis
Overige scheepvaartkantoren. Naar een neorenaissance-ontwerp van A.L. van Gendt verrees het voorm. kantoor van de Kon. West-Indische Maildienst (De Ruyterkade 125; 1892-'93, uitgebreid 1901 en 1911-'12) [188]. In vakwerk uitgevoerd is het houten schaftlokaal (De Ruyterkade 126; 1897). J.G. en A.D.N. van Gendt leverden het ontwerp in jugendstil en rationalistische vormen voor het voorm. rederijkantoor van de Kon. Ned. Stoomvaart Maatschappij (Prins Hendrikkade 159; 1902-'03) [189] en het Nieuw Historiserende ontwerp voor het voorm. kantoor van de Nederlandsche Lloyd (Herengracht 260-266; 1917-'19) [190], met hoekrisalieten voorzien van geblokte lisenen. Het voorm. kantoor van de Scheepvaartmaatschappij Kon. Hollandsche Lloyd (Prins Hendrikkade 33; 1917-'21, E. Breman) [191] heeft een licht vooruitstekende afgeronde gevelhoek met koepeltoren en zandstenen gevels met kolossale ionische zuilen. Het beeldhouwwerk (J.C. Schultz) verbeeldt de zeevaart. Een traditionalistische vormgeving bezit het voorm. kantoor van de Holland Amerika Lijn (Damrak 84; 1929, A.A. Kok) en een functionalistisch ontwerp is het wit gepleisterde voorm. kantoor van de Westfrieslandlijn (De Ruyterkade 50a, steiger 10; 1932-'33, J. de Meijer).
Verzekeringskantoren. Markant gelegen is het in rijke neorenaissance-stijl uitgevoerde hoekpand met winkel en kantoren van de voorm. Verzekeringsbank Kosmos (Koningsplein 1; 1890-'91, Th.G. Schill en D.H. Haverkamp) [192]. De winkel werd verbouwd rond 1925 (H. Elte). Neogotische details vertoont het voorm. kantoorpand van de Eerste Nederlandsche Verzekeringsmaatschappij (Utrechtsestraat 2; 1891-'92, J.J. Kok en D.P. van Ameyden van Duym) [193]. H.P. Berlage ontwierp het voorm. kantoor met winkels, foto-atelier en conciërgewoning van de verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1845 (Muntplein
Amsterdam, Eerste Hollandsche Levensverzekering Bank
| |
| |
2; 1894-'95, uitgebreid 1911) [194]. Het Witte Huis (Raadhuisstraat 2-6; 1900, J. Verheul) [195], gebouwd als kantoor van de Rotterdamse Verzekering Sociëteit, is een jugendstil-pand waarvan de bovenbouw is bekleed met wit geglazuurde baksteen met gele en groene details. G. van Arkel ontwierp het voorm. gebouw van de Marine Insurance Company Ltd. (Rokin 69, 1901) [196] en het kantoorgebouw Raadhuisstraat 52-54 (1902) beide in een combinatie van jugendstil en rationalistische vormen. Van de hand van H.H. Baanders is het voorm. kantoor met winkel van de Eerste Hollandsche Levensverzekering Bank (Vijzelgracht 27; 1902-'03). Van Arkel en Baanders werkten samen aan het ontwerp van het voorm. hoofdkantoor van de Eerste Hollandsche Levensverzekering Bank (Keizersgracht 174-176; 1904-'06) [197]. Dit gebouw met betonskelet en natuurstenen gevelbekleding heeft een opvallende hoekpartij met torenvormige bekroning en tegelmozaïek. Het is uitgebreid in 1968-'69 (C. Wegener Sleeswijk). Rationalistische en jugendstil-vormen vertonen ook het voorm. kantoor van levensverzekeringsmaatschappij Vesta (Singel 429-435; 1904, D. van Oort) en het voorm. kantoorgebouw met winkel van de Onderlinge Levensverzekerings Maatschappij 's Gravenhage
Amsterdam, Dagbladkantoor De Telegraaf
(Prinsengracht 808; 1906-'07, J.G. en A.D.N. van Gendt). Het hoge kantoorgebouw met winkel van de voorm. levensverzekeringsmaatschappij De Utrecht (Damrak 28-30; 1904-'06, A.J. Kropholler en J.F. Staal) [198] heeft kolossale pilasters, een deels met koper bedekt schilddak met twee forse dakkapellen en een kleine hoektoren. De in zwart graniet uitgevoerde onderpui draagt de beelden Liefde, Spaarzaamheid, Wijsheid, Wisselvalligheid en Waakzaamheid (J. Mendes da Costa). Dit kantoorgebouw en het bijbehorende, maar soberder uitgevoerde, winkelmagazijn (Damrak 26-27, 1902-'05) hebben een draagconstructie met gietijzeren kolommen en stalen balken. Ontworpen in rationalistische stijl zijn het voorm. kantoor van de Nationale Levensverzekeringbank (Koningsplein 11; 1911, J.G. en A.D.N. van Gendt) en het voorm. kantoor met winkels van de levensverzekeringsmaatschappij De Nederlanden (Leidsestraat 82-84; 1914-'15, B.J. Ouëndag). In Nieuw Historiserende stijl kwam het voorm. kantoor van levensverzekeringsmaatschappij De Amsterdamsche (Keizersgracht 555; 1917-'19, C.B. Posthumus Meyjes) [199] tot stand met een natuurstenen pui in rusticawerk, zandstenen pilasters en lisenen, en met frontons bij de vooruitspringende gevelpartijen. Verder is er nog het voorm. kantoor van de Algemeene Friesche (Rokin 115; 1928, H.A.J. en J. Baanders).
Kantoren voor dagbladen. Aan de Nieuwezijds Voorburgwal waren diverse dagbladen gevestigd. Het voorm. kantoor annex drukkerij van het Nieuwsblad voor Nederland (NZ Voorburgwal 325-335) [200] werd in 1858 gebouwd als sociëteit ‘Concordia’ naar plannen van J. van Maurik. Na de aankoop in 1899 door het ‘Nieuwsblad voor Nederland’ (opgericht 1885) volgde in 1900-'01 een verbouwing naar een eclectisch ontwerp van A. Jacot en W. Oldewelt. Tot 1966 bood het gebouw nog onderdak aan achtereenvolgens ‘De Telegraaf’, ‘Het Nieuws van de Dag’ en ‘De Volkskrant’. Het voorm. gebouw van het Algemeen Handelsblad (NZ Voorburgwal 234-240; 1902-'03, Ed. Cuypers) [201] heeft een met zandsteen beklede voorgevel in jugendstil-vormen. Grote daklichten zorgen voor lichttoetreding op de zolder, waar de zetterij was ondergebracht. In 1919-'21 volgde een uitbreiding langs de Paleisstraat. Het voorm. gebouw met drukkerij van het dagblad De Tijd (NZ Voorburgwal 67; 1904, A.J. Joling) [202], ook wel ‘'t Kasteel van Aemstel’ genoemd, vertoont een combinatie van neorenaissance- en rationalistische vormen. Het voorm. gebouw van De Standaard (NZ Voorburgwal 56-60; 1912-'13, Jac. Duncker) [203], met zijn opvallende koperen pui en klassieke beelden onder de daklijst, diende
Amsterdam, Kantoorgebouw Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij
| |
| |
van 1918 tot 1944 als huisvesting van dit anti-revolutionaire dagblad. Het werd evenwel gebouwd als kantoor van de N.V. Elberfelder Handels- en Exportmaatschappij en na de oorlog werd het betrokken door het dagblad ‘Trouw’. Het voorm. bedrijfspand van De Telegraaf (NZ Voorburgwal 225) [204] kwam in 1930 gereed naar een ontwerp uit 1927 van J.F. Staal (architectuur) en G.J. Langhout (constructie). Dit functionalistische gebouw met expressionistische elementen heeft een opvallend hoge toren (liftschacht en watertoren) met beeldhouwwerk van H. Krop en als bekroning een miniatuur wolkenkrabber. In 1979 is het gebouw inwendig gewijzigd.
Overige kantoorgebouwen. Het in rijke neorenaissance-stijl uitgevoerde voorm. administratiekantoor van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (Droogbak 1a; 1882-'84, C.B. Posthumus Meyjes) [205] is voorzien van trapgevels, torentjes, pilasters en guirlandes. De reliëfs zijn van P.E. van den Bossche en W. Crevels. Opgetrokken in vergelijkbare stijl zijn de voorm. gebouwen van de Handels Vereeniging Amsterdam (NZ Voorburgwal 162-170; 1888, A.L. van Gendt; uitgebreid 1905) en de Vereniging voor de koffiehandel (Raadhuisstraat 15, 1890-'91, A.L. van Gendt), het gebouw De Zeevaart (De Ruyterkade 105-106; 1884, Y. Bijvoets) en het kantoor van de Evang. Luth. Gemeente (Handboogstraat 6; 1893, E. Breman). Interessante kantoorpanden van rond 1900 zijn Amstel 150-162 (1899, A.J. Joling) en Rokin 58 (1898, G. van Arkel). Het laatstgenoemde heeft een gepleisterde gevel met bijzondere neogotische details. Rationalistische kenmerken vertoont het voor tegelfabrikant A.M.A. Heijstee gebouwde kantoor met toonzaal Reguliersdwarsstraat 108-114 (1910-'11, J.F. Staal), met op de hoektoren het opschrift ‘LUX’. Kantoorgebouwen met rationalistische kenmerken kwamen verder tot stand voor de Maatschappij tot Expl. onroerend goed ‘Congo’ (NZ Voorburgwal 104-108; 1910, F.W.M. Poggenbeek, verbouwd 1932, G.J. Langhout), voor kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co. (Rokin 80; 1912, C.B. Posthumus Meyjes) en voor de N.V. Amsterdamsche Naaimachinenhandel v/h A. Lewenstein (Dam 17-21; 1913, H. Elte).
Een Nieuw Historiserend ontwerp is het voorm. kantoor van de Ned. Indische Escompto Maatschappij (Keizersgracht 573-575; 1909-'10, J.A. van Straaten) met kolossale pilasters en een gebeeldhouwd fronton. Karakteristieke meandervormen vertoont het door K.P.C. de Bazel ontworpen voorm. Reisbureau der Staatsspoorwegen (Dam 10; 1913), een smal vijflaags hoekpand met opvallende rood-wit geblokte lisenen. Het voorm. kantoor met boekenmagazijn van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels (Herengracht 124-128; 1920, B.J. Ouëndag) heeft een jongere natuurstenen pui (1960, W.B. Ouëndag en A. Staal). Uit dezelfde tijd stamt het hoge en smalle expressionistische kantoorgebouw Batavia (Prins Hendrikkade 84-85; 1918-'20, J.H. Slot). De grotendeels in kunststeen uitgevoerde voorgevel van het voorm. kantoor van de Ned. Tabaksmaatschappij (Rokin 109-111; 1920-'23, J. London) [206] wordt geleed door gecanneleerde halfzuilen met fantasiekapitelen en heeft daartussen stalen ramen met smeedijzeren hekjes. Het hoofdgestel toont in reliëf een omkranst tabaksvat. Het forse expressionistische kantoorgebouw Westermarkt 2 is het laatste ontwerp van G. van Arkel en werd na zijn dood in 1919 voltooid door zijn compagnon H.J. Breman. De over drie verdiepingen doorlopende erker boven de ingang wordt bekroond door een keperboogvormig fronton. Het door A.D.N. van Gendt ontworpen voorm. hoofdkantoor van de Deli-Batavia Maatschappij (Herengracht 286-290; 1920-'22) [207] heeft een betonconstructie en classicistisch ingedeelde bakstenen gevels met expressionistische details. Hal en trappenhuis zijn betegeld met groengrijs geglazuurde tegels; de glas-in-loodramen zijn vervaardigd door W. Bogtman. Sinds 1965 is het gebouw in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam (na 1990 als Kunsthistorisch Instituut). Verder ontwierp A.D.N. van
Gendt voor de firma Praetorius & Zn. het vijflaagse kantoorgebouw Drie Koningen (Singel 204-208; 1920), dat is voorzien van hoekrisalieten, een granieten basement en expressionistisch beeldhouwwerk. Het voorm. kantoor van Bunge's Handelsmaatschappij (Spuistraat 210-212; 1932-'34) [208], tegenwoordig als ‘Bungehuis’ onderdeel van de Universiteit van Amsterdam, is eveneens ontworpen door A.D.N. van Gendt, maar werd na zijn dood (1932) voltooid onder leiding van W.J. Klok. Dit zeslaagse gebouw met souterrain is opgetrokken met een betonskelet. De door muurdammen en erkerachtige vensterassen gelede gevels hebben bronzen kozijnen en een bekleding met geel-grijs graniet (plint) en Muschkelkalksteen. Onder de begane-grondvensters is een eenvoudig meanderpatroon aangebracht. De vestibule, de hal en het trappenhuis hebben nog de strakke art-déco vormgeving met grijs-blauw geglazuurde betegeling (fabriek ‘De Porceleyne Fles’). Gebouwd als bedrijfsverzamelgebouw is het tien bouwlagen hoge kantoorgebouw Candida (NZ Voorburgwal 116-120 en Spuistraat 77-81; 1931-'32, F.A. Warners) [209] met betonskelet en zakelijkexpressionistische gevels. Het voorm. kantoor van William Koch & Co (Keizersgracht 316; 1935) is een bij de omringende grachtenpanden aansluitend traditionalistisch ontwerp van A.A. Kok. Het beeldhouwwerk aan de hardstenen plint is van J.M. Veldheer.
Voorbeelden van opvallende moderne kantoorgebouwen zijn de als ‘peper- en zoutstel’ bekend staande structuralistische kantoorvilla's Weteringschans 26 en 28 (1979, F.J. van Gool) en het post-modernistische Effectenkantoor Oudhof (Rokin 99; 1988-'90, M.A.A. van Schijndel). Door C. Dam ontworpen zijn het gebouw van de voorm. Optiebeurs (Rokin 65; 1987), met halfronde ingangspartij op de hoek, en het grootschalige kantoorcomplex Royal Dam Center (Dam 3-7; 1991).
Het voorm. Oostindisch Huis (Oude Hoogstraat 24) [210] is een in fasen gegroeid gebouwencomplex met binnenplaats. Een in 1551-'55 aan de Kloveniersburgwal gebouwd stadsarsenaal of ‘bushuis’ werd in 1603 door de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) in gebruik genomen als belangrijkste van zijn zes vestigingen of
| |
| |
Amsterdam, Oostindisch Huis
‘kamers’. In de tuin van het aangrenzende voorm. Paulusbroederklooster verrees in 1606 haaks op het bushuis een administratievleugel met onderkelderde grote zaal, mogelijk naar ontwerp van Hendrick de Keyser. Dit rijke maniëristische bouwdeel heeft een afgeknotte topgevel, zandstenen banden en een zandstenen ingangsomlijsting. In aansluitende stijl bouwde men vervolgens in 1633-'34 een west- en een noordvleugel. Aan de Oude Hoogstraat ontstond een, mogelijk door Pieter de Keyser ontworpen, gevel met zandstenen dorisch toegangspoortje, geblokt basement en geledingen met dorische en gekoppelde ionische pilasters. Aan de westzijde volgde in 1658-'61 nog een uitbreiding in sobere classicistische stijl (toegeschreven aan Hendrik jr. en Thomas de Keyser).
Na de opheffing van de V.O.C. (1798)
Amsterdam, Pakhuiscomplex W.I.C.
volgde in 1806 een verbouwing ten behoeve van het ministerie van Marine en Koloniën. Na 1832 kwam het complex in gebruik bij de belastingdienst. Het bushuis brak men in 1889 grotendeels af ten gunste van een belastinggebouw (Kloveniersburgwal 48) naar ontwerp van rijksbouweester C.H. Peters, met aan de straatzijde gevels in zijn karakteristieke ‘postkantoren-gotiek’ en aan de binnenplaatszijde een bij de vroeg-17de-eeuwse stijl aansluitende gevel.
Het in 1579 opgeheven Paulusbroederklooster - waarvan de kerk een Waalse kerk werd - diende vervolgens als proveniershuis onder de naam St.-Jorishof (Dwars Spinhuissteeg). In 1747 verving men de westvleugel van dit klooster door een nieuw proveniersgebouw in Lodewijk XV-stijl. Het proveniershuis werd in 1809 opgeheven, waarna het in 1822 een functie kreeg ten behoeve van het Amortisatiesyndicaat van het ministerie van Financiën. Vanaf 1865 was hier het ‘Grootboek der Nationale schuld’ gevestigd, waartoe het door C. Outshoorn werd verbouwd. In 1902 maakte men een verbinding tussen het Oostindisch Huis en het St.-Jorishof, waarna onder leiding van Peters in 1912 een verbouwing volgde. Het gehele complex is in 1965 in handen gekomen van de Universiteit van Amsterdam en vervolgens verbouwd (1965, H. Klok) en gerestaureerd (1975-'78, J. Schipper).
Het voorm. V.O.C.-pakhuiscomplex ‘d'Oude Werf’ (Prins Hendrikkade 176) [211] omvat twee dubbele pakhuizen uit 1602 (later gewijzigd) met bolkozijnen, trapeziumvormige geveltoppen en vier windkasten. Het aangrenzende poortje met pilasters en fronton dateert uit circa 1650. De naastgelegen werf werd in 1661 naar Oostenburg verplaatst.
Het voorm. Westindisch Huis (Haarlemmerstraat 75) [212] gaat terug op een hier in 1617 gebouwde vleeshal met bovengelegen schutterswachtvertrek; dat hele gebouw bood vanaf 1623 onderdak aan de Amsterdamse kamer van de West-Indische Compagnie (opgericht 1621). Aan de achterzijde bouwde men in 1623 een west- en een zuidvleugel aan een binnenplaats. Nadat de W.I.C. in 1647 naar het 's-Gravenhekje (Rapenburg) was verhuisd, diende het complex vanaf 1657 als herenlogement. In 1825 volgde de inrichting tot Herst. Luth. wees- en oudeliedenhuis. De huidige gepleisterde neoclassicistische voorgevel met ionische deuromlijsting en een fronton met voorstelling (zwaan) ontstond in 1841. De westvleugel heeft men in 1854 gedeeltelijk verdubbeld, in 1873 gevolgd door een uitbreiding met de sobere neoclassicistische vleugels aan de zuid en de oostzijde. Na het vertrek van de diaconie in 1954 is het complex gedeeltelijk afgebrand (1975) en ingrijpend gerestaureerd (1977-'81). Nu zijn hier verschillende culturele instellingen en een trouwzaal gevestigd.
Het W.I.C.-pakhuiscomplex ('s-Gravenhekje 1a) [213] werd in 1641-'42 gebouwd, mogelijk naar ontwerp van Pieter de Keyser, en diende van 1647 tot 1674 tevens als zetel van de Amsterdamse kamer van de W.I.C. De twee in diepte ongelijke beuken van het gebouw hebben elk een trapeziumvormige voorgevel. Daartussen zit een fronton met het wapen van de G.W.C. (Geoctroyeerde West-Indische Compagnie). Aan de achterzijde van de noordbeuk bevindt zich
Amsterdam, Admiraliteitsmagazijn
| |
| |
een extra hijstravee. Het naastgelegen voorm. commieshuis (hoek Peperstraat) stamt uit circa 1690. In 1791 gingen de gebouwen over naar het Rijk en in 1832 kwam hier het Koloniaal Bureau. Vervolgens diende het complex tot 1910 als Koloniaal Etablissement. Bij een restauratie (1986) heeft men de baksteen donkerrood en de zandsteen okergeel gekleurd.
Het Admiraliteitsmagazijn of 's Lands Zeemagazijn (Kattenburgerplein 1) [214] staat op de kop van het eiland Kattenburg. De Admiraliteit van Amsterdam had hier in 1655 grond gekocht ten behoeve van een nieuw werfterrein ('s Lands Werf), dat in 1660 werd uitgebreid met een havenkom ('s Lands Dok; deels gedempt 1962). Voor de opslag van tuigage en andere vlootbenodigdheden verrees in 1655-'56 een fors magazijn met vier vleugels om een binnenplaats. Het ontwerp in pilasterloze classicistische stijl is van Daniël Stalpaert. De later van een blokbepleistering voorziene gevels hebben elk een middenrisaliet met gedenk- en gevelstenen en een bekronend fronton. Aan de oost- en de westzijde is het timpaan met beeldhouwwerk versierd (mogelijk naar ontwerp van Artus Quellinus). Het middenrisaliet aan de oostzijde heeft een ‘waterstoep’ met trappen tot net boven de waterspiegel. Het magazijn werd wegens verzakking hersteld in 1740 en brandde in 1791 geheel uit. Sinds 1973 biedt het onderdak aan het Nederlands Scheepvaart Museum. In de havenkom achter het museum liggen historische schepen, waaronder een replica van het V.O.C.-schip Amsterdam (1749). Uit 1668 dateert het voorm. Voorwerfgebouw (Kattenburgerstraat 7) met de toegangspoort tot 's Lands Werf. Deze poort met gekoppelde dorische pilasters en een fries met kleine reliëfs wordt bekroond door een houten fronton met het admiraliteitswapen. Achter de deels met blinde nissen uitgevoerde langgerekte straatgevel heeft men voor het museum een depot ingericht (2001, L. van der Pol) op het voor het publiek niet toegankelijke marineterrein.
Het voorm. V.O.C.-werfterrein [215] op Oostenburg ontstond toen de V.O.C. in 1661 haar scheepsbouwactiviteiten naar de pas aangelegde Oostelijke Eilanden verplaatste. Hier werden scheepswerven, loodsen en touwbanen ingericht. Naar ontwerp van Daniël Stalpaert verrees het grote Oostindisch Zeemagazijn (1661), dat na de opheffing van de V.O.C. (1798) in 1822 instortte als gevolg van slecht onderhoud. Aan de oostrand van Oostenburg kwamen rond 1660 naast elkaar twee lijnbanen tot stand. Beide zijn verdwenen op de classicistische voorgebouwen na. Het voorm. pakhuis en kantoor van de Admiraliteitslijnbaan (Oostenburgergracht 79-81) heeft een trapeziumvormige gevel met gebeeldhouwde aanzetkrullen, twee omlijste ovale vensters en een bekroning met het admiraliteitswapen (gekruiste ankers). Bij het naastgelegen voorm. pakhuis en kantoor van de V.O.C.-lijnbaan (Oostenburgergracht 77) wordt het middenrisaliet bekroond door een fronton met het V.O.C.-monogram. Achter dit gebouw staat het sobere, later sterk verbouwde, vierlaagse gebouw van het voorm. Nieuwe Magazijn uit 1720 (Compagniestraat).
Het V.O.C.-terrein werd in 1827 in gebruik genomen als reparatiewerf voor stoomschepen door P. van Vlissingen -
Amsterdam, Algemeen Rijks Entrepotdok, poortgebouw
mede-oprichter van de Amsterdamsche Stoomvaart Maatschappij - en A.E. Dudok van Heel. Vanaf 1840 vond hier scheepsnieuwbouw plaats. Na liquidatie (1870) werd het werk voortgezet als Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen (failliet 1891). De in 1894 op het westelijke deel van Oostenburg gestichte Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij ging in 1919 naar Amsterdam-Noord. Op het oostelijke deel ontstond in 1891 de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal (vanaf 1929 Werkspoor N.V.). Voor deze fabriek verrees het neorenaissance-gebouw Oostenburgergracht 73 (1891) en ontwierp A.L. van Gendt tussen 1895 en 1905 enkele productiehallen met bakstenen gevels voorzien van klimmende boogfriezen. De voorm. werkspoorkantine (Oostenburgergracht 75; 1951, M.F. Duintjer) is tegenwoordig in gebruik als ‘het Werktheater’. Na een fusie met Stork tot de N.V. Stork-Werkspoor (1954) ontstonden nog enkele grote productiehallen. Nu vindt een herinrichting van het gebied plaats ten behoeve van wonen, werken en culturele activiteiten.
Het voorm. Algemeen Rijks Entrepotdok [216] werd in 1827 gesticht door de overname en inrichting van enkele 18de-eeuwse pakhuizen aan
| |
| |
Amsterdam, Pakhuis Schottenburch
de Rapenburgergracht als entrepot voor de belastingvrije opslag van transitogoederen. De woonhuizen tussen die pakhuizen verving men door nieuwe pakhuizen. Bij de Rapenburgersluis verrees in 1828-'30 het poortgebouw Entrepotdok (Kadijksplein 1) met administratiekantoor en dienstwoningen. Stadsbouwmeester J. de Greef ontwierp dit U-vormige gebouw in streng-neoclassicistische stijl (neo-Grec) met een omlijste poortdoorgang in één van de korte zijden. De langgerekte en lagere vleugel parallel aan Nieuwe Herengracht kreeg aan de binnenpleinzijde een galerij (later dichtgezet). De pakhuizen langs de Entrepothaven vormen een nagenoeg gesloten gevelwand. Een 18de-eeuwse oorsprong hebben nog de pakhuizen Entrepotdok 13-29a, 3-51 en 79a-84a, die veelal zijn voorzien van een topgevel. Van rond 1830 dateren de pakhuizen Entrepotdok 30a-36a en 52a-76a. Al deze pakhuizen kregen in alfabetische volgorde namen van Noord- en Zuid-Nederlandse steden. Bij een uitbreiding naar het oosten, waarbij ook een tweede, grotere, sluis gereed kwam (Entrepotdoksluis) bouwde men de zogeheten Kalenderpanden (Entrepotdok 87-98; 1839-'40, C.W.M. Klijn). Deze pakhuizen zijn genoemd naar de twaalf maanden. Verder zijn er nog de in neorenaissance-stijl uitgevoerde loodsen Entrepotdok 3-13 (1885) en een portaalkraan met ijzeren onderstel (bij Entrepotdok 70a). Het hoofdgebouw en de pakhuizen heeft men inmiddels verbouwd tot appartementen, waarbij binnenhoven zijn toegevoegd (1985-'88, A.J. en J. van Stigt).
Overige pakhuizen. Naast de vanouds gebruikelijke huizen met pakzolders bouwde men vanaf circa 1620 ook pakhuizen die geheel voor de opslag van goederen waren bedoeld. Tot het midden van de 18de eeuw waren dit vooral smalle, diepe panden met lage pakzolders. De hijstravee in het midden van de voorgevel kreeg per verdieping een grote opening met dubbele luiken geflankeerd door kleinere vensters. In de top bevond zich de hijsbalk of een trijshuis. Hoewel door de hele stad verspreid, staan de meeste van deze pakhuizen langs de Brouwersgracht en op de westelijke en oostelijke eilanden. Inmiddels zijn ze vrijwel alle tot appartementen verbouwd, waarbij de luiken zijn verwijderd of permanent geopend blijven.
Vroege voorbeelden van smalle pakhuizen zijn de rond 1590 gebouwde pakhuizen 't Fortuijn en d'Arke Noach (Herengracht 43-45; gerestaureerd 1975). Het pakhuis Singel 2-2a is een breed pand met houtskelet uit 1606,
Amsterdam, Pakhuizen Brouwersgracht 174-178
waarvan de trapgevel met houten onderpui dateert uit 1611. De gevelsteen met kruiwagen verwijst naar H.J. Croywagen, die het pand in 1641 in bezit kreeg. Binnen bevindt zich een afgescheiden comptoir met zwanenhalskorbelen. Trapgevels heeft ook het driebeukige pakhuis Keizersgracht 40-44 (circa 1625). Met tuitgevels uitgevoerd zijn het dubbele pakhuis Schottenburch (Krom Boomssloot 18-20) uit 1636 (jaartalsteen) en de uit dezelfde tijd daterende pakhuizen 't Potaschvat (Brouwersgracht 184), Koning David, De Groene Valk en De Appel (Brouwersgracht 188-196). Karakteristieke smalle pakhuizen met tuitgevel uit de tweede helft van de 17de eeuw zijn Brouwersgracht 248-250 (1684) en op het Prinseneiland de pakhuizen Mars (Prinseneiland 65), Broek in Waterland (nr. 67), d'Gouden Kip (nr. 69), d'Korenbeurs (nr. 71), Schelvisch (nr 73), De Witte Pellicaen (nrs. 283-285; 1664), Koornschuur en Teerton (nrs. 475-511).
Een tweede groep wordt gevormd door de dubbele pakhuizen met een trapeziumvormige gevel, zoals de Windhond (Prinseneiland 517-545; 1650), Het Pachuys van de Gouwe Wagen
| |
| |
(Korte Prinsengracht 14; 1656) en de reeks pakhuizen Het Groote Groene Hert en Het Kleine Groene Hert (Brouwersgracht 204-206 en 210-212). Tussen de laatstgenoemde ligt 't Vijfde Groene Hert (Brouwersgracht 208), een smal pakhuis met tuitgevel uit 1725 met als bekroning een groen koperen hert. Van het 17de-eeuwse, zwart geteerde, driedubbele pakhuis Brouwersgracht 174-178 heeft men in 1894 de met het stadswapen getooide gevel afgeknot.
Het vroeg-18de-eeuwse dubbele pakhuis Spuistraat 74a heeft een trapeziumgevel met gevelsteen en gebeeldhouwde jaartallinten. Het forse pakhuis Kerkstraat 322 (circa 1720), gebouwd voor Andries Pels, toont een gevelsteen uit een ouder pakhuis ter plaatse (1688). Een klokgevel hebben de midden-18de-eeuwse pakhuizen Herengracht 39 (1753) en Baltimore (Herengracht 37), en een laat-18de-eeuwse lijstgevel heeft het pakhuis De Torenwachter (Keizersgracht 24a).
De voorm. bierbrouwerij ‘De Parel’ (Wittenburgergracht 3) [217] bestaat uit een woonhuis geflankeerd door pakhuisvleugels om een binnenplaats. Het in de kern uit circa 1670 daterende complex is verbouwd rond 1840 en bevat nu appartementen.
Windmolen ‘De Gooyer’ (Funenkade 5) [218] is een met riet gedekte achtzijdige stellingmolen uit 1725, in gebruik als korenmolen. In 1814 werd deze voorm. bastionmolen naar de huidige plaats overgebracht en geplaatst op een hoge bakstenen onderbouw met lisenen. Die onderbouw is een restant van één van de oorspronkelijk twee poldermolens die het water in de stadsgrachten verversten.
De scheepswerf ‘'t Kromhout’ (Hoogte Kadijk 147) [219] werd in 1867 in opdracht van D. Goedkoop ingericht op een plek waar al in de 18de eeuw een scheepswerf lag. De ijzeren overkappingen van de twee scheepshellingen zijn in 1887 voor de werf aangekocht en afkomstig van een tentoonstellingsgebouw. In 1973 is het complex gerestaureerd als reparatiewerf voor historisch waardevolle schepen. Tot de outillage behoren een in 1895 geklonken stoomketel, een stoomlier en een stoomkraan.
Amsterdam, Scheepswerf 't Kromhout
Likeurstokerijen. De voorm. likeurstokerij De Drie Fleschjes (Gravenstraat 14-16) [220] werd in 1880 gebouwd naar een rijk neorenaissanceontwerp van J.P.F. van Rossem en W.J. Vuyk voor J.G.H.A. Bootz. Ter plaatse van een in 1649 door Pieter Jacobsz Bolsius (later Bols) gestichte wijnkoperij ('t Lootsje) - door zijn zoon Lucas Bols uitgebreid tot een distilleerderij met woon- en pakhuizen - bouwde H.P. Berlage in 1892 voor de Erven Lucas Bols de voorm. likeurstokerij-distilleerderij Rozengracht 99 [221] in neorenaissance-stijl. In 1902 werd het complex uitgebreid met de panden Rozengracht 101-105 naar plannen van Ed. Cuypers.
Diamantslijperijen. In 1878-'79 gebouwd naar een neoclassicistisch ontwerp van J.W. Meijer is de diamantslijperij van de Gebroeders Boas (Nieuwe Uilenburgerstraat 173-175) [222], sinds 1989 ‘Gassan Diamonds’ geheten. Achter de vele kleine rondboogvensters van dit forse vierlaagse bedrijfspand met midden- en hoekrisalieten stonden de slijpmolens opgesteld (oorspronkelijk ruim 350). De gevels zijn versierd met
Amsterdam, Diamantslijperij Gebr. Boas (1990)
| |
| |
rondboogfriezen en gebosseerde hoeklisenen. Binnen heeft het gebouw gietijzeren kolommen. In 1887 werd de fabriek aan de noordzijde uitgebreid (totaal 600 molens) en in 1909 heeft men de ingangspartij verhoogd. Bij het complex behoren twee poortgebouwen met toegangshek en een ketelhuis met fabrieksschoorsteen (alle 1878-'79, J.W. Meijer). Een goed voorbeeld van een vroeg fabrieksgebouw is dat van de Diamantslijperij Maatschappij (Nieuwe Achtergracht 168-172) [223] met een kern bestaande uit twee parallele vleugels aan een binnenplaats (1846-'47; nr. 172) en latere uitbreidingen in 1893 (nr. 170) en 1907 (nr. 168). Andere voorbeelden van voormalige diamantslijperijen zijn De Eendracht (Nieuwe Achtergracht 104-104a; 1887), het neorenaissancepand van de firma S.W. Boas (Recht Boomssloot 14; 1889), het vierlaagse gebouw met attiek van de stoomdiamantslijperij Gebrs. Van Weerden (Nieuwe Achtergracht 134-138; 1887, L. Vernooys) en het in oranje baksteen opgetrokken gebouw van de firma Soep & Co. (Nieuwe Achtergracht 17-23; 1906, G. van Arkel) in rationalistische en jugendstil-vormen.
De Amsterdamse Melkinrichting (Prinsengracht 739-741) [224] is een in rijke neorenaissance-stijl gebouwd bedrijfspand uit 1890 naar ontwerp van Ed. Cuypers. Boven de hardstenen pui toont een allegorische reliëfvoorstelling (P.E. van den Bossche) het vervoer van melk. De gevel wordt bekroond door een overhoekse dakkapel in chaletstijl. Deze melkinrichting produceerde gepasteuriseerde melk (na 1887 in de handel).
Het voorm. veilinggebouw van F. Muller & Co. (Nieuwe Doelenstraat 16-18) [225], gevestigd in twee 18de-eeuwse panden (1736 en 1765), kreeg in 1905 een uitbreiding met een grote veilingzaal aan de Amstel naar ontwerp van J.G. en A.D.N. van Gendt. Het gebouw is sinds 1961 bezit van de Universiteit van Amsterdam en huisvest nu het Instituut voor Dramatische Kunst en het Universiteitstheater.
Bedrijfsgebouwen. De voorm. goud- en zilverfabriek H. Drijfhout & Zn. (Nes 11-19; 1912, Jos. Herman) [226] is tot 1988 als zodanig in gebruik geweest en dient nu als hotel. De voorgevel in hardsteen en zandsteen is versierd met rusticawerk en reliëfs met Sezession-invloeden. In rijke neorenaissance-stijl uitgevoerd is de voorm. verfen vernisfabriek H. Vettewinkel & Zn. (OZ Kolk ong.; 1889, W. Hamer) [227]. De voorm. drukkerij en kantoorboekhandel Blikman & Sartorius (Rokin 17-21) werd gevestigd in een gepleisterd eclectisch pand uit 1876 naar ontwerp van G.B. Salm. Hij leverde in 1891 ook het ontwerp voor de uitbreiding ter linkerzijde. Jugendstil-vormen vertoont het gepleisterde gebouw van de ‘Amsterdamsche Courant’ en stoomdrukkerij ‘De Fakkel’ (Reguliersbreestraat 8; circa 1900, W. Kromhout). Het ijzerwarenmagazijn Gunters & Meuser (Egelantiersgracht 2-6; 1917-'18, P. Vorkink) is een met betonskelet uitgevoerd bakstenen pand in expressionistische stijl. Voorbeelden van confectieateliers zijn het voor de firma M.J. van de Waal & Co. gebouwde neorenaissance-pand Keizersgracht 440 (1897-'98, W. Hamer) [228], met grote vensters voorzien van ijzeren puibalken, en het voorm. atelier van Metz & Co, Kerkstraat 45-49 (1926-'27, H.A. van Anrooy). Het laatste heeft een opmerkelijk grote vensterpartij met een in beton uitgevoerde asymmetrische vensterindeling.
Sluizen. De verbinding tussen het water van de Zwanenburgwal en de Oude Schans wordt gevormd door de St.-Antoniessluis (St.-Antoniesbreestraat ong.; brug 287) uit circa 1550. Op de sluis staat een voorm. sluiswachterswoning uit 1695. Via de Eenhoornsluis in de Korte Prinsengracht (Haarlemmerstraat ong.; brug 313), een gecombineerde schut- en spuisluis uit circa 1615, konden vrachtschepen vanaf het IJ naar de pakhuizen aan de Prinsengracht varen. De Haarlemmersluis bij het Singel (Haarlemmerstraat ong.; brug 14) kwam in 1681 tot stand ter vervanging van een duiker uit 1601 en kon kleine vrachtboten vanaf het IJ doorlaten. Ook de 17de-eeuwse Rapenburgersluis tussen Nieuwe Herengracht en Schippersgracht (bij brug 278) vormde een verbinding tussen de grachten en het IJ en was begin 19de eeuw de enige toegang tot het Entrepotdok.
De Amstelsluizen (Amstel tegenover Carré) [229] werden in 1673 naar plannen van Johannes Hudde aangelegd om het water in de grachten te verversen en te reguleren. Het in de huidige vorm uit circa 1820 daterende complex bestaat uit drie enkelkerende schutsluizen met aan weerszijden een dubbele spuisluis. De middensluis heeft twee vaargeulen en een toldeur. Op de sluis staan een douanehuisje en twee kleine sluiswachtershuisjes (circa 1840). De bediening van de sluisdeuren gebeurde lange tijd met de nog aanwezige kaapstanders (windassen). De Entrepotdoksluis (Hoogte Kadijk ong.) werd rond 1840 aangelegd naar plannen van de Dienst Publieke Werken bij de uitbreiding van het Entrepotdok. Over de sluis ligt aan de zijde van het Entrepotdok een welijzeren draaibrug uit 1903 (brug 327) en aan de zijde van de Hoogte Kadijk een ijzeren ophaalbrug uit 1906 (brug 80) gebouwd door de Ned. fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel ‘Amsterdam’ (elektrische beweeginrichting uit 1911).
Bruggen. Amsterdam telt vele bruggen. Tot in de 19de eeuw waren dit in de regel houten ophaalbruggen, vaste houten bruggen of hoge stenen boogbruggen. Na 1850 werden veel oude bruggen vervangen door bredere plaatbruggen, ophaalbruggen of basculebruggen van gietijzer, welijzer, staal of beton. Over de Amstel werden in 1883-'84 naar plannen van W. Springer (in samenwerking met B. de Greef) de Blauwbrug (Waterlooplein ong.; brug 236) [230] en de Hogesluis (Sarphatistraat; brug 246) [231] gebouwd naar voorbeeld van de Seinebruggen in Parijs. Deze met natuursteen beklede bruggen zijn voorzien
Amsterdam, Blauwbrug
| |
| |
van bronzen lantaarns, gepolijste rood marmeren zuilen en rijk versierde brugpijlers en brughekken.
De Dienst Publieke Werken (D.P.W.) bouwde rond 1900 verschillende enkelvoudige ijzeren ophaalbruggen, zoals Brug 222 over de Kloveniersburgwal (Nieuwe Doelenstraat) uit 1896. De over de Brouwersgracht gelegen Oranjebrug (brug 146), gegoten door ijzergieterij Penn & Bauduin, en Brug 148 dateren uit 1899 (vernieuwd 1997). De ijzeren ophaalbrug Scharrebiersluis (brug 278) bij de 17de-eeuwse Rapenburgersluis (Nieuwe Herengracht) bouwde men in 1906.
In 1911 werd J.M. van der Mey door de D.P.W. aangesteld als esthetisch adviseur. Hij ontwierp onder meer bij de Geldersekade de Brug 298 (1910) en over de Waaleilandsgracht de Brug 283 (1913-'14), een bakstenen brug met vier lage keperboogvormige waterdoorgangen en een smalle doorvaartopening in het midden. Zijn assistent P.L. Kramer, die hierna dit werk van 1919 tot 1952 uitvoerde, ontwierp ruim tweehonderd bruggen. Kenmerkend voor zijn werk is een plastische expressionistische stijl met veel bouwsculptuur. Zijn bruggen hebben smeedijzeren hekwerken, leuningen en lantaarns en zijn soms ook voorzien van zitbanken en kleine gebouwen, zoals kiosken, winkeltjes, brugwachtershuisjes, trafohuisjes en urinoirs. Veel van de in graniet uitgevoerde brugsculpturen in de vorm van gestileerde dieren en later ook menselijke figuren werden vervaardigd door H. Krop (in 1916 aangesteld bij de D.P.W.). Goede voorbeelden in de as Koningsplein-Leidsestraat zijn Brug 29 (Herengracht), Brug 43 (Keizersgracht) en Brug 68 (Prinsengracht) uit 1921. Verder in de Vijzelstraat Brug 30 (Herengracht) en Brug 41 (Keizersgracht) uit 1922, en in de as Raadhuisstraat-Westermarkt Brug 8 (Singel), Brug 22 (Herengracht), de Niek Engelschmanbrug (brug 106, Keizersgracht) en Brug 63 (Prinsengracht) uit 1925. Uit dezelfde tijd dateren enkele bruggen over de Singelgracht, zoals ter hoogte van de Rozengracht nabij het brandwachtgebouw de Brug 167 met als natuurstenen ornament een spuitgast die water in muil van vuurspuwende draak spuit (F. Werner). Verder de Dr. Meyer de Hondbrug (brug 257, bij Weesperplein 1; 1923), die is versierd met een zeearend (H. Krop), en de Leidsebrug (brug 174, bij Leidseplein; 1925) met smeedijzeren brugleuningen en zitbanken en
beeldhouwwerk in de vorm van gestileerde nijlpaarden en leeuwenkoppen (J. Polet). Andere bijzondere bruggen van de D.P.W. zijn Brug 276 (De Oostertoegang; De Ruyterkade ong.), een hefbrug uit 1930, en de Mariniersbrug (brug 272, Kattenburgerstraat ong.), een basculebrug uit 1935. Toeristisch het meest bekend is evenwel de Magere Brug over de Amstel (brug 242, Kerkstraat ong.) [232], die in 1934 - als reconstructie van een smalle brug uit 1670 met dezelfde naam - naar plannen van P.L. Kramer nieuw is gebouwd met aan beide zijden aanbruggen met vier doorgangen en in het midden een dubbele houten ophaalbrug.
Het gebouw van de N.Z.H.R.M. (Windroosplein) [233] werd in 1883 gebouwd naar een neorenaissance-ontwerp van H.J. Amesz als smederij met bovenwoningen. Eind 19de eeuw nam de Noord- & Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij het in gebruik en voegde men het door C.B. Posthumus Meyjes ontworpen botenhuis toe.
Het Centraal Station (Stationsplein 9-33) [234] verrees in 1881-'89 op een daartoe aangeplempt eiland in het IJ. Al in 1864 was er een plan voor een station op een eiland in het open havenfront, maar pas in 1869 werd daartoe besloten. Na de aanplempingswerkzaamheden in 1870 kwam de spoorverbinding in 1880 gereed met hoge taluds en met viaducten voorzien van openingen voor de scheepvaart. Het imposante station - in feite een dubbel kopstation - werd verwezenlijkt naar plannen van P.J.H. Cuypers, daarbij geassisteerd door A.L. van Gendt als constructeur. Na een eerste ontwerp (1876) werd Cuypers bij het project betrokken en na enige vertraging wegens funderingsproblemen was zijn definitieve ontwerp in 1881 gereed. Dit neogotische ontwerp vertoont ook invloeden uit de midden-16de-eeuwse Nederlandse architectuur (vroege renaissance), zoals hij die ook toepaste bij zijn ontwerp voor het Rijksmuseum.
Het langgerekte stationsgebouw heeft een door torens geflankeerde middenpartij met de hoofdingang en een grote, hoge vertrekhal. De rechtertoren heeft een uurwerk met wijzerplaat, de linkertoren geeft de windrichting aan op een windroos. Aan weerszijden van de middenpartij bevinden zich lange vleugels met vooruitspringende gevelpartijen. In deze vleugels zijn naast diverse dienstruimten en kantoren onder meer ook de wachtkamers (drie klassen), een eetzaal en de restauratie ondergebracht. Het oostelijk hoekpaviljoen bevat de koninklijke wachtkamer met een hoofdingang aan het Stationsplein en een verguld hekwerk aan de perronzijde. In het veel eenvoudiger uitgevoerde westelijk hoekpaviljoen woonde de stationschef. Bij het uitgebreide decoratieprogramma van dit rijk versierde station werd Cuypers geadviseerd door J.A. Alberdingk Thijm en jhr. V. de Stuers. Aan de decoraties werd gewerkt door F. Vermeylen (beeldhouwwerk), L. Jünger (straatreliëfs), M. Noppeney (stenen portretten), G. Sturm (wandschilderingen), M. van Langendonck en E. Roskam. De geëmailleerde tegels werden geleverd door de firma Villeroy & Boch, de onderdelen in geëmailleerde lava (waaronder de wijzerplaten) door de Parijse firma F. Gillet. Tijdens recente restauraties zijn de interieurdecoraties, waarvan veel door latere verbouwingen aan het zicht was onttrokken, zoveel mogelijk hersteld.
De stationsoverkapping werd in 1884-'89 naar plannen van L.J. Eymer opgericht met vijftig geklonken boogspanten en kreeg een voor die tijd enorme spanwijdte van 45 meter en een lengte van ruim driehonder meter, waarmee het toen de langste kap ter wereld was. In 1922 werd een 34 meter brede tweede overkapping toegevoegd. Van de lagere goederenvleugels (circa 1889) resteert weinig meer. De oostelijke is vervangen door het met expressionistische details uitgevoerde pakketpostgebouw (Stationsplein 5-7; 1923, J.Th.J. Cuypers).
Het steeds toenemende reizigersverkeer leidde en leidt nog steeds tot ingrijpende wijzigingen van het stationsgebouw. De oorspronkelijke vijf doorgangen tot de centrale hal zijn vervangen door twee veel bredere toegangen (1954, H. Scheltema). De hal zelf en de centrale tunnel
| |
| |
naar de perrons zijn tussen 1976 en 1985 vergroot (M.W. Markenhof). In 1988 is de hal aan de zijde van het IJ gemoderniseerd en heeft men de overkapping van de sporen aan die zijde vernieuwd. In 2000 is de brede westpassage tot stand gekomen. Verdere wijzigingen en uitbreidingen van het stationsgebouw ten behoeve van de noord-zuidlijn van de metro en de herinrichting van het stationseiland zijn in volle gang (masterplan bureau Benthem & Crouwel, gereed 2012).
De voorm. elektriciteitscentrale (Hoogte Kadijk 400) [235] kwam in 1903-'04 naar plannen van de Dienst Publieke Werken tot stand als gevolg van een gemeentebesluit tot elektrificatie van de gemeentetram (1900). De firma A.E.G. zorgde voor de inrichting, de firma Gebr. Stork & Co. leverde de stoommachines. Het forse bakstenen gebouw onderging regelmatig aanpassingen en uitbreidingen. De productie werd gestaakt in 1953. Nu herbergt het gebouw het elektrotechnisch museum ‘EnergethicA’. De steunberen van de oude kolenopslag (gesloopt 1955) maken nu deel uit van de plint van het nieuwe woongebouw ‘Aquartis’ (2001, L. van der Pol).
Badhuizen. Het voorm. volksbadhuis met dienstwoning Funenkade 7-7a (1911) [236] werd door de Gemeentelijke Woningdienst gebouwd met aparte ingangen voor mannen en vrouwen. Het opschrift ‘Gemeentebadhuis’ gaat schuil achter die van de huidige functie (brouwerij 't IJ). Het voorm. gemeentebadhuis annex stadsreinigingpost Nieuwe Uilenburgerstraat 112-114 (1923) [237] is een expressionistisch ontwerp van de Dienst Publieke Werken.
Straatlantaarns. Van een kroontje voorzien zijn de zes gietijzeren straatlantaarns bij het Paleis op de Dam (Dam en NZ Voorburgwal), gegoten in 1844 door de firma Dixon & Co. naar ontwerp van M.G. Tétar van Elven. Voor het Beursplein ontwierp H.P. Berlage in 1903 de zes smeedijzeren straatlantaarns op natuurstenen voetstuk en de twee ronde fonteinen. Langs het Damrak en Rokin staan post-modernistische lantaarnpalen (1991-'92, T. Postma en A. Schrabacq).
Overig straatmeubilair. De Dienst Publieke Werken maakte rond 1880 het eerste ontwerp voor de enkele en de dubbele krul, in ijzer uitgevoerde urinoirs met een stenen vloer. J.M. van der Mey vernieuwde het ontwerp in 1916. Deze urinoirs zijn nog op verschillende plekken te vinden. Ter hoogte van Oudezijds Voorburgwal 193 staat verder een betonnen urinoir uit 1926. Van der Mey ontwierp in 1911 tevens de peperbus, een ronde gietijzeren reclamezuil die nog overal in de oude binnenstad te vinden is. In expressionistische vormen ontwierp P.L. Marnette in 1927 de brandmelder (Zaandammerplein ong.) en in 1928 de kabelkasten van het elektriciteitsnet, zoals bijvoorbeeld aan de Lauriergracht.
Gedenktekens. Op het Rembrandtplein staat het door L. Royer vervaardigde gietijzeren standbeeld van Rembrandt Harmensz van Rijn (1847-'48). Het bronzen standbeeld van J.R. Thorbecke (1874-'76) op het Thorbeckeplein werd ontworpen door F.K.A.C. Leenhoff en gegoten door L.J. Enthoven & Co. (voetstuk, J. van Lith). F. Stracké vervaardigde het bronzen borstbeeld van Prins Hendrik ‘De Zeevaarder’, de derde zoon van koning Willem II. Dit op een kolomvormig granieten voetstuk geplaatste beeld uit 1885 is in 1979 verplaatst naar de huidige locatie op de Prins Hendrikkade. In de binnenstad memoreren verschillende gedenktekens de Tweede Wereldoorlog. Het Nationaal Monument op de Dam (1955-'56, gerestaureerd 1998) is ontworpen door J.J.P. Oud en J. Raedecker (beeldhouwwerk). Op een ronde verhoging met concentrische treden staat een in travertijn uitgevoerde hoge pyloon. Het centrale reliëf (De ellende van de oorlog) wordt omringd door drie beelden (Oorlog, Verzet en Vrede). De halfronde achterwand in travertijn is voorzien van banken en twee leeuwen als wachters. De teksten op het monument zijn van J.P. Meerwaldt, N.A. Donkersloot en A. Roland Holst. In de Weesperstraat bevindt zich het voor de beschermers van Nederlandse joden in de bezettingstijd opgerichte Monument van Joodse Erkentelijkheid (1946-'50) met zandstenen reliëfs van J.G. Wertheim. Op het Jonas Daniël
Amsterdam, Standbeeld Rembrandt Harmensz van Rijn (1993)
Meijerplein symboliseert het bronzen beeld de Dokwerker (1950-'52, M. Andriessen) het verzet tegen de jodenvervolging tijdens de Februaristaking (25-26 februari 1942) en op de Westermarkt staat het bronzen beeld van Anne Frank (1977, M. Andriessen). Andere opmerkelijke naoorlogse bronzen beelden zijn het Amsterdamse Lieverdje op het Spui (1960, C. Kneulman), het Beursmannetje op het Damrak bij de Beurs (1964, Pieter d'Hont), de Spaanschen Brabander op de Nieuwmarkt (1968, V.P.S. Esser) en het bronzen ruiterstandbeeld van koningin Wilhelmina op het Rokin (1972, T.R. van der Pant). Interessante abstracte gedenktekens zijn op het Frederiksplein de constructivistische roestvrijstalen zuil van het monument voor A. Winkler Prins (1967, A. Volten) en op de Westermarkt het Homomonument (1987, K. Daen) met drie driehoeken van roze graniet, waarvan één in het water van de Prinsengracht. De Hortus Botanicus (bij Plantage Middenlaan 2) [238] werd in 1682
| |
| |
gesticht als artsenijtuin met zowel een gedeelte voor medicinale kruiden als een siergedeelte. Het wit gepleisterde gebouw rechts van de ingang (Plantage Middenlaan 2), nu in gebruik als oranjerie, is mogelijk de voorm. hortulanuswoning uit 1693 (vergroot 1861). Uit 1715 dateert het toegangshek, waarvan de gebosseerde bakstenen hekpalen vazen dragen en het oude en het nieuwe stadswapen. Tussen 1795 en 1863 kreeg het siergedeelte van de hortus een landschappelijke aanleg.
Van 1877 tot 1987 diende de hortus als Universiteitstuin, waarvoor onder meer het chalet-achtige collegegebouw (Plantage Middenlaan 2b; circa 1877) verrees op de fundering van een oude kas. Verder werden twee kleine gietijzeren bruggen (1877) aangelegd en drie kleinere kassen (1896, 1898 en 1964). Naar plannen van J.M. van der Mey kwamen in 1912 een grote L-vormige palmen- en varenkas en het met siermetselwerk uitgevoerde Hugo de Vrieslaboratorium (Plantage Middenlaan 2c-g) tot stand. In 1986 is de tuin gereno veerd naar plannen van bureau Bakker & Bleeker. De laatste toevoeging is de drie-klimatenkas (1993, M.E. Zwarts).
Het Wertheimpark (Plantage Parklaan ong.) [239] werd in 1810-'12 aangelegd naar een landschappelijk ontwerp van Abraham van der Hart ter plaatse van een bosaanplant uit 1682. In 1897 heeft men het terrein als openbaar wandelpark opengesteld, waarbij het is vernoemd naar A.C. Wertheim, bankier, politicus en weldoener van de Amsterdamse bevolking. De toegang tot het park wordt gemarkeerd door een in empire-vormen uitgevoerd hekwerk met hoge hekposten, waarop in 1982 twee marmeren sfinxen zijn geplaatst (replica's van zinken exemplaren). In het park staat een monument voor A.C. Wertheim (1898, J. Ingenohl) in de vorm van een fontein met een grote, door zuiltjes gedragen, schaal en in het midden een zuil met bronzen reliëfportret. Het glazen monument Nooit meer Auschwitz (1977, J. Wolkers) is in 1993 van de Nieuwe Oosterbegraafplaats hierheen verplaatst.
Dierentuin Artis (Plantage Kerklaan 40) [240] werd gesticht door het in 1838 opgerichte Zoölogisch Genootschap
Amsterdam, Artis, aquariumgebouw (1992)
‘Natura Artis Magistra’. Initiatiefnemers waren G.F. Westerman (directeur van 1842 tot 1890), J.W.H. Werlemann en J.W. Wijsmuller. In mei 1838 stelde men het park van het ‘Middenhof’ aan de Plantage Middenlaan open als wandeltuin met enkele levende dieren. Tussen 1838 en 1877 verwierf het genootschap nagenoeg het volledige terrein tussen Kerklaan, Middenlaan, Doklaan en Muidergracht.
Naar ontwerp van J. van Maurik verrees in 1850-'55 het neoclassicistische hoofdgebouw (Plantage Middenlaan 41-43) met gietijzeren ornamenten en een halfrond uitgebouwde, gepleisterde tuinzaal. De ingang in het gepleisterd middenrisaliet wordt geflankeerd door beelden van een leeuw en een tijger (1938-'39, J. Kaas). In de bovenzalen bevond zich het zoölogisch museum met opgezette dieren (tot 1947) en in de benedenzalen de sociëteit van het Genootschap (tot 1871).
In 1851 werd de hoofdingang verplaatst naar de Plantage Kerklaan. Aan weerszijden van het smeedijzeren hekwerk staat een gepleisterd neoclassicistisch portiershuisje. De op het hek geplaatste vergulde zinken adelaars (firma L. Schütz) gaan terug op een ontwerp van de Berlijnse beeldhouwer C. Rauch. De Artisvijver met twee gietijzeren bruggen is een restant van de in 1866 vergraven Nieuwe Prinsengracht, die Artis aanvankelijk in tweeën deelde. In 1863 werd het restaurant ‘Eik en Linde’ aangekocht, een grof bepleisterd pand uit circa 1830. In de met hout betimmerde verdieping werd in 1894 het Rijks Postduivenstation ingericht.
Architect G.B. Salm was geruime tijd aan Artis verbonden. Hij ontwierp de roofdierengalerij (1859, verbouwd 1930 en 1975) en het nieuwe sociëteitsgebouw (Plantage Kerklaan 36-40; 1869-'71). Dit inmiddels sterk gewijzigde, wit gepleisterde gebouw met hoekpaviljoens heeft van 1941 tot 1968 het bevolkingsregister gehuisvest en is tegenwoordig als café annex tv-studio in gebruik. Van de hand van Salm is verder de voorm. bibliotheek (Plantage Middenlaan 45; 1867-'68), een eclectisch gebouw met neoclassicistische elementen, opgetrokken in gele en rode baksteen. De twaalf dieren-sgraffito's zijn uit 1952 (J. Groenestein). De begane grond was tot 1920 deels als zebrastal in gebruik en tot 1989 als nachtdierenverblijf. De verdieping was van 1894 tot 1965 ingericht als faunamuseum met opgezette dieren. Het aquariumgebouw (Plantage Middenlaan 53; 1881-'82), door G.B. en A. Salm ontworpen in neoclassicistische stijl, heeft in het midden een corinthisch tempelfront en tegen de oostgevel een rond auditorium met koepeldak (tegenwoordig diorama). Verder ontwierpen zij de houten magazijnen en werkplaatsen (Plantage Muidergracht 32-40; 1875-'90) in chaletstijl met pseudo-vakwerk. Het voorm. Ethnografisch museum (Plantage Doklaan 44; 1886), een eclectisch ontwerp van A.L. van Gendt, werd door B.J. Ouëndag verbouwd tot Zoölogisch Laboratorium (1923). Tegenwoordig bevinden zich hier
| |
| |
op de verdiepingen diverse kantoren en het Artis-atelier en op de begane grond een nachtdierenverblijf en runderstallen. Bijzondere dierenverblijven zijn onder meer de houten giraffenstal in chaletstijl (1863), de fazanterieën Oude Kweek en Nieuwe Kweek (1872 en 1888), het Minangkabauhuis (1916) - gebouwd als onderkomen voor kleine hoefdieren naar voorbeeld van de inheemse huizen op Sumatra - en de voorm. zebrastal (circa 1920). Het huidige apenhuis (1909, B.J. Ouëndag) is een bakstenen gebouw in traditionalistische vormen met boven beide toegangen een tegeltableau. De uilenruine (1921) kwam tot stand naar plannen van dr. A.F.J. Portielje. Het als leeuwenverblijf aangelegde Kerbertterras (1927) is genoemd naar dr. C. Kerbert, de tweede directeur van Artis (1890 tot 1927).
Aan de rand van de dierentuin staan de voorm. directeursvilla (Plantage Middenlaan 51; 1897, J.F. Klinkhamer) en de kleine voormalige buitenhuizen Welgelegen (Plantage Middenlaan 49; circa 1780) en Weltevreden (Plantage Middenlaan 47; circa 1810). Het laatste heeft een horizontale houten beplanking. Verspreid over het terrein staan verder nog verschillende tuinornamenten en dierenbeelden, waaronder twee bronzen beelden van jachthonden (A.N. Caïn, geschonken 1907). Het zandstenen monument voor directeur G.F. Westerman is voorzien van vergulde bronzen medaillons (circa 1890, B. van Hove).
Na 1980 is Artis aangepast aan de moderne eisen, waarbij men nieuwe dierenverblijven heeft toegevoegd en een planetarium (1988). In 1994-'99 is het terrein uitgebreid met een strook tot aan het Entrepotdok. Hier is een Afrikaans savannegebied ingericht en een nieuw restaurant. |
|