Ten geleide
Monumenten in Nederland is een naslagwerk over de meest waardevolle objecten en structuren in de verschillende provincies, in dit geval de provincie Noord-Holland. Het is géén reisgids en bevat dan ook geen routebeschrijvingen of wandelingen. De stadsplattegronden in het boek zijn bedoeld om de onderlinge situering van objecten visueel te verduidelijken. Het boek geeft in een compact, samenhangend overzicht een breed beeld van bestaande, cultuurhistorisch interessante objecten en structuren, waarbij op beknopte wijze relevante feitelijke informatie wordt vermeld.
De inleidende hoofdstukken plaatsen de gegevens in een groter verband en schenken aandacht aan het karakteristieke van de provincie Noord-Holland. Hier worden ook relaties gelegd met belangrijke ontwikkelingen in het verleden. De eerste inleiding bevat een historische schets van de provincie. De twee volgende hoofdstukken besteden respectievelijk aandacht aan de stijlen en vormen van de gebouwen en aan de toegepaste materialen en constructies. De vierde en laatste inleiding behandelt de eigenheid van de verschillende regio's die samen de provincie Noord-Holland vormen. Daarbij wordt vooral gekeken naar historisch-geografische ontwikkelingen en de bebouwingskarakteristiek. De hiernaast opgenomen overzichtskaart toont de regio-indeling van de provincie. De kaart geeft tevens een overzicht van de gemeenteindeling in 2005.
Het omvangrijkst is het op de inleidingen volgende onderdeel Steden, Dorpen, Monumenten, dat een beschrijving bevat van de meest belangwekkende bouwwerken van alle steden en dorpen in Noord-Holland. Dit deel is alfabetisch op plaatsnaam geordend. Voor de indeling zijn niet de gemeentegrenzen bepalend, maar de afzonderlijke bebouwingsconcentraties - de kernen - zoals ze historisch zijn gegroeid. Samen geven alle kernen een cultuur-topografisch overzicht van de provincie.
Er is onderscheid gemaakt in hoofdkernen, kernen, geïncorporeerde kernen, omgevingskernen en omgevingsobjecten. Hoofdkernen zijn kernen die tevens hun naam aan een gemeente geven (bijvoorbeeld Haarlem, Hoorn, Hilversum). Bij een gewone kern wordt in de aanhef steeds verwezen naar de gemeente waartoe deze behoort, bijvoorbeeld: Schoorl (gemeente Bergen). De zogeheten geïncorporeerde kernen zijn in de loop van hun geschiedenis deel gaan uitmaken van een grotere kern. Zo is bijvoorbeeld Broekerhaven onderdeel van Bovenkarspel geworden. Deze geïncorporeerde kernen worden behandeld als onderdeel van het grotere geheel. Amsterdam neemt een bijzondere en omvangrijke plaats in en is daarom in enkele stukken opgedeeld. Zo komt eerst Amsterdam binnen de Singelgracht aan de orde, gevolgd door het aangrenzende deel buiten de Singelgracht en vervolgens de verder weg liggende stadsdelen: Amsterdam-Bijlmermeer, Amsterdam-Buitenveldert, Amsterdam-Buiksloot, Amsterdam-Nieuwendam, Amsterdam-Sloten, Amsterdam-Sloterdijk en Amsterdam-Watergraafsmeer.
Omgevingskernen zijn nederzettingen die wel genoemd moeten worden, maar waarvan de informatie over de bebouwing slechts één of enkele objecten betreft. Ze worden dan onder een nabijgelegen, vaak grotere kern vermeld: zo staat Opmeer bij Spanbroek, Wadway bij Wognum en Krommeniedijk bij Krommenie. De beschrijvingen van omgevingskernen zijn niet alfabetisch geplaatst, maar kunnen moeiteloos via het topografisch register teruggevonden worden. Omgevingsobjecten zijn de op het platteland gesitueerde gebouwen als kapellen, kloosters, kastelen, molens en boerderijen. Deze worden beschreven bij de meest nabije kern binnen de gemeente, bijvoorbeeld de kerk van Zwaagdijk-West bij Zwaag en het Noorderpolderhuis van de Schermer bij Stompetoren.
Elke kern heeft een eigen inleiding, waarin de historische ontwikkeling en de topografische of stedenbouwkundige veranderingen kort behandeld worden. Van de belangrijkste steden is een plattegrond opgenomen, waarop de interessantste objecten zijn aangegeven. Objecten die veel voorkomen, zoals woonhuizen, winkels of pakhuizen, zijn niet in de plattegronden opgenomen, tenzij ze als een opvallend groot voorbeeld of als complex de aandacht trekken. Voor de plattegronden van Amsterdam moest een strenge selectie plaatsvinden en zijn ook scholen, hofjes en kantoren beperkt opgenomen. De nummers op de plattegrond verwijzen naar het bijschrift,