Leidschendam, Woonhuizen spoorwegpersoneel Raadhuislaan e.o.
(Delftsekade 16); de kelder van het laatste is mogelijk 17de-eeuws.
Sluisplein 1 en
14 hebben een kroonlijst met gesneden consoles in Lodewijk XV-stijl (circa 1760). Laat-18de-eeuws zijn de herenhuizen
Sluiskant 14 en
24, beide voorzien van een ingangsomlijsting.
Rond 1900 zijn in neorenaissance-stijl gebouwd het dubbele huis Venestraat 22-24 (1895) en het rijk uitgevoerde woon- en winkelpand Sluiskant 22 (1898). Het woon- en winkelpand Sluiskant 21 (circa 1905) vertoont zowel neorenaissance- als jugendstil-elementen. Voorbeelden van jugendstil zijn het woon- en winkelpand Sluisplein 7, het huis Damlaan 45 en het woningblok Damlaan 27-43. Rond 1910 opgetrokken in chaletstijl zijn onder meer de dubbele villa's Westvlietweg 138-139 en Kon. Julianaweg 5-7, de villa Voorburgseweg 39 (met koetshuis) en de dienstwoning van Provinciale Waterstaat Leidsekade 25. Opmerkelijk is het geprefabriceerde houten landhuis Vliet en Hove (Westvlietweg 123; 1921), gebouwd volgens het blokhuisbouw-systeem en geleverd door de firma Christoph & Unmack A.G. uit Niesky (Silezië). De R.K. woningbouwverenigingen Willibrordus en St. Jozef verwezenlijkten woningbouwcomplexen in traditionalistische vormen, zoals de complexen St.-Jozefstraat e.o. (circa 1920) en Hertogstraat e.o. (circa 1925). Het complex (beneden- en boven)woningen aan de Plaspoelkade e.o. (circa 1930) kwam tot stand in opdracht van de woningstichting voor spoorwegpersoneel. De gevel aan de Zijdestraat heeft tegeltableaus met de tekst ‘Woningstichting’ ‘Spoorwegpersoneel’. De uitbreidingswijk Raadhuislaan e.o. (1939-'41) is in traditionalistische stijl ontworpen door A.J. Kropholler.
Boerderijen. Uit het midden van de 16de eeuw dateren nog krukhuisboerderijen, waarvan Westbosch (Julianaweg 118-120) het meest oorspronkelijk is en nog een ankerbalkgebint bevat. De voorgevel kreeg een symmetrische indeling doordat de vroeg-17de-eeuwse topgevel met entree rechts werd gespiegeld. De boerderij Veurseweg 288 is in de 18de eeuw vergroot. Noortheylaan 1 is in 2002 ingrijpend gerestaureerd als dubbele villa ‘Bohemenhoeve’. Het enige voorbeeld van een hallenhuisboerderij met inpandige onderkelderde opkamer is Noord Veur (Veurseweg 217) uit 1683. De in 1882 op de plaats van het in 1880 afgebroken buitenhuis Meyvliet gebouwde boerderij Meyvliet (Westvlietweg 150-151) heeft een dwars geplaatst woonhuis met chaletstijl-sierspant. Voorbeelden van langhuisboerderijen uit de late 19de eeuw zijn Hofstede Honert (Westvlietweg 83; 1876), met gesneden windveren en siermetselwerk, de boerderij Voorzorg (Oostvlietweg 31; circa 1890) en de Hoeve Buitenzorg (Oostvlietweg 21; 1891). Bij de laatste staan aan weerszijden van de oprit gietijzeren rolpalen (gebruikt voor de trekschuit). Uit 1904 dateert de langhuisboerderij Oostvlietweg 37.
Windmolen ‘De Salamander’ (De Wiek 19) is een achtkante stellingmolen met een met riet gedekte romp en kap. Aan weerszijden van deze uit 1792 daterende houtzaagmolen staan houten zaagschuren op gemetselde poeren. In 1990 is de molen overgebracht naar de huidige plaats aan de Vliet en vervolgens gerestaureerd.
Het voorm. kaaspakhuis met bijbehorend woonhuis (Delftsekade 30-31) verrees in 1902 naar een ontwerp met neorenaissance-details van A. Romeyn. Tussen pakhuis en woonhuis staat een koetshuis.
De voorm. limonadefabriek ‘P. Verlaan en Zn.’ (Venestraat 56) werd in 1931 gebouwd naar ontwerp van architect Halverhout en heeft een dubbele bovenwoning met halfronde erkers.
Het Dr. Neherlaboratorium (St.-Paulusstraat 4) werd in 1953-'55 voor technisch onderzoek ten behoeve van de P.T.T. gebouwd naar ontwerp van S.J. van Embden. Het moderne gebouw bestaat uit drie hallen, waarvan de middelste de in glas uitgevoerde hoofdentree bevat (decoraties G. Reub). De constructie van gewapend beton heeft borstweringen van schokbetonplaten en stalen ramen. De hoog boven het gebouw uitrijzende toren is bestemd voor het opstellen van instrumenten.
Het sluizencomplex in de Vliet (Sluiskant ong.) werd in 1886-'88 verwezenlijkt naar ontwerp van H. de Mol van Otterloo en verving een oude sluis met enkele schutkolk uit 1648. Het huidige complex heeft twee gemetselde sluiskolken met vijf paar puntdeuren. De zes tandwielkasten van de verzonken windwerken vormen de basis van gietijzeren, met plantmotieven versierde, lantaarnpalen gegoten door Th. Rouakkers & Zn. uit Helmond. De twee geklonken ijzeren ophaalbruggen zijn geleverd door G.B. Meijer uit Musselkanaal (Gr.). Het L-vormige sluiswachterskantoor (Sluisplein 10; 1886-'88, F.J. Nieuwenhuis) is in rijke neorenaissance-stijl uitgevoerd.
Het elektrisch gemaal ‘mr.dr. Th.F.J.A. Dolk’ van het Hoogheemraadschap Delfland (Plaspoelkade 73) is rond 1940 gebouwd in traditionalistische vormen.