| |
Leiden
Stad, ontstaan in het begin van de 11de eeuw als dijknederzeting aan de zuidelijke oever van de (Oude) Rijn ter hoogte van de huidige Breestraat. Ten zuidwesten hiervan liet Floris II begin 12de eeuw een grafelijk hof bouwen met een aan St. Pieter gewijde kapel (gewijd 1121) en een gevangenis (Gravensteen). Aan de noordoostzijde, op de strategisch belangrijke plek waar de Oude en de Nieuwe Rijn samenvloeien, bouwde men rond 1200 een stenen burcht op een kunstmatige heuvel. Rond 1250 werd het bewoonde gebied zuidwaarts uitgebreid tot de als vestinggracht gegraven Rapenburg en Steenschuur. Leiden kreeg in 1266 van graaf Floris V stadsrechten op grond van een ouder stadsprivilege (vóór 1222). De bloeiende lakennijverheid leidde in de 13de en 14de eeuw tot stadsuitbreidingen. In 1294 werd het zogeheten Hogeland tussen de beide Rijnarmen bij de stad getrokken en groef men aan de oostzijde de Hooglandsekerkgracht en de Hooigracht. De hier in 1314 gestichte St.-Pancraskapel werd in 1366 tot kapittelkerk verheven.
De Oude Vest vormde de noordelijke begrenzing van de in 1346-'55 verwezenlijkte tweede stadsuitbreiding. In het nieuwe gebied stond de al rond 1330 gestichte O.L.-Vrouwekerk, die in 1365 de status van parochiekerk kreeg. De
| |
| |
Leiden, Binnenstad vanuit het zuiden
Turfmarkt vormde de westelijke begrenzing van deze uitleg. Een derde grote uitbreiding kwam in 1385-'89 tot stand door het graven van de (huidige) Witte Singel, Zoeterwoudsesingel en Geregracht. Het Rapenburg kwam hierdoor geheel binnen de stad te liggen en ontwikkelde zich vervolgens geleidelijk tot de belangrijkste woongracht van Leiden. In 1389 kreeg Leiden het recht om de stad te ommuren en had het de omvang bereikt die het tot het begin van de 17de eeuw zou behouden.
Door de strijd tussen de Hoeken en de Kabeljauwen en de concurrentie van goedkoop Engels laken begon in de 15de eeuw een periode van economische stagnatie. De ommekeer volgde na het beleg door Spaanse troepen in 1573-'74. Na Leidens ontzet (3 oktober 1574) beloonde Willem van Oranje de stad in 1575 met de stichting van een universiteit. Gunstige vestigingsvoorwaarden leidden ertoe dat veel vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden zich in Leiden vestigden. De oude lakennijverheid maakte plaats voor een meer gedifferentieerde textielproductie, waardoor de stad in de 17de eeuw tot één van de grootste textielproducenten van Europa zou uitgroeien. Voor de huisvesting van de fors toenemende bevolking bebouwde men aanvankelijk de voormalige kloosterterreinen en de zogenaamde raamlanden (waar de lakenstof werd gedroogd). In 1602-'04 volgde een bescheiden uitbreiding aan de oostzijde tussen Havenkade en Zuidsingel. Ten noorden van de stad kwam in 1611 een grotere uitleg tot stand met de Maresingel als begrenzing en de Langegracht als centrum. Dit gebied was vooral bedoeld voor de textielnijverheid. Een oostelijke uitbreiding van deze strook met de Verversstraat en de Blekerskade volgde in 1644. Aan de oostzijde van de stad ontstond verder een vooralsnog laatste stadsuitbreiding (1659) met daarin de vooral als woongrachten bedoelde Herengracht en Oranjegracht. In het midden van de 17de eeuw was Leiden met 70.000 inwoners na Amsterdam de tweede stad van de Republiek. Bij de uitbreidingen werden de oude stadsmuren gesloopt en enkele oudere grachten gedempt of overkluisd. Rond 1670 kwam een nieuw verdedigingsstelsel rond de stad gereed met in totaal veertien bastions.
In de 18de eeuw liep de welvaart sterk terug, waardoor het bevolkingsaantal tot onder de 30.000 daalde. Veel van de oude verkrotte bebouwing werd gesloopt. De ontploffing van een kruitschip in 1807 vaagde een groot deel van de bebouwing langs de Steenschuur weg. Na de aanleg van de spoorlijn Haarlem-'s-Gravenhage in 1842 volgde de aanleg van de Stationsweg
| |
| |
Leiden, Binnenstad
1 | Burcht (zie p. 303) |
2 | (Herv.) Pieterskerk (p. 304) |
3 | (Herv.) Hooglandse kerk (p. 305) |
4 | koorfragment van de O.L.-Vrouwekerk (p. 307) |
5 | R.K. Lodewijkskerk (p. 307) |
6 | (Herv.) Marekerk (p. 307) |
7 | (Doopsgez.) Lokhorstkerk (p. 307) |
8 | Waalse kerk (p. 308) |
9 | Evang. Luth. kerk (p. 308) |
10 | Bethlehemkerk (p. 308) |
11 | Synagoge (p. 308) |
12 | R.K. kerk O.L.-Vrouwe Onbevlekt Ontvangen of Hartebrugkerk (p. 308) |
13 | Geref. kerk (p. 309) |
14 | Elisabethgasthuishof (p. 309) |
15 | Caeciliagasthuis (p. 310) |
16 | Hôpital Wallon (p. 310) |
17 | R.K. St.-Elisabeth ziekenhuis (p. 310) |
18 | H. Geest- of Arme wees- en kinderhuis (p. 310) |
19 | Waalse wees- en oudeliedenhuis (p. 311) |
20 | R.K. wees- en oudeliedenhuis (p. 311) |
21 | Evang. Luth. wees- en oudeliedenhuis (p. 311) |
22 | Geref. Minnehuis (p. 311) |
23 | Geref. Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis (p. 311) |
24 | muurtoren Oostenrijk (p. 311) |
25 | Zijlpoort (p. 311) |
26 | Morschpoort (p. 311) |
27 | Gravensteen (p. 311) |
28 | Stadhuis (p. 311) |
29 | Gemeenlandshuis van Rijnland (p. 312) |
30 | Stadstimmerwerf (p. 313) |
31 | Lakenhal [Stedelijk museum] (p. 313) |
32 | Doelenpoort (p. 313) |
33 | Bank van Lening (p. 313) |
34 | Waag en boterhal (p. 313) |
35 | Herenlogement (p. 314) |
36 | Arsenaal (p. 314) |
37 | Wittepoortkazerne (p. 314) |
38 | Rijksmuseum van Oudheden (p. 314) |
39 | Schouwburg (p. 314) |
40 | Stadsgehoorzaal (p. 315) |
41 | Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie (p. 315) |
42 | Gemeentearchief (p. 315) |
43 | Politiebureau (p. 315) |
44 | Academiegebouw (p. 315) |
45 | Hortus Botanicus (p. 315) |
46 | Physisch, Chemisch en Anatomisch Laboratorium (p. 316) |
47 | Leidse Sterrenwacht (p. 316) |
48 | (eerste) Academisch Ziekenhuis [Museum voor Volkenkunde] (p. 316) |
49 | Geologisch-Mineralogisch Laboratorium (p. 316) |
50 | Botanisch Laboratorium en Rijksherbarium (p. 317) |
51 | (eerste) Universiteitsbibliotheek (p. 317) |
52 | Latijnse school (p. 317) |
53 | Bibliotheca Thysiana (p. 317) |
54 | (tweede) Stedelijk Gymnasium (p. 317) |
55 | Hogere Burger School voor meisjes (p. 317) |
56 | Kweekschool voor Zeevaart (p. 318) |
57 | R.K. Vakschool voor meisjes (p. 318) |
58 | Gymnastiekschool (p. 318) |
59 | openbare lagere jongensschool Aalmarkt 9 (p. 318) |
60 | openbare M.U.L.O. voor meisjes Boommarkt 1 (p. 318) |
61 | openbare lagere school voor meisjes Breestraat 66 (p. 318) |
62 | St.-Annahofje of St.-Anna Aalmoeshuis (p. 324) |
63 | Van Brouchovenhofje (p. 324) |
64 | Eva van Hoogeveenhofje (p. 324) |
65 | Tevelingshofje (p. 324) |
66 | Sionshofje (p. 324) |
67 | Schachtenhofje (p. 324) |
68 | hofje Meersmansburg (p. 325) |
69 | Coninckshofje (p. 325) |
70 | gebouw van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (p. 327) |
71 | logegebouw La Vertu (p. 327) |
72 | Volksbadhuis (p. 327) |
73 | verenigingsgebouw Het Leidse Volkshuis (p. 327) |
74 | bioscoop Lido (p. 327) |
75 | buitensociëteit Amicitia (p. 327) |
76 | studentensociëteit Minerva (p. 327) |
77 | Rijnlandsche Bank (p. 328) |
78 | Leidsche Spaarbank (p. 328) |
79 | Sijthoffgebouw (p. 328) |
80 | kantoor Leidsche Levensverzekerings Maatschappij (p. 328) |
81 | Nederlandsche Bank (p. 328) |
82 | Graanmagazijn der Armen (p. 328) |
83 | windmolen De Valk (p. 328) |
84 | windmolen De Put (p. 329) |
85 | likeurstokerij De Fransche Kroon (p. 329) |
86 | likeurstokerij Schüdel & Co (p. 329) |
87 | wollendekenfabriek Van Wijk (p. 329) |
88 | wollendekenfabriek J. Scheltema (p. 329) |
89 | wollendekenfabriek J. Zuurdeeg & Zn (p. 329) |
90 | wollendekenfabriek Zaalberg (p. 329) |
91 | textielfabriek Clos & Leembruggen (p. 329) |
92 | meelfabriek De Sleutels (p. 329) |
93 | conservenfabriek Tieleman & Dros (p. 329) |
94 | broodfabriek Ceres (p. 329) |
95 | stoomdrukkerij Eduard IJdo (p. 329) |
96 | koffiefabriek en theehandel Het Klaverblad (p. 330) |
97 | Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit (p. 330) |
98 | Visbrug (p. 330) |
99 | Koornbrug (p. 330) |
100 | stationsgebouw Lijndiensten Stoomvaartmij De Volharding (p. 331) |
101 | Alg. begraafplaats Groenesteeg (p. 332) |
102 | R.K. begraafplaats Zijlpoort (p. 332) |
| |
| |
naar het nieuwe station. Op de noordelijke en oostelijke wallen vestigden zich vanaf 1835 textielfabrieken. Daarnaast werden diverse andere fabrieken opgericht, zoals conserven- en meelfabrieken. Dankzij de economische opleving groeide de stedelijke bevolking weer. Tussen 1816 en 1881 werd het grootste deel van de bolwerken geslecht en op de Zijlpoort en de Morschpoort na vielen ook de stadspoorten onder de slopershamer. Op de vrijgekomen gronden kwamen begraafplaatsen en parken te liggen. Ook vond verdere uitbreiding van de Hortus Botanicus plaats en kreeg de Sterrenwacht een terrein ter beschikking.
Na 1896 verwierf Leiden ten koste van de omringende gemeenten grondgebied buiten de singels. Die gronden waren in gebruik als tuinderijen, wasserijen en blekerijen en er lagen enkele buitenplaatsen. De eerste planmatige uitbreiding buiten de singels vond in 1881 plaats, aan de zuidwestzijde de wijk Vreewijk op het grondgebied van de gelijknamige buitenplaats. Als uitvloeisel van de Woningwet (1901) bouwden de woningbouwverenigingen diverse nieuwe woonwijken, onder meer in de Stadspolder aan de noordzijde toen in 1920 opnieuw een deel van het grondgebied van aangrenzende gemeenten werd geannexeerd. Het uitbreidingsplan van 1933 van bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok voorzag in verdere zuidwaartse uitleg, met onder andere in de Cronesteinse Polder de tuinwijkachtige Professorenwijk en Burgemeesterswijk.
Bepalend voor het stadsbeeld zijn de vele gebouwen van de Leidse Universiteit. De toenemende behoefte aan gebouwen voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs vanaf het midden van de 19de eeuw resulteerde in diverse nieuwe gebouwen op de terreinen die na de kruitramp en het slechten van de bolwerken waren vrijgekomen. Ook in de laatste decennia van de 20ste eeuw zijn verschillende universiteitsgebouwen tot stand gekomen aan de oude stadsrand en aan de westzijde in de Pesthuispolder (Academisch Ziekenhuis). Na de wijziging van de gemeentegrens in 1966 zijn aan de noordzijde in de Broekpolder de Merenwijk en aan de zuidwestzijde de Fortuinwijk en de Stevenshof verrezen. Na de Tweede Wereldoorlog heeft men in de binnenstad versneld grachten gedempt en oude panden gesloopt en gesaneerd, waardoor veel van het karakter als typische Hollandse ‘waterstad’ is verdwenen. Na 1970 heeft het behoud en herstel van de woonfunctie meer aandacht gekregen, in de vorm van stadsvernieuwing en nieuwbouw. Op het vrijgekomen terrein van de Doelen is een gevarieerde universiteitsbebouwing ontstaan. Daarnaast zijn er veel restauraties uitgevoerd. De binnenstad van Leiden is een beschermd stadsgezicht.
De Burcht (Burgsteeg ong.) [1] is een mottekasteel bij de plaats waar de Oude en de Nieuwe Rijn samenvloeien. Ter plaatse van twee houten voorgangers bouwde men begin 13de eeuw (rond 1203) een ringmuur met weergang. Deze werd opgetrokken met hergebruikte tufsteen, maar door herhaalde herstelwerkzaamheden bestaat hij thans grotendeels uit baksteen. De Burcht was eigendom van de burggraaf, een functie die van 1339 tot 1525 werd bekleed door leden van de familie Van Wassenaer en van 1525 tot 1651 door leden van de familie De Linge. In 1652 kocht de stad de Burcht en voerde Arent van 's-Gravesande restauratiewerkzaamheden uit. Tevens bouwde hij in plaats van de poorttoren de huidige ingangspoort versierd met wapens (in 1686 vervangen door marmeren exemplaren). In 1889-'93 werd de Burcht gerestaureerd onder leiding van D.E.C. Knuttel. Bij de restauratie van 1970 zijn de vierkante woontoren en de waterput gedeeltelijk weer opgemetseld. Aan de voet van de burchtheuvel staat een 18de-eeuws ijzeren hek tussen twee in 1653 van de Visbrug overgebrachte 16de-eeuwse getorste zuiltjes met de wapens van Leiden en Rijnland. De nieuwe toegangspoort - de Burchtpoort
| |
| |
Leiden, Burcht, plattegrond
- werd in 1658-'59 gebouwd naar ontwerp van Pieter Post. Deze classicistische zandstenen poort wordt bekroond door twee ronde torentjes met kantelen en heeft in het midden een leeuw met stadswapen van de hand van Rombout Verhulst (1662). Het smeedijzeren toegangshek dateert van 1702.
De voorm. (Herv.) Pieterskerk (Pieterskerkhof 1a) [2] is een forse basilicale kruiskerk zonder toren, bestaande uit een vijfbeukig schip en een vijfzijdig gesloten koor met kooromgang en een kleine dakruiter. Deze laat-gotische kerk verrees op de plaats van een vroeg-14de-eeuwse kerk met toren, die de in 1121 gewijde grafelijke St.-Pieterskapel verving. Het oudste gedeelte van het huidige gebouw is het koor met kooromgang, waarvan de bouw begon in 1391 onder leiding van Rutger van Kampen en vervolgens werd voortgezet vanaf 1407 door meester Aernt van den Doem. De sacristie tegen het koor werd in 1399 voltooid. Het koor kon in 1412 worden gewijd. Het vijfbeukig schip kwam in twee fasen tot stand, in 1428 waren het middenschip en twee (enkele jaren later overwelfde) zijbeuken gereed. In 1453-'73 heeft men de zijbeuken verdubbeld en rond 1500 een laag transept verwezenlijkt. Pas in de tweede helft van de 16de eeuw werd dit transept verhoogd tot het huidige niveau en voorzien van een tongewelf (1565). De dwarsbeuken (circa 1500) hebben elk een zijbeuk aan de westzijde. Aan de oostzijde waren oorspronkelijk openingen naar de kooromgang gepland, maar de bijbehorende verdubbeling van de kooromgang kwam niet of nauwelijks ten uitvoer. In 1512 stortte de ingebouwde 14de-eeuwse westtoren in, waarna het middenschip rond 1515 werd doorgetrokken en voorzien van een nieuwe westgevel. Het na de voltooiing van de westgevel opgetrokken ingangsportaal met verdieping kreeg in 1637 nog een tweede verdieping. De in 1977-'82 gerestaureerde kerk is tegenwoordig in gebruik als multifunctioneel centrum.
Het interieur wordt in middenschip,
Leiden, Burcht
koor en transept overdekt door een houten tongewelf. De zijbeuken en de kooromgang hebben stenen kruisribgewelven. Op enkele van de koorzuilen bevinden zich overblijfselen van 15de-eeuwse schilderingen met heiligenfiguren en engelen. De kerk bevat een eikenhouten koorhek met koperen spijlen uit circa 1425, voorzien van een houten bovenlijst in vroege renaissance-stijl met sierlijk gesneden fries (midden 16de eeuw). Op het koorhek is een Tiengebodenbord geplaatst. De rijk gesneden laatgotische preekstoel met enkele vroege renaissance-motieven (circa 1532) is ontworpen door Pieter Cornelisz Kunst en uitgevoerd door Daniël Willemsz. Het hoofdorgel werd in 1639-'41 door Galtus, Germer en Jacobus Hagerbeer gebouwd, met gebruik van een rugpositief uit 1628 van Jan van Lin en een door Arent van 's-Gravesande in 1638 ontworpen kast. Uit Engeland afkomstig is het door Thomas Hill voor de St. John's te Londen gebouwde orgel (1883; aangekocht 1990).
Verder zijn er verschillende grafmonumenten, zoals de door Rombout Verhulst vervaardigde wit marmeren graftombe (1663) voor Johannes à Kerchove († 1660). Daarnaast is er een groot aantal 16de-, 17de- en 18de- eeuwse epitafen, waaronder die voor Josephus Justus Scaliger en Carolus Clusius (beiden † 1609). Bijzondere grafzerken zijn onder andere die voor Claes Alewijnsz en Anna van der Hooghe (1563), gemaakt door Pieter Dircxz, en die voor Johanna van der Does († 1558), de laatste abdis van het
| |
| |
klooster Leeuwenhorst bij Noordwijkerhout. Vermeldenswaardig zijn verder het door Anthony Wapperon vervaardigde monument (1762) voor de medicus Herman Boerhaave († 1738), de tombe met obelisk voor Gerardus Meerman († 1771), het door Antonie Ziesenis vervaardigde borstbeeld van Petrus Camper († 1789), de zuil met buste van J. Luzac († 1807), de tombe voor J. Meerman (1820; P.J. Gabriël) en het borstbeeld voor J.H. van der Palm (1843; L. Royer). Tegen de zuidzijde van het koor staat de kerkmeesterskamer, gebouwd circa 1670 naar ontwerp van Willem van der Helm en voorzien van een goudleerbehang, een beschilderd tongewelf en een schoorsteenmantel uit 1675 en een gedeeltelijke betimmering uit circa 1730. Tegen het koor staan verder de in 1645-'48 naar plannen van Arent van 's-Gravesande opgetrokken kerkmeestershuizen
Leiden, (Herv.) Pieterskerk, plattegrond
(Pieterskerkhof 9-21). Daarvan hebben de nummers 9-15 kruisvensters en gebeeldhouwde zandstenen deuromlijstingen en de nummers 11 en 19 een fronton met cartouche en zandstenen festoenen. De diaconiewoningen (Pieterskerkhof 1-7) zijn begin 19de eeuw gebouwd.
De (Herv.) Hooglandse kerk (Hooglandsekerkgracht 50) [3], oorspronkelijk gewijd aan St. Pancras, is een onvoltooide kruiskerk voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met kooromgang en een toren van vier geledingen met tentdak. Nadat een in 1314 gewijde houten kerk in 1366 tot kapittelkerk was verheven, begon de bouw van een stenen kerk. Daarvan resteert de onderbouw van de toren uit het derde kwart van de 14de eeuws met aansluitende muurdelen uit 1392. Waarschijnlijk in 1622 werd de met hout beklede klokkenverdieping toegevoegd, waarin een door Cyprianus Crans gegoten klok (1743) hangt. Het classicistische westportaal uit 1665 is ontworpen door Willem van der Helm. De bouw van de huidige laat-gotische kerk begon rond 1480 met het koor en de kooromgang (gereed 1478). Het imposante driebeukige transept met rijk versierde eindgevels kwam circa 1490 tot stand. De begin 16de eeuw geplaatste slanke dakruiter bevat een door Henricus Meurs gegoten klok (1615). Begin 16de eeuw ving de bouw aan van het driebeukige schip, maar dit werk werd rond 1544 gestaakt ter hoogte van de aanzetten van de lichtbeukvensters. De kerk is gerestaureerd in 1884 en in 1954-'79. Het interieur wordt in de zijbeuken en kooromgang gedekt door stenen gewelven; de beoogde stenen overwelving met luchtbogen van het middenschip heeft men niet verwezenlijkt. Hoogkoor en transept zijn in 1842 van houten stergewelven voorzien. Tot de 17de-eeuwse inventaris behoren de preekstoel (1604) op laat-gotische zandstenen voet, het
| |
| |
Leiden, (Herv.) Hooglandse kerk, plattegrond
doophek (1632), de banken en de tochtportalen. Het in 1980 gerestaureerde hoofdorgel werd in 1565 gebouwd door Pieter Jansz de Swart en in 1637 gewijzigd door Galtus en Germer Hagerbeer, waarbij ook de orgelluiken zijn overgeschilderd. Het orgelbalkon heeft men in 1717 gerepareerd en voorzien van snijwerk. Bijzondere epitafen in de kerk zijn die voor Zacharias Colbius († 1633) en die voor burgemeester Pieter Adriaansz van der Werff († 1604), vervaardigd door
Leiden, (Herv.) Hooglandse kerk (1991)
| |
| |
Leiden, (Herv.) Marekerk, interieur
Rombout Verhulst (1661). In het koor ligt de gebeeldhouwde grafzerk voor Justinus van Nassau († 1631) en zijn vrouw Anna de Merode († 1634).
Tegen de kerk staan de in 1651 naar plannen van Arent van 's-Gravesande gebouwde tweelaags diaconiewoningen (Hooglandsekerkgracht 54-62 en Moriaansteeg 1-11) met kroonlijst en kruisvensters. De in 1665 naar plannen van Willem van der Helm aangebouwde eenlaags accijnshuizen (Nieuwstraat 22-26) waren bestemd voor de pachters van de impost op wijn en brandewijn. Nieuwstraat 24 is voorzien van een fronton met stadswapen. De met omlijste ingangspartij uitgevoerde kosterij (Middelweg 2) dateert uit circa 1750.
Het koorfragment van de O.L.-Vrouwekerk (tegenover Vrouwenkerkhof 11) [4] is een laatgotisch restant van een in 1406 voltooide bouwfase van de O.L.-Vrouwekerk aan de Haarlemmerstraat, die rond 1635 als hoofdkerk van de Waalse gemeente ging dienen. De kerk werd in 1818 gedeeltelijk gesloopt en de toren volgde in 1840.
De R.K. Lodewijkskerk (Steenschuur 19) [5] is een rijzige zaalkerk voorzien van een slanke geveltoren met opengewerkte bekroning. Op deze plaats werd in 1477 de kapel van het St.-Jacobsgasthuis gebouwd. Uit die tijd, of van de herbouw in 1538 (sluitsteen), dateert de voorgevel met laat-gotische details. In
Leiden, (Doopsgez.) Lokhorstkerk
1567 kwam het gebouw aan de stad, waarna het diende als korenopslagplaats en vanaf 1632 als Saaihal. De houten torenbekroning - in 1588 ontworpen door Pieter Anthonisz voor de nabijgelegen Raamtoren - werd in 1593 geplaatst. In 1807 raakte het gebouw zwaar beschadigd door de buskruitramp. Op aandringen van koning Lodewijk Napoleon volgde een restauratie naar plannen van J. Giudici en de inrichting als roomskatholieke kerk. Het wit gepleisterde neoclassicistische interieur is voorzien van ionische muurzuilen en bevat een altaaropbouw met corinthische zuilen. In 1957 is de kerk gerestaureerd en uitgebreid met een zijbeuk en een traditionalistisch vormgegeven doopkapel naar ontwerp van H. van Oerle en J. Schrama.
De (Herv.) Marekerk (Lange Mare 48) [6] is een achtzijdige classisistische centraalbouw met lage omgang en dakruiter, gebouwd in 1639-'49 naar een ontwerp van Arent van 's-Gravesande (gewijzigd door Jacob van Campen). De afwerking van de zandstenen ingangspartij met ionische pilasters en fronton geschiedde in 1657 naar plannen van Huyberts Cornelisz van Duyvenvlucht, nadat een door Van Campen ontworpen zuilenportiek kwam te vervallen. De kerk heeft een dubbelschalige houten koepel op acht ionische zuilen. De op deze zuilen rustende gemetselde bogen gaan schuil achter een houten kroonlijst. Over de vlakke zoldering van de omgang zijn (uit het zicht) eveneens gemetselde bogen aangebracht ter ondersteuning van de schoormuren van de koepellantaarn. Deze lantaarn is inwendig voorzien van corinthische pilasters. De in 1929 en 1940-'50 gerestaureerde kerk bevat een preekstoel (1649), een doophek en drie tochtportalen (alle 17de eeuw). Het orgel werd in 1560 gebouwd door Pieter Jansz de Swart als koororgel voor de Pieterskerk, vergroot in 1629 en vervolgens in 1733 overgebracht naar de Marekerk en uitgebreid door Rudolf Garrels (verder hersteld en gewijzigd in 1781 en 1966).
De (Doopsgez.) Lokhorstkerk (Pieterskerkstraat 1) [7] is een tweebeukige kerkzaal met dwarse voorbouw, gebouwd in 1638 als schuilkerk ter plaatse van het huis Lokhorst en vergroot in 1648. Onder de kerk ligt nog een vermoedelijk 14de-eeuwse kelderruimte. Uit 1823 dateert de neoclassicistische voorbouw met fronton. De in 1859-'60 naar plannen van J.W. Schaap ingrijpend verbouwde kerkzaal wordt gedekt door twee gepleisterde tongewelven. Daaronder zitten in het midden een reeks opengewerkte tudorbogen (met vierpasmotief) op gietijzeren kolommen (ijzergieterij A. Sterkman & Zn.). Tot de inventaris behoren het door J.W. Schaap ontworpen neogotisch kerkmeubilair met preekstoel en verder het door Johannes Mitterreither gebouwde orgel (1774), met een kast in late Lodewijk
| |
| |
XV-stijl van Johannes Schadé (1807).
De Waalse kerk (Breestraat 62) [8] is van oorsprong de 13de-eeuwse kapel van het St.-Catharinagasthuis. Aan de oostzijde werd in 1634-'35 een zijbeuk toegevoegd toen de Waalse gemeente de - inmiddels Gasthuiskerk geheten - kapel in gebruik nam als bijkerk naast de hoofdkerk aan de Haarlemmerstraat. De in 1737-'39 aangebrachte geveltoren bevat een door Cornelis Ammeroy gegoten klok (1605). In 1818 werd het gebouw de hoofdkerk van Waalse gemeente. Naar ontwerp van G. van Driel verrees in 1890 een nieuwe voorgevel in neorenaissancestijl. Ook werd toen de zijbeuk afgescheiden, vernieuwd en als kosterij in gebruik genomen. Het door Gerard Steevens gebouwde orgel (1746) werd voltooid door Pieter van Assendelft (1748; gerestaureerd 1985-'86).
De Evang. Luth. kerk (Hooglandsekerkgracht 26) [9] is een recht gesloten driebeukige kerk, gebouwd in 1618 als schuilkerk en vergroot in 1661. Bij de modernisering in 1888 naar plannen van W.C. Mulder bleven de 17de-eeuwse buitenmuren gespaard en kreeg het gebouw het huidige aanzicht in neorenaissance-stijl. Het interieur wordt gedekt door een houten tongewelf (middenschip) en halve tongewelven (zijbeuken). Houten zuilen op sokkels scheiden de beuken. Boven de ingang hangt een
Leiden, Synagoge, interieur (1984)
balkon met een in 1640 door Joris van Schooten geschilderde reeks panelen. Uit dezelfde tijd dateert het gedeelte van een doophek met twee 17de-eeuwse koperen lezenaars, waarvan één de vorm van een zwaan heeft. Het orgel werd in 1788 gebouwd door Andries Wolfferts, met gebruik van ouder materiaal. De in 1861 naar ontwerp van J.W. Schaap gebouwde pastorie (Hooglandsekerkgracht 28) is een wit gepleisterd pand met elementen van Willem II-gotiek.
De Bethlehemkerk (Lammermarkt 57) [10] werd in 1644 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande gebouwd als een Hoogduitse calvinistische kerk. Na 1736 diende het gebouw als school en vanaf 1827 als armenkerk. In 1893 kreeg het de naam Bethlehemskerk, waarna in 1899 de bouw van de huidige voorgevel met neogotische elementen naar ontwerp van W. Fontein volgde. Na de sluiting in 1919 heeft het gebouw in 1986 opnieuw een religieuze functie gekregen als Wereldzendingskerk.
De synagoge (Levendaal 16) [11] kwam in 1762 tot stand ter plaatse van een huissynagoge uit 1731. Bij het herstel na de buskruitramp van 1807 kreeg het gebouw een neoclassicistische inrichting, waartoe de gebogen vrouwengalerij en de Ark behoren. De huidige rondboogvensters en de ingang met neoclassicistische omlijsting werden in 1857-'58 aangebracht naar plannen van J. van
Leiden, R.K. O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen- of Hartebrugkerk
Lith. Boven de ingang bevindt zich een steen met Hebreeuwse tekst (Haggai 2:9) en de jaaraanduiding 1762-'63. In het met een stucgewelf gedekte interieur zijn de biema (met kandelaars uit 1764), de banken en de kroonluchters afkomstig uit de synagoge aan de Wagenstraat in Den Haag aanwezig.
De R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen of Hartebrugkerk (Haarlemmerstraat 110) [12] is een forse zaalkerk met ionisch zuilenportiek op rusticasokkel en een toren met lantaarn. Deze neoclassicistische kerk kwam in 1835-'36 tot stand naar ontwerp van Th. Molkenboer. De houten torenlantaarn heeft men in 1892 vernieuwd naar plannen van L. van der Laan. J.H. Tonnaer ontwierp de in 1896-'97 tot stand gekomen koorpartij met sacristie en halfronde apsis. Het opschrift op de kroonlijst en het Alziend Oog in het fronton van het zuilenportiek zijn in 1904 aangebracht. Kerk en toren zijn in 1979-'80 gerestaureerd.
Het interieur heeft een houten cassettetongewelf boven een kroonlijst op net vrij van de muur staande corinthische zuilen. De neogotische polychromering van A. Trautwein (1903) is in 1955 overgewit en recentelijk weer vrijgelegd. Tot de inventaris behoren een preekstoel en zijaltaren (alle 1835), een hoofdaltaar (1897) en een door M. Maarschalkerweerd gebouwd orgel (1877; gerestaureerd 1980). Ook ontworpen door Molkenboer is de voorm. pastorie
| |
| |
(Haarlemmerstraat 106) uit 1838 (verbreed rond 1900).
De Geref. kerk (Herengracht 68-70) [13], sinds 1957 Geref. Vrijgemaakt, verrees in 1878 naar plannen van W.F. van der Heijden. Deze neoclassicistische kerk is voorzien van een brede lijstgevel met twee door frontons afgesloten risalieten en een corinthische ingangspoort, die niet correspondeert met het driebeukig interieur. Bij de interieurvernieuwing in 1983-'84 zijn de kerkenraadsbanken en het orgelfront uit 1878 behouden.
De voorm. (Geref.) Oude Vestkerk (Oude Vest 133) werd in 1888 gebouwd naar ontwerp van J. van der Heijden. Na de sloop van een huis aan de straat verrees daar in 1900 een voorportaal.
Overige kerken. Rond het stadscentrum en in de buitenwijken bouwde men in de 20ste eeuw diverse nieuwe kerken. In 1925 verrees naar ontwerp van J. van der Laan de R.K. kerk St.-Leonardus à Portu Mauritio (Haagweg 13a) als een traditionalistische zaalkerk met aangebouwde zadeldaktoren. De naastgelegen villa in chaletstijl (Haagweg 13), in 1896-'97 gebouwd voor fabrikant D. van Oordt, werd in 1926 als pastorie in gebruik genomen. In zakelijk-expressionistische stijl uitgevoerd is de R.K. kerk O.L. Vrouwe Hemelvaart en St. Joseph (Herensingel 3) uit 1924-'25. Deze driebeukige kerk heeft een getrapt, recht gesloten koor, een uitgebouwd portaal en een terzijde geplaatste ranke klokkentoren met hoge vierkante spits. Kerk en naastgelegen
Leiden, Kerk van het Apost. Genootschap
pastorie zijn ontworpen door L. en J. van der Laan. Het met betonnen cassettegewelf gedekte interieur bevat een triomfboogschildering van A.P. Asperslagh (1931) en kruiswegstaties van W. Geraets (1943). De Oud Kath. H.H. Fredericus en Odulphuskerk (Zoeterwoudsesingel 50) is een wit gepleisterde zaalkerk in late chaletstijl, met dakruiter en uitgebouwd portaal. Deze in 1925-'26 naar ontwerp van B. Buurman opgetrokken kerk bevat muurschilderingen van J.J.C. Lebeau in Keimse waterglasschildertechniek (1928-'31). De naastgelegen villa ‘De Hoekstee’ (Zoeterwoudsesingel 50), in 1904 ontworpen in chaletstijl door W.C. Mulder voor eigen gebruik, heeft men in 1926 als pastorie ingericht. De voorm. (Herv.) Kooikapel (Ambonstraat 11), thans Baptistenkerk, is een zaalkerk uit 1934 in sobere traditionalistische vormen, voorzien van een terzijde geplaatste toren met hoge koperen spits. Een robuuste ongelede toren heeft de driebeukige R.K. St.-Petruskerk (Lammenschansweg 40a), die in 1935-'36 tot stand kwam naar een traditionalistisch ontwerp van A.J. Kropholler en met een groot formaat baksteen. De kapel van de H. Liduina (zuidzijde) dateert van 1958 en de sacristie heeft men in 1968 verbouwd tot dagkapel. Het brede middenschip wordt gedekt door een ziende houten kap. Het altaar, de communie- en de kerkbanken zijn ontworpen door Kropholler en van zijn hand zijn ook de gelijktijdig gebouwde pastorie annex parochiegebouw (Lorentzkade 16a) en twee lantaarns met zitbanken op het ruime voorplein.
Leiden heeft ook enkele interessante naoorlogse kerken, zoals de kleine R.K. kerk Maria Middelares van Alle Genade (Rijndijk 281) die in 1948-'49 tegelijk met het naastgelegen klooster van de paters montfortanen werd gebouwd naar een traditionalistisch ontwerp van H. van Oerle en J. Schrama. Verder zijn het noemen waard de door M. Kuiper ontworpen (Herv.) Maranathakerk (Lage Morsweg 26; 1955) en de naar plannen van A. Dekker en P. van der Sterre opgetrokken kerk van het Apost. Genootschap (Sumatrastraat 197; 1960). De laatste heeft een betonnen rastergevel waarvan de velden afwisselend zijn ingevuld met glas-in-lood ramen en baksteen. Andere voorbeelden zijn de (Geref.) Bevrijdingskerk (Montgomerystraat ong.; 1961) van Chr. Nielsen, J.H.Chr. Spruit en W. van der Kuilen en de (Herv.) Vredeskerk (Van Vollenhovenkade 21; 1963-'65), ontworpen door G. Hamerpagt en J. de Gruyter met een lage omgang en een H-vormige open klokkentoren. Ten slotte kan worden genoemd de vierkante R.K. St.-Antonius van Paduakerk (Boshuizerlaan 13; 1965-'66) van L.A. van den Bosch, J.P.L. Hendriks en H.A.D. Campman.
Het Elisabethgasthuishof (Caeciliastraat 16) [14] is een om een grote binnenplaats gegroepeerd gebouw, gesticht in 1428 door Jan Dirc Coenenzoon en zijn vrouw Katrijn Willem Tedendochter als ziekenhuis voor vrouwen met daarbij een passantenhuis. In de 16de en 17de eeuw heeft men het gasthuis uitgebreid door samenvoeging met het aangrenzende Ursulaklooster en door de bouw van een leprozenhuis. Tevens werden twaalf kleine proveniershuizen aangebouwd. Aan de noordzijde bevindt zich de regentenkamer met een toegangspoort voorzien van regentenwapens uit de 17de eeuw. Het fronton toont het wapen van de patrones, Elisabeth van Hongarije, landgravin van Thüringen. Aan de zuidzijde staat de gereconstrueerde ziekenzaal met aangrenzende kapel; beide dateren in opzet uit de tweede helft 15de eeuw. Het classicistische zandstenen poortje (circa 1650) tegen de kapel is van elders uit het complex afkomstig. In 1773 werd het gasthuis opgeheven. Het in 1969-'71 onder
| |
| |
Leiden, Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis, poort (1992)
leiding van H.A. van Oerle ingrijpend gerestaureerde complex dient tegenwoordig als verpleeg- en verzorgingstehuis.
Het voorm. Caeciliagasthuis (Caeciliastraat 63-67) [15] is een carrévormig gebouw met rechthoekige binnenplaats. Het is ontstaan uit het 15de-eeuwse St.-Caeciliaklooster. De stad liet de zuidvleugel in 1596 verbouwen tot dol- en pesthuis en in de loop van de 17de eeuw groeide het complex uit tot stadsziekenhuis. Rond 1720 gaf de medicus en natuuronderzoeker Herman Boerhaave hier praktijkonderwijs. De hoge zuidvleugel bevat restanten van de kloosterkapel en heeft een laat-middel-eeuws houtskelet en zware kruisvensters. In de rij proveniershuisjes aan de oostzijde bevindt zich een laat-gotische toegangspoort (Vrouwenkerksteeg) met daarboven een maniëristisch cartouche (mogelijk uit 1596). Aan de binnenplaatszijde van de noordvleugel staat een poort uit 1662 met de wapens van de regenten en de rentmeester. Sinds de restauratie rond 1980 biedt het onderdak aan het Museum Boerhaave, gewijd aan de geschiedenis van de natuurwetenschappen en de geneeskunde. De nieuwe hoofdingang bevindt zich in het voorm. turfmagazijn uit 1669, een door Willem van der Helm ontworpen gebouw met rondboogvensters en, boven de ingang, het gekroonde stadswapen.
Het voorm. pesthuis (Pesthuislaan 7) kwam na de grote pestepidemie van 1655 tot stand in 1658-'62 naar plannen van Huybert Cornelisz van Duyvenvlucht en verving een houten pesthuis uit circa 1635. Dit omgrachte, sober classicistische gebouw is voorzien van kruisvensters en heeft een galerij met hardstenen kolommen om de grote vierkante binnenplaats. Boven de zandstenen dorische ingangspoort toont een reliëf van Rombout Verhulst (1660) de pest in de gedaante van een furie met een wolf. Het gebouw, dat uiteindelijk nooit als pesthuis gebruikt is, heeft verschillende functies gehad, zoals militaire gevangenis, werkinrichting voor vrouwen en legermuseum. De voor de binnenvader en - moeder van het pesthuis bestemde vrijstaande dienstwoning (Pesthuislaan 3-3a) dateert van circa 1635 maar heeft in de 19de eeuw het huidige aanzicht gekregen. Het voorm. cellengebouw (Pesthuislaan 4) werd in 1848 naar plannen van I. Warnsinck gebouwd nadat het pesthuis in 1824 de functie van militaire gevangenis had gekregen. Het bijbehorende alkovengebouw is in 1995 afgebroken toen het pesthuiscomplex deel ging uitmaken van het in 1994-'97 naar ontwerp van F. Verheyen gerealiseerde Museum Naturalis (Darwinweg 2). Dit museum bestaat uit een museumtuin, het voormalige Pesthuis met de entree en een opvallend nieuwbouwgedeelte, waarmee het is verbonden via een met zeefdrukken van uitvergrote zebrahuid beklede loopbrug.
Het voorm. Hôpital Wallon (Papengracht 13) [16] is een rijzig drielaags pand in neorenaissance-stijl, gebouwd in 1892 naar ontwerp van W.C. Mulder. Het was bedoeld als uitbreiding van het ziekenhuis dat sinds 1886 was gevestigd in Rapenburg 12-14, een rond 1780 gebouwd pand met pilastergevel en pronkrisaliet. Het laat-19de-eeuwse ziekenhuisgebouw heeft na 1925 nog dienst gedaan als zusterhuis van het Academisch Ziekenhuis en van 1929 tot 1941 als nood-stadhuis. Vóór 1886 was het hospitaal gevestigd in het 17de-eeuwse L-vormige pand Pieterskerkhof 40 (met trapgevel). Dat gebouw werd in 1895 vergroot naar plannen van G. van Driel en in gebruik genomen als ‘Bibliothèque Wallone’.
Het voorm. R.K. St.-Elisabethziekenhuis (Hooigracht 15) [17] werd in 1892 gesticht door de zusters franciscanessen in een voormalige kostschool aan de Hooigracht. In 1909 heeft men een voorbouw en een lange zijvleugel toegevoegd naar - op de neogotiek geïnspireerde - plannen van L. van der Laan. Latere verbouwingen en uitbreidingen in traditionalistische stijl vonden plaats in 1927-'32 en 1952-'54 in samenwerking met zijn zoon J.A. van der Laan. Aan de Middelstegracht staat een in 1930 gewijde kapel. Sinds 1972 wonen er studenten in het hoofdgebouw.
Het gebouw van de R.K. wijkverpleging (1ste Binnenvestgracht 30) is een smal pand uit 1907, met een trapgevel in late neorenaissance-stijl.
Het voorm. Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis (Hooglandsekerkgracht 15-19) [18] is een rond een binnenplaats gegroepeerd gebouwencomplex. Het kwam tot stand door verbouwing en uitbreiding van het voormalige O.L.-Vrouwegasthuis, waarin sinds 1583 het H. Geestweeshuis was gevestigd en dat in 1773 als instelling werd samengevoegd met het Armekinderhuis. In 1604-'07 verrezen aan de binnenplaats een jongensvleugel (noordzijde) en een meisjesvleugel (zuidzijde), beide met trapgevels. Aan de Hooglandsekerkgracht maakte men tegelijkertijd een nieuwe toegang in een met zandstenen banden uitgevoerde poortmuur. Boven de deur zit een reliëf met een voorstelling van kinderen. Het geheel wordt bekroond door een fries met spreuken in cartouches en aan weerszijden van het fronton staan beelden van een weesjongen en -meisje. De meisjesvleugel werd al in 1617 verhoogd. In 1656 vond verlenging in de richting van de straat plaats, toen men de zogenaamde kerkvleugel bouwde. Naast de jongensvleugel (verhoogd in 1668) verrees in 1627 naar plannen van Hendrick Cornelisz van Bilderbeeck een vleugel met eigen toegangspoortje (nr. 19). In 1774 werd de middeleeuwse vleugel langs het huidige Van der Sterrepad vervangen door een nieuwe vleugel naar ontwerp van Jan van Warendorp. Aan de binnenplaatszijde heeft deze vleugel een natuurstenen pronkrisaliet in Lodewijk XVI-stijl met de wapens van de gezamenlijke regentencolleges. Aan de Oude
| |
| |
Rijnzijde staat een dorisch zandstenen poortje met burgemeesterswapens (1774). Aan die zijde bevinden zich ook de regenten- en regentessenkamers, gedecoreerd in Lodewijk XVI-stijl met stucwerk van Jacobus Bianchi en Joseph Verda (1779). In het gedeelte aan de Oude Rijn was van 1883 tot 1985 de boekhandel en drukkerij E.J. Brill gevestigd.
Overige wees- en oudeliedenhuizen. In 1766 verrees naar ontwerp van Gerard van der Laan het voorm. Waalse wees- en oudeliedenhuis (Oude Vest 35) [19], als een statig classicistisch herenhuis met fronton en hardstenen dorische pilasters. Boven de ingang staat het opschrift ‘Maison des Vieillards et Orphelins Diaconie Wallone’. Het voorm. R.K. wees- en oudeliedenhuis (Raamsteeg 29) [20], oorspronkelijk gebouwd in 1761 als jongensweeshuis en nadien uitgebreid met een onderkomen voor oudelieden, ging met uitzondering van het nog bestaand gedeelte uit 1761 op het achterterrein verloren bij de buskruitramp van 1807. Op last van koning Lodewijk Napoleon verrees in 1808 het huidige gebouw in sobere neoclassicistische vormen naar ontwerp van J. Giudici. Aan de zijde van de St.-Jacobsgracht volgde in 1868 een uitbreiding naar plannen van Th. Molkenboer. In 1923 heeft men de verdieping van de vleugel aan de noordzijde van de binnenplaats vervangen door een kapel, ontworpen door J.A. en L. van der Laan. Het voorm. Evang. Luth. wees- en oudeliedenhuis (Middelweg 38) [21] kwam in 1852 tot stand naar een sober neoclassicistisch ontwerp van J.W. Schaap. Boven de ingang met hardstenen omlijsting hangt een gevelplaat met de naam en stichtingsdatum. In 1827 is naar plannen van stadsbouwmeester S. van der Paauw het voorm. Geref. Minnehuis (Kaarsenmakersstraat 7-121) [22] gebouwd. Dit in 1991-'92 tot wooneenheden verbouwde sobere langgerekte gebouw met korte achtervleugels bevat boven de omlijste ingangspartij nog het stadswapen. In 1885-'87 opgetrokken naar plannen van W.C. Mulder is het voorm. Geref. Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis (Herengracht 33-35) [23], een L-vormig gebouw in neorenaissance-stijl voorzien van twee zandstenen friezen met beeldhouwwerk van E. van den Bossche. Oorspronkelijk was dit in 1784 opgerichte Oudeliedenhuis gehuisvest in een
in 1816 verbouwd fabrieksgebouw van de firma Krantz. Het voorm. Koninklijk Militair Invalidenhuis (Hoge Rijndijk 23) werd in 1913 gebouwd naar ontwerp van C.B. Posthumus Meyjes als rusthuis voor invalide en oud-militairen ter vervanging van de oude huisvesting (sinds 1817) aan de Middelweg. De gedenksteen in de voorgevel is afkomstig van dat afgebroken tehuis. Het nieuwe gebouw kwam tot stand in de op het classicisme geïnspireerde variant van de Nieuw Historiserende stijl, waarbij voor de detaillering de dorische orde werd toegepast. Nadat het tot 1935 als tehuis diende, heeft men het L-vormige gebouw in 1998 verbouwd tot appartementen. Het smeedijzeren toegangshek met zandstenen hekpijlers (1740) is afkomstig van de voorm. buitenplaats Rhijnstroom. Opgetrokken in gele baksteen naar een ontwerp met expressionistische en functionalistische elementen van B. Buurman is het voorm. Centraal Isr. wees- en doorgangshuis (Roodenburgerstraat 1). Dit tehuis uit 1929 van de landelijke vereniging ‘Machseh Lajesoumin’ (Toevlucht voor het
Leiden, Morschpoort
Kind) diende tot 1943 als weeshuis voor joodse kinderen.
Verdedigingswerken. Van de middeleeuwse stadsmuur met maar liefst 33 torens bestaat alleen nog de muurtoren Oostenrijk (tegenover Jan van Houtkade 50) [24] uit circa 1480 en van de tien 17de-eeuwse stadspoorten werden er tussen 1862 en 1876 acht gesloopt. Behouden bleven de Zijlpoort en de Morschpoort, beide gebouwd naar plannen van Willem van der Helm. De Zijlpoort (Haven ong.) [25] is een classicistische bakstenen poort uit 1667 met dorische poortomlijstingen en een achtzijdige klokkentoren. Opmerkelijk is de scheluwe plattegrond, waarbij de scheefstand ook in de detaillering is doorgevoerd. Aan weerszijden van de poortdoorgang bevinden zich wachtlokalen en op de verdieping is een grote zaal. Het beeldhouwwerk, met onder meer schutterij-attributen, is van Rombout Verhulst. In de toren hangt een door Pieter Hemony gegoten klok (1668). De classicistische Morschpoort (Morsstraat ong.) [26] uit 1669 heeft een houten ophaalbrug, de Morspoortbrug. De poort, met een achtzijdige koepelbekroning, is versierd met zandstenen banden. Aan weerszijden van de poortdoorgang bevinden zich wachtlokalen.
Het Gravensteen (Pieterskerkhof 6) [27] was oorspronkelijk een grafelijke en vanaf 1463 een stadsgevangenis. Het
| |
| |
Leiden, Gravensteen, plattegrond
oudste gedeelte van het gebouwencomplex is een deels in tufsteen uitgevoerde vierkante toren (tweede helft 12de eeuw) met een koepelgewelf boven de begane grond en een hoog schilddak. De verhoging van de toren in baksteen en de zeszijdige traptoren stammen uit 1463. In 1555-'56 werd de vleugel aan de westzijde toegevoegd. Latere verbouwingen waren onder meer het aanbrengen van een venster in de toren (1604) en het vernieuwen van de galerij aan de noordzijde in 1605 (jaartal op fries). Deze galerij werd in 1654-'55 verlengd. Toen kwamen naar plannen van Arent van 's-Gravesande ook het Tuchthuis en de monumentale vleugel met fronton en ionische pilasters aan de zijde van het Pieterskerkhof tot stand, onder leiding van Cornelis Huybertsz van Duyvenvlucht en Pieter Jansz van Noort. In 1672 volgde naar plannen van Willem van der Helm de bouw van de nieuwe Vierschaar en Schepenkamer, een tweelaags gebouw met zandstenen gevelbekleding voorzien van basement, composiete pilasterstelling en een fronton. Het beeldhouwwerk is van Pieter Xavéry. In de cellen zijn wandschilderingen uit 1566 ontdekt (Christus aan het kruis en de Bespotting). De huidige toegang tot het complex wordt gevormd door een in 1955 naast de Vierschaar geplaatste toegangspoort uit 1613, afkomstig van de rectorswoning van de Latijnse school. Het complex is gerestaureerd in 1941-'48.
Het stadhuis (Breestraat 92-104) [28] is een fors gebouw waarvan de imposante langgerekte gevel aan de Breestraat in 1596 werd opgetrokken vóór het middeleeuwse stadhuis. Het oorspronkelijke gevelontwerp (1594) van Claes Cornelisz van Es werd ingrijpend gewijzigd door Lieven de Key. Voor de bouw werd Obernkirchner zandsteen uit Bremen geleverd door Lüder von Bentheim, wiens assistenten Albert en Hans Rotvelt in 1596-'97 met de uitvoering belast werden. De maniëristische gevel heeft drie rijk uitgevoerde geveltoppen en in het midden een hoge dubbele bordestrap naar de hoofdingang. Bij de ingang staan twee vrouwenfiguren symbool voor Vrede en Gerechtigheid. Links van de ingang bevindt zich een klein bordes met ijzeren hek, dat diende als roepstoel voor openbare aankondigingen. Daar zijn ook de stadsmaten (Rijnlandse voet en roede) aangebracht. De laat-14de-eeuwse stadhuistoren kreeg in 1599 een nieuwe bekroning. Van de in 1604 naar plannen van Hendrick Cornelisz van Bilderbeeck uitgevoerde uitbreiding aan de oostzijde is de geveltop waarschijnlijk verloren gegaan bij de buskruitramp in 1807. Op 12 februari 1929 verwoestte een spectaculaire brand het oude stadhuis, op de voorgevel na. Na een eerste plan van W.M. Dudok koos het stadsbestuur in 1932 uit zes plannen dat van C.J. Blaauw, die in 1934 de opdracht tot uitvoering kreeg. De aangebouwde gevels aan de Breestraat uit 1662 en 1735 verving men door een gevel in de trant van de aanbouw uit 1604. De ingang werd verplaatst naar de Vismarkt, waar het Stadhuisplein ontstond. Van het in traditionalistische vormen gebouwde nieuwe stadhuis met klokkentoren kwam de secretarie in 1940 als eerste in gebruik, gevolgd door de raadzaal (1945) en de burgerzaal (1948). De burgerzaalgevel aan de Stadhuispleinzijde heeft langs het dak een balustrade op gebeeldhouwde consoles van C.C.J.M. Franzen-Heslenfeld. Op de toren sluit de raadzaalgevel aan, die is versierd met een daklijst op
consoles met afbeeldingen van belangrijke figuren uit de Leidse geschiedenis. Op de torenromp stelt een beeldengroep van M. Andriessen de uitreiking van de stadsrechten door graaf Floris V (1266) voor. De opengewerkte uivormige bekroning - geïnspireerd op die van 1599 - is van de hand van de edelsmeden J. en E. Brom. In de toren hangt een door Pieter Hemony gegoten klok (1677). De nieuwe ingang wordt geflankeerd door zware muurdammen met daarop een mannenfiguur (Gezag) en een vrouwenfiguur (Vrijheid), gebeeldhouwd door H. Krop.
Het Gemeenlandshuis van Rijnland (Breestraat 59) [29] is een in 1578 voor dit doel aangekocht huizencomplex, dat in 1596 een maniëristische voorgevel met drie geveltoppen kreeg. Het gevelontwerp van Lieven de Key werd in versoberde vorm uitgevoerd door Jacob Quirijnsz van Banchem en Jan Dircksz. Vanwege de drie samengevoegde
Leiden, Stadhuis
| |
| |
Leiden, Gemeenlandshuis van Rijnland
middeleeuwse huizen achter de gevel is deze niet geheel symmetrisch. De middelste grote trapgevel en de twee kleinere topgevels hebben een rijke natuurstenen detaillering met rolwerk, kapitelen en afdekplaten. Ook het ionische ingangspoortje is in zandsteen uitgevoerd. Aan de achterzijde zijn trapgevels zichtbaar. Daar bevindt zich ook een gepleisterd achterhuis (Langebrug 10) uit circa 1600. In 1882 heeft men het metselwerk van de voorgevel ingrijpend vernieuwd en bij een restauratie in 1963 zijn de kruisvensters gereconstrueerd. Het Gemeenlandshuis herbergt een overwelfde kluis uit 1578. Tussen 1657 en 1671 zijn naar plannen van Pieter Post verschillende interieurwijzigingen uitgevoerd in de hal, de dijkgraafskamer en de grote zaal. Het laatstgenoemde vertrek heeft een door Andries de Haen beschilderd houten tongewelf op ionische pilasters en met goudleer bespannen wanden. Het houtsnijwerk in dit vertrek is van Gerrit Goosman.
Van de penshal, afgebroken in 1855, resteren twee manïeristische zandstenen toegangspoortjes uit 1607, te weten de toegangspoort met dorische omlijsting en een cartouche met twee schilddragende leeuwen (bij Breestraat 101) en de Schapenpoort met ionische omlijsting en als bekroning een schilddragende ram (bij Langebrug 22). Beide zijn naar ontwerp van Claes Cornelisz van Es.
De voorm. stadstimmerwerf (Kort Galgewater 21-22) [30] omvatte de woning en de werkplaats van de stadstimmerman.
Leiden, Stadstimmerwerf
Het woonhuis heeft een hoge maniëristische trapgevel uit 1612, rijk gedecoreerd met geschilderde zandstenen elementen. Deze wellicht door Lieven de Key ontworpen gevel is uitgevoerd door Jan Ottenz. van Seyst. Het grote drielaags stadskorenmagazijn kwam in 1651 tot stand naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande. De aan de westzijde gelegen werkplaats van de stadssteenhouwer werd afgebroken in 1824. De zandstenen toegangspoort tot het binnenterrein toont op de sluitsteen het stadswapen en het opschrift ‘Stadstimmerwerf’. In de 19de-eeuwse houten schilderswerkplaats (nr. 22) is een reconstructie van het atelier van Rembrandt van Rhijn ingericht. Het complex is rond 1990 verbouwd tot appartementen.
De voorm. lakenhal (Oude Singel 32) [31], gebouwd in 1639-'40 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande, bestaat uit een classicistisch hoofdgebouw met aan weerszijden een lagere vleugel met open galerij. Het voorplein wordt afgesloten door een muur met een toegangspoort voorzien van een afbeelding van een volmolen en stapels laken. Het middenrisaliet van het hoofdgebouw heeft ionische kolossale pilasters en wordt bekroond door een groot fronton met daarin het stadswapen en op de hoeken ‘schaapsfiguren’. Bij de verdieping tonen vijf reliëfs de stadia van het productieproces (spinnen, weven, ruwen, scheren en verven). Het steenhouwwerk werd uitgevoerd door Bartholomeus Drijffhout en Pieter Adriaensz 't Hooft. Het gebouw
Leiden, Waag en boterhal
diende tot 1823 als lakenhal en heeft daarna verschillende functies gehad totdat het in 1868 als stedelijk museum werd ingericht. De grote zaal achter het 17de-eeuwse hoofdgebouw verrees in 1889 naar ontwerp van D.E.C. Knuttel en in 1921 volgde aan de oostzijde de zogenaamde Papevleugel naar plannen van W.A. Lensvelt. Het voorplein is in 1983 overdekt en in 1994 is de voorgevel gerestaureerd.
De Doelenpoort (Groenhazengracht ong.) [32] hoorde bij de 17de-eeuwse St.-Jorisdoelen (gesloopt 1821) en werd in 1645 gebouwd naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande. De geschilderde zandstenen poort met dorische halfzuilen is versierd met wapens en oorlogsattributen. Tussen twee gebeeldhouwde kanonnen zijn St. Joris en de draak verbeeld. Het werk is uitgevoerd door de steenhouwers Pieter Adriaensz 't Hooft en Cornelis Gijsbertsz van Duynen.
De voorm. Bank van Lening (Gekroonde Liefdepoort 22-24) [33] is een sober L-vormig vierlaags pand uit 1656, gebouwd door drie particuliere ‘tafelhouders’ (lommerds). Het gebouw had oorspronkelijk een U-vormige plattegrond, maar in 1928 heeft men de noordvleugel gesloopt. Na de restauratie in 1990 is het gebouw opgedeeld in appartementen.
De voorm. waag en boterhal (Aalmarkt 21) [34] werden in 1657-'59 gebouwd naar ontwerp van Pieter Post met beeldhouwwerk van Rombout Verhulst.
| |
| |
Leiden, Stadsgehoorzaal
Het classicistische waaggebouw heeft een zandstenen gevelbekleding met beneden rusticawerk en bij de verdieping een dorische pilasterstelling bekroond door een fronton. Een groot reliëf toont de bedrijvigheid in de waag. Op de verdieping bevond zich oorspronkelijk de vergaderkamer van het chirurgijnsgilde. De achterliggende bakstenen boterhal bestaat uit een overwelfde galerij om een kort na de bouw overdekte middenruimte. Aan de Mandemakersteeg bevindt zich een toegangspoort met daarboven een reliëfvoorstelling van de activiteiten in de boterhal.
Het voorm. Herenlogement (Burgsteeg 11) [35], sinds 1981 in gebruik als openbare bibliotheek, kwam in 1659 tot stand als stedelijk hotel. Bij het ontwerp van dit U-vormige gebouw waren Arent van 's-Gravesande en later zijn opvolgers Cornelis Huybertsz van Duyvenvlucht en Willem van der Helm betrokken. Aan de zuidzijde van het plein vóór het logement staat de zogenaamde Fonteinzaal uit 1659, die rond 1870 een voorgevel met driezijdige erker kreeg. Deze zaal dient tegenwoordig als congresruimte. Aan de noordzijde staat zich het voorm. koetshuis uit 1659, met aan de voorzijde een oorspronkelijk als volière bedoelde gemetselde uitbouw.
Het voorm. brandspuithuis (Vrouwenkerkkoorstraat 13), mogelijk rond 1675 gebouwd naar ontwerp van Willem van der Helm, is een eenvoudig pand met twee blinde vensternissen aan weerszijden van de (later verbrede) deur.
Kazernes. Het voorm. arsenaal van de Doelenkazerne (Arsenaalstraat 1) [36] is een rechthoekig gebouw met oorspronkelijk twee binnenplaatsen. Het oostelijke deel werd in 1808 verwezenlijkt en het westelijke deel kwam in 1819 tot stand onder leiding van stadsarchitect S. van der Paauw. Na de opheffing van de kazerne heeft men bij een verbouwing in 1979-'81, naar plannen van Tj. Dijkstra, de westelijke binnenplaats overdekt en de oostelijke binnenplaats dichtgebouwd. De voorm. Wittepoortkazerne (Noordeinde 2) [37] is een U-vormig gebouw met binnenplaats, tot stand gekomen in 1826 door verbouwing van de stedelijke paardenstal en een bedelaarshuis naar plannen van S. van der Paauw. De classicistische voorgevel heeft een met fronton bekroonde middenpartij. Van de in 1981 afgebroken Morspoortkazerne resteert het voorm. wachtgebouw (Morsstraat 62-62a) uit 1854.
Het Rijksmuseum van Oudheden (Rapenburg 28) [38] is gebouwd op
Leiden, Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie
de plaats van enkele oudere panden aan het Rapenburg en de Papengracht. Het belangrijkste was het in 1640 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande gebouwde Hof van Zessen, dat aan het Rapenburg een tuingalerij met toegangspoort had. Nadat hier in 1801 een deel van de universiteitsbibliotheek was ondergebracht, volgde in 1818-'19 een ingrijpende verbouwing. Daarbij werd de tuingalerij met een etage verhoogd en verrees de huidige gevel met gemetselde dorische (begane grond) en ionische (verdieping) pilasters. Rond de vroegere binnenplaats bouwde men naar plannen van J. de Greef drie vleugels met empirevensters. In 1820-'25 volgden verdere uitbreidingen en werden er enkele universitaire collecties ondergebracht. In 1920 kreeg het gebouw de bestemming van Museum van Oudheden. De binnenplaats heeft in 1979 een overkapping (ontwerp A. Haak) gekregen om de aan Isis gewijde Taffeh-tempel uit Nubië onder te brengen.
De schouwburg (Oude Vest 43) [39] kwam in 1865 tot stand naar ontwerp J.W. Schaap als een langgerekt gepleisterd neoclassicistisch gebouw. Daarin bleef de toneeltoren uit 1809 van de
| |
| |
oude schouwburg gehandhaafd. Bij de restauratie in 1974-'76, onder leiding van O. Greiner, is de neobarokke schouwburgzaal zoveel mogelijk in de oude toestand teruggebracht.
De stadsgehoorzaal (Breestraat 60) [40] verrees in 1890-'91 op de plaats van een in 1889 door brand verwoeste voorganger. Het in rijke neorenaissancestijl uitgevoerde gebouw, ontworpen door D.E.C. Knuttel, heeft over de volle breedte een colonnade en wordt bij het middenrisaliet geaccentueerd door een loggia en topgevel met fronton. Het beeldhouwwerk is van E.A.F. Bourgonjon.
Het voorm. Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie (Raamsteeg 2) [41], ontworpen in 1893 door J.A. van Lokhorst in een combinatie van neorenaissance- en neogotische vormen, werd in twee fasen verwezenlijkt. Uit 1900-'03 dateert het representatieve hoofdgebouw met een middenrisaliet voorzien van traptorentjes en de hoofdingang. Hier waren onder meer laboratoria, een bibliotheek en een collegezaal ondergebracht en in aanbouwen het zogenaamde spiritusmagazijn (links), voor de organismen op sterk water, en het droge magazijn (achter), met kluizen voor de opgezette dieren en skeletten. De in 1905-'11 onder leiding van J.A. Vrijman uitgevoerde tweede fase omvat een uitbreiding in dezelfde stijl en de custoswoning (Raamsteeg 2a). In 1996 is de collectie verhuisd naar het voorm. Pesthuis, onderdeel van het Museum Naturalis.
Het gemeentearchief (Boisotkade 2a) [42] verrees in 1891-'93 naar een neogotisch ontwerp van gemeente-architect D.E.C. Knuttel en werd bekostigd uit een legaat van lakenfabrikant A.J. Krantz. De rechts van de ingang gelegen (oorspronkelijk) publieks- en werkruimten werden uitgevoerd met grote vensters; de archiefbewaarplaats met stellingkasten en ijzeren roostervloeren ter linkerzijde kreeg gekoppelde smalle vensters. In 1995-'96 is aan de rechterzijde een moderne aanbouw tot stand gekomen naar plannen van B & D architekten.
Het voorm. politiebureau (Zonneveldstraat 10) [43], gebouwd in 1927 naar een expressionistisch ontwerp van
Leiden, Politiebureau (1997)
gemeente-architect J. Neisingh, bestaat uit een terugliggend drielaags bouwdeel en twee haakse tweelaags vleugels. Deze bouwdelen zijn uitgevoerd met plat dak en een met baksteen bekleed betonskelet.
Rijksuniversiteit Leiden. In 1575 kreeg Leiden op voorstel van Willem van Oranje een universiteit. Aanvankelijk was deze gehuisvest in het Barbaraklooster en in de kerk van het Faliede Begijnhof. In 1581 nam men de vroeg-16de-eeuwse kloosterkerk (gewijd 1516) van de dominicanessen of Witte Nonnen in gebruik als Academiegebouw (Rapenburg 73) [44]. Dit laat-gotische gebouw met hoofdbeuk en lagere zijbeuk onderging in 1616 na een brand een ingrijpende verbouwing. Hierbij ontstonden het Groot Auditorium (begane grond) en het Klein Auditorium (verdieping). Aan de westzijde verrees in 1670 een nieuwe traptoren naar plannen van Willem van der Helm. Boven de galerij met stergewelven aan de oostzijde bevindt zich de in 1733-'37 onder leiding van Hieronymus van der Mij ingerichte senaatskamer, met een door Hermanus van Groen rijk gesneden schoorsteenboezem en een marmeren schoorsteenmantel van Thomas Leabre. De zaal hangt vol met geschilderde professorenportretten. Bij een belangrijke uitbreiding in 1828, naar plannen van Jan Dobbe, werd de binnenplaats aanmerkelijk verkleind door de bouw van een vleugel met toegangspoort naar de achterliggende Hortus. Een uitbreiding aan de Nonnensteeg in neogotische vormen van J. van Lokhorst kwam in 1897-'99 tot stand en in 1936-'38 heeft men de panden Rapenburg 67-71 (circa 1750) bij het Academiegebouw getrokken. Het smeedijzeren toegangshek van het Academieplein dateert van circa 1750. Van de oude natuurstenen toegangspoort uit 1613 zijn delen opgenomen in de voorgevel van het pand Rapenburg 71. In de zijgevel daarvan zit een gedenksteen voor H. Coster (†1899), staatsprocureur in Zuid-Afrika.
De Hortus Botanicus (5de Binnenvestgracht 7) [45] werd gesticht in 1587. Het eerste deel - de Clusiustuin - werd in 1594 aangelegd onder leiding van botanicus Carolus Clusius. Bij deze tuin staat een gedeelte van het voorm. Collegium Theologicum of Statencollege, dat
Leiden, Academiegebouw
| |
| |
Leiden, Sterrenwacht
in 1594 was ondergebracht in het middeleeuwse Cellebroedersklooster en rond 1620 door Hendrick Jacobsz Staets werd verbouwd. De oorspronkelijke hoofdingang van de Hortus bevond zich aan de Kaiserstraat ter hoogte van de voorm. universiteitsmanege. In 1932 heeft men de tuin gereconstrueerd onder leiding van L.G.M. Baas Becking. De rest van de oorspronkelijke Hortus kreeg bij een herinrichting in 1937-'38 de hedendaagse vorm. De 19de-eeuwse bebouwing is grotendeels vervangen door een moderner kassencomplex. Behouden is de door Daniël Marot ontworpen oranjerie uit 1744, een langgerekt gebouw met middenrisaliet en halfrond fronton. Het interieur is waarschijnlijk rond 1820 gewijzigd. In 1990 is naar ontwerp van M. Nakamura en W. Kuitert een Japanse tuin aangelegd. In de systeemtuin staan de planten op familie gerangschikt. In de Clusiustuin staat een borstbeeld van Carolus Clusius opgesteld, in de Japanse tuin een borstbeeld van Ph.F. von Siebold (1932; L.O. Wenckenbach) en in de systeemtuin dat van de Zweedse plantkundige Carolus Linnaeus, die van 1735 tot 1738 de tuin regelmatig bezocht.
Architect H.F.G.N. Camp leverde ontwerpen voor verschillende nieuwe universiteitsgebouwen. Zo ontwierp hij in 1856 het voorm. Physisch, Chemisch en Anatomisch Laboratorium (Nieuwsteeg 18) [46], later ‘Kamerlingh Omnes Laboratorium’ geheten. Dit op een door de buskruitramp van 1807 vrijgekomen terrein opgerichte, langgerekte neoclassicistische gebouw is door latere uitbreidingen ingrijpend gewijzigd.
Rond 2003 is een grootschalige renovatie en verbouwing van het complex uitgevoerd. Camp ontwierp ook de Leidse Sterrenwacht (Sterrenwachtlaan 5-9) [47], die in 1858-'61 op initiatief van hoogleraar F. Kaiser verrees op het Blauwe Bolwerk en een 17de-eeuws observatorium op het dak van het Academiegebouw verving. Dit op de sterrenwacht van Sint Petersburg geënte complex bestaat uit een wit gepleisterd neoclassicistisch hoofdgebouw dat door lagere vleugels is verbonden met twee zijpaviljoens. Deze waren bestemd als woonhuizen voor de hoogleraar-directeur (links) en voor de observator (rechts). Op het dak van het hoofdgebouw stonden aanvankelijk twee observatiekoepels. In 1924 heeft men twee koepels toegevoegd en de zijpaviljoens met een verdieping verhoogd. De grootste koepel bevat een tienduimskijker uit 1885 en de koepel aan de achterzijde een zesduimskijker uit 1838. Het vrijstaande heliometergebouw uit 1877 is ontworpen door P.J.H. Cuypers. De toren heeft een achtzijdige schacht met daarboven een later aangebrachte observatiekoepel. In 1867 ontwierp Camp het (eerste) Academisch Ziekenhuis (Steenstraat 1a) [48], dat tegenwoordig dient als Museum voor Volkenkunde. Het werd ingericht volgens het toen nieuwe corridor-principe, met lange gangen die toegang geven tot de ziekenzalen en andere vertrekken. Oorspronkelijk bevond de hoofdingang zich in de eindgevel van de middenbouw (Binnenvestgracht). De in opzet voor de afdeling besmettelijke ziekten bestemde westelijke zijvleugel was door een oorspronkelijk open galerij met het hoofdgebouw verbonden. Van de drie in 1876 voor deze afdeling gebouwde vrijstaande stenen barakken resteert er één (later verhoogd). In 1891 volgde een uitbreiding van het ziekenhuis onder leiding van rijksbouwmeester J. van Lokhorst. Rond 1900 ontwierp Van Lokhorst diverse laboratoria en onderwijsgebouwen, aanvankelijk in neorenaissance-vormen en na 1888 in een meer neogotische stijl. Het
voorm. Boerhaave-Laboratorium (Steenstraat 1a), gebouwd in 1883-'85 bij het Academisch ziekenhuis, was bestemd voor het onderwijs in anatomie, histologie, hygiëne en chirurgie. Dit in neorenaissance-vormen uitgevoerde laboratorium bevatte in het hoge bouwdeel een collegezaal en werkkamers van hoogleraren en assistenten en in het lage bouwdeel de snijzalen. Het interieur uit de bouwtijd is vrijwel volledig bewaard gebleven. Een bij een bombardement in 1944 verloren gegaan gedeelte heeft men rond 1997 gereconstrueerd. In 1890-'92 is in neogotische stijl het voorm. Geologisch-Mineralogisch Laboratorium (Garenmarkt 1) [49] opgetrokken. Links van het trappenhuis met topgevel bevonden zich de museumzalen en rechts een collegezaal en bibliotheek. Eveneens in neogotische stijl uitgevoerd is het voorm.
Pharmaceutisch Laboratorium (Hugo de Grootstraat 32), gebouwd in 1895-'97 met banden van gele baksteen. Opvallend is het hoge middendeel met traptoren en groot spitsboogvenster. Hier bevonden zich het Galenisch Laboratorium (begane grond) en de prepareerkamers (verdieping). Het er tegenover
| |
| |
gelegen en vergelijkbare voorm. Laboratorium voor Organische Chemie (Hugo de Grootstraat 27) uit 1896-'98 was oorspronkelijk een U-vormig gebouw. Naar ontwerp van J.A. Vrijman werd in 1910 spiegelbeeldig een tweede gebouw verwezenlijkt, waardoor een geheel omsloten binnenhof ontstond. In 1930 volgde een tweede grote uitbreiding en in 1949 een uitbreiding aan de noordzijde. Tot de laatste door Van Lokhorst ontworpen gebouwen behoren de genoemde uitbreiding van het Academiegebouw (1897-'99) en het Botanisch Laboratorium en Rijksherbarium (Nonnensteeg 3-5) [50], een langgerekt gebouw in neogotische vormen uit 1904-'06.
Onder leiding van J.A.W. Vrijman, de opvolger van Van Lokhorst, werd in 1916-'22 de voorm. (eerste) Universiteitsbibliotheek (Rapenburg 70-74) [51] verwezenlijkt. In dit H-vormige gebouw in Nieuw Historiserende stijl is een klein en sterk gewijzigd gedeelte opgenomen van de oude kapel van het Faliede Begijnhof uit circa 1500. Hier was vanaf 1593 de bibliotheek van de universiteit ondergebracht. Van het voorm. (tweede) Academisch Ziekenhuis, dat in twee fasen tot stand kwam in 1914-'21 (ontwerp J.M. de Groot) en 1922-'25 (G. Westerhout), zijn het traditionalistische poortgebouw (Rijnsburgerweg 10; circa 1925) en de met expressionistische elementen uitgevoerde portierswoningen (Rijnsburgerweg
Leiden, Bibliotheca Thysiana
8 en 12; 1925) behouden.
Tot het moderne universiteitsgebouw behoort het collegezalencomplex Gorlaeuslaboratoria (Einsteinweg 55), een schotelvormig betonnen gebouw met langwerpige aanbouw uit 1971 (ontwerp G. Drexhage e.a.). Verder de in 1982 verwezenlijkte (tweede) Universiteitsbibliotheek (Witte Singel 27; B. van Kasteel) met aan weerszijden Faculteitsgebouwen (J. van Stigt), alle uitgevoerd met kenmerkende - deels in het zicht gelaten en deels ingebouwde - paddenstoelvormige kolommen. Eveneens van 1982 is het Centraal Faciliteitengebouw (Cleveringaplaats 1; H.P. Ahrens e.a.) met een centrale binnenstraat. Het huidige academisch ziekenhuis, het Leids Universitair Medisch Centrum (Albinusdreef 2; B & D architecten) is in 1980-'94 gebouwd.
De voorm. Latijnse school (Lokhorststraat 16) [52] werd in 1599-1600 gebouwd naar plannen van Claes Cornelisz van Es en Jacob Dircxz den Dubbelden en heeft een maniëristische trapgevel voorzien van een dorisch ingangspoortje met fronton. Dit in 1953 gerestaureerde gebouw was van 1838 tot 1883 in gebruik als (eerste) Stedelijk Gymnasium.
De Bibliotheca Thysiana (Rapenburg 25) [53], gebouwd in 1655 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande, heeft een classicistische gevel met zandstenen ingangspoortje en op de verdieping
Leiden, (Tweede) Stedelijk Gymnasium (1974)
een zandstenen ionische pilasterstelling en houten kruisvensters. Bij de bouw waren ook Willem van der Helm, Jan Jansz Pety en Willem Wijmoth betrokken. Deze ‘tot publycke dienst der studie’ bestemde bibliotheek werd verwezenlijkt met een legaat van de geleerde Johannes Thysius († 1653). De via een dubbele bordestrap en steektrap vanuit het voorhuis bereikbare bibliotheekzaal op de verdieping bevat nog de inrichting uit de bouwtijd met boekenkasten, een archiefkast, een leestafel en een boekenmolen.
Scholen voor hoger onderwijs. Ter plaatse van het sinds de buskruitramp van 1807 braakliggende terrein ‘De Grote Ruïne’ ontwierp J.W. Schaap in 1883 twee scholen. Aan de ene zijde staat het voorm. (tweede) Stedelijk Gymnasium (Doezastraat 2a) [54], uitgevoerd in de stijl van de Willem II-gotiek met veel decoratief pleisterwerk en met een torenvormige middenrisaliet (oorspronkelijk met kap). De achteruitbouw is uit 1915. Aan de andere zijde verrees de voorm. Hogere Burger School voor meisjes (Garenmarkt 1a) [55], een eclectisch gebouw met gepleisterde hoeklisenen en kroonlijst en een risalerende middenpartij met fronton. De Gemeentelijk Hogere Burger School (Burggravenlaan 2), het huidige Bonaventuracollege, werd in 1913-'15 gebouwd naar een rationalistisch ontwerp van W. Dudok met vooruitspringende bouwdelen, topgevels en verschillende door W.C. Brouwer vervaardigde terracotta-reliëfs. Uit dezelfde
| |
| |
Leiden, Openbare M.U.L.O. voor meisjes
tijd is de aangebouwde conciërgewoning (Hoge Rijndijk 25a). Het (derde) Stedelijk Gymnasium (Fruinlaan 13-15) kwam in 1936-'37 tot stand naar een traditionalistisch ontwerp van J. Neisingh als een L-vormig gebouw met flauw hellende zadeldaken, vierkante klokkentoren met ingesnoerde spits en apsisvormige gevelafsluitingen. Binnen bevindt zich een monumentale traphal.
Verder zijn in Leiden verschillende interessante scholen voor beroepsonderwijs te vinden. Bijvoorbeeld de door C. Blansjaar en P.C. Lancel ontworpen voorm. Kweekschool voor Zeevaart met internaat (Noordeinde 2a) [56]. Dit eclectische gebouw uit 1878-'79 heeft boven de hoofdingang in het middenrisaliet een borstbeeld van prins Hendrik, erevoorzitter van de school. De voorm. Ambachtschool (Haagweg 2-4) werd in 1892 in neorenaissance-stijl gebouwd naar ontwerp van W.C. Mulder. Naar plannen van B. Buurman kwam in 1923 een uitbreiding in dezelfde stijl tot stand en in 1939-'41 een uitbreiding in functionalistische vormen. De voorm. R.K. Vakschool voor meisjes (Galgewater 1) [57] is een breed drielaags schoolgebouw uit 1929, ontworpen in traditionalistische vormen door L. en J.A. van der Laan. De voorm. Kweekschool Voorbereidend Onderwijs volgens de methode Haanstra (Vliet 12) dateert uit 1935.
Scholen voor lager onderwijs. Voorbeelden van door J.W. Schaap ontworpen scholen met de voor hem kenmerkende combinatie van schoonmetselwerk en decoratief pleisterwerk zijn de voorm. Gymnastiekschool met dienstwoning (Pieterskerkgracht 5-7) [58], gebouwd in 1861 op initiatief van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de filantroop J. Kneppelhout, en de voorm. openbare lagere jongensschool Aalmarkt 9 [59], gebouwd in 1861-'62 door S. van der Paauw (verhoogd 1874). Verder zijn er de voorm. openbare lagere school Plantsoen 99a-e uit 1865 (vergroot 1910) en het nu door de Webster University gebruikte schoolgebouw met gymnastieklokaal en rondboogvensters van de voorm. openbare M.U.L.O. voor meisjes, Boommarkt 1 [60] uit 1869-'70. In neorenaissance-stijl ontworpen door D.E.C. Knuttel is de openbare lagere school voor meisjes (2de klasse) Breestraat 66 [61]. Dit tweelaags schoolgebouw uit 1887 doet nu dienst als filmhuis. Een zakelijk-expressionistisch ontwerp van L. en J.A. van der Laan is de R.K. lagere H. Hartschool (Os en Paardenlaan 2) uit 1924, bestaande uit een gymnastieklokaal geflankeerd door zevenklassige vleugels voor jongens en voor meisjes. Andere voorbeelden van lagere scholen uit de jaren twintig zijn de uit blokvormige volumes samengestelde Chr. lagere school Lusthoflaan 4 (1922) met gymnastieklokaal, het zakelijk-expressionistische schoolgebouw Drift 77 (1927) en uit dezelfde tijd het schoolgebouw Pieterskerkhof 4a met zakelijk-expressionistische ingangspartij en de eenlaags school Atjehstraat 32. Het expressionistische L-vormige gebouw van de Chr. De Leidse Houtschool (A. Duyklaan 1) dateert uit 1932.
Voorbeelden van vroeg-20ste-eeuwse kleuterscholen, nu alle met een andere bestemming, zijn de Chr. Fröbelschool (Oude Rijn 174) uit 1901 (gevelsteen), de tweelaags kleuterschool met dienstwoning Haarlemmerstraat 295 (circa 1905) en de in expressionistische vormen uitgevoerde Bewaarschool van de Vereniging voor Chr. Onderwijs (Middelstegracht 5-7) uit 1925.
Woonhuizen. De bebouwing van Leiden wordt gekenmerkt door overwegend smalle diepe huizen, waarvan de grotere doorgaans in steen waren uitgevoerd en de kleinere in hout. De laatste houten huizen verdwenen eind 16de eeuw uit het stadsbeeld. Rond het midden van de 17de eeuw heeft men onder meer aan het Rapenburg en de Breestraat percelen samengevoegd voor de bouw van nieuwe monumentale panden, veelal met een nieuwe gevel vóór een oudere kern.
Een middeleeuwse oorsprong hebben de huizen Breestraat 113, waarvan de overwelfde 13de-eeuwse kelder een middenzuil met laat-romaans bladkapiteel kreeg, en Breestraat 125 met een 15de-eeuwse kelder. Recent dendrochronologisch gedateerd zijn de in de kern middeleeuwse huizen Breestraat 123 (circa 1393), Nieuwstraat 15 (circa 1434), Aalmarkt 11 (1455), Hogewoerd 33 (1476), Hooigracht 67 (circa 1481). Het dubbele huis Kloksteeg 23-25 werd gebouwd op een deel van het terrein van de vroegere commanderij van de Duitse orde. De rechter achtervleugel van het huidige pand bevat nog belangrijke delen van het middeleeuwse huis, waaronder de vroegere keuken en eetzaal uit circa 1465. Het uit circa 1750 daterende voorhuis bevat verschillende vertrekken in Lodewijk XIV-stijl. Het Huys in den Houck (Pieterskerkhof 22) heeft gevels van circa 1500, voorzien van bogen in het metselwerk.
17de-eeuwse huizen
Uit het begin van de 17de eeuw dateert een aantal diepe huizen met een rijk versierde voorgevel in maniëristische vormen. Het rond 1615 gebouwde huis Oude Singel 72 van stadsmetselaar Hendrik Cornelisz van Bilderbeeck is uitgevoerd met een kleine trapgevel, maskerstenen en cartouches (gerestaureerd
| |
| |
Leiden, Woonhuis Oude Singel 72
1888). Van Bilderbeeck was mogelijk ook betrokken bij de bouw en verbouwing van andere huizen, zoals het in oorsprong 16de-eeuwse huis Pieterskerkgracht 9, dat in 1619 werd vergroot en voorzien van een gevel met natuurstenen banden en een bekronende attiek. In 1689 volgde een uitbreiding met een lagere aanbouw met toegangspoortje. Voorts Breestraat 56, waarvan de gevel uit circa 1625 (gerestaureerd 1950) een middentop met natuursteenversieringen heeft, en Rapenburg 129 uit 1630 (cartouche) met zandstenen elementen en een in 1890 vernieuwde geveltop. Een bronzen plaquette boven de ingang herinnert aan de onderwijshervormer W. Haanstra († 1925). Uit circa 1600 dateren ook de huizen Breestraat 51, met een in- en uitgezwenkte gevel, en Vliet 9.
Veel 17de-eeuwse huizen hebben een trapgevel, vaak met ontlastingsboogjes boven de vensters en met natuurstenen banden, blokken en afdekplaten. Karakteristieke voorbeelden zijn Steenschuur 11 en Steenschuur 13 uit circa 1630. Eenvoudiger uitgevoerd zijn Hogewoerd 35, Lange Mare 110, Papengracht 21, Vliet 14, Galgewater 8 (met overbouwde zijgang uit 1615) en Galgewater 12. Rapenburg 37 en 39 zijn gebouwd rond 1625, ter plaatse van de overkluisde middeleeuwse Roomgracht, en de huizen
Leiden, Woonhuizen Rapenburg 29-31
Rapenburg 47-49 verrezen in 1656 naar ontwerp van Willem Wijmoth. Uit dezelfde tijd dateren de rijzige wevershuizen Langestraat 10-14, Kloksteeg 2 en Hooigracht 48 en 48a; de laatste twee zijn voorzien van maskersluitstenen. Sommige trapgevels zijn gesausd, zoals die met maskersluitstenen van Noordeinde 24 (1671), gebouwd door meestertimmerman Jacobus Aerdenstoff, en die van Langebrug 93, Nieuwsteeg 41 en Hogewoerd 138 (met zandstenen ornamenten en een halfronde geveltopbekroning). Van de 17de-eeuwse huizen met een opslagruimte op de zolder en vliering hebben enkele nog de oorspronkelijke trapgevel met kruisvensters en pakhuisdeur op de zolder, zoals Herengracht 82 (1660), het woonhuis van bouwmeester Jan Jansz Pety, en ook Hooigracht 5-7, Levendaal 153, 157-161, en 165 en Hogewoerd 167-169. Opvallend hoge treden hebben de trapgevels van Turfmarkt 10 (1651) en Noordeinde 35, die stilistisch de overgang tonen naar de classicistische halsgevels van Rapenburg 29 en 31 uit 1664. De laatste werd mogelijk gebouwd naar ontwerp van Willem van der Helm voor de hoogleraar geneeskunde Franciscus de le Boer Sylvius. De halsgevels van Herengracht 14 en Haarlemmerstraat 174 (1679) zijn voorzien van gebeeldhouwde klauwstukken. Iets ouder zijn de halsgevels bij Langebrug 85 (1642), met een zandstenen top gebouwd naar plannen van Pieter Gerritsz van der Speck, en Oude Singel 58.
Kort na het midden van de 17de eeuw kwamen verschillende forse huizen met een gevel in classicistische stijl tot stand, waarbij een aantal compositieschema's zijn te onderscheiden. Eén schema vertegenwoordigt de brede gevel met een kolossale ionische orde, waarbij de pilasters vanaf een laag basement over twee bouwlagen doorlopen. Voorbeelden hiervan tonen Rapenburg 2 uit circa 1638 en Rapenburg 48 uit 1640; beide zijn gebouwd naar plannen van Arent van 's-Gravesande. Een tweede - veelvuldig toegepast - schema is de gevel met pilasters boven een hoge onderbouw (tegenwoordig veelal met winkelpui). Een dorische pilastergevel hebben Lange Mare 70 en Haven 40 en 42, alle uit circa 1645. Opvallend zijn de gevels van het zeer smalle huis Nieuwstraat 49 (1650) en het buurpand Nieuwstraat 51-53, uitgevoerd met dorische pilasters en zandstenen strekken met festoenen en gevleugelde engelenkop boven de vensters. De van ionische pilasters voorziene gevels van Rapenburg 34-38 zijn gebouwd in 1645-'51 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande. Samen vormen zij één compositie, waarbij de nadruk ligt op de middelste gevel met fronton en natuurstenen pilasters. Lakenkoopman Abraham Hennebo liet in 1652 naar een ontwerp van Van 's-Gravesande de gevel met ionische pilasters bouwen van Breestraat 139. De met zeer ranke ionische pilasters uitgevoerde gevels van Rapenburg 51-57 zijn in 1651-'53 tot stand gekomen naar plannen van Willem Wijmoth. Meer uitgewogen is diens ontwerp voor de kort daarop gebouwde panden Rapenburg 41-45, waarvan het middelste een fronton en natuurstenen ionische pilasters heeft. Andere voorbeelden van diepe huizen met een ionische pilastergevel zijn Koornbrugsteeg 1, Papengracht 32, Rapenburg
4 (met later toegevoegde attiek) en Rapenburg 10, alle uit circa 1665. De gevel met corinthische pilasterstelling van Rapenburg 40 werd rond 1660 opgetrokken, mogelijk naar ontwerp van Willem van der Helm. Meer symmetrisch
| |
| |
Leiden, Woonhuis Noordeinde 50
is het door hem ontworpen brede huis Rapenburg 6 (1668) met een rustica-basement en pilasters met romanokapitelen (volgens het ordeboek van Scamozzi) De neoclassicistische ornamenten in het fronton zijn rond 1780 aangebracht. Ook door Van der Helm ontworpen is de (geverfde) zandstenen pilastergevel van het huis In den Vergulden Turk (Breestraat 84) met vergelijkbare kapitelen als bij Rapenburg 6. Het beeldhouwwerk in het fronton is van Jan Baptist Xavery (1673). Noordeinde 50 kwam in 1654 tot stand naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande, met een gevel met ionische pilasters bij de begane grond en corinthische pilasters bij de verdieping.
In de laatste fase van het classicisme verdwenen de pilasters en lag de nadruk op zuivere verhoudingen. Dit is te zien bij Rapenburg 8, gebouwd in 1668-'70 naar ontwerp van Pieter Post. Ook een voorbeeld is Papengracht 5, dat in 1668 naar plannen van Willem van der Helm werd gebouwd als achterhuis annex koetshuis bij het huis Rapenburg 6. De gepleisterde middenpartij in eclectische vormen is mogelijk ontworpen door J.W. Schaap toen hij rond 1850 het huis bewoonde.
Leiden, Wevershuizen Oranjegracht
Eenvoudige diepe woonhuizen kregen vaak een (ingezwenkte) tuitgevel, in de 18de eeuw soms de vorm van een klokgevel. Karakteristieke voorbeelden zijn het huis van drukker Abraham Hoogenhouck Haarlemmerstraat 86 (1633; met beeld van Laurens Jansz Koster), en verder Pieterskerkchoorsteeg 12, Langebrug 32a en 83, Herengracht 54 en Oude Vest 19 (met opkamer). Ook de wevershuizen Oranjegracht 89-91 en 95-99 hebben een sobere (ingezwenkte) tuitgevel. Opvallend is het pand Oude Vest 97, waarvan de 17de-eeuwse klokgevel met zandstenen afdekking wordt bekroond door een in 1725 in opdracht van apotheker Johannes van der Trappe geplaatst beeld van Aesculapius en twee vazen in Lodewijk XIV-stijl. Uit de 18de eeuw dateren onder meer Herensteeg 10 (1729), Galgewater 10 met een gesausde gevel en - als heel laat voorbeeld - Hogewoerd 48 uit 1783. Bij verschillende huizen heeft men de oorspronkelijke trap- of tuitgevel later gemoderniseerd tot een rechte of ingezwenkte lijstgevel. Voorbeelden met een rechte kroonlijst zijn Breestraat 177 uit 1632 (gevelsteen), Haarlemmerstraat 142 uit 1646 (cartouches), voorzien van natuurstenen hoekblokken en geblokte vensterbogen, en de met speklagen uitgevoerde gevels van Nieuwe Rijn 16a en Botermarkt 23a. Bij de in oorsprong 17de-eeuwse huizen Herengracht 45 en 136, en Hooigracht 46 en 92 is de lijstgevel recht omhoog opgetrokken voor het afgewolfde dak. Een ingezwenkte lijstgevel hebben Haarlemmerstraat 112, Herengracht 41, Hooglandsekerkgracht 6 en Hooigracht 61. Opvallend bij Rapenburg 76 is de
indeling van de begane grond met een deur met zijlicht naast een opkamer met kelder.
18de-eeuwse huizen
De op de Franse architectuur gebaseerde Lodewijk-stijlen werden vooral toegepast door rijke burgers die hun bestaande huizen van een nieuwe voorgevel voorzagen en die het interieur vernieuwden. De bredere huizen kregen doorgaans een pronkrisaliet, een kroonlijst met bewerkte consoles en vaak ook geblokte hoeklisenen. Karakteristieke voorbeelden van huizen in Lodewijk XIV-stijl zijn Rapenburg 33 (1732), waar de zandstenen gevel met pronkrisaliet werd geplaatst voor een oudere kern met traptoren en laat-gotische kelder, en Breestraat 31 (1742), dat een (geverfde) natuurstenen voorgevel met pronkrisa- | |
| |
liet op ionische halfzuilen kreeg voor een uit twee of drie laat-middeleeuwse huizen bestaande kern. In dit pand werd in 1927 het bioscooptheater Trianon gevestigd. Verder ontving Breestraat 125 in 1751 bij een verbouwing van twee oudere huizen een nieuwe voorgevel met pronkrisaliet, voorzien van een uitbouw op de verdieping. Alle drie de genoemde voorbeelden worden toegeschreven aan Jacob van Werven. Andere voorbeelden zijn het Van Hoogenhouckhuis (Rapenburg 27) uit 1728 met Lodewijk XIV-pronkrisaliet, het herenhuis Breestraat 72 (circa 1730) en het pand Hooglandsekerkgracht 23, gebouwd in 1738 naar ontwerp van Gerard van der Laan in opdracht van de regenten van het Heilige Geesthofje. Het rijke herenhuis Breestraat 18 ontstond rond 1722 door samenvoeging van drie panden in opdracht van lakenkoopman Abraham Musquetier. Het bevat belangrijke interieuronderdelen in Lodewijk XIV-stijl, waaronder het trappenhuis met smeedijzeren trapleuning en stucwerkdecoraties van Giovanni Battista Luraghi. Het pronkrisaliet in Lodewijk XVI-stijl is rond 1780 aangebracht. Bij het brede huis Hooigracht 31 (circa 1740) vertoont het pronkrisaliet nog een opbouw in Lodewijk XIV-stijl maar zijn
Leiden, Woonhuis Hooigracht 27a
de details in Lodewijk XV-stijl uitgevoerd. De Lodewijk XIV-gevel van Rapenburg 65 werd in 1749 opgetrokken ter vervanging van een trapgevel. De plaatsing van de toegangsdeur naast het pronkrisaliet is het gevolg van de oude structuur van het huis. In het interieur bevinden zich verschillende fraaie stucplafonds. Interessant is ook Rapenburg 19 met een in 1752 aangebrachte voorgevel met pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl en een rond 1645 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande gebouwde classicistische achtergevel. De in de elegante vormen van de Lodewijk XV-stijl opgetrokken huizen Breestraat 24 (1768), Breestraat 117, Hooigracht 27a (1775) en het Venduhuis der notarissen (Hogewoerd 144; circa 1775) zijn vermoedelijk alle van dezelfde ontwerper. Kenmerkend zijn de omlijste ingangspartij met kuifornament en de kroonlijst met forse consoles. Het Snouck Hurgronjehuis (Rapenburg 61) kreeg bij een verbouwing in 1764 het huidige aanzicht met een rijk gesneden pronkrisaliet en forse consoles in Lodewijk XV-stijl. Ook het huis Nieuwsteeg 31 heeft een pronkrisaliet en consolekroonlijst in Lodewijk
Leiden, Woonhuis Hogewoerd 30 (1982)
XV-stijl. Andries van Warendorp ontwierp de rond 1770 gebouwde huizen Templum Salomonis (Nieuwsteeg 1), voorzien van forse consoles met maskerkoppen, en Breestraat 85, met forse consoles in Lodewijk XVI-stijl. Voorbeelden van eind-18de-eeuwse streng symmetrische gevels in Lodewijk XVI-stijl zijn de sobere zandstenen gevel met trigliefenlijst van Breestraat 40 uit 1775, de rond 1790 eveneens met trigliefenlijsten gebouwde gevels van Rapenburg 106 en Nieuwe Rijn 12, en verder de gevels van Hogewoerd 30, Pieterskerkgracht 11. Bij een verbouwing in 1793 voor wijnkoper Pieter Akersloot kreeg het huis Nieuwe Rijn 64a een gevel met hardstenen onderpui en Lodewijk XVI-snijwerk in de vorm van wijnranken bij de deur en de bovendorpels van de deuren en het venster.
De meeste diepe huizen hebben een eenvoudige gevel met rechte kroonlijst, veelal versierd met consoles, en een omlijste ingang. Aardige voorbeelden zijn Steenschuur 14, Rapenburg 105, Oude Singel 86 (1757), Oude Singel 118a, Nieuwe Rijn 42, Nieuwe Rijn 43, Herengracht 37 en ten slotte Oude Rijn 88 (deuromlijsting Lodewijk XVI-stijl). Een ander
| |
| |
veel voorkomend geveltype in de 18de eeuw is de sobere pilastergevel met een verkropte kroonlijst en een omlijste ingangspartij, zoals te zien bij Herengracht 10, 23, 25 en 27 (deuromlijsting Lodewijk XV-stijl), Steenschuur 7 en 17, Hooigracht 39 en 84, Oude Singel 60 en Hogewoerd 16.
19de-eeuwse huizen
Sobere classicistische vormen treffen we ook aan bij de begin-19de-eeuwse panden, zoals het hoekhuis Doelengracht 10, de in 1808 naar ontwerp van Cornelis Mulder gebouwde huizen Raamsteeg 19-27 en het huis Boommarkt 24 met gepleisterde lijstgevel (circa 1825). Vroeg-19de-eeuws zijn verder de huizen Nieuwsteeg 25 en Nieuwsteeg 29, voorzien van een kroonlijst met tandlijst, en de bij de synagoge gebouwde woningen Levendaal 8-14 (herbouwd in 1858). Het wit gepleisterde neoclassicistische herenhuis Vreewijk (Vreewijkstraat 8), oorspronkelijk gebouwd in 1734 en toen ‘Spawijk’ geheten, kreeg bij een verbouwing in 1850 het huidige aanzicht.
Voorbeelden van huizen in eclectische vormen, veelal voorzien van een gepleisterde gevel met stucwerkdecoraties en getoogde vensters, zijn het herenhuis Boisotkade 9 (1866) en de huizen Pieterskerkhof 36 (circa 1860), Oude Singel 62 (1876), Hogewoerd 82 en Rapenburg 100. Verder Breestraat 93 en 97, Papengracht 30 en Hooglandsekerkgracht 24, alle daterend uit circa 1890 en voorzien van een mezzanino, en het woonhuis met bedrijfsruimte Hooigracht 22a-24.
Leiden, Woonhuizen Plantsoen
De 18de-eeuwse gevel van Rapenburg 116 werd in de 19de eeuw gepleisterd en opgesierd met eclectische details. Het dubbele huis Oude Rijn 35-37 kwam in 1882 tot stand naar ontwerp van W.C. Mulder. Op een na de afbraak van de Hogewoerdsepoort vrijgekomen terrein lieten H.M.D. van Gelder en J.J. Hasselbach in 1876 het huizenblok Plantage 12-16 bouwen in eclectische vormen. Architect J.W. Schaap, die het stedenbouwkundig plan voor het terrein maakte, was mogelijk ook betrokken bij het ontwerp van deze huizen. Van zijn hand zijn wellicht ook de huizen Plantage 3-7.
Langs het tot stadspark omgevormde terrein van de voormalige stadswallen ontwierp W.C. Mulder diverse huizen in neorenaissance-stijl, zoals Plantsoen 9 (1885) en de huizenrij met onder meer de herenhuizen Botania (Plantsoen 43) en Plantsoen 69 (beide 1881). Rond 1890 tot stand gekomen onder- en bovenwoningen met neorenaissance-elementen zijn Plantsoen 101-111 en de woningen Hoefstraat 1-5 en Jan van Houtkade 1-3. De laatste verrezen op de voormalige stadswal, die ter plaatse niet geheel werd afgegraven, waardoor de Jan van Houtkade hoger ligt dan de achtergelegen Hoefstraat. Opvallend zijn de houten veranda's aan de zijde van de Houtkade. Binnen een door hem uitgewerkt stedenbouwkundig plan voor de wijk Vreewijk ontwierp W. Kok opvallende onder- en bovenwoningen in neorenaissance-stijl met een torenvormige hoekpartij als afsluiting van de bouwblokken langs de Bilderdijkstraat,
Leiden, Woonhuizen Bilderdijkstraat
de Hugo de Grootstraat en de Vreewijkstraat. Vergelijkbaar zijn de huizen Witte Singel 76-76a en 77-77a. Uit circa 1895 dateren de woonhuizen Jan van Goyenkade 11-15. Ook het hoekpand Uiterstegracht 87-87a is uitgevoerd in rijke neorenaissance-vormen. Rapenburg 62 kreeg eind 19de eeuw een nieuwe voorgevel in neorenaissance-stijl. Het in de kern 18de-eeuwse huis 't Hof van Holland (Breestraat 127) heeft een voorgevel in neorenaissance-vormen uit 1892 met een houten erker boven de ingang. Binnen bevinden zich restanten van 18de-eeuwse stucplafonds. In 1895 ontwierp C.B. Posthumus Meyjes drie villa's in rijke neorenaissance-stijl. De naar opdrachtgever A. Kroon genoemde Kroonvilla (Stationsweg 25) is uitgevoerd met een zandstenen rustica-basement. In het interieur bevindt zich een neorenaissance-schouw met een vroeg jugendstil-tegeltableau van de plateelbakkerij Rozenburg. Links van het huis staat een toegangspoort. De villa Stationsweg 23 is voorzien van een trapgevelpartij met hoge erker en de villa Stationsweg 27 vertoont meer op de Franse neorenaissance-stijl geïnspireerde vormen. Karakteristieke voorbeelden van woonhuizen in een combinatie van neorenaissance- en chaletstijl zijn Zoeterwoudsesingel 15-22 en het dubbelpand Haagweg 61-63. Het blok etagewoningen Witte Singel 92-97 kwam in 1903 tot stand, wellicht in opdracht en naar ontwerp van J. Botermans, met zowel neorenaissance- als jugendstil-kenmerken in de geveldetaillering en in het interieur.
20ste-eeuwse huizen
Langs de Rijnsburgerweg ontwierp H.J. Jesse verschillende interessante woonhuizen. De panden Rijnsburgerweg 1-9 (1893) werden nog in neorenaissance-vormen verwezenlijkt. Bij het ontwerp van de villa Pomona (Rijnsburgerweg 164; 1898) combineerde hij traditionalistische elementen (trapgevel) met rationalistische elementen (ronde bogen, loggia). Met geglazuurde dorpelstenen en ronde bogen gebouwd zijn Rijnsburgerweg 12-26 (1903-'06). Het werk van Jesse vertoont ook jugendstil-elementen onder invloed van W. Fontein, met wie hij van 1903 tot 1910
| |
| |
Leiden, Kroonvilla, interieur
geassocieerd was. Dit is te zien bij Rijnsburgerweg 23-29 en 33 en het hoekpand Mariënpoelstraat 1a met karakteristiek hoektorentje. Zijn eigen woonhuis annex atelier De Keet (Rijnsburgerweg 35) bouwde hij in 1905-'06 met aan het rationalisme verwante elementen. Deze robuuste, slechts met geglazuurde dorpelstenen versierde, villa heeft een kenmerkende achtzijdige erker en traptorentje. Het interieur bevat diverse oude onderdelen, afkomstig uit afgebroken panden. Van zijn hand zijn verder de woningen De Draaimolen (Witte Singel 70-72), gebouwd in 1907 op een taps toelopend perceel als laatste invulling van een stedenbouwkundig plan van W. Kok, en de herenhuizen Boerhaavelaan 3-15, 2-2a en 4-8 (1909-'10), Rijnsburgerweg 148-150 en Witte Singel 60-63 (1912). Tot de andere interessante vroeg-20ste-eeuwse huizen behoort de villa 't Kasteeltje (Jan van Goyenkade 44), gebouwd 1909-'11 voor dr. A.W.
Nieuwenhuis en zijn vrouw de biologe M. Nieuwenhuis-Van Uexküll, die zelf het ontwerp leverde. Karakteristiek zijn de hoektoren, de loggia en de erker met balkon. Het Ehrenfesthuis (Witte Rozenstraat 57) werd in 1913-'14 gebouwd naar ontwerp van Tatiana Afanassjewa in een op het Russische neoclassicisme geïnspireerde vormen. Rond 1920 gebouwd zijn de woningen Vesta, Sonnevanck en 't Posthof (Rijnsburgerweg 31c-e), die opvallen door de loggia bij de zolderverdieping. Architect B.
Leiden, Woonhuis annex atelier De Keet
Buurman ontwierp voor eigen gebruik het functionalistische huis Cronesteinkade 18 met plat dak en gele baksteen. Door J.G. Hansen in functionalistische stijl ontworpen voor J.C. de Graaf en H. Altink zijn de dubbele huizen Roomburgerweg 13-14 en 15-16 uit 1927.
Hofjes. In Leiden zijn in het verleden veel hofjes gesticht door welgestelde lieden. De voor minder bedeelde ouden van
Leiden, St.-Annahofje of St.-Anna Aalmoeshuis
dagen of alleenstaanden bestemde een- of tweekamerwoningen werden gesitueerd rond een binnenterrein waar zich de gemeenschappelijke toiletten (secreet), de waterpomp, was- en drooghokken en brandstofbewaarplaatsen bevonden. Het hofje was veelal toegankelijk via een poort, in enkele gevallen via een monumentaal poortgebouw met een regentenkamer op de verdieping.
Een van de oudste voorbeelden is het
| |
| |
Leiden, Van Brouchovenhofje
St.-Annahofje of St.-Anna Aalmoeshuis (Middelstegracht 4) [62], gesticht in 1492 door Willem Claesz Doornick en zijn echtgenote Hillegont Willemsdochter achter hun huis aan de Hooigracht. Bij de dertien woningen hoort een kleine laat-gotische kapel (gewijd 1509; gerestaureerd 1892-'93). Rond 1683 heeft men de huisjes aan de zuidzijde vernieuwd naar plannen van Jan Bastiaensz Loopwijck en maakte steenhouwer Nicolaes Vivue de classicistische toegangspoort aan de Hooigracht. Uit 1764 dateert de pomp (pijnappelbekroning 1943) van dit in in 1943 en 1996 gerestaureerde hofje. Het in 1978 gerestaureerde Van Assendelfthofje (Langegracht 49), bestaande uit vijftien woningen rond een bleekveldje, werd in 1624 gesticht door Bartholomeus Willemsz van Assendelft en gebouwd naar plannen van Willem Cornelisz van Bilderbeeck. Een van de weinige roomskatholieke hofjes is het St.-Salvatorhofje (Steenstraat 17), dat werd gesticht in 1625 en gebouwd in 1635-'39 op basis van een testamentaire beschikking van priester Pouwels Claesz van de Velde (gerestaureerd 1978-'79). Het uit 1645 daterende St.-Pietershofje (Pieterskerkhof 42) kwam tot stand in opdracht van Pieter Gerritsz van der Speck achter zijn woonhuis aan de Langebrug (gerestaureerd 1987). Het kleine Mierennesthofje (Hooglandsekerkgracht 38) met vijf 17de-eeuwse huisjes werd pas in 1760 bij een testamentaire beschikking van Diederik van Leyden als hofje aangemerkt. De Joost Frans van der Lindenpoort (Grevenstraat 16), oorspronkelijk een steeg met 17de-eeuwse huizen in bezit van de naamgever, werd na diens overlijden in 1668 tot een hofje gemaakt. De in U-vorm om een tuin gelegen tweelaags woningen zijn in 2000 gerestaureerd.
Het oudste voorbeeld van een hofje dat een monumentaal poortgebouw met regentenkamer heeft, het Van Brouchovenhofje (Papengracht 16) [63], gesticht in 1631 door Jacob van Brouchoven en zijn zuster Anna van Baersdorp en gebouwd in 1639-'41 naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande. Het poortgebouw heeft een geverfde classicistische zandstenen pronkgevel met fronton en kolossale ionische pilasters en wordt geflankeerd door lagere vleugels met dorische pilasters. De woningen heeft men in 1795 aan de voorzijde verhoogd. Het hofje is gerestaureerd in 1983-'84. Het Eva van Hoogeveenshofje (Doelensteeg 7) [64] bestaat uit twee blokken van zes huisjes met dorische pilasters, gebouwd in 1653-'54 naar plannen van Arent van 's-Gravesande, en een door Joost Jansz Rensema ontworpen poorthuis met regentenkamer uit 1655 aan de Doelengracht. De dorische zandstenen toegangspoort (1659) is ontworpen door Michiel Davidsz Sax en de pomp op de binnenplaats (1739) door Gerard van der Laan. Het Pieter Loridanshofje (Oude Varkenmarkt 1) werd in 1656-'57 - mogelijk naar ontwerp van Pieter Jansz van Noort - gebouwd voor twaalf echtparen van de Waals-hervormde gemeente. Het Tevelingshofje (4e Binnenvestgracht 7) [65] kwam tot stand in opdracht van Charles en Jacob Tevel. Om een ruitvormige binnenplaats verrezen twaalf huisjes naar plannen van Willem van der Helm (1666-'67) en acht huisjes naar plannen van Anthonie Breetvelt (1679). Het hofje werd in 1783 en 1789 gerenoveerd. Het in 1667-'68 gebouwde Sionshofje (Sionsteeg 4) [66] verving het in 1480 door Hugo van Swieten gestichte oude Sionshof. Hiertoe werd onder leiding van Willem van der Helm het restant van het St.-Michielsklooster verbouwd. Het poortgebouw met regentenkamer stamt uit 1667. Enkele woningen zijn in 1913 vernieuwd en in 1979 is het hofje gerestaureerd. Het Klein Sionshofje (Lange Schoolsteeg 3-5) werd in 1641 gebouwd
in opdracht van Emerantia Banning, echtgenote van Jacob van Brouchoven. Het ontwerp is mogelijk van Arent van 's-Gravesande. De vier huisjes (gerestaureerd 1991) waren bestemd voor vrouwen die na het overlijden van hun man het Sionshof moesten verlaten. Het Schachtenhofje (Middelstegracht 27) [67], in 1671 verwezenlijkt naar ontwerp van Willem van der Helm met een legaat van koopman Theunis Jacobsz van der Schacht, bestaat uit oorspronkelijk twaalf woningen (gerestaureerd 1977) en een classicistisch poortgebouw met regentenkamer. Op de binnenplaats staat een dubbele hardstenen pomp uit 1730. Het St.-Jacobshofje (Doezastraat 25) werd in 1672 gesticht door Gomarus Jacobsz van Craeyenbosch en was oorspronkelijk bedoeld voor rooms-katholieke bewoners. De eerste zes huisjes werden in 1681 gebouwd, de vijf volgende pas in 1863 en het laatste in 1879. Het in 1683 naar ontwerp van Jan Bastiaensz Loopwijck gebouwde Jean Pesijnhofje (Kloksteeg 21) bestaat uit twaalf woningen en een classicistisch poortgebouw met regentenkamer. De tweelaags huisjes waren bestemd voor leden van de Waalse
| |
| |
gemeente. Imposant is het in 1977-'79 gerestaureerde hofje Meermansburg (Oude Vest 159) [68], dat in 1681 tot stand kwam naar plannen van Jacob Roman. Dit door Maerten Meerman en zijn echtgenote Helena Verburg gestichte hofje heeft dertig woningen (verbouwd eind 18de eeuw) om een royale binnenplaats. Het classicistische poortgebouw met regentenkamer is voorzien van een pronkrisaliet met op de verdieping ionische pilasters. De pomp wordt bekroond door een zeemeerman met helm. Eind 17de eeuw gesticht is het Jaen Michelshof (Pieterskerkstraat 10) met twaalf woningen rond een kleine binnenplaats en een eenvoudige toegangspoort. In 1747 hebben de huisjes een nieuwe voorgevel gekregen. De gevelsteen (1610) boven de toegangspoort is van elders afkomstig.
Ook in de 18de eeuw werden nog diverse hofjes verwezenlijkt, zij het minder dan in de 17de eeuw. Het in 1723 gestichte Samuel de Zeehofje (Doezastraat 16) bestaat uit twee delen, die worden gescheiden door de regentenkamer annex catechisatieruimte uit 1743 - in 1883 verbouwd tot twee woningen - en met elkaar verbonden door twee poortjes, waarvan één uit 1981. De reeds bestaande woningen in het achterste gedeelte heeft men in 1743 aan het hofje toegevoegd. Het uit negen woningen bestaande François Houttuynhofje (Hooigracht 81) werd in 1737 naar plannen van Arij van Lauriere opgetrokken op basis van een testamentaire beschikking uit 1685 van de naamgever. In het sober uitgevoerde poortgebouw is de regentenkamer nooit verwezenlijkt. Op kosten van Cecilia Conincks kwam in 1773 het Coninckshofje (Oude Vest 15) [69] tot stand, met zeven huizen en een poortgebouw met hardstenen ionische poortomlijsting naar ontwerp van Dirk van der Boon. In 1861 liet Jeanne Nicolatia del Court van Krimpen vier huizen toevoegen naar plannen van J.W. Schaap. In de tuin staat een in 1773 door Jacob Muts vervaardigde pomp. Het Stevenshofje (Haarlemmerstraat 50), met dertien tweelaags woonhuizen en een toegangspoort in Lodewijk XVI-stijl met gedenksteen, werd in 1770-'78 opgetrokken naar plannen van Andries van Warendorp.
In de 19de en begin 20ste eeuw werden diverse oude hofjes herbouwd of vergroot en kwamen ook enkele nieuwe hofjes tot stand. Het Vlaams-Doopsgezinde Bethlehemshofje (Levendaal 109-111), oorspronkelijk gesticht in 1631 aan de Langegracht, werd in 1811 verplaatst naar en samengevoegd met het hofje ‘De Houcksteen’ uit 1660 aan het Levendaal. Rond een binnenplaats met dubbele pomp staan zestien 17de-eeuwse woningen. Boven de zandstenen toegangspoort uit 1660 zit een gevelsteen afkomstig van het oude Bethlehemhofje. De randbebouwing aan weerszijden van de poort (Levendaal 105-117) kwam in 1897 tot stand naar een neorenaissance-ontwerp van K. de Boer Hzn. Het geheel is in 1978-'80 ingrijpend gerestaureerd. Dominee E.C. Groeneveld stichtte in 1878 het hofje van de Groeneveldstichting (Oude Vest 41). Naar plannen van W.F. van der Heijden werd in 1882 het woonhuis van de dominee verbouwd tot portierswoning en regentenkamer en bouwde men in de tuin acht woningen in neorenaissance-stijl. Het in 1616 gestichte Jan de Laterehofje (2de Binnenvestgracht 13) werd in 1888 (gevelsteen) herbouwd in sobere neorenaissance-stijl, eveneens naar een ontwerp van Van der Heijden. Het Juffrouw Maashofje (Kalvermarkt 6) kwam in 1900-'01 tot stand in sobere neorenaissance-vormen naar plannen van B. Spijker met een legaat van mejuffrouw
Leiden, Woningbouw Parkstraat e.o.
H. Maas. Het St.-Jans- of Van der Laanshofje (Haarlemmerstraat 264) werd in 1901 en 1909 herbouwd naar plannen van J. Filippo ter plaatse van het in 1504 gestichte St.-Janshofje. Het vroeg-16de-eeuwse St.-Annahofje (Zegersteeg 14) werd in 1907 herbouwd naar plannen van W. Fontein. Hij ontwierp ook de nieuwbouw van het Cathrijn Maartensdochterhofje (Pasteurstraat 2a), dat in 1909 het gelijknamige 17de-eeuws hofje aan de Zijdgracht verving. Het Jeruzalemshofje (Kaiserstraat 49) werd in 1892 en 1901 geheel vernieuwd door W.C. Mulder en in 1930 uitgebreid met vijf door H. van Leeuwen ontworpen woningen. Aansluitend ligt het in 1907 herbouwde Bethaniën- of Emmaushofje (gesticht 1563). In traditionalistische vormen herbouwd zijn in 1915 het Barent van Namenhofje (Hoefstraat 13; gesticht 1730) naar plannen van W.C. Mulder en in 1920-'26 het Cornelis Spronghhofje (Doezastraat 1a-16a; gesticht 1690) naar plannen van L. en J.A. van der Laan, Het Catrijn Jacobsdochterhof (Kaarsenmakerstraat 1; gesticht 1598) heeft men in 1929 herbouwd naar ontwerp van A. van der Heijden.
Arbeiderswoningen en volkswoningbouw. Voorbeelden van 19de-eeuwse arbeiderswoningen zijn
| |
| |
de onder- en bovenwoningen Ververstraat 5-59, gebouwd in 1862 in opdracht van de Herv. diaconie naar ontwerp van J.W. Schaap, en de onder- en bovenwoningen Rijnsburgersingel 43-54 uit 1878, gebouwd naar plannen van W.C. Mulder voor De Leidsche Bouwvereeniging (opgericht 1873). De bouwvereniging Eigen Haard liet in 1892 de arbeiderswoningen Gerard Doustraat 31-93 bouwen. Uit dezelfde tijd dateren de woningen Herenstraat 89-151.
In de 20ste eeuw verwezenlijkten de Leidse woningbouwverenigingen verschillende volkswoningbouwcomplexen. Zo maakte H.J. Jesse in 1918 voor woningbouwvereniging ‘De Eendracht’ het ontwerp voor een deel van de nieuwe stadswijk De Kooi bij het Kooipark. De huizen aan de Parkstraat, Lombokstraat e.o. werden gebouwd in 1919-'25, met aan de Parkstraat een poortgebouw met twee gevelstenen boven de dubbele doorgang. C. Ponsen ontwierp in 1924 voor woningbouwvereniging ‘Ons Doel’ in de Tuinstadwijk het woningbouwcomplex Pieter de la Courtstraat e.o., bestaande uit onder- en bovenwoningen onder platte daken. In de Professorenwijk kwam in 1935 het complex Lammenschansweg e.o. tot stand naar een traditionalistisch ontwerp van A.J. Kropholler en H.A. van Oerle.
Het voorm. Commissarishuis van het Delftse Schouw (Vlietweg 70-72), gelegen aan de zuidzijde van Leiden, is een kort na 1636 - na de aanleg van de Trekweg Delft-Leiden - naar ontwerp van Arent van 's-Gravesande gebouwd dwars eenlaagspand met boven de deur de wapens van Leiden en Delft.
Buitenplaatsen. Aan de rand van Leiden liggen ook enkele buitenplaatsen. Van de aan de Oude Rijn gelegen buitenplaats Rhijnhof (Rhijnhofweg 4) is het in oorsprong 17de-eeuwse huis in 1774 naar ontwerp van Johan Samuel Creutz verbouwd. Aan de zijde van het water heeft het een halfronde gevelpartij met koepeldak. Het interieur bevat verschillende vertrekken met decoraties in Lodewijk XVI-vormen. Terzijde staan een 18de-eeuwse stal met tuinmanswoning en een 19de-eeuwse oranjerie. Op de voormalige overtuin heeft men in 1909 de begraafplaats Rhijnhof aangelegd. Het aan de Rijn gelegen huis Buitenzorg (Hoge Rijndijk 316-318) werd rond 1730 gebouwd ter plaatse van een hofstede en in de 19de eeuw vergroot. Aan de rivierzijde heeft het een driezijdig uitgebouwde gevelpartij in Lodewijk XV-vormen met een klein bordes. Het aangebouwde (19de-eeuwse) koetshuis is voorzien van gesneden windveren. De doorgang in de tuinmuur aan de straatzijde wordt geflankeerd door hekpalen met Lodewijk XV-bekroningen. Aan weerszijden van de tuinmuur staat een dienstwoning. De oorspronkelijke overtuin is verdwenen.
Winkels. Vanaf het midden van de 19de eeuw werden bestaande panden in de binnenstad voorzien van een winkelpui. Daarnaast kwamen vanaf de eeuwwisseling ook geheel nieuwe winkels tot stand. Opvallende vroege winkelpuien zijn die van Nieuwe Rijn 99 (circa 1840), met een dorische pilasterstelling, en Aalmarkt 18 (circa 1860), met een ionische pilasterstelling. Rond 1890 geplaatste winkelpuien in neorenaissance-stijl hebben Hogewoerd 42, Nieuwe Rijn 43 en 58, Nieuwsteeg 27 en Botermarkt 15, waarbij de laatste is voorzien van fraai snijwerk. Laat-19de-eeuwse rijke eclectische winkelpuien zijn te zien bij Pieterskerkchoorsteeg 14, Hogewoerd 19,
Leiden, Winkel Breestraat 146
Lange Mare 104, Hooglandsekerkgracht 42-44, Hooigracht 41 en Hogewoerd 15. Voorbeelden van woon- en winkelpanden in eclectische of neorenaissance-vormen zijn Breestraat 11 (circa 1890; rijke winkelpui), Breestraat 12 en Hogewoerd 10. Voor slagerij P.J.W. van der Hart werd rond 1900 het winkelpand Pieterskerkgracht 8 gebouwd. De meubelfirma Hasselman & Pander liet in 1895 het eclectische woon- en winkelpand Hogewoerd 115 bouwen, met een winkelpui met gietijzeren kolommen. In 1907 volgde voor deze firma de drielaags meubelzaak Breestraat 146 naar een jugendstil-ontwerp van H.J. Jesse en W. Fontein. Zij ontwierpen verder voor C. Christiaanse de winkel Maarsmansteeg 8 (1905) met afgeronde hoek en eveneens met een stalen skelet met klinknagels voor de pui. Veel woon- en winkelpanden uit het begin van de 20ste eeuw kregen jugendstil-vormen. De rond 1905 voor de slagerij van E. Noack opgetrokken gevel bij Breestraat 65 heeft een kleurrijk sgrafitto-reliëf met florale motieven (gerestaureerd 1996). Interessante jugendstil-winkels zijn ook de voor A. Timmerman gebouwde herenmodezaak Breestraat 90 (1905), ontworpen door J. van der Heijden, en het met torenvormige hoekpartij opgerichte
Leiden, Winkel Hogewoerd 22
| |
| |
woon- en winkelpand Hogewoerd 22 (1911), gebouwd voor koekfabrikant B.H.J. Van der Linden naar ontwerp van P.J. Perquin. Geglazuurde baksteen is eveneens toegepast bij de jugendstil-panden Hogewoerd 85 en Steenstraat 9 (beide met houten erker), Jan Vossensteeg 43 (met inpandig balkon), Jan Vossensteeg 37, Hogewoerd 18 (met gebogen glazen winkelpui) en het voor meubelmaker J. van der Steen gebouwde pand Lange Mare 51 (1912). Een in verblendsteen opgetrokken gevel hebben Nieuwe Rijn 27 (geel) en Nieuwe Rijn 15 (1915; oranje-rood) naar ontwerp van H.J. Jesse. Aardige jugendstil-winkelpuien tonen Breestraat 106 (1905), Apothekersdijk 37 en Hooigracht 26. De zeer fraaie jugendstil-winkelpui van Nieuwe Rijn 8-10 kwam tot stand in twee fasen (1900 en 1906) naar plannen van W.C. Mulder voor winkelier M.J. Hoelen. De grote gekleurde tegeltableaus met florale motieven en de tekst ‘Robes et Confections’ in de zijportieken zijn vervaardigd door de firma Holland. De invloed van het rationalisme is zichtbaar bij het hoekpand Kort Rapenburg 10 (circa 1905). Juwelier P.J. van Kampenhout voorzag zijn winkel Haarlemmerstraat 125 rond 1925 van een houten winkelpui in art déco-vormen.
Het warenhuis van Peek & Cloppenburg (Breestraat 78) kreeg bij een verbouwing in 1933 een expressionistisch uiterlijk naar plannen van L.F.C. Gathier. In 1934-'36 is naar een ontwerp van L. en J.A. van der Laan het vijflaagse warenhuis van Vroom & Dreesmann (Aalmarkt 22) gebouwd, waarvan de bovenste verdieping iets terugwijkt. Nog origineel in het interieur zijn de grote trap en de glas-in-loodvensters van J. Nicolas in het trappenhuis. Het woon- en winkelpand Korevaarstraat 2, gebouwd in 1927 naar een zakelijkexpressionistisch ontwerp van F.L.J. Lourijsen, heeft een opvallende ronde gevelhoek aan de ene zijde en een verhoogd trapportaal aan de andere. Op de tegenovergelegen straathoek verrees in 1939 het woon- en winkelcomplex Gangetje 2-14, in een combinatie van zakelijk-expressionistische en functionalistische vormen naar ontwerp van C.L. Queré. In functionalistische stijl ontworpen door H. Lamberts is het in 1933-'34 voor boekhandelaar S.B. van Kloeten gebouwde woon- en winkelpand Breestraat 52, dat is voorzien van een opvallend verticaal gevelelement met een lantaarn. In traditionalistische stijl gebouwd is het winkelpand Hoogstraat 1 (circa 1950).
Het voorm. gebouw van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (Steenschuur 21) [70], een L-vormig neoclassicistisch pand met hoek- en zijrisalieten, werd in 1850 gebouwd naar ontwerp van J.W. Schaap. De eenlaagse vleugel aan de Langebrug kreeg in 1852 een verdieping. In het gebouw waren diverse zalen, een bibliotheek en een lagere school ondergebracht.
Het logegebouw ‘La Vertu’ (Steenschuur 4-6) [71] van de gelijknamige Leidse vrijmetselaarsloge (opgericht in 1757) kreeg in 1872 de huidige vorm, toen twee 17de-eeuwse panden werden samengevoegd achter één nieuwe lijstgevel met pilasters. Het bekronend fronton bevat een rond venster, dat is versierd met vrijmetselaarssymbolen (driehoek, passer en winkelhaak). Het interieur uit 1950 is ontworpen door gemeente-architect en logelid J. Neisingh.
Het voorm. volksbadhuis (Oude Singel 102) [72] was oorspronkelijk bestemd voor de werknemers van de textielfabriek
Leiden, Kantoorgebouw Leidsch Dagblad
J.J. Krantz & Zn., maar stond ook open voor andere Leidenaren. Het in 1895 naar een neorenaissance-ontwerp van C. Blansjaar gebouwde badhuis is tot 1925 als zodanig in gebruik geweest.
Het verenigingsgebouw ‘Het Leidse Volkshuis’ (Apothekersdijk 33) [73] dateert uit 1899 en is ontworpen door W.C. Mulder in een combinatie van rationalistische en jugendstil-elementen. Het gedeelte aan de Apothekersdijk bevat de ruimtes voor cursussen en voorstellingen.
De voorm. bioscoop ‘Lido’ (Steenstraat 39) [74] ontstond in 1934 toen men naar plannen van A.T. Kraan het concertgebouw Concordia verbouwde tot bioscoop. De zandstenen voorgevel met hoger opgetrokken middenpartij is uitgevoerd in art déco-vormen en met veel glas-in-lood.
Sociëteiten. De buitensociëteit van de in 1768 opgerichte herensociëteit Amicitia (Steenstraat 2) [75] werd in 1932 vervangen door het huidige gebouw in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van B. Buurman. Bij het oude gebouw behoorde de in 1898 naar plannen van W.C. Mulder opgetrokken kegelbaan (bij Steenstraat 2), een langgerekt en smal gebouw met vakwerkgevels en uitstekende zadeldaken in chaletstijl. De studentensociëteit Minerva (Breestraat 48-50) [76] is een functionalistisch gebouw met brutalistische details, gebouwd in 1963 naar ontwerp
| |
| |
Leiden, Nederlandsche Bank
van J.W.C. Boks, W. Eijkelenboom en A. Middelhoek, ter plaatse van een afgebrande voorganger.
Kantoor- en bankgebouwen. Door W.C. Mulder ontworpen zijn de voorm. Rijnlandsche Bank (Nieuwe Rijn 11) [77], gebouwd in 1891 in rijke neorenaissance-stijl, en de Leidsche Spaarbank (Oude Rijn 56-58) [78] uit 1904, opgetrokken in geel-oranje verblendsteen met rationalistische elementen (het lagere rechter bouwdeel 1974). Eveneens van zijn hand is het in jugendstil-vormen uitgevoerde Sijthoffgebouw (Doezastraat 3) [79], dat in 1908 tot stand kwam als kantoor voor deze uitgeversmaatschappij en voor het Leidsch Dagblad (tot 1917). De ingangspartij heeft men in 1960 gewijzigd. Het voorm. kantoorgebouw van de Leidsche Levensverzekeringsmaatschappij (Rapenburg 1-1a) [80] verrees in 1914 in Nieuw Historiserende vormen en kreeg daarbij een opvallende afgeronde hoekpartij met koepelbekroning. Kleinere vroeg-20ste-eeuwse kantoorpanden zijn Rapenburg 108 (circa 1905) in jugendstil-vormen met rode verblendsteen en Breestraat 63 (circa 1910) met rationalistische elementen. Architect W.M. Dudok leverde in 1914 het ontwerp voor het markant gelegen en rijk expressionistisch vormgegeven kantoorgebouw van het Leidsch Dagblad (Witte Singel 1), dat in 1916-'17 werd verwezenlijkt in opdracht van G.H. Sijthoff. De terracotta reliëfs met voorstellingen (schrijvende en sprekende mens) zijn vervaardigd door W.C. Brouwer.
Leiden, Wollendekenfabriek Van Wijk
Boven aan de regenpijpen zitten in zink uitgevoerde gestileerde olifantskoppen. De voorm. Nederlandsche Bank (Kort Rapenburg 1-3) [81], opgetrokken in 1919 naar ontwerp van J.A.G. van der Steur, is een blokvormig gebouw in ‘Um 1800’-stijl. Opvallend modern is het organisch vormgegeven kantoor van Katwijk Farma b.v. (Archimedesweg 2) uit 1995 naar ontwerp van A. Alberts en M. van Huut.
Pakhuizen. In de 17de eeuw hadden veel huizen tevens een opslag- of pakhuisfunctie, zoals te zien is bij Hooigracht 5-7 en Herengracht 82. Rond 1650 geheel als pakhuis gebouwd is Oude Rijn 90 (met trapgevel). Het Graanmagazijn der Armen (Oude Rijn 44-46) [82] werd in 1754 (gevelsteen) gebouwd als een dubbel pakhuis ter plaatse van het 15de-eeuwse Huiszittenhuis. Het links aangrenzende pand Oude Rijn 42 diende tot 1870 als broodbakkerij. In 1988 heeft men het complex verbouwd tot studentenhuisvesting. Een vergelijkbare brede afgeknotte topgevel als Oude Rijn 44 bezit het tot woonhuis verbouwde pakhuis Nieuwstraat 31a (circa 1700). Uit het midden van de 19de eeuw dateren de in sobere neoclassicistische vormen gebouwde pakhuizen Oude Rijn 36, met in de kroonlijst een olifantje op een console, en Lange Mare 60. Het pakhuis Nieuwstraat 43 uit 1863 heeft drie pakhuisdeuren boven elkaar. Het voorm. pakhuis Nieuwe Rijn 71 (circa 1870) kreeg gepleisterde lisenen en daklijst in de stijl van J.W. Schaap en het voorm. graanpakhuis Nieuwstraat 32 (circa 1875) is uitgevoerd in eclectische stijl. Iets jonger is het pakhuis Oude Rijn 89 uit 1904. Windmolens. In 1743 verrees op het Grote of Rijnsburgerbolwerk - ter plaatse van een voorganger uit 1667 - de korenmolen De Valk (2de Binnenvest- | |
| |
gracht 1) [83], een hoge ronde stellingmolen met een met dakleer beklede kap (gerestaureerd 1996). Als houtzaagmolen ingericht zijn de molens De Heesterboom (Haagweg 57) uit 1804 (gerestaureerd 1994) en De Herder (Haarlemmerweg 80), die in 1884 vanuit Amsterdam naar hier is overgebracht. Beide zijn stellingmolens met een houten onderbouw, een met riet gedekte achtzijdige romp en twee lage houten zijvleugels. Windmolen De
Put (1ste Binnenvestgracht 11) [84] is een replica uit 1987 van een gesloten houten standerdmolen uit 1640 van Jan Jansz de Put.
Verder zijn in de buitenwijken diverse poldermolens behouden, zoals de Maredijkmolen (Groene Maredijk ong.) uit 1735 (gerestaureerd 1983) en de Kikkermolen (Oegstgeesterweg ong.) uit 1752. Deze houten wipmolens bemaalden respectievelijk de Maredijkpolder en de Kikkerpolder. Eveneens genoemd naar de bijbehorende polders zijn de Stevenshofmolen (Tine Tammespad ong.; Stevenshofpolder), een in 1763 grotendeels herbouwde ronde grondzeiler, de Stadsmolen (bij Gooimeerlaan 3; Slaagh of Grote en Kleine Stadspolder), een flesvormige grondzeiler uit 1853, en de Roodenburgerpoldermolen (Kanaalweg 80; Roodenburger- en Cronesteinpolder), een in 1893 herbouwde gedrongen ronde grondzeiler.
Brouwerijen en stokerijen. Van oudsher kende Leiden verschillende destilleerderijen en bierbrouwerijen. Een van de oudste voorbeelden is de voorm. bierbrouwerij Apothekersdijk 12 uit de tweede helft van de 17de eeuw. Rond 1905 werd het gebouw in gebruik genomen als mineraalwaterfabriek en bierhandel. De voorm. likeurstokerij De Fransche Kroon (Langegracht 59-65) [85], voorheen Hartevelt & Zn., omvat nu nog drie pakhuizen met puntgevels en een kantoorpand, respectievelijk gebouwd in 1817 en 1825 op de plek van een voorganger uit circa 1740. De eigenlijke destilleerderij bevond zich aan de Zandstraat. De voorm. likeurstokerij W. Schüdel & Co. (Breestraat 15a) [86] uit 1893 bestaat uit een kantoorpand met een opvallende houten erker en daarachter een langgerekt bedrijfsgebouw. De voorm. bierbrouwerij De Posthoorn (Oude Vest 169) stamt uit de 18de eeuw, maar kreeg het huidige aanzicht rond 1890. Wat rest is de overwelfde toegangspoort naar de brouwerij (afgebrand in 1919) en enkele dienstwoningen uitgevoerd met vakwerk- (achtergevels) en chaletstijl-detaillering. In het pand Nieuwe Rijn 82, gebouwd in 1891 in neorenaissance-stijl, was op de begane grond een agentschap van de Zuidhollandsche Bierbrouwerij gevestigd. Het achterste deel van het pand diende nog een tijd lang als limonadefabriek. Een vergelijkbare combinatie van bedrijfsactiviteiten bestond ook in het pand Utrechtse Veer 24, dat is voorzien van een betegelde jugendstilpui uit 1905.
Textielnijverheid. Van de voor Leiden vanouds belangrijke, maar nu verdwenen, textielnijverheid zijn nog verschillende fabrieksgebouwen behouden. De voorm. wollendekenfabriek Van Wijk (Hogewoerd 145-153) [87] werd gebouwd in 1840 - mogelijk naar ontwerp van Th. Molkenboer - en in 1862 aangekocht door de firma Van Wijk. Bij een verbouwing onder leiding van W.C. Mulder verrees een vleugel met sprinklertoren (1910) naast de bestaande vleugel aan de Hogewoerd, die met een etage werd verhoogd (1912). Aan de Levendaal kwam in 1910-'13 een vleugel met betonskeletconstructie tot stand. In 1988 heeft men het complex ingrijpend verbouwd. De voorm. wollendekenfabriek J. Scheltema (Oude Singel 56) [88], opgericht in 1817, was tot 1958 gevestigd in een groot complex langs de Marktsteeg (circa 1880), dat rond 1895 werd uitgebreid met een pand in neorenaissance-stijl aan de Oude Singel. De voorm. wollendekenfabriek J. Zuurdeeg & Zn. (Oude Singel 174-176) [89] was sinds 1877 gevestigd in een inmiddels verdwenen fabriekspand van de textielfirma Krantz, waarvóór in 1895 naar ontwerp van W.F. van der Heijden het behouden kantoorgebouw in neorenaissance-stijl werd geplaatst. In de brede gevel zit een herplaatst poortje uit 1652, afkomstig van de brouwerij De Clock, waar Jan Zuurdeeg in 1805 de dekenfabriek begon. Van de voorm. wollendekenfabriek Zaalberg (Vestestraat 7) [90] resteert het drielaags magazijn annex kantoor uit 1909, waarvan de voorgevel is bekleed met lichtgekleurde geglazuurde baksteen. Een groot blokvormig fabriekspand uit 1925 met expressionistische details is de voorm. confectiefabriek Engelstein (Herengracht 36-38). De naastgelegen neorenaissance-villa Herengracht 34 uit 1895 diende als directeurswoning. De voorm. textielfabriek Clos & Leembruggen (3de Binnenvestgracht ong.) [91], gebouwd in 1939-'47 naar plannen van
B. Buurman, is een langgerekt tweelaags pand dat oprijst uit het water van de Maresingel. De raam- en deurkozijnen zijn vervaardigd van het toen moderne schokbeton. De in 1978 gesloten fabriek is tegenwoordig in gebruik als kantoor (energiebedrijf).
Overige bedrijfsgebouwen. Een van de grootste nog bestaande Leidse fabriekscomplexen is de voorm. meelfabriek De Sleutels (Oosterkerkstraat 18) [92], opgericht in 1884 door A. de Koster en A.J. Koole (gesloten 1988). Ontworpen door W.C. Mulder zijn het ketelhuis (1896) met rondbooggewelf op kolommen en het in gewapend cement uitgevoerde silogebouw voor graanopslag (1898-1904). Een staalskelet met houten vloeren heeft het hoge riffellokaal (voor het scherpen van de maalwalsen uit 1931). Een functionalistisch ontwerp van J.A. van der Laan is het meelpakhuis (1937), voorzien van een betonskelet met paddestoelvloeren. In functionalistische stijl ontwierp B. Buurman het kantoor en de dienstwoning (beide 1940). Het gebouw van de voorm. conservenfabriek Tieleman & Dros (Middelstegracht 83-89b) [93], gesticht in 1877, kwam rond 1900 tot stand in neorenaissance-stijl, mogelijk naar ontwerp van W.C. Mulder. Boven de poort zit een erker in chaletstijl. Eveneens door Mulder ontworpen is het kantoorgebouw van de voorm. broodfabriek Ceres (Korevaarstraat 30) [94], waarvan het linkerdeel met trapgevel in 1894 werd opgetrokken en het rechter bouwdeel in 1910. De voorm. stoomdrukkerij Eduard IJdo (Koppenhinksteeg 2) [95] en het bijbehorende woon- en winkelpand (Hooglandsekerkgracht 4) werden in 1889-'90 gebouwd naar een neorenaissance-ontwerp van D. Veilbrief. In 1901-'02 verrees naar plannen van J. van Lokhorst
| |
| |
Leiden, Koornbrug
het voorm. rijkszuivelstation (Vreewijkstraat 12), dat diende voor boteronderzoek en het toezicht op de naleving van de boterwet. Het door L. en J.A. van der Laan ontworpen gebouw van de voorm. koffiefabriek en theehandel Het Klaverblad (Korevaarstraat 2f) [96], gesticht in 1769, dateert uit circa 1924. Na de sluiting in 1987 heeft men de fabriek verbouwd tot een winkel met bovenwoningen. De fabriek van de Stichting Het Kaasmerk (Roomburgerweg 3) kwam in 1926-'27 tot stand naar een functionalistisch ontwerp van G. Stapenséa met bijbehorende kantoren en een directeurswoning. Aan de achterzijde bevindt zich een hal met sheddaken.
Van het voorm. openbaar slachthuis (Pasteurstraat 1), opgericht in 1903, zijn op het terrein het slachthuisgebouw, de keuringsloods en de personeelskantine behouden. Verder wordt het toegangshek geflankeerd door een dienstwoning met aangebouwd kantoor en de voorm. directeurswoning (Maresingel 20), met tuinhuis in chaletstijl.
Nutsgebouwen. Op het terrein van het energiebedrijf bevindt zich aan de Mare het restant van de watergasfabriek (bij Langegracht 70), bestaande uit enkele gebouwen uit 1902-'06 in sobere neorenaissance-stijl met klimmende boogfriezen. Verder staat hier het sober gedecoreerde smalle en diepe gebouw van de voorm. vuilverbrandingsoven (bij Langegracht 70) uit 1913, mogelijk ontworpen door J.H.E. Rückert. De oven is in gebruik gebleven tot 1929. De overige gebouwen van het gemeentelijk energiebedrijf (Langegracht 70) dateren uit circa 1930. De voorm. watertoren (Hoge Rijndijk 154) verrees in 1908 voor de Leidsche Duinwatermaatschappij naar een ontwerp van W.C. van Manen en met advies van S. de Clercq. De zandsteenkleurig bepleisterde toren heeft een met baksteen opgevulde betonnen skeletconstructie en is voorzien van een uitkragend
Leiden, Nieuwsteegbrug
betonnen vlakbodemreservoir. Het gebouw uit 1911 van de voorm. Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit (Hooigracht 12-14) [97] is opgetrokken in rode verblendsteen en vertoont late jugendstil-elementen. De erker boven de ingangspartij heeft een hardstenen reliëfvoorstelling met in het midden een klok. Het rioolgemaal (Geregracht 50) kwam in 1935 tot stand naar een ontwerp in zakelijk-expressionistische vormen van J.E. de Meyier of G. van der Mark. Het gebouw bevat tevens een trafohuisje en een urinoir.
Bruggen. Tot de oudste van de vele bruggen over de Leidse grachten behoren de al begin 13de eeuw genoemde Visbrug (bij Aalmarkt 21) [98], die de huidige vorm kreeg in 1652, en de St.-Jansbrug (bij Donkersteeg 21), die is verbouwd in 1670 en voorzien van een ijzeren overspanning in 1914. Het aantal bruggen nam toe met de groei van de stad; eerst in hout gebouwde bruggen werden later in steen vernieuwd. De Vlietbrug (bij Boisotkade 3) is een gemetselde boogbrug uit circa 1600 met zandstenen banden en een sluitsteen met leeuwenmasker. De Koornbrug (bij Nieuwe Rijn 23) [99] uit 1642 is een gemetselde brug van drie bogen bekleed met natuursteen. In 1825 werd deze brede brug voorzien van twee door S.
| |
| |
van der Paauw ontworpen neoclassicistische houten galerijen met dorische zuilen. Andere voorbeelden van gemetselde bruggen met drie bogen zijn de in 1669 herbouwde Nonnenbrug (bij Rapenburg 58), de Doelenbrug (bij Rapenburg 57) uit circa 1650 en de Lourisbrug (bij Herengracht 40a) uit 1659. De uit 1667 daterende Zijlpoortsbrug (bij Herensingel 53) had oorspronkelijk twee doorvaartopeningen met houten ophaalbruggen, die vervangen zijn door een vast dek met ijzeren liggers (1913 en 1937). Ook andere oude bruggen hebben later een vast brugdek met ijzeren liggers gekregen, zoals de eenbogige St.-Jeroenbrug (bij Rapenburg 117) uit 1577, de brug bij Oude Varkensmarkt 19 uit 1610, de uit 1660 daterende Kerkpleinbrug (bij Herengracht 88) met twee zijbogen en een vaste brugdek in het midden, en de oorspronkelijk driebogige Herenbrug (bij Herengracht 1) uit 1659, waarvan de middenboog in 1910 is vervangen door een ijzeren overspanning. Verder kreeg de in 1665 naar ontwerp van Willem van der Helm driebogig gebouwde Kerkbrug (bij Hooglandsekerkgracht 2a) in 1867 een door de firma D.A. Schretlen & Co. vervaardigde dubbele ijzeren ophaalbrug. Voorbeelden van 18de-eeuwse gemetselde boogbruggen zijn de Molensteegbrug (bij Vliet 35) uit 1730 en Marepoortsbrug (bij Nieuwe Mare 1) uit 1775. Rond 1900 gebouwd is de Bostelbrug (Kort Rapenburg), een met hardsteen beklede brug met drie openingen (gerenoveerd 1984).
Vaste bruggen van gietijzer zijn onder meer de Nieuwsteegbrug (bij Rapenburg 120), vervaardigd in 1884 door de Haagse firma Enthoven & Co., de Oranjebrug (Oranjegracht) uit 1867 en de Vreewijkerbrug (Witte Singel ong.) uit 1901. Voorbeelden van ongelijkarmige gietijzeren draaibruggen met één draaipijler zijn de Scheluwbrug (bij Oude Rijn 93) uit 1858 en de Kleine Havenbrug (bij Havenkade 1) uit 1870, de laatste vervaardigd door de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij te Leiden.
Over het Galgewater ligt de Blauwpoortsbrug (bij Blauwpoortsbrug 1), die in 1910-'11 met het bijbehorende brugwachtershuis in historiserende vormen
Leiden, Fontein Vismarkt
werd gebouwd ter vervanging van een brug uit 1866. De in het midden geplaatste ijzeren rolbasculebrug met elektrisch mechanisme is ontworpen door J.H.E. Rückert. De gevelstenen in het als viswinkel ingerichte brugwachterhuis zijn afkomstig van de Blauwpoort. De Grote Havenbrug (bij Havenplein 3), eveneens een ijzeren rolbasculebrug, werd gebouwd in 1929-'30 naar een expressionistisch ontwerp van G. van der Mark en C. van der Vlis.
Voorbeelden van ijzeren ophaalbruggen zijn de Spanjaardsbrug (Lage Rijndijk) uit 1933-'34, samengesteld uit balanspriemen in vakwerkconstructie en hameistijlen in vollewandconstructie, en de Rijnzichtbrug (Morsweg) uit 1932 met brugwachtershuis en trafohuisje. De laatstgenoemde ligt naast een ijzeren draai-spoorbrug uit 1877. Voorbeelden van ijzeren bascule-ophaalbruggen zijn de Singelbrug (Utrechtse Veer) en de Rijnbrug (bij Nieuwe Rijn 107), beide uit 1936, en de Schrijversbrug (Herensingel) uit 1940. Tot slot kan nog vermeld worden de ijzeren hefspoorbrug uit 1941 bij de Haagweg.
Het stationsgebouw van de Lijndiensten Stoomvaartmaatschappij ‘De Volharding’ (Haven 1-5) [100] is een naar plannen van W.C. Mulder in 1880 gebouwd en in 1890 met een etage verhoogd pand. De voorgevel in neorenaissance-stijl heeft in het midden een neogotisch driepasmotief. Tot 1930 vertrokken van hier lijndiensten naar Gouda en Amsterdam.
Het station Leiden Centraal (Stationsweg) is in 1993-'95 gebouwd naar ontwerp van H.G.J. Reijnders en verving het station van H.G.J. Schelling uit 1953. Kenmerkend zijn de witte stalen vakwerkconstructie van het hoofdgebouw en de gebogen witte perronoverkapping.
De fontein op de Vismarkt, uitgevoerd in hardsteen en wit marmer, werd in 1692-'93 opgericht ten behoeve van de visverkopers, naar ontwerp van Jacob Roman. Het beeldhouwwerk is van Johannes Hannaert en Cornelis Minee. Rond de fontein heeft men in 1858 een decoratief gietijzeren hekwerk geplaatst.
Pompen. De 18de-eeuwse waterpomp op de Garenmarkt heeft een houten pomphuis op hardstenen voetstuk en wordt bekroond door een zandstenen sajetklos (17de eeuw). Eveneens 18de-eeuws zijn de hardstenen pompen aan de Hooglandsekerkgracht, met bovenop een afbeelding van een burcht,
| |
| |
en in de Nieuwstraat, die is uitgevoerd met obeliskdecoratie.
Gedenktekens. Het in brons uitgevoerde standbeeld van Herman Boerhaave (Boerhaavelaan ong.) werd in 1872 vervaardigd door J.Th. Stracké en de gieterij Enthoven & Co. te Den Haag. In het Van der Werffpark staat een in 1884 geplaatst bronzen standbeeld van Pieter Adriaansz van der Werff, de burgemeester die stand hield bij de belegering van Leiden in 1574. De forse hardstenen sokkel heeft aan vier zijden een koperen reliëfvoorstelling vervaardigd door J.Ph. Koelman. In het Plantsoen staat een in 1924 ter gelegenheid van 350 jaar Leidens ontzet geplaatst natuurstenen gedenkteken. De in 1920 op de kop van het Rapenburg (bij nr. 1) ter herinnering aan de oorlogsjaren 1914-'18 en als eerbetoon aan burgemeester Gijselaar opgestelde bakstenen Gijselaarsbank, is door W.C. Brouwer uitgevoerd in expressionistische stijl. Aan de Tweede Wereldoorlog memoreren de in 1946 opgerichte oorlogsmonumenten aan de Haagse Schouwweg en in de Atjehstraat (bij nr. 4), het laatste in de vorm van een hoge zuil.
Parken. Aan de zuidoostzijde van de binnenstad werd in 1836 het Plantsoen opengesteld, ontworpen door S. van der Paauw als een landschappelijk wandelpark. Het Van der Werffpark (Steenschuur ong.) kwam in 1886 tot stand naar ontwerp van H. Copijn, ter plaatse van een door de buskruitramp van 1807 ontstaan open terrein dat jarenlang dienst had gedaan als militair exercitieterrein. Het Bos van Bosman (Wassenaarseweg ong.) is het restant van de voorm. buitenplaats Nieuweroord van A.G. Bosman, waarvoor tuinarchitect L.A. Springer in 1917 en in 1919 ontwerpen in gemengde tuinstijl maakte. Het in 1920 aangelegde Kooipark (Kooilaan ong.) - een klein park rond een oorspronkelijke eendenkooi - was de eerste groenvoorziening van enige betekenis buiten de singels. Op initiatief van enkele particulieren werd in de crisisjaren het Leidse Hout (Houtlaan ong.) aangelegd in de Kikkerpolder, naar een ontwerp uit 1927 van K.C. van Nes in samenwerking met het stedenbouwkundig bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok. In 1957 heeft men het Leidse Hout samengevoegd met het aangrenzende Bospark.
Begraafplaatsen. In 1810 werd door C. Mulder een plan gemaakt voor een begraafplaats voor welgestelden op het Nieuwe Bolwerk aan de Groenesteeg. De eerste begrafenissen vonden in 1813 plaats. Pas na 1827 maakte stadsarchitect S. van der Paauw een officieel plan van aanleg voor de Alg. begraafplaats Groenesteeg (Groenesteeg 126) [101]. De door hem ontworpen wit gepleisterde aula (1828) werd in 1859 in eclectische stijl verbouwd en met een etage verhoogd naar plannen van J.C. Rijk. Ernaast staat een ijzeren toegangshek met hardstenen obeliskvormige hekpijlers. Na de sluiting in 1975 en de restauratie in 1993-'95 is de begraafplaats nu opengesteld als stadspark. Interessante graftekens zijn die voor historicus R. Fruin († 1899), de obelisk in jugendstil-vormen naar ontwerp van Thérèse van Hall voor musicus F. Coenen († 1904) en het grafteken voor A.C. van Gogh-Carbentus († 1907), de moeder van Vincent van Gogh. Ook de stadsarchitecten S. van der Paauw († 1869) en J.W. Schaap († 1885) liggen hier begraven. In 1828 is op het bolwerk bij de Zijlpoort de R.K. begraafplaats Zijlpoort (Haven 64) [102] opengesteld. De door Th. Molkenboer ontworpen gepleisterde neoclassicistisch kapel uit die tijd kreeg rond 1890 een neogotische gevel met dakruiter en wordt geflankeerd door een dienstwoning en dienstruimten. Interessant is het grafteken voor hoogleraar J.M. Schrant († 1864). De Alg. begraafplaats Rhijnhof (Laan Te Rhijnhof 4), aangelegd in 1909 op de overtuin van de buitenplaats Rhijnhof, heeft aan het begin van de oude toegangslaan een laat-18de-eeuws ijzeren toegangshek met natuurstenen ronde hekpalen. |
|