De Lutherse kerk te Zierikzee is aan het eind van de 19de eeuw voorzien van Oegstgeester pannen. Deze beverstaartvormige pannen geven het dak het deftige aanzien van een leien dak
(1870-'71). Vanaf 1875 kwam de strengpers erbij, waar een door een spuitmond gevormde rechthoekige kleimassa telkens op baksteendikte werd afgesneden. De
strengperssteen is onder meer toegepast aan het raadhuis te Waarde (1909). Bij de neogotische kerken in Zeeuws-Vlaanderen zijn ook door de strengpers gevormde profielstenen gebruikt, zoals bij de H. Maria Hemelvaartkerk te Sas van Gent (1891-'92). Ook konden aangedroogde strengpersstenen nageperst worden. Deze
nageperste steen (ook verblendsteen genoemd) heeft een hoekige vorm en gladde buitenkant. Goede toepassingen hiervan tonen de dubbele villa Oostsingel 154-156 te Goes (1904) en de kerk van de Geref. Gemeente te Wolphaartsdijk (1912). Een variant op de nageperste steen was de in 1905 door de Dierense steenfabrikant J.M. van de Loo geïntroduceerde
bricorna-steen. Deze ‘bri(que) orna(ta)’ was voorzien van patroonschilderwerk in kleiverf. Illustratief is de toepassing bij enkele rond 1905 gebouwde huizen te Hengstdijk; bij Kerkstraat 3 in de groene en bij Kerkstraat 5 in de bruine variant. Tijdens de jugendstil-periode heeft men veel
geglazuurde baksteen verwerkt, zoals te zien is aan de winkelpuien van Kerkstraat 14-16 te Tholen en Dorpsstraat 61 te Wemeldinge (beide circa 1910) en vooral aan de boerderij Stadszicht bij Tholen (1909). Van een Belgische invloed getuigen de gevels die rond 1910 met
metrotegels zijn bekleed. Deze langwerpige tegels met aan alle zijden een facetvormige afschuining zijn onder meer gebruikt bij Weststraat 70 te Aardenburg, Koninginnestraat 36 te IJzendijke en Nieuwstraat 7 te Koewacht.
De toepassing van de stempelpers voor het vormen van dakpannen zorgde ervoor dat ook de dakpan maatvaster werd en een betere sluiting kreeg. De vanaf 1890 toegepaste
Het hek van de Alg. begraafplaats te Wissenkerke is een van de vele vanaf het midden van 19de eeuw in gietijzer uitgevoerde toegangshekken
kruispannen zijn hier een voorbeeld van. In Zeeland dekte men vooral met de verbeterde Hollandse pan (enkele kopsluiting) en de opnieuw verbeterde Hollandse pan (dubbele kopsluiting). Opmerkelijk zijn de incidenteel toegepaste
Oegstgeester pannen. Deze beverstaartvormige pan is van circa 1870 tot circa 1914 toegepast, onder meer op de Bewaerschole te Haamstede (1873) en de Luth. kerk te Zierikzee.
Op Tholen hebben enkele huizen laat-19de-eeuwse gecementeerde gevels met een ruwe (gerotste) pleisterlaag, zoals Stoofstraat 34 te Poortvliet en Hoge Markt 15 te Scherpenisse. Kalkzandsteen - dat rond 1900 beschikbaar kwam - is onder meer gebruikt voor eenvoudige woonhuizen aan de Wal te Tholen en de bollenschuur Burghseweg 66 te Burgh (circa 1905).
Vanaf 1825 werd zink gebruikt, zowel voor ornamenten als voor het bedekken van daken. Veel zink was afkomstig uit Luik, waar het werd gemaakt door de in 1810 gestichte Société Anonyme des Mines et Fonderies de Zinc de la Vieille-Montagne. Het in hun catalogus genoemde Nieuwe Arsenaal te Vlissingen (1823) is inmiddels niet meer met zink gedekt. Bestaande voorbeelden van zink als bouwmateriaal zijn het dak van het Jachthuis te Kloetinge (circa 1860), de vorstkam van de boerderij Schansstraat 12 te Baarland en de tuinkoepel te Ellewoutsdijk (1889).
Gietijzer, dat vanaf 1825 in Nederland werd toegepast, ontwikkelde zich tot een belangrijk bouwmateriaal. In eerste instantie vond het toepassing bij grafmonumenten en begraafplaatshekken, bijvoorbeeld te Middelburg, Goes, Burgh en Noordgouwe. Goede voorbeelden van gietijzeren constructies zijn de door de firma L.J. Enthoven & Zn. gegoten Spijkerbrug (1853) en Bellinkbrug