Kasteel Borgharen (Kasteelstraat 4) is een omgracht complex met een halfrond hoofdgebouw voorzien van twee flankerende vierkante torens en twee lange zijvleugels. De basis van het huidige kasteel is een waarschijnlijk 12de-eeuwse vierkante woontoren met een in de 13de eeuw toegevoegde ronde schildmuur. Van dit in 1318 verwoeste kasteel zijn in breuksteen uitgevoerde restanten nog herkenbaar in de onderbouw (kelder) en de halfronde achtergevel. Vanaf 1450 behoorde het kasteel lange tijd aan het geslacht Scheiffart van Merode. Vrijwel al het opgaande werk van de kern (hal/bovenhal) - die iets smaller is dan de oorspronkelijke woontoren - behoort tot de herbouw na een tweede verwoesting in 1483. Herman Scheiffart van Merode liet rond 1555 de oude ringmuur in mergelsteen verhogen en de hoektorens op de zandstenen plint (her)bouwen in mergel. De middentoren werd het trappenhuis voor de eromheen ingerichte vertrekken.
Een bouwcampagne in laat-maniëristische vormen, uitgevoerd in baksteen met decoratieve onderdelen in mergel, kwam tot stand tussen 1648 en 1669 in opdracht van Philibert van Isendoorn à Blois. Hiertoe behoren de bovenste geledingen van de zijtorens en de lange zijvleugels. De achtergevels van deze vleugels hebben een hardstenen onderbouw met schietsleuven, die behoren bij een vroeg-16de-eeuwse vergroting van het kasteel. Rechts van de stenen toegangsbrug is een steen uit 1669 ingemetseld met de wapens van de families Van Isendoorn à Blois en Van Agris. De bij deze campagne opgetrokken ingangsvleugel werd in 1776 vervangen door een smeedijzeren hekwerk in late Lodewijk XV-stijl met het alliantiewapen van de families De Rosen en Van der Heyden à Blisia. Bij de vanaf die tijd in opdracht van Charles-Servais de Rosen uitgevoerde verbouwingen, naar plannen van Mathias Soiron, heeft men de nog zichtbare middentoren verlaagd tot onder het nieuwe mansardedak. De voorgevel kreeg in 1785 een classicistisch aanzicht met een mergelbekleding en een breed hardstenen bordes met dubbele bordestrap. De wapens van de families De Rosen en Van Buel zijn opgenomen in het smeedijzeren balkonhek. Hun monogrammen zijn verwerkt in de ijzeren raamhekjes en bordesleuning. De zijtorens hebben windvanen met de jaartallen 1821 en 1822. De zijvleugels zijn recent gerestaureerd.
Het interieur bevat enkele kelders, die voornamelijk met mergel tongewelven zijn gedekt. In de met troggewelven gedekte keuken in de onderbouw bevindt zich een herplaatste zandstenen schouw (tweede helft 16de eeuw). De met kwartierwapens versierde grafzerk van Philibert van Isendoorn à Blois († 1677) is ingemetseld in de passage onder de zuidtoren. Van een verbouwing in 1760 resteert onder meer de rijke balustertrap in Lodewijk XV-stijl in de hal. Tot de laat-18de-eeuwse interne verbouwing in Lodewijk XVI-stijl, grotendeels naar plannen van Mathias Soiron, behoort de inrichting van de ovale Blauwe Kamer, de Roze Kamer (eetzaal), de Chambre Romaine met pseudo-Pompeïaanse behangselschilderingen, de Chinese Kamer met geschilderde chinoiserieën en de Grote Salon met pastorale behangselschilderingen van P.M. de Lovinfosse (1790). Uit de eerste helft van de 19de eeuw dateren de neoclassicistische grisailles in de hal, de halfronde vestibule en de bovenhal. De in 1895 aangebrachte neogotische inrichting van de archiefkamer in de zuidelijke zijtoren is mogelijk ontworpen door P.J.H. Cuypers.
De
tuin rond het kasteel is rond 1790 in vroege landschapsstijl aangelegd na het naar buiten verleggen van de omgrachting. In de tuin staan enkele laat-18de-eeuwse siervazen en een postament met terracottabeeld. De tuinmuur - die het hele kasteelterrein inclusief gracht omgeeft - bevat aan de zuidwestzijde een smeedijzeren hekwerk uit 1790. De ijzeren brug aan die zijde is 19de-eeuws. Op de neerhof staan de restanten van de U-vormige
kasteelhoeve uit het derde kwart van de 17de eeuw. Het middengedeelte is door instorting verdwenen. De zijvleugels zijn in 1895 ingekort. Inwendig zijn er nog twee schouwen met gebeeldhouwde wangen (1657). Ten zuidoosten van de oude hoeve zijn in 1895 enkele agrarische gebouwen opgetrokken, waaronder een grote voorraadschuur (Kasteelstraat 2) en een lager poortgebouw. Aan de toen nieuw aangelegde oprit staat het door P.J.H. Cuypers
Borgharen, R.K. St.-Corneliuskerk
ontworpen
poortgebouw (Kasteelstraat 6), uitgevoerd in neorenaissance-vormen en voorzien van een slanke ronde traptoren met helmdak en ui-vormige bekroning.
De R.K. St.-Corneliuskerk (Kerkstraat 10), tot 1979 gewijd aan St. Martinus, is een eenbeukige kruiskerk met driezijdig gesloten koor en transept en een rijk uitgevoerde toren van vier geledingen en een ingesnoerde naaldspits. Naar ontwerp van Joh. Kayser kwam deze neogotische kerk in 1887-'88 tot stand. In de toren hangen twee door Alexis Julien gegoten klokken (1699). De kerk bevat een laat-15de-eeuws hardstenen doopvont. Verder zijn er nog een verweerde grafsteen van Gerard van Bornem alias Van Merode († 1535) en een grafsteen uit 1720.
De voorm. watermolen (Bovenstraat 12) is een langgerekt, wit geschilderd pand met tuitgevels en aanbouwen met lessenaarsdak. De kern dateert uit de 17de eeuw en is opgetrokken in breuksteen en mergel. Het molenrad is verdwenen.
De boerderij ‘Wiegershof’ (Wiegershof 1), gelegen ten noorden van Borgharen, is een oorspronkelijk omgrachte gesloten hoeve, die al in de 17de eeuw wordt genoemd. Het huidige complex kwam in 1793 tot stand naar plannen van Mathias Soiron in opdracht van Charles-Servais de Rosen. Opvallend