Bij kasteel Eijsden zijn het basement, de hoekblokken, de horizontale banden en de kozijnen uitgevoerd in hardsteen. Deze vormgeving wordt wel de Maaslandse bouwwijze genoemd (1959)
tweehonderd jaar, want hoewel essenhout inwendig heel hard kan worden, blijft het uitwendig maximaal twee eeuwen goed.
De jaarringen van hout - en vooral eikenhout - geven de mogelijkheid om het kapjaar van de boom te bepalen en daarmee het betreffende deel van de constructie te dateren. Deze dendrochronologische datering wordt in dit boek aangegeven met (d), zoals bij de al genoemde kap van de O.L.-Vrouwebasiliek te Maastricht en het zojuist genoemde vakwerkhuis uit Eijsden.
Terwijl elders in ons land nagenoeg geen bruikbare natuursteen voorkomt, is dat in Limburg wel het geval. Bij de eenvoudiger architectuur betreft dit lokale steen, zoals de ijzeroer die is verwerkt in torens te Bergen en Afferden en de maaskeien die zijn gebruikt bij de bouw van de kerken te Asselt, Limbricht en Heel. In Zuid-Limburg kregen vakwerkhuizen vaak een plint van lokale kwartsiet en vuursteen, of zelfs een gevel van veldkeien (Sprinkstraat 12 te Margraten).
Andere natuursteen werd planmatig gewonnen. In de laatste periode van het Boven-Krijt - ook Maastrichtien genoemd - vormde zich in Zuid-Limburg een dikke laag kalksteen, waarvan het onderste deel harder is en die naar zijn vindplaats Kunradersteen genoemd wordt. Deze in de omgeving van Kunrade en Bocholtz gewonnen steen werd als breuksteen toegepast, maar ook als bewerkte steen, zoals in de middeleeuwse torens van Eygelshoven en Heerlen, alsmede de moderne kerken te Simpelveld, Ransdaal, Ubachsberg en de Maastrichtse St.-Lambertuskerk. Het bovenste deel van de genoemde kalkafzetting bestaat uit een zachtere fijnkorrelige geelwitte kalksteen (Maastrichts krijt of tufkrijt) die doorgaans mergelsteen wordt genoemd. Deze steen werd al door de Romeinen gebruikt, maar vooral vanaf de 13de eeuw vond ondergrondse winning plaats. Als gevolg daarvan ontstonden bij Maastricht (St.-Pietersberg) en in de omgeving van Valkenburg en Sibbe uitgebreide gangenstelsels (mergelgroeven). Mergel werd op vele plaatsen toegepast en door zijn zachtheid ook veelvuldig gebruikt voor beeldhouwwerk. De iets hardere bovenlaag, Tauwsteen geheten, gebruikte men vaak voor vensterdorpels. Dichtbij de groeven verrezen complete gebouwen in mergelsteen (soms met bakstenen vensteromlijstingen), verder van de groeven verwijderd zijn vooral mergelstenen speklagen toegepast. Mooie voorbeelden zijn de Maastrichtse augustijnenkerk, de ruïne van kasteel Valkenburg en de inwendig geheel in mergel uitgevoerde moderne kerk van Meijel.
De bij Epen gewonnen kolenzandsteen - een donkerkleurige kiezelzandsteen - werd lokaal verwerkt. De aan de grote kerken te Maastricht, Thorn, Susteren, Sint Odiliënberg en Rolduc toegepaste kolenzandsteen werd uit het aangrenzende buitenland aangevoerd. De Nivelsteiner zandsteen is afkomstig uit het Duitse grensgebied langs de Worm. Deze fijnkorrelige zandsteen heeft men in de abdij van Rolduc toegepast en ook de zuilen van de kerk te Susteren zijn er van gemaakt, alsmede de moderne kerken van Spaubeek en Gulpen. Opmerkelijk zijn de zuilen van het Bergportaal van de Maastrichtse St.-Servaasbasiliek. Deze bestaan uit kalksinter, een materiaal afkomstig uit de Romeinse waterleiding van de Eiffel naar Keulen, waarin het als een soort ‘ketelsteen’ is gevormd.
In Midden- en Noord-Limburg verwerkte men vanaf de 11de eeuw tufsteen. Deze lichtbruin-beige gekleurde steen van vulkanische oorsprong, aangevoerd uit de Eifel via de Rijn, is onder meer te zien aan de kerk te Sint Odiliënberg en de toren te Nederweert. De goed te bewerken kalkhoudende Baumberger steen, afkomstig uit de buurt van Munster, werd van de 14de tot de 16de eeuw toegepast, vooral voor beeldhouwwerk. Het mooiste voorbeeld zijn de ‘Gregoriusmis’ in de kerk te Horst en het stichtersgraf in de Roermondse O.L.-Vrouwe-Munsterkerk.
Stroomopwaarts in het (Belgische) Maasgebied werd een harde kalksteen gewonnen. De hiervoor gebruikte term hardsteen wordt tevens gebruikt als een algemenere term voor donkere Belgische kalksteen. Hardsteen is afkomstig uit Henegouwen en de Ardennen. De meeste van de in Limburg toegepaste kalksteen is echter afkomstig uit het gebied rond Namen. Deze Naamse steen (ook arduin of Maassteen genoemd) is een kalksteen waarin geen fossielen voorkomen en die is ontstaan tijdens het Devoon. Het heeft een blauwgrijze tot zilvergrijze kleur en is onder meer toegepast aan de gevel van het Maastrichtse Dinghuis. De stenen van het Maastrichtse stadhuis kwa-