| |
Leeuwarden (Ljouwert)
Leeuwarden, Stadsplattegrond uit 1603
Hoofdstad van de provincie. Leeuwarden ontstond als een nederzetting op een noord-zuid gerichte kwelderwal bij de monding van de Ee in de toenmalige Middelzee. Iets westelijker lag de terp Oldehove, die vanaf de late 9de eeuw plaats bood aan de St.-Vituskerk, maar die waarschijnlijk eerder bewoond was geweest. In de 9de eeuw of kort daarvoor kwam de bewoningskern Nijehove tot ontwikkeling op een terp ten noorden (Kleine Hoogstraat e.o.) en een terp ten zuiden (Grote Hoogstraat e.o.) van de toenmalige Eemonding ter hoogte van het huidige Gouverneursplein. De vroegste vermelding van de naam Leeuwarden dateert uit de 11de eeuw.
| |
| |
Leeuwarden, Binnenstad
1 | (Herv.) Grote of Jacobijnerkerk en Kosterij (zie p. 193) |
2 | Oldehove (p. 195) |
3 | Waalse kerk (p. 196) |
4 | Westerkerk en Patershuis (p. 196) |
5 | Evang. Luth. kerk (p. 196) |
6 | Doopsgez. kerk (p. 196) |
7 | synagoge (p. 197) |
8 | R.K. St.-Bonifatiuskerk (p. 197) |
9 | St.-Elisabethgesticht (p. 198) |
10 | (Geref.) Noorderkerk (p. 198) |
11 | Leger des Heilsgebouw (p. 198) |
12 | Nieuwe Stads Weeshuis (p. 198) |
13 | Oud St. Anthony Gasthuis (p. 198) |
14 | Nieuw St. Anthony Gasthuis (p. 199) |
15 | Stads-Armhuis (p. 199) |
16 | Diaconessenziekenhuis (p. 199) |
17 | Kanselarij (p. 199) |
18 | Waag (p. 200) |
19 | Stadhuis en Hoofdwacht (p. 200) |
20 | Provinciehuis (p. 201) |
21 | Prins Frederikkazerne (p. 202) |
22 | Infirmerie (p. 202) |
23 | Manege (p. 202) |
24 | Paleis van Justitie (p. 202) |
25 | Strafgevangenis (p. 203) |
26 | Kantongerecht en ijkkantoor (p. 203) |
27 | Beurs annex Waag (p. 203) |
28 | Post- en telegraafkantoor (p. 203) |
29 | bibliotheek (p. 203) |
30 | schoolgebouw Groeneweg (p. 203) |
31 | Middelbare school voor meisjes (p. 203) |
32 | schoolgebouw Raadhuisplein 25 (p. 203) |
33 | schoolgebouw St.-Anthonystraat 6 (p. 203) |
34 | Gemeentelijke school nr. 1 (p. 203) |
35 | Gymnastiekschool nr. 4 (p. 204) |
36 | Joodse school (p. 204) |
37 | Stedelijk Gymnasium (p. 204) |
38 | Stadhouderlijk hof (p. 204) |
39 | Stadhouderlijke rijschool en stallen (p. 205) |
40 | Princessehof (p. 205) |
41 | Boshuisen Gasthuis (p. 206) |
42 | Luilekkerlandkameren (p. 206) |
43 | Marcelis Goverts Gasthuis (p. 206) |
44 | Gabbema Gasthuis (p. 206) |
45 | Coulonhuis (Fryske Akademy) (p. 210) |
46 | Eysingahuis (Fries Museum) (p. 211) |
47 | Centraal Apotheek (p. 214) |
48 | C & A (p. 214) |
49 | kantoor Algemeene Friesche Levensverzekeringsmaatschappij (p. 215) |
50 | bijkantoor Levensverzekeringsmaatschappij Utrecht (p. 215) |
51 | telefoonkantoor Ribbing van Bork (p. 215) |
52 | Friesche Bank (p. 215) |
53 | Friesland Bank (p. 215) |
54 | pakhuis Nieuweburen 137 (p. 216) |
55 | jalouzieënwerkplaats & Water- en Vuurhuisje (p. 216) |
56 | papierfabriek 't Springend Hert (p. 216) |
57 | kaashandel Leeuwarder Kaashandel Bodegraven (p. 216) |
58 | kunstsmederij J. Kroes (p. 216) |
59 | Station (p. 216) |
60 | 1e Kanaalbrug (p. 217) |
61 | Oosterbrug (p. 217) |
62 | Mercuriusfontein (p. 217) |
63 | Pier Pandertempeltje (p. 217) |
In de 11de of 12de eeuw werd de nederzetting beter beveiligd tegen het zeewater door de aanleg van een zeekade of dijk, die het tracé Wirdumerdijk, St.-Jacobsstraat, Beijerstraat en het westelijke deel van de Grote Kerkstraat richting Oldehove volgde. Een zijl tussen de St.-Jacobsstraat en Beijerstraat zorgde voor de uitwatering van de Ee. Na het verlanden van de Middelzee in de 13de eeuw heeft men het gebied ten westen van de St.-Jacobsstraat ingedijkt en de Ee verlengd met een gracht naar een nieuwe zijl aan de zuidzijde van het Herenwaltje. Op de terp Oldehove werd de houten St.-Vituskerk eind 10de of begin 11de eeuw in steen herbouwd. Toch vond de stedelijke ontwikkeling van Leeuwarden in eerste instantie niet hier plaats maar in Nijehove, waar in de late 12de eeuw een aan Maria gewijde parochiekerk werd gesticht (gesloopt 1765) en in 1245 een dominicanenklooster. Leeuwarden, inmiddels uitgegroeid tot handelsnederzetting, verwierf in de 13de eeuw zelfstandigheid binnen de grietenij Leeuwarderadeel.
Aansluitend op de Ee en het Vliet - een uit oostelijke richting in de Ee uitkomende waterloop - werd in de 14de eeuw een verbindingsgracht gegraven, nu nog herkenbaar in het tracé van Voorstreek en Kelders. Aan de zuidzijde vormde de Weaze de verbindingsgracht met het riviertje de Potmarge. De zuidelijke stadsgracht werd later in westelijke
| |
| |
richting doorgetrokken: de Nieuwestad. Eind 14de eeuw was de stad omgracht langs het tracé: Naauw, begin Nieuwestad, Bagijnesteeg, St.-Anthonystraat, Perkswaltje, Nieuweburen, Voorstreek, Tuinen, Turfmarkt, Tweebaksmarkt, Druifstreek, Zwitserswaltje en Weaze. Direct ten noordoosten van deze stadskern kwam in de 14de eeuw bij de Camminghastins de buurtschap Hoek tot ontwikkeling. Oldehove en Hoek kwamen tussen 1426 en 1435 onder hetzelfde recht als de stedelijke kern Nijehove. Het economisch centrum verschoof in de late middeleeuwen van de Hoogstraten naar de grachtenas Voorstreek, Kelders, Naauw en Nieuwestad, waar koopmanshuizen werden gebouwd. Aan de zuidzijde van de Nieuwestad werd de waag gevestigd. Tussen 1481 en 1494 werd een nieuwe stadsgracht gegraven die de 15de-eeuwse uitbreidingen van het oude centrum én de terp Oldehove en de buurtschap Hoek omsloot, waarmee de omvang van de huidige binnenstad was bereikt. De stad kreeg wel enkele land- en waterpoorten, maar geen volledige stenen ommuring. In 1504 riep hertog Albrecht van Saksen Leeuwarden uit tot hoofdstad van Friesland, hetgeen werd bekrachtigd door de vestiging van het Hof van Friesland. Voor Leeuwarden betekende dit een belangrijke impuls. Aan de Turfmarkt en Tweebaksmarkt kregen in de loop van de 16de eeuw enkele gewestelijke instellingen hun plaats: de Kanselarij, het Landschapshuis (gesloopt 1849) en het Collegie of provinciehuis. Het blokhuis dat in 1499 door hertog Albrecht aan de zuidoostzijde van de stad was opgericht, werd in 1580 gedeeltelijk ontmanteld, waarna ten noorden daarvan - in het zogeheten Herenhof - de Kruisstraat, de Nieuwe Oosterstraat en de nieuwe Keizersgracht werden aangelegd.
Na de Reformatie in 1580 werd de Jacobijnerkerk de hoofdkerk van de stad. De in verval geraakte St.-Vituskerk sloopte men in 1596, met uitzondering van de in 1529-'32 opgetrokken maar onvoltooide kerktoren, de Oldehove. Door confiscatie van de kloosters kwamen nieuwe terreinen voor huizenbouw beschikbaar. Zo werden eind 16de en begin 17de eeuw de Bredeplaats, Achter de Grote Kerk, Bollemanssteeg, Nieuwesteeg en Heerestraat aangelegd. Verder moderniseerde men de stadswal door de aanleg van een ring van bastions; rond 1583 de Amelandsdwinger en het Hoeksterbastion aan de noordoostzijde, de overige bastions rond 1620. Ter plaatse van het Zaailand kwam in het eerste kwart van de 17de eeuw een kleine stadsuitbreiding tot stand; hier werd de oude buitengracht tot binnengracht (Heerengracht). Het belang van de stad als bestuurlijk centrum werd vergroot door de komst van de eerste Friese stadhouder, Willem Lodewijk van Nassau-Dietz (‘Us Heit’) in 1584. Aan het Hofplein werd het stadhouderlijk hof ingericht, dat tot het vertrek van stadhouder Willem IV naar Den Haag in 1747, aan de stad allure verleende. Het stadhuis, oorspronkelijk gevestigd aan de Grote Hoogstraat, werd in 1618 verplaatst naar het Raadhuisplein, tegenover het stadhouderlijk hof. In 1791 verloor Leeuwarden de status van vestingstad, waarna men tussen 1818 en 1859 de stadspoorten afbrak en de omwalling en de bastions afgroef en omvormde tot kaden en wandelgebieden. De vorm van de bastions bleef herkenbaar. De Prinsentuin - de voormalige stadhouderlijke lusthof - en de aangrenzende bastions veranderde men in een publiek park.
Een ingrijpende wijziging aan de noordzijde van de binnenstad kwam in 1859-'60 tot stand ten behoeve van de scheepvaart: bij de Camstraburen werd een korte, rechte verbinding gegraven tussen de Dokkumer Ee en de Noorder Stadsgracht. De gedempte Noorderkade werd de Noorderweg en de Reindersbuurt en de Arendstuin kwamen binnen de stadsgracht te liggen. In de zuidwesthoek van de binnenstad werd de Heerengracht gedempt (1846), waardoor een groot plein ontstond dat vanaf 1894 als Wilhelminaplein bekend staat. Hier verrees het nieuwe Paleis van Justitie (1846-'51). Uit hygiënische overwegingen dempte men verder onder meer de noordtak van de Keizersgracht (1845; rest 1957), de gracht bij Perkswaltje en Nieuweburen (1863-'64), de Oude Gracht (1870) - nu St.-Anthonystraat/Bagijnesteeg - de gracht van Wortelhaven via Eewal tot Nieuwestad (1884) en de gracht van de Turfmarkt-Tweebaksmarkt-Druifstreek-Zwitserswaltje (1894).
| |
| |
Leeuwarden, Binnenstad vanuit het westen
In het tweede kwart van de 19de eeuw kreeg Leeuwarden door de verbetering van bestaande wegen en de aanleg van nieuwe Rijksstraatwegen betere verbindingen met Overijssel (1827-'29), Groningen (1830-'31), Harlingen (1842), Sneek (1842), Lemmer (1846) en Stiens (1846-'47). Leeuwarden ontwikkelde zich ook tot een spoorwegknooppunt met verbindingen naar Harlingen (1863), Groningen (1866), Zwolle (1868), Staveren (1885) en Dokkum (1901); rond 1900 kwam er ook een tramverbinding met het noordwesten van de provincie tot stand.
De industriële ontwikkeling van Leeuwarden bleef beperkt van omvang en was voornamelijk gericht op de agrarische sector, met onder meer enkele cichoreifabrieken, zuivelfabrieken en een strokartonfabriek. Ten behoeve van de handel in agrarische producten bouwde men een nieuwe graanbeurs met zuivelwaag (1878-'80) aan de Wirdumerdijk.
In de 19de eeuw groeide de bevolking van Leeuwarden. Er werden arbeiderswoningen en herenhuizen gebouwd in aansluiting op de bestaande singelbebouwing langs de Ooster- en Zuidergrachtswal, de ‘uitbuurten’ langs de Dokkumer Ee en het Vliet en de uitvalswegen. Het gebied tussen de zuidelijke stadsgracht en het station (Stationskwartier) werd planmatig ingericht in de jaren 1868-'69 naar een ontwerp van stadsarchitect Th.A. Romein. Aan en nabij de recht getrokken Zuider Stadsgracht verrezen in de jaren daarop herenhuizen (Willemskaden) en villa's (Sophialaan). Eind 19de eeuw ontstond aan de noordwestzijde van de stad de eerste aanzet van de Transvaalwijk in aansluiting op de al in 1830-'33 gestichte Alg. begraafplaats. Aan de zuidoostzijde van de stad was de aanleg van het Nieuwe Kanaal rond 1895 - ter vervanging van het smalle en kronkelige Vliet - de basis voor een nieuwe wijk die tussen 1896 en 1910 vorm kreeg. In het begin van de 20ste eeuw kwamen in aanvulling op de laat-19de-eeuwse schilbebouwing aan de oost- en westzijde nieuwe wijken (Westerparkwijk, Vogelbuurt) tot stand. Verder realiseerde men de eerste sociale woningbouwprojecten; de Indische Buurt en de Saskiastraten aan de oostzijde van de stad, de Hollanderwijk ten zuiden van het spoor.
Het door Gemeentewerken opgestelde voorlopige uitbreidingsplan uit 1920 en de definitieve versie in 1930 waren vooral van invloed op de ontwikkeling van het stratennet van de buitenwijken. De toename van het verkeer leidde tot het plan voor een oost-west gerichte verkeersdoorbraak door de binnenstad, maar verder dan de verbreding van de
| |
| |
Leeuwarden, (Herv.) Grote of Jacobijnerkerk, plattegrond
Peperstraat en de Paardenpijp in 1931 is het niet gekomen.
Na de Tweede Wereldoorlog bouwde men bij de groei van de stad in eerste instantie voort op het oude uitbreidingsplan. Bij gemeentelijke herindelingen tussen 1944 en 1984 werden aan alle zijden van de stad, maar vooral aan de zuidzijde, gebieden toegevoegd. Rondom de binnenstad konden hierdoor een ringweg en nieuwe woonwijken worden gerealiseerd. Ondanks de omringende nieuwbouw bleven de dorpskern van het oude Huizum en de oude uitbuurt daarvan bij de Schrans, herkenbaar. Andere belangrijke veranderingen zijn het rond 1951 aan de zuidzijde van de stad gegraven Van Harinxmakanaal, de demping van het Vliet (1969-'71) en de herinrichting van het stationsgebied en de omgeving van het Zaailand met grootschalige gebouwen vanaf de jaren zeventig van de 20ste eeuw. Bij de Oldehove is in 1994 een groot nieuw stadskantoor geopend. Leeuwarden is een beschermd stadsgezicht.
De (Herv.) Grote of Jacobijnerkerk (Jacobijnerkerkhof 95) [1] is een grote driebeukige kerk met vijfzijdig gesloten koor, tussen circa 1275 en 1310 gebouwd bij een dominicanenklooster, dat rond 1245 werd gesticht. Sinds de Reformatie is het de hoofdkerk van de stad. De oorspronkelijk tweebeukige kerk had een smalle, vensterloze noordbeuk aan de zijde van het klooster. De van deze fase behouden delen van het schip en het koor hebben rijk geprofileerde natuurstenen vensteromlijstingen en een - deels met terracotta elementen uitgevoerd - spitsboogfries langs de dakrand. De oorspronkelijke sporenkap met blokkeels is mogelijk in de 14de of anders begin 16de eeuw versterkt met zwaardere gestapelde jukken. De pijlers tussen middenschip en noordbeuk zijn in de 15de eeuw gewijzigd. Eind 15de eeuw heeft men het noordkoor van het hoofdkoor
| |
| |
Leeuwarden, (Herv.) Grote of Jacobijnerkerk, 1994
afgescheiden en in twee lagen verdeeld. De met dwarskappen en topgevels met blindnissen opgetrokken zuidbeuk is in twee fasen toegevoegd. In 1504 (d) kwamen de drie oostelijke traveeën tot stand, toen nog als afzonderlijke kapellen. De meest westelijke travee werd in 1521 (d) toegevoegd. Aan de zuidoostzijde is kort na 1504 een sacristie opgetrokken, die in 1663 werd voorzien van een classicistisch poortje. Het koor heeft een classicistische ingangspoort uit 1662 - het zogeheten Oranjepoortje - met twee omrankte getordeerde corintische zuilen en een koperen oranjeboom op een houten fronton (gerestaureerd in 1948). Begin 19de eeuw heeft men de noordbeuk voorzien van vensteropeningen en kreeg vrijwel de gehele kerk nieuwe ramen. Bij de kerkrestauratie in 1972-'78, onder leiding van architectenbureau Wiersma en Brugman, zijn de 19de-eeuwse bepleistering en enkele aanbouwsels verwijderd en heeft men het laat-middeleeuwse houten Angelustorentje met naaldspits gereconstrueerd.
Het interieur van de kerk wordt gedekt door houten tongewelven. Het laat-middeleeuwse, maar deels gewijzigde, houten gewelf van middenschip en koor vertoont nog gewelfschilderingen met vierpassen en keperbanden en een Madonna met twee engelen. De houten
Leeuwarden, (Herv.) Grote of Jacobijnerkerk, interieur (1981)
gewelven van de noord- en de zuidbeuk kwamen begin 19de eeuw in de plaats van stenen voorgangers. Bij de laatste restauratie is in het afgescheiden zijkoor (nu consistorie) het huidige houten gewelf aangebracht. De voorm. sacristie of Broodkapel, zo genoemd wegens de daar vanaf de 17de eeuw lange tijd georganiseerde brooduitdelingen, heeft vroeg-16de-eeuwse stenen netgewelven, waarvan de sluitstenen zijn voorzien van - opnieuw gepolychromeerde - wapens van Friesland en Saksen. Op de zuidmuur van het schip bevinden zich fragmenten van apostelfiguren en de profeet Jesaja (1575), toegeschreven aan Adriaan van Cronenburgh, en in een dichtgezette
| |
| |
vensternis in de oostwand een Madonna met kind (begin 16de eeuw). De schilderingen zijn in 1978-'79 gerestaureerd.
In de grafkelder onder het koor vonden vanaf 1588 de Friese Nassau's hun laatste rustplaats, vanaf eind 17de eeuw in de benedenruimte van het afgescheiden zijkoor. De grafmonumenten zijn in 1795 vernield. Bij de restauratie van het koor in 1948 heeft men een reconstructie gemaakt van het hoofdkoor als grafkapel. Op een nieuwe houten tombe - tevens toegang tot de grafkelder - zijn de teruggevonden wapenschilden van hoofd- en voeteneind van het grafmonument van Anna van Oranje († 1588) geplaatst.
Tegen de wanden bracht men de wapens en namen van in de kerk bijgezette leden van het huis van Nassau-Dietz aan en is het grafmonument van Willem Lodewijk († 1620) in geschilderde vorm gereconstrueerd. De gebrandschilderde koorramen zijn van C. Reisma (1963) en D. Osinga (1972).
Bij de restauratie zijn de 19de-eeuwse interieurwijzigingen grotendeels ongedaan gemaakt. Zo is ook de in 1842 opgedeelde en omgebouwde Prinsenkraak - sinds 1813 bekend als Koningskraak - zoveel mogelijk gereconstrueerd. Dit gestoelte voor leden van het huis Nassau-Dietz is gemaakt rond 1696 door kistenmaker Joucke Jouckes, mogelijk met snijwerk van Pieter Nauta. De preekstoel (derde kwart 17de eeuw) bevat enkele, later toegevoegde, gesneden panelen van de Koningskraak. Het hoofdorgel is gebouwd door Christiaan Müller (1724-'27), met beeldsnijwerk van Jacob Sydzes Bruinsma en Gerbrand van der Haven. Verder bevat de kerk een positief van Johan Meister (1766), een door F.C. Smits gebouwd koororgel (1850), een door P.J. Gabriël voor ds. J.H. Nieuwoldt vervaardigde graftombe (circa 1812), restanten van een galerijgestoelte (1825) - nu bij de opgang naar het orgel - en delen van een doophek (1842), hergebruikt in het huidige liturgisch centrum.
Van het ten noorden van de kerk gelegen klooster bevinden zich nog fragmenten in de bebouwing langs de Monnikemuurstraat. Het belangrijkste restant is echter de Kosterij (Bredeplaats 4), waarvan de kern teruggaat tot de tweede helft van de 13de eeuw en de 14de eeuw.
Leeuwarden, De Oldehove
Aan de oostzijde van dit gebouw bevinden zich delen van de laat-middeleeuwse kloostergang, deels gedekt met kruisribgewelven, deels met stergewelven (16de eeuw). De venstertraceringen van de kloostergang zijn in 1850 vervangen door houten vensters. In de 17de eeuw is de gang van de kerk afgesneden door de aanleg van het straatje Achter de Grote Kerk. De deels in Vlaams verband opgetrokken gevels van de gerestaureerde kosterij vertonen sporen van diverse verbouwingen. De huidige vorm dateert van circa 1750 toen de verdieping werd verlaagd en nieuwe vensters zijn aangebracht; de zuidgevel is rond 1800 vernieuwd. Het in 1975-'78 gerestaureerde gebouw is tegenwoordig verbonden met de kerk door een in 1984 opgetrokken bouwdeel.
De Oldehove (Oldehoofsterkerkhof 1) [2] is de onvoltooid gebleven toren van de in 1595-'96 wegens bouwvalligheid gesloopte St.-Vituskerk. Deze laatgotische torenromp van drie geledingen met overhoekse steunberen en een driezijdig gesloten traptoren verrees in 1529-'32 onder leiding van Jacob van Aken en - na diens dood - Cornelis Frederiksz. Verzakkingen tijdens de bouw leidden tot een scheefstand die men met enkele knikken in het opgaand werk heeft proberen te corrigeren, maar die in 1532 dwong tot het staken van het werk. De geplande stenen gewelven in de toren zijn niet uitgevoerd en de hoge vensters en doorgangen zijn in 1599 dichtgezet, waarschijnlijk met stenen van de ge- | |
| |
sloopte St.-Vituskerk. In de zuidgevel is in 1866 de laat-16de-eeuwse maniëristische grafzerk van Pieter van Dekama († 1568) en Catharina van Loo († 1581) ingemetseld. In de toren hangen twee klokken, de ene gegoten door Hans Falck (1633), de andere door Jacob Noteman (1636). In het torenportaal staat een klok van Cornelis Waghevens (1541), afkomstig uit de Nieuwe Toren (gesloopt 1884). De toren is diverse keren hersteld en gerestaureerd, waaronder in 1910-'11 onder leiding van W.C.A. Hofkamp en rond 1975.
De Herv. kerk van Huizum (Huizum-Dorp 67) wordt nu omringd door een zuidelijke buitenwijk van Leeuwarden. Deze gepleisterde eenbeukige kerk, oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper, heeft een vijfzijdig gesloten koor en een ongepleisterde zadeldaktoren van drie geledingen met topgevels voorzien van blindnissen. De kerk gaat blijkens aangetroffen tufsteenresten mogelijk tot de 12de eeuw terug, maar is in de late middeleeuwen verbouwd en in de 19de eeuw gepleisterd en voorzien van nieuwe ramen. De scheefgezakte toren is in oorsprong waarschijnlijk 13de-eeuws, maar later verhoogd, enkele malen hersteld en in 1958 gerestaureerd. Aan de herstellingen herinneren in de zuidgevel een gevelsteen met het jaartal 1626 en de jaartalankers ‘1655’. In de toren hangen twee klokken: de ene gegoten door Geert van Wou II (1529) en de andere door Thomas Both (1582).
Het interieur wordt gedekt door een laat-middeleeuws houten tongewelf op trekbalken met korbeelstellen. De gesneden gewelfschotels zijn voorzien van passiesymbolen. Tot de rijke inventaris behoren een renaissance-preekstoel (midden 16de eeuw), een doophek (eind 16de eeuw), een doopbekken (1604), drie 17de-eeuwse overhuifde herenbanken, enkele oude kerkbanken en een door L. van Dam & Zn. gebouwd orgel (1849). Op het kerkhof ligt onder meer een fraaie zerk voor Battaerd van Asbeck (circa 1800).
De voorm. Waalse kerk (Grote Kerkstraat 222) [3] hoorde oorspronkelijk bij het St.-Catharina- of Witte Nonnenklooster en is in 1507 gesticht door Welmoed Hermans, dochter van de Leeuwarder stadssecretaris Herman Oddoz. De eenbeukige kerk werd gebouwd na de opname van het klooster in de dominicanenorde in 1525 en werd rond 1530 voltooid. Geruime tijd na de Reformatie werd het gebouw aan de Waalse gemeente overgedragen. Het koor en het schip van de kerk werden daarbij door een muur gescheiden. In 1839 brak men het koor af. In de dakruiter boven de voorgevel hangt een door Jurjen Balthasar gegoten klok (1661). Het huidige gepleisterde uiterlijk dateert van herstellingen in 1836-'37. Verschillende kerkgemeenten gebruiken momenteel het in 1986 gerestaureerde gebouw.
Het interieur wordt gedekt door een gestuct tongewelf. Tot de inventaris uit circa 1660 behoren de preekstoel en een overhuifde herenbank. Het door J.M. Schwartsburg gebouwde orgel (1737-'40; verbouwd 1854) staat op een rijk versierde balustrade in Lodewijk XIV-vormen, voorzien van de wapens van Willem Carel Hendrik Friso (Willem IV) en Anna van Hannover (de schenkster van het orgel). Deze balustrade heeft men rond 1765 uitgebreid met twee smalle gaanderijen (kraken) langs de wanden.
De buurpanden ten oosten van de kerk bevatten nog restanten van het na de Reformatie opgeheven klooster. Zo heeft het gepleisterde pand Grote Kerkstraat 228 een vroeg-16de-eeuwse kern met muurwerk in kloostermoppen en rooswinkels, samengestelde balklagen, enkele geprofileerde consoles en resten van de kapconstructie uit de bouwtijd.
De voorm. Westerkerk (Bagijnestraat 59) [4] bestaat uit twee hoge, driezijdig gesloten beuken van gelijke hoogte. De zuidbeuk was oorspronkelijk de kerk van het begin 16de eeuw binnen de stad gevestigde St.-Annaconvent van de Grauwe Begijnen. Na de Reformatie kreeg het gebouw diverse bestemmingen om na een verbouwing tussen 1639 en 1643 als protestantse kerk te gaan dienen - nu onder de naam Westerkerk. De noordbeuk werd in 1681-'84 toegevoegd. Bij een verbouwing in 1845-'46, naar plannen van Th.A. Romein, kreeg de zuidbeuk een bepleistering en werden de vensters gewijzigd. Het interieur is ingrijpend gewijzigd bij de verbouwing tot theater in 1991. De 17de-eeuwse kansel is in 1998 na een restauratie teruggekeerd in het gebouw. Uit 1845-'46 dateren nog de gestucte tongewelven, de corintische zuilen tussen de beuken en de - verkleinde - houten galerij (kraak). Het klooster is na de Reformatie afgebroken. Het ingrijpend verbouwde Patershuis (Bagijnestraat 57) - oorspronkelijk waarschijnlijk een 14de-eeuws dwars pand - behoorde in de 16de eeuw tot het St.-Annaconvent. De tweebeukige kelder met troggewelven op muraalbogen en achtzijdige middenzuilen is laat-middeleeuws. De zijgevels vertonen restanten van trapgevels; de gepleisterde voorgevel heeft een 19de-eeuws uiterlijk.
De Evang. Luth. kerk (Nieuwe Oosterstraat 30) [5] is een zaalkerk met sobere tuitgevel, oorspronkelijk gebouwd rond 1681 en in 1774 verbouwd tot een ruime zaalkerk. De voorgevel is in de 19de eeuw vernieuwd, waarbij een gebeeldhouwde gedenksteen uit 1774 is herplaatst. Het interieur wordt gedekt door een stucgewelf. Tot de inventaris behoren onder meer een rouwbord voor Andreas Möller (1690), mecenas bij de kerkbouw, een door Willem Groeneveld vervaardigde preekstoel (1774) en een door de firma L. van Dam & Zn. gebouwd orgel (1869) met een orgelkast uit 1774 met snijwerk van Johan Lubach. De naastgelegen pastorie (Nieuwe Oosterstraat 28) werd in 1843 gebouwd, maar is in 1894 ingrijpend verbouwd naar ontwerp van W.C. de Groot in neorenaissance-stijl. Inwendig bevindt zich de consistorie met een gemarmerde houten schoorsteenmantel en dertien houten wapenborden.
De Doopsgez. kerk (Wirdumerdijk 18) [6] is een dwars geplaatste zaalkerk uit 1760 met een ingangsportiek voorzien van dorische zuilen uit 1832. Het interieur wordt gedekt door gedrukte tongewelven en een centrale, gedrukte koepel. De kerk bevat een preekstoel (1786) en een door Johannes Stephanus Strümphler gebouwd orgel (1786; vernieuwd in 1858), beide afkomstig uit de Doopsgez. kerk ‘De Zon’ te Amsterdam (1812). Het op een binnenterrein gelegen gebouw kreeg door de sloop van een huis aan de Wirdumerdijk in 1832 een voorplein, afgesloten door een ijzeren hek met hardstenen posten.
| |
| |
Leeuwarden, Synagoge
De voorm. synagoge (Sacramentsstraat 19) [7] is in 1803-'05 gebouwd naar ontwerp van G. van der Wielen en vervolgens in 1865 uitgebreid naar plannen van F. Stoett. In de toen opgetrokken voorgevel in neoclassicistische stijl zitten gevelstenen met Hebreeuwse teksten (Psalm 45:16 en Ezechiël 11:16). De inventaris is in 1964 naar een synagoge in Israël overgebracht. Het in 1975-'77 gerestaureerde gebouw dient thans als danscentrum. In aangrenzende ruimten is in 1980 een kleine synagoge opengesteld, waarvoor uit de synagoge van Gorredijk de inventaris in empire-vormen (1807) is overgenomen.
Leeuwarden, R.K. St.-Bonifatiuskerk
Leeuwarden, R.K. St.-Bonifatiuskerk, plattegrond
De R.K. St.-Bonifatiuskerk (Bonifatiusplein 20) [8] is een driebeukige basilikale kruiskerk met lagere, achtzijdige koorapsis, aangebouwde sacristie, driebeukig transept, dakruiter en een vierzijdig gesloten doopkapel aan de voet van de hoge westtoren. Deze neogotische kerk kwam in 1882-'84 tot stand naar ontwerp van P.J.H. Cuypers met J.D. van der Weide als opzichter. De koorapsis is geïnspireerd op die van de kathedraal van Trondheim en heeft inwendig een smalle omgang en gestucte netgewelven. Het rijk gedecoreerde kerkinterieur wordt gedekt door kruisribgewelven op bundelpijlers. De preekstoel (circa 1700) is waarschijnlijk afkomstig van de voorm. Jezuïetenstatie aan de Vleesmarkt. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren: het hoofdaltaar, ontworpen door Cuypers en vervaardigd door de firma R. Brunn te Münster, het
| |
| |
Bonifatiusaltaar door F.W. Mengelberg, twee andere zijaltaren en een communiebank. Het Anna-altaar heeft een 16de-eeuws beeld van Anna te Drieën, voorzien van een neogotische polychromie. Verder bevat de kerk onder meer een orgel van de firma Adema (1899, vergroot 1942), kruiswegstaties door W. Gerards (1920) en een doopvont door J. en L. Brom (1930). In het koor staat een kabinetorgel van A. Cavaillé-Coll, (1887; aangekocht 1984). De gebrandschilderde ramen zijn vervaardigd door H. Geuer en de firma Nicolas.
De neogotische toren heeft een stenen onderbouw bestaande uit drie vierkante geledingen en een achtzijdige geleding en is voorzien van een traptoren. De achtzijdige houten bovenbouw wordt gevormd door een lantaarn en een hoge spits met drie omlopen. Cuypers heeft zich bij het ontwerp laten inspireren door de Nieuwekerkstoren te Delft. De torenspits is in 1976 van de toren gewaaid en is in 1980 herplaatst.
De voorm. westpastorie (Bonifatiusplein 21-21b), nu Titus Brandsmahuis, is gebouwd in 1884 en diende slechts tot 1887 als pastorie. Het grote blokvormige gebouw met zijportaal, ronde traptoren en een dwarse achterbouw met trapgevels werd gebouwd naar ontwerp van P.J.H. Cuypers in rijk gedecoreerde neogotische stijl. Vanaf 1887 tot 1935 diende het als ziekenhuis. In 1935 werd een nieuw ziekenhuis geopend; het door Ed. Cuypers ontworpen Bonifatius Hospitaal (Mr. P.J. Troelstraweg 78). Aan de achterzijde van de kerk staat de voorm. oostpastorie (Amelandsdwinger 1-7), opgetrokken in 1887 ter vervanging van de oorspronkelijke pastorie naar een ontwerp met neorenaissance- en neogotische vormen van J.D. van der Weide.
Het voorm. St.-Elisabethgesticht (Grote Kerkstraat 83-117) [9] is een kloostercomplex met school, gebouwd bij het Jacobijnerkerkhof op de plaats waar tot 1765 de parochiekerk van St. Marie van Nijehove stond. Na de vestiging van het klooster in 1852 kwam het huidige complex tussen 1881 en 1902 in fasen tot stand in neogotische vormen naar plannen van W. te Riele. Aan de zijde van de Grote Kerkstraat bouwde men in 1889 de neogotische R.K. St.-Luciaschool. Het complex verloor de oorspronkelijke functies in 1977 en is in 1987-'89 omgebouwd tot woningen.
Overige kerken. Verscholen op een binnenterrein staat de voorm. (Geref.) Noorderkerk (achter Grote Kerkstraat 31B) [10], een uit 1888-'89 daterende zaalkerk in neorenaissancevormen naar ontwerp van W.C. de Groot. Het gebouw bevat een door Bakker & Timmenga gebouwd orgel (1895), waarvan het front is ontworpen door De Groot. Van zijn hand is ook het neorenaissance-ingangsportaal tot het binnenterrein. Het kerkgebouw is momenteel in gebruik als gehoorzaal (It Aljemint) van de Fryske Akademy. De tot wooneenheden verbouwde voorm. Chr. Geref. kerk (Wijbrand de Geeststraat) uit 1911 vertoont rationalistische stijlkenmerken. Eenvoudiger is de in 1915 in rationalistische vormen gebouwde Vrij Evang. kerk (Molenpad 5). In rationalistische en vroegexpressionistische vormen kwam in 1921-'23 de (Geref.) Koepelkerk (Vredeman de Vriesstraat 24a) tot stand, naar ontwerp van Tj. Kuipers. Het interieur van deze kerk met centrale, afgeplatte koepel is goed behouden. Het door J. Vermeulen gebouwde orgel (1935) is in 1977 overgebracht uit de H. Hartkerk te Tilburg. De orgelkast wordt bekroond door oudere beelden (circa 1790) van een orgel uit Heerenveen. De zakelijk-expressionistische (Geref.) Pelikaankerk (Pelikaanstraat 10), gebouwd in 1929-'31 naar ontwerp van E. Reitsma, wordt gekenmerkt door een bijzondere
Leeuwarden, R.K. St.-Johannes de Doperkerk
hoofdopzet en gevelindeling. Opmerkelijk is ook de opzet van de R.K. St. - Johannes de Doperkerk (Huizumerlaan 23) uit 1932-'34, naar een ontwerp in traditionalistische vormen van H.P.J. de Vries. Opvallend zijn de hoge viering, de meervoudig versneden steunberen en de in hoogte verschillende zadeldaktorens aan weerszijden van het ingangsportaal. De R.K. St.-Dominicuskerk (Harlingerstraat 26) is een driebeukige kruiskerk voorzien van een vieringtoren en een westtoren met onderdoorgang, ongelede onderbouw en een opengewerkte achtzijdige lantaarn met spits. Het ontwerp van deze in expressionistische vormen opgetrokken kerk uit 1935-'37 is van H.C.M. van Beers, met assistentie van A. Witteveen. Tot de inventaris behoren een neobarokke preekstoel uit de gesloopte Dominicuskerk en een laat-15de-eeuws Mariabeeld, genaamd O.L. Vrouw van Leeuwarden. In 1954 naar ontwerp van A.C. Nicolai en A.J. Feddema gebouwd is de (Geref.) Goede Herderkerk (Mr. P.J. Troelstraweg 49), een zaalgebouw met afgeschuinde hoeken en hoog opgaande, puntvormig beëindigde vensters. Ten slotte is nog van belang het Leger des Heilsgebouw (Tuinen 14-16) [11] uit 1936, uitgevoerd in expressionistische vormen naar plannen van L. Reinalda, in samenwerking met J.C. Bakker.
Het voorm. Nieuwe Stads Weeshuis (Jacobijnerkerkhof 1) [12] werd in 1675 gesticht ter plaatse en met behoud van delen van het oude pesthuis. Het carrévormige complex met binnenplein kreeg aan de zijde van het Jacobijnerkerkhof een ionisch poortje. In 1884-'88 heeft men de oude westvleugel vervangen door een nieuwe vleugel met rijke neorenaissancegevel naar plannen van A.T. van Wijngaarden. Het weeshuis is in 1953 gesloten en huisvest sinds de herinrichting en restauratie in 1984-'86, het Fries Natuurmuseum (Schoenmakersperk 2). De hoofdingang is toen verplaatst naar de westvleugel. De vroegere voogdenkamer bevat een monumentale marmeren schouw met beeldhouwwerk van Hermannus van Arnhem.
Het St.-Anthony Gasthuis wordt voor het eerst vermeld in 1425. Het Oud St.-Anthony Gasthuis
| |
| |
(Grote Kerkstraat 114-210) [13] is in zijn huidige vorm in 1877-'80 opgetrokken ter plaatse van dit laat-middeleeuwse gasthuiscomplex. Architect F. Stoett ontwierp een U-vormig gebouw in eclectische vormen met paviljoenachtige hoeken middenrisalieten. Van het vroegere gasthuis resteren alleen twee ingemetselde gedenkstenen uit 1728 en 1783. De erkeruitbouw aan de Beijerstraat is in 1926 toegevoegd naar plannen van W.C. de Groot. De twee haakse tussenvleugels aan de binnenplaats zijn ingekort tot vrijstaande panden bij de ingrijpende renovatie en verbouw tot wooneenheden in 1988-'89 naar plannen van de Koöperatieve Architecten Werkplaats uit Groningen. Het Nieuw St.-Anthony Gasthuis (Perkswaltje 1-39) [14] kwam in 1862-'64 tot stand als uitbreiding op het destijds nog bestaande laat-middeleeuwse complex. Dit in 1988-'89 gerenoveerde complex is eveneens ontworpen door F. Stoett. Het bestaat uit een langgerekte eenlaags vleugel (St.-Jacobsgang) met klokkenkoepeltje (1930) langs de Groeneweg en vier haakse lage vleugels afgesloten met tweelaags paviljoens. Deze neoclassicistische paviljoens dragen de namen en de wapens van de geslachten Burmania, Minnema, Auckema en Wiarda, die in de 15de en 16de eeuw schenkingen aan het oude gasthuis deden. Boven de achteringang aan de Groeneweg herinnert een gevelsteen aan de stichters van het in 1478 opgerichte St.-Jacobsgasthuis waarvan de bezittingen in 1534 overgingen naar het Anthonygasthuis. Aan weerszijden van de lange vleugel staan poortjes in 17de-eeuwse trant; in het oostelijke poortje zijn delen van het zogeheten Schoenmakerspoortje hergebruikt. In de tuin aan het Perkswaltje staan twee houten priëlen (1916 en 1927). Aan de zijde van het Schoenmakersperk staat de in 1909-'10 gebouwde tweelaags Julianavleugel (Perkswaltje 40-48) in neorenaissance-stijl naar ontwerp van W.C. de Groot. Aan de oostzijde is uit het gesloopte oorspronkelijke gasthuis een
classicistische toegangspoort uit 1682 herplaatst, met boven het timpaan de in 1910 toegevoegde figuren van Anthonius en twee proveniers.
Tussen de beide kernen van het gasthuiscomplex zijn de diverse afzonderlijk toegevoegde bezittingen herkenbaar aan een ingemetselde gevelsteen met gouden klok, attribuut van St. Anthonius Abt en symbool van de stichting. Het in 1857 aangekochte 18de-eeuwse pand Grote Kerkstraat 39 is sinds 1878 bestuursgebouw van de instelling en is rond die tijd ingrijpend verbouwd. Het interieur bevat veel onderdelen van die verbouwing, maar ook jugendstilonderdelen van rond 1900. Verder zijn nog van belang de neorenaissance dienstwoningen Perkswaltje 2 (1917) en Perkswaltje 4-6 (1894) en het voorm. wees- en ziekenhuis in enkele panden op de hoek van het Perkswaltje en langs de Pijlsteeg; in die steeg zijn in 1929 diverse van elders afkomstige oude gevelstenen aangebracht.
Het voorm. Stads-Armhuis (Haniasteeg 7) [15] is een sober neoclassicistisch gebouw met vier vleugels rond een binnenplaats, gebouwd in 1879-'81 naar ontwerp van Th.A. Romein. Het complex is in 1985-'86 verbouwd.
Het voorm. Diaconessenziekenhuis (Noordersingel 88-88g) [16] is gebouwd in 1894 naar plannen van W.C. de Groot. Bij de verbouwing tot appartementen eind 20ste eeuw, bleven vrijwel alleen de in neorenaissance-stijl uitgevoerde voor- en zijgevels gehandhaafd. Van de latere uitbreidingen van het ziekenhuis resteert de eveneens verbouwde beddenvleugel uit 1930-'31 naar ontwerp van H. Hoekstra in zakelijk-expressionistische vormen.
De voorm. Kanselarij (Turfmarkt 13) [17] is gebouwd in 1566-'71 als hoogste gerechtshof van Friesland. Na de - tijdelijke - opheffing van dat hof in 1811 was het gebouw onder meer in gebruik als Huis van Bewaring (1824-'91). Na een ingrijpende restauratie in 1893-'96, onder leiding van rijksbouwmeester J. van Lokhorst, waren hier het Rijksarchief (tot 1976), de Provinciale Bibliotheek (tot 1968) en de Buma-bibliotheek (tot 1934) gehuisvest. Momenteel is de kanselarij onderdeel van het Fries Museum, waarvoor aan de linkerzijde rond 1995 een moderne ingangsvleugel is opgetrokken.
De oorspronkelijke opzet bestaat uit een brede dwarse voorvleugel met een korte haakse achtervleugel - beide onderkelderd - en in de binnenhoek een trappenhuis (verhoogd in 1824). Het door Bartholomeus
Leeuwarden, Kanselarij
Jansz ontworpen gebouw is uitgevoerd in rijke laat-gotische stijl en is voorzien van natuurstenen banden en vensternissen met korfbogen; de kraagstenen van die nissen zijn uitgevoerd in vroege renaissance-vormen. Blijkens boogaanzetten aan de rechter zijde is het gebouw nooit helemaal voltooid. De nu excentrische, maar waarschijnlijk als middenpartij ontworpen, ingangspartij is voorzien van een grote, rijk gelede en gedecoreerde trapgevel. De figuratieve beelden op de treden, die de deugden symboliseren met centraal een beeld van keizer Karel V, zijn bij de restauratie vernieuwd. Daarbij zijn ook de huidige balustrade langs de dakrand, de dakkapellenreeks en de arkeltoren aan de noordzijde aangebracht. Het bordes dateert uit 1621 en is mogelijk vervaardigd door steenhouwer Jacob Dionisius; de vier bekronende leeuwen dragen de schilden met de wapens van de kwartieren van Friesland. Boven de ingang bevindt zich een maniëristische gevelsteen. Het interieur bevat kelders met netgewelven op zandstenen middenzuilen, een brede spiltrap op gemetselde siergewelven en de oude kapconstructie. De samengestelde balklagen met geprofileerde consoles zijn bij de restauratie vrijwel geheel vernieuwd. De latere uitbreidingen van het gebouw zijn bij de restauratie eveneens deels vernieuwd, deels in 16de-eeuwse stijl verbouwd. Verder heeft men toen een tweede trappenhuis toegevoegd.
| |
| |
Leeuwarden, Waag
De voorm. waag (Nieuwestad 148) [18] is in 1595-'98 opgetrokken ter plaatse van een 15de-eeuwse voorganger en heeft tot 1880 als waag voor de boter- en kaashandel dienst gedaan. Het vrijstaande gebouw is uitgevoerd in maniëristische vormen, maar heeft gotisch geprofileerde deuromlijstingen. Opvallend zijn de natuurstenen sierlijst en de schildhoudende leeuwen op de hoeken boven de omgaande hangluifel. Aan de zuidzijde bevindt zich een door de muur stekende houten evenaar van de weegschaal. Bij een restauratie in 1884-'90 onder leiding van J.E.G. Noordendorp is de hangluifel teruggebracht ten koste van een zuilenportiek uit 1786. Het gebouw is in 1969-'70 opnieuw gerestaureerd.
Het stadhuis (Raadhuisplein 36) [19] is gebouwd ter plaatse van het laat-middeleeuwse huis van de familie Auckema, dat in 1618 werd gekocht door het stadsbestuur. Van dat huis resteert alleen de tweebeukige, deels met kruisribgewelven gedekte kelder. In 1715 verrees naar ontwerp van stadstimmerman Claes Bockes Balck het huidige, blokvormige drielaags gebouw in strakke classicistische stijl met een zandstenen pronkrisaliet in Lodewijk XIV-vormen. Het bordes is gewijzigd in 1847. De pronkrisaliet wordt geflankeerd door de figuren Vrede en Gerechtigheid van Gerbrandus van der Haven; een tekstcartouche herinnert aan de eerstesteenlegging door Willem Carel Hendrik Friso van Nassau-Dietz. Het middenrisaliet wordt afgesloten door een driehoekig fronton met een door Pieter Nauta gebeeldhouwd timpaan, voorstellende de stedenmaagd geflankeerd door putti met de attributen van Recht en Wijsheid. Het dak wordt bekroond door een achtzijdige lantaarn met koepeldak. Hierin hangt een door Claude Fremy gegoten klokkenspel (1687), afkomstig uit de in 1884 afgebroken Nieuwetoren aan de Grote Hoogstraat. In dit carillon zijn onder meer klokken opgenomen van
Leeuwarden, Stadhuis
Johan ter Steghe (1544), Hans Falck van Neurenberg (1644) en Petrus Overney (1689).
Van het tussen 1715 en 1724 voltooide interieur zijn verschillende delen behouden gebleven, zoals in de vestibule een stucplafond met het stadswapen van Joseph Barberino en Gianbatista Albisetti, een pilasterpoortje met grisaille van Freerk Hayema en een balustertrap met snijwerk van Pieter Nauta en Benjamin Dijkstra. Op de verdieping bevinden zich onder meer wandtapijten met voorstellingen van vier van de vijf werelddelen door Alexander Baart en een door Freerk Hayema beschilderde zoldering (Burgemeesterskamer) en een zwartmarmeren schouw met allegorisch schilderstuk en een behangselschildering van Wouter Harmen Beekkerk (Vertrekkamer). De voorm. raadkamer op de verdieping is in 1845-'47 ontstaan en heeft een inrichting in neoclassicistische stijl naar plannen van stadsarchitect Th.A. Romein en met stucdecoraties van J.E. Martens.
Het raadhuis is in 1760 aan de achterzijde uitgebreid met een nieuwe raadzaal, in feite een bouwdeel met ingangspartij en hal op de begane grond en daarboven de vergaderzaal. Het door hofarchitect Pieter de Swart gemaakte algeheel ontwerp werd door Jan Nooteboom op onderdelen nader uitgewerkt. De iets van het Hofplein terugliggende
| |
| |
Leeuwarden, Stadhuis en Hoofdwacht, plattegrond
pronkgevel is uitgevoerd in Lodewijk XV-vormen. Een tekstcartouche memoreert de eerstesteenlegging door stadhouder Willem V. Het hek aan de kleine plaats is vervaardigd door Jochem Lange. Het in 1766 gereed gekomen rococointerieur is gebaseerd op een ontwerp van hofarchitect Pieter de Swart. De zaal bevat een eiken betimmering met snijwerk van Dirk Embderveld en Eilardus Swalue, een stucplafond van Jean Baptist Singer, een marmeren schouw van Hermannus Poggeman met een later portret van Maria Louise van Hessen Kassel (1836) en allegorische bovendeurschilderingen van Rienk Keyert (1763-'64) naar ontwerp van Rienk Jelgerhuis. Keyert maakte ook de grisailles boven de oorspronkelijk hier opgehangen reeks portretten van de Friese stadhouders, die men na hun verwijdering tijdens de Bataafse Revolutie heeft vervangen door een reeks portretten van Oranjevorsten vanaf koning Willem I (1832). De begane grond van dit bouwdeel is rond 1930 ingrijpend verbouwd.
Achter de raadzaal bevindt zich de zogeheten Hoofdwacht (Hofplein 38). De oorspronkelijke hoofdwacht voor de stadhouderlijke garde (tot 1747) en het stedelijk garnizoen werd in 1688
Leeuwarden, Hoofdwacht
gebouwd. De naam is overgegaan op de in 1844-'45 tot stand gekomen nieuwbouw voor het politiebureau (tot 1935) annex kantongerecht (tot 1879). Het door Th.A. Romein ontworpen neoclassicistische gebouw is sinds 1988 okergeel geschilderd. De indeling van het pand is rond 1930 ingrijpend gewijzigd. Tevens is toen een uitbreiding op het achterterrein tot stand gekomen en heeft men een achter de Hoofdwacht gelegen huis bij het complex getrokken. Dit in de kern 17de-eeuwse huis heeft een voorgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Voor het stadhuis staat een Wilhelminaboom (1898) met rondom een sierhek, voorzien van rijkssymbolen en oranjetwijgen, naar ontwerp van H.H. Kramer en uitgevoerd door smederij Kroes.
Het provinciehuis (Tweebaksmarkt 52) [20] staat op de plaats van de oude woning van de abt van het St.-Nicolaasklooster te Burgum. Dat pand diende van 1570 tot 1578 als paleis voor bisschop Cunerus Petri. In 1579 overgenomen door Gedeputeerde Staten en omgedoopt tot ‘Collegie’ werd het vervolgens diverse keren verbouwd en vergroot tot het huidige provinciehuiscomplex tussen Tweebaksmarkt, Korfmakersstraat, Heerestraat en Oude Oosterstraat.
Het hoofdgebouw aan de Tweebaksmarkt kreeg in 1784 de huidige voorgevel met ionisch ingangspoortje, geblokte kolossale pilasters en een doorbroken segmentvormig fronton voorzien van het wapen van Friesland. De brede gevel geeft eenheid aan een gebouw dat door samenvoeging en verhoging van een aantal panden is ontstaan. Bij een verbouwing in 1891-'95, naar ontwerp van rijksbouwmeeester J. van Lokhorst, kwam een nieuwe Statenzaal tot stand. Voordien
| |
| |
Leeuwarden, Provinciehuis, interieur Statenzaal
werden de vergaderingen van de provinciale staten gehouden in het Landschapshuis (1594-1849) en vervolgens in het Paleis van Justitie (1851-'95).
De eerste uitbreidingen vonden plaats langs de Korfmakersstraat, waar bouwdelen met gevels uit diverse tijden zijn samengevoegd. Achter het in 1830 toegevoegde hoekpand staan een gevel met kolossale corintische pilasters van een bouwdeel uit 1710, een in 1908 met vroeg-17de-eeuwse onderdelen van een gesloopt pand herbouwde trapgevel en een grote Griffievleugel uit circa 1908 in neorenaissance-vormen naar ontwerp van H.H. Kramer. Daarna volgden nog een nieuwe vleugel aan de Heerestraat (1970) en de modernisering en uitbreiding van het complex naar ontwerp van architectenbureau Van G.M. van Manen en J. Zwart (1980-'85). Tot het complex behoort nu ook het uit 1740 daterende herenhuis Tweebaksmarkt 64, dat waarschijnlijk is gebouwd voor raadsheer Willem van Vierssen.
Het classicistische interieur van de Collegezaal, de zaal voor het College van Gedeputeerde staten, gaat terug tot 1784 en heeft een deels gewelfd stucplafond met allegorische voorstellingen. Het mogelijk door Gerard de Lairesse vervaardigde schoorsteenstuk is afkomstig uit een huis aan de Grote Kerkstraat. Uit 1894 dateren het trappenhuis met tegellambrisering en marmeren vloer, de zogeheten Koffiekamer in neorenaissance-stijl en de neogotische Statenzaal. De door atelier Nicolas vervaardigde gebrandschilderde ramen van deze zaal tonen de Friese stads-, grietenij- en kwartierwapens. De zaal wordt gedekt door een houten gewelf met Polonceauspanten. Dit plafond is voorzien van de wapens van Friese grietmannen. Aan weerszijden van de schouw - versierd met het rijkswapen en het oude en nieuwe wapen van Friesland - bevinden zich onder meer voorstellingen uit de Friese geschiedenis, ontworpen door Henrieux en uitgevoerd door Reclair. De oorspronkelijke inventaris van de zaal is vervangen.
Militaire gebouwen. Op de afgegraven Amelandsdwinger staat de voorm. Prins Frederikkazerne (Amelandsdwinger 201-595) [21]. Deze kazerne werd gebouwd in 1827-'29 naar ontwerp van G. van der Wielen. Na een verwoestende brand in 1861-'63 werd de kazerne herbouwd op de oude carré-vormige grondslag naar plannen van J.A. Feith en A. Tutein Nolthenius. Het gebouw heeft tot 1970 als kazerne dienst gedaan en is in 1983 verbouwd tot woningen naar plannen van de Koöperatieve Architecten Werkplaats. Daarbij zijn aan de zijde van het binnenplein trappenhuizen en galerijen toegevoegd. Op het deels afgegraven binnenterrein van de Wissesdwinger staat de voorm. Infirmerie (Wissesdwinger 1) [22], gebouwd in 1837 naar ontwerp van G. van der Wielen. Dit militaire hospitaal was tot 1851 in gebruik als tijdelijk gerechtsgebouw. Het U-vormige gebouw kreeg in de jaren tachtig van de 19de eeuw galerijen aan de binnenplaats en aan de noordzijde een barak voor patiënten met besmettelijke ziekten. De Manege (Arendstuin 35) [23] is in 1856 gebouwd naar ontwerp van Th.A. Romein in neoclassicistische vormen ten behoeve van de in Leeuwarden gelegerde cavalerie en behoorde bij de in 1882 gesloopte cavalleriestal uit 1848. De overkapping met Polonceauspanten is de oudst bewaard gebleven toepassing hiervan in Nederland. De voorgevel is later vereenvoudigd.
Het Paleis van Justitie (Wilhelminaplein
| |
| |
Leeuwarden, Paleis van Justitie (1982)
1) [24] is een blokvormig neoclassicistisch (neo-Grec) gebouw uit 1846-'51, ontworpen door Th.A. Romein en uitgevoerd onder supervisie van rijkswaterstaatopzichter F. Stoett. De voorgevel is voorzien van een corintische zuilenportiek met fronton voorzien van het Rijkswapen. Oorspronkelijk bevatte het gebouw het gerechtshof, de arrondissementsrechtbank (tot 1994) en de vergaderzaal van Provinciale Staten (tot 1895). Het gebouw heeft twee in neoclassicistische vormen uitgevoerde zittingzalen. In 1919 liep het gebouw ernstige brandschade op. Bij een renovatie in het begin van de jaren zestig kwam aan de achterzijde een nieuwbouwvleugel tot stand. Het interieur is recent hersteld.
De strafgevangenis (Blokhuisplein 41) [25] kwam tot stand in 1870-'77 naar een ontwerp met neogotische elementen van rijksbouwmeester J.F. Metzelaar ter plaatse van de toen gesloopte restanten van het laat-middeleeuwse blokhuis. In 1892-'94 is nog een vleugel bijgebouwd. Het complex is uitgevoerd in een dubbele carrévorm. De poortvleugel heeft een door twee traptorens geflankeerde ingangspoort. In 1889-'91 is aan de achterzijde het afzonderlijke Huis van Bewaring toegevoegd naar plannen van W.C. Metzelaar. Vlakbij staat een rijtje voorm. cipierwoningen (Keizersgracht 5-13b).
Het voorm. kantongerecht annex ijkkantoor (Oosterkade 72/Droevendal 30) [26] werd gebouwd in 1879 in een combinatie van neogotische en neorenaissance-vormen naar ontwerp van C.H. Peters. Het ijkkantoor op de begane grond en het kantongerecht op de verdieping kregen elk een rijk geprofileerde ingang. De voorm. ingang van het ijkkantoor wordt bekroond door een natuurstenen leeuw met het rijkswapen.
De voorm. beurs annex waag (Wirdumerdijk 34) [27] is een blokvormig neoclassicistisch gebouw met een basement in rusticawerk, gebouwd in 1878-'80 naar ontwerp van Th.A. Romein. De drie bronzen ingangsdeuren, naar ontwerp van C.A. Lion Cachet en met beeldhouwwerk van L. Zeyl, zijn in 1930 aangebracht. De oorspronkelijke gecanneleerde ionische pilasters in pleister heeft men in 1938 vervangen door bakstenen lisenen, met guirlandes op de basementen. Na een interne verbouwing
Leeuwarden, Kantongerecht en IJkkantoor
rond 1980 naar plannen van R. Bullhorst is het grootste deel van het gebouw in gebruik als Openbare Bibliotheek. De voorm. beurshal op de verdieping, die door twee dubbele rijen corintische zuilen in drie beuken is verdeeld, heeft toen een nieuwe, op zichzelf staande, stalen inrichting gekregen.
Postkantoren. Het neoclassicistische hoekpand Wortelhaven 100/Eewal 94 werd in 1870-'71 als postkantoor gebouwd naar plannen van H.R. Stoett. Het werd vervangen door het Post- en Telegraafkantoor Tweebaksmarkt 25 [28] uit 1902-'04, naar ontwerp van rijksbouwmeester C.H Peters in de voor zijn werk zo kenmerkende, op de neogotiek geënte vormen. De gemoderniseerde centrale hal heeft nog de oorspronkelijke, rijk bewerkte ziende overkapping, die is geïnspireerd op de kap van de Ridderzaal te Den Haag. Het gebouw is na de oorlog aan de linker- en achterzijde fors uitgebreid.
Het voorm. raadhuis van de gemeente Leeuwarderadeel (Schrans 44) is gebouwd in 1920 naar ontwerp in nieuw historiserende stijl van H.H. Kramer.
De voorm. bibliotheek (Grote Kerkstraat 29) [29], nu Gemeentelijk Archief, is gebouwd in 1933-'34 naar ontwerp van D.F. Wouda in traditionalistische stijl.
Scholen. In Leeuwarden is nog een groot aantal schoolgebouwen uit het laatste kwart van de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw behouden gebleven. Stadsarchitect Th.A. Romein ontwierp diverse scholen. Zijn werk kenmerkt zich door late neoclassicistische vormen, rondbogen en de toepassing van gietijzer voor decoratieve elementen. Eén van zijn vroegste schoolontwerpen is de voorm. bewaarschool Zuidvliet 228 uit 1865. Uit dezelfde tijd zal ook het ingrijpend verbouwde schoolgebouw aan de Groeneweg [30] - bij de oude ingang van de Prinsentuin - dateren. Van zijn hand zijn verder de gepleisterde voorm. middelbare school voor meisjes (Grote Kerkstraat 12) [31] uit 1875-'76, de vlak achter elkaar gelegen schoolgebouwen Raadhuisplein 25 [32] en St.-Anthonystraat 6 [33] uit 1877 en de voorm. Gemeentelijke
| |
| |
Leeuwarden, Gemeentelijke School nr. 1
School nr. 1 (Druifstreek 72) [34] uit 1878.
Iets jonger is de voorm. Gemeentelijke bewaarschool nr. 5 (Oostersingel 66) uit 1883, waarschijnlijk ontworpen door J.E.G. Noordendorp in neorenaissance-vormen, waaraan in 1904 de Gemeenteschool nr. 11 werd toegevoegd naar plannen van W.C.A. Hofkamp. Noordendorp ontwierp ook de voorm. Gymnastiekschool nr. 4 (Schoolstraat 4) [35], een neorenaissancegebouw uit 1886, versierd met tegeltjes waarop sporten zijn uitgebeeld. Uit hetzelfde jaar stamt de voorm. Joodse school (A.S. Levissonstraat 10) [36], een neorenaissanceontwerp van H.R. Stoett. Voorbeelden van openbare lagere scholen uit de eerste helft van de 20ste eeuw zijn de uit 1905 daterende voorm. Gemeenteschool nr. 12 met conciërgewoning (Achter de Hoven 19-21), opgetrokken met jugendstil-details, de in 1929 naar ontwerp van J. Zuidema in zakelijk-expressionistische stijl gebouwde Gemeenteschool nr. 16 (Coornhertstraat 8), nu basisschool ‘De Vosseburcht’, en de voorm. Gemeenteschool nr. 17 of Parkschool (Boerhaavestraat 30) uit 1931 naar ontwerp van J. Gratama en J. Zuidema in traditionalistische vormen. In zakelijk-expressionistische stijl uitgevoerde Chr. lagere scholen zijn: de Koningin Wilhelminaschool (Fonteinstraat 16; 1926), de voorm. Ferdinand Bolschool (Ferdinand Bolstraat 34; circa 1928) en de Maria-Louiseschool (Transvaalstraat 75; 1931) naar ontwerp van L. Reinalda. Er zijn ook enkele schoolgebouwen ten behoeve van het hoger en voortgezet onderwijs behouden gebleven. Het Stedelijk Gymnasium (Noorderweg)
Leeuwarden, Maria-Louiseschool
[37] werd in 1880-'81 naar een ontwerp van Th.A. Romein gebouwd. Het gebouw is later ingrijpend verbouwd en uitgebreid. Eveneens uitgebreid is de in 1911 in late neorenaissance-vormen opgetrokken voorm. Chr. Hogere Burger School (Kanaalstraat 15). Het Chr. Gymnasium (Gymnasiumstraat 36) kwam in 1922 tot stand naar een ontwerp van A. Nauta en W. van Straten in expressionistische vormen met bij de ingangspartij art déco-details. In zakelijk-expressionistische vormen uitgevoerd is de door A. Baart sr. ontworpen voorm. Middelbare Technische School (Molenstraat 36) uit 1934-'35.
Het Stadhouderlijk Hof (Hofplein 29) [38] is ontstaan uit een huis, dat in 1564 werd gebouwd voor Boudewijn van Loo, rentmeester van koning Philips II. De Staten van Friesland kochten dit zogeheten Rolkemahuis in 1587 als residentie voor de eerste Friese stadhouder, Willem Lodewijk graaf van Nassau-Dietz.
Leeuwarden, Stadhouderlijk Hof
Vervolgens werd het in 1603 aan de westzijde uitgebreid door samenvoeging met het aangrenzende, eveneens midden-16de-eeuwse Dekemahuis. Hierdoor ontstond een U-vormig complex dat door latere stadhouders werd verbouwd en uitgebreid. Na verbouwingen in 1661, 1683 en circa 1695 volgde in 1709 een verbouwing naar plannen van Daniël Marot. Bij een verbouwing in 1734 ter gelegenheid van het huwelijk van stadhouder Willem Carel Hendrik Friso (Willem IV) met Anna van Hannover verrees een achtervleugel met balzaal en hofkapel. Het in 1747 door de stadhouderlijke familie verlaten complex onderging tussen 1789 en 1795 een verbouwing naar plannen van P.W. Schonck, waarbij de gevels werden versoberd. Koning Willem I kocht het complex in 1814 om te dienen als paleis. Het huidige uiterlijk is grotendeels het resultaat van de verbouwing in 1880-'81 toen het paleis werd veranderd in een ambtswoning voor de commissaris van de koningin. Naar plannen van H.R. Stoett werden de gevels verder versoberd en bepleisterd. Het middelste bouwblok vergrootte men naar voren, ten koste van een deel van het voorplein. In 1971 is het complex verkocht aan de gemeente Leeuwarden. Nu dient het als hotel. Na alle veranderingen herinneren uitwendig alleen de natuurstenen poortomlijstingen van het oude poortgebouw aan de oostzijde - waarvan de achterste poort
| |
| |
Leeuwarden, Princessehof
met een sluitsteen gedateerd 1565 - nog duidelijk aan de oudste bouwfase. De binnenzijde van de voorste poortomlijsting heeft een latei met renaissanceversiering. Inwendig heeft het gebouw een oude kelder en enkele samengestelde balklagen uit de vroegste periode. In een van de kamers bevindt zich een geschilderd wandfries uit het tweede kwart van de 17de eeuw. Het trappenhuis en de Nassauzaal zijn nog grotendeels behouden elementen van de verbouwing uit 1709. Verder bevat het interieur veel 19de-eeuwse interieuronderdelen. Niet ver van het Stadhouderlijk hof ligt het restant van de voorm. Stadhouderlijke Rijschool en Stallen (Grote Kerkstraat 17) [39], waarvan de geschiedenis teruggaat tot het begin van de 17de eeuw. De oorspronkelijke stallen werden vernieuwd en vergroot met een rijschool in 1679-'82. Het complex, dat zich ook langs de Doelestraat uitstrekte, is na de verkoop in 1803 in fasen verbouwd en verkleind. Het belangrijkste restant is de in 1938-'39 onder leiding van gemeentearchitect J. Zuidema min of meer in oude trant herbouwde classicistische voorgevel, waarin de natuurstenen elementen uit 1680 opnieuw zijn gebruikt, zoals de dorische pilasters die de poort flankeren en het hoofdgestel, dat is voorzien van gekroonde wapenschilden met de wapens van Friesland en Nassau. Rechts naast het pand staat een rijk versierd classicistisch poortje met romano-pilasters (1680).
Het Princessehof (Grote Kerkstraat
Leeuwarden, Princessehof, interieur (1980)
9-15) [40], momenteel Nationaal Keramiekmuseum, ontleent de naam aan het van de straat terug liggende dwarse pand Grote Kerkstraat 11. Bij een verbouwing van een kleiner, 16de-eeuws dwars huis rond 1660 - mogelijk in opdracht van Damas van Loo - kwam de classicistische pilastergevel met composietkapitelen tot stand. Driehoekige frontons met schelpornament, dan wel guirlandes of gevleugelde engelenkopjes, bekronen de vensters. Maria Louise van Hessen-Kassel kocht het gebouw in 1730 en liet het in 1731 verbouwen naar plannen van Anthonie Coulon. Daarbij werd de voorgevel verhoogd met een mezzanino met forse consoles.
Door aankoop en uitbreiding ontstond midden 18de-eeuw een U-vormig stadspaleis met een voorplein aan de straat. Aan de oostzijde werd het Camminghahuis (Grote Kerkstraat 13) toegevoegd. Tiete van Cammingha liet dit L-vormige huis met traptoren in de binnenhoek rond 1542 bouwen ter plaatse van een ouder huis, waarvan in de kelder resten zijn aangetroffen. Aan de westzijde werd het in de kern 17de-eeuwse huis Grote Kerkstraat 9 toegevoegd. Bij de daarop volgende verbouwing van dit pand in 1742 verdubbelde men de oorspronkelijke 17de-eeuwse pilastergevel met twee (smallere) traveeën. De gevel kreeg een kroonlijst met gebeeldhouwd timpaan; de kolossale pilasters voorzag men van corintische kapitelen.
Van 1765 tot in het begin van de 20ste eeuw werden de drie genoemde panden weer afzonderlijk bewoond.
In 1917 werd in de drie opnieuw samengevoegde panden een museum geopend met de verzameling van notaris Nanne Ottema als basis van de collectie. Het pand Grote Kerkstraat 11 is in 1952-'53 gerestaureerd onder leiding van J. Zuidema. Het ingrijpend verbouwde interieur bevat nog 17de- en 18de-eeuwse onderdelen. Het best behouden is de waarschijnlijk naar ontwerp van Anthonie Coulon in Lodewijk XIV-vormen ingerichte eetzaal met onder meer goudleerbehang als wandbespanning en een stucplafond met muziekinstrumenten als ornamenten. Het in 1958 toegevoegde Camminghahuis onderging rond 1961 een restauratie onder leiding van A. Baart jr., waarbij onder meer de achtzijdige bovenbouw met uivormige bekroning van de traptoren werd gereconstrueerd. Het gebouw bevat nog kelders met ribloze kruisgewelven, een eikenhouten trap met getordeerde stenen spil, een kapconstructie met gestapelde jukken, een samengestelde balklaag op zandstenen kraagstenen en een plafondschildering. Het pand Grote Kerkstraat 9 kon in 1963 worden toegevoegd. Verdere uitbreidingen van het museumcomplex zijn het voorm. wijnpakhuis Grote Kerkstraat 15, gebouwd in 1875-'76 in opdracht van wijnkoper H.H. Menalda naar ontwerp van H.R. Stoett - het interieur is voorzien van gietijzeren zuilen - en het gepleisterde dwarse huis Heer Ivostraatje 38.
Gasthuizen en kameren. Het in 1652 door Anna van Eysinga, weduwe
| |
| |
Leeuwarden, Gabbema Gasthuis
van Philip van Boshuisen, grietman van het Bildt, gestichte Boshuisen Gasthuis (Jacobijnerkerkhof 7) [41] bestaat uit woningen rond een kleine binnenplaats. Bij een recente restauratie zijn de ruimtes van de woningen herverdeeld. Uit 1652 dateert het poortje dat het binnenhof afsluit. Het van een stichtelijke tekst voorziene buitenste poortje bevond zich oorspronkelijk in de in 1830 afgebroken ringmuur van het Jacobijnerkerkhof. Ten noorden van het gasthuis staan de Luilekkerlandkameren (Groeneweg 24-32 e.o.) [42], een in het begin van de 18de eeuw opgetrokken complex voorm. vrijwoningen, het zogeheten Luilekkerland. De ruggelings tegen elkaar gebouwde kameren zijn eind jaren zestig van de 20ste eeuw gerestaureerd. Het uit 1696 daterende Popta- of Struivingspoortje (bij Nieuwestad 58), een classicistisch poortje met romano-pilasters, gaf toegang tot de Poptakameren, een midden-16de-eeuwse hofje, dat in 1696 is uitgebreid door Henricus Popta en dat in 1846 is gesloopt. Het Marcelis Goverts Gasthuis (Noordersingel 54-54k) [43], oorspronkelijk in 1658 door Marcelis Goverts op de Oostergrachtswal gesticht, is in 1877 verplaatst naar de huidige plek aan de Noordersingel. De naar plannen van H.R. Stoett tot stand gekomen herbouw met hoofdvleugel en drie dwarsvleugels is uitgevoerd in neorenaissance-vormen. Van het oorspronkelijke gasthuis zijn de classicistische ingangspoort en een gevelsteen uit 1658 bewaard gebleven. Een andere gevelsteen memoreert de herbouw. Het Gabbema Gasthuis (Wijbrand de Geeststraat 42-42g) [44] is de nieuwbouw uit 1906 van het oorspronkelijk in 1634 door Abbe Freerks Gabbema bij de Jacobijnerkerk gestichte gasthuis. Het door W.C. de Groot ontworpen U-vormige eenlaagspand in kleurrijke jugendstilvormen is opgetrokken in oranjerode verblendsteen en rood- en groen
geglazuurde pannen. Boven de ingang bevindt zich een polychroom tegeltableau met de naam van de instelling en daarboven een houten klokkentorentje met ingesnoerde naaldspits. Het interieur is rond 1980 gemoderniseerd, maar bevat nog enkele originele onderdelen. Aardig is ook het tuinhek in jugendstil-vormen.
Woonhuizen. De oudste huizen in de stad gaan terug tot de 13de en 14de eeuw, toen temidden van een overwegend houten bebouwing een aantal verdedigbare vierkante stenen bouwwerken, stinsen, verrees. Vanaf de 14de eeuw werden ook minder defensieve, rechthoekige stenen woonhuizen opgetrokken. De verstening van de stad zette zich door vanaf het eind van de 15de eeuw, mede dankzij bouwvoorschriften van de overheid. Bouwde men in de late middeleeuwen met een groot formaat baksteen, de huizen uit de eerste helft van de 16de eeuw vallen op door een kleiner steenformaat; de rooswinkels. In de binnenstad zijn de oorspronkelijke stenen gevels grotendeels verloren gegaan. Achter de nu overwegend 17de- en 18de-eeuwse gevels is soms nog wel de laat-middel-eeuwse of 16de-eeuwse kern behouden gebleven.
Kenmerkend voor de verkaveling in de binnenstad is het verschil tussen de verkaveling van de oude terpen van waaruit Leeuwarden is ontstaan en die van de daar tussen gelegen terreinen. De eerste wordt gekenmerkt door sterk afwisselende percelering met geringe diepte, de laatste door regelmatiger, soms zeer diepe kavels. Langs de diverse grachten in de stad kregen de huizen soms een tot aan de kade doorlopende kelder, maar vaak lagen de kaden te laag voor dergelijke kelders. Een mooi voorbeeld van grachtkelders is zichtbaar bij de Bierkade naast de Brol.
Middeleeuwse en 16de-eeuwse huizen
Het zogeheten Pastoorshuis (Grote Kerkstraat 238) is een dwars huis met souterrain, waarschijnlijk gebouwd in het begin van de 14de eeuw als woning van de pastoor van de kerk van St. Marie van Nijehove (afgebroken in 1765). Vanwege de bewoning eind 15de eeuw door Worp Keimpema, spreekt men ook wel over de Keimpemastins. Het gebouw heeft later onder meer nog gediend als Latijnse School (1541-'50) en Armenschool (1765-'76). Een in de 16de eeuw toegevoegde achtervleugel is midden 19de eeuw gesloopt. Bij de restauratie in 1979-'81 zijn de latere schuiframen behouden en is een trapstoep uit 1837 gereconstrueerd. In het uit grote bakstenen opgebouwde muurwerk is een dichtgemetseld kloostervenster (circa 1500) behouden. Het interieur bevat onder meer een midden 16de-eeuwse samengestelde zolderbalklaag met geprofileerde consoles. Een ander pand dat zijn ouderdom duidelijk toont, is het hoekpand Ossekop 1, dat rond 1500 als een dwarse eenlaags woning werd gebouwd en in de 17de eeuw een verdieping kreeg en onder één dak werd gebracht met een buurpand. De voorgevel is voorzien van een geprofileerde deurnis en vervlochten segmentvormige ontlastingsbogen. Opmerkelijk is vooral de afwisseling van lagen groene en gele geglazuurde rooswinkels, waaraan het de bijnaam ‘De Gladde Gevel’ ontleent. De geglazuurde stenen bij de verdieping zijn waarschijnlijk afkomstig van de verbouwde zijgevel. Inwendig bevinden zich een samengestelde balklaag met geprofileerde consoles uit de bouwtijd en een 17de-eeuwse kap.
Door verbouwingen en latere bepleiste- | |
| |
Leeuwarden, Pastoorshuis
ring minder goed herkenbaar is het Julius van Gheelhuis (Grote Kerkstraat 212), nu in gebruik als Fries Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (FLMD). Op de resten van een ouder huis liet Julius van Gheel, procureur-generaal van het Hof van Friesland, in 1545 een L-vormig, deels onderkelderd huis bouwen. De traptoren in de binnenhoek heeft een achtzijdige bovenbouw met een bij de restauratie in 1976-'78 gereconstrueerde spits. In de 18de eeuw is de ingang verplaatst naar de Grote Kerkstraat, waar de gevel werd gewijzigd. Het interieur bevat samengestelde balklagen en grote delen van de oorspronkelijke kap.
Sommige laat-middeleeuwse huizen zijn opgesplitst, waarna de delen een eigen verbouwingsgeschiedenis hebben gekregen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het vroeg-16de-eeuwse Heenthiamahuis (Naauw 17-21), oorspronkelijk een diep hoekhuis aan de Grote Hoogstraat, maar in de eerste helft van de 17de eeuw gesplitst in drie op het Naauw georiënteerde huizen. De gevel van nummer 17 toont nog speklagen van gele steen (rooswinkels) en natuurstenen hoekblokjes; inwendig bleef nummer 19 het best behouden. Op de tegenoverliggende straathoek van de Grote Hoogstraat staat het rond 1500 gebouwde, maar later eveneens gesplitste en gepleisterde hoekpand Kelders 1-3. Uit de bouwtijd dateren inwendig bij nummer 1 de overwelfde kelder en bij nummer 3 delen van de kapconstructie. De zijgevel aan de Grote Hoogstraat toont nog een uitkraging op ornamentlijst tussen de verdiepingsvensters van een vroeg-17de-eeuwse verbouwing.
Enigszins verstopt aan de Grote Hoogstraat ligt het rond 1500 gebouwde Buygershuis, waarvan de gevel is opgetrokken in rooswinkels en voorzien van speklagen van gele steen. Inwendig gaat de kapconstructie met gestapelde jukken en nokstijlgebint terug tot de bouwtijd. Het huis heeft thans geen eigen ingang, omdat het sinds de 17de eeuw als achterhuis fungeert bij het grote dwarse huis Gouverneursplein 36, waarvan de voorgevel dateert uit de eerste helft van de 18de eeuw. Een kapconstructie van hetzelfde type als het Buygershuis heeft het in de kern vroeg-16de-eeuwse diepe hoekpand Voorstreek 53; de scheefgezakte zijgevel aan de Sacramentsstraat toont de ouderdom van dit huis waarvan de voorgevel in 1857 is vernieuwd. Het voorhuis heeft inwendig nog een samengestelde zolderbalklaag met restanten van korbeelstellen met geprofileerde sleutelstukken. Het achterhuis is gebouwd in de tweede helft van de 16de eeuw. Het diepe huis Voorstreek 6 heeft aan de achterzijde een laat-middel-eeuwse trapgevel; de kapconstructie dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw. Getoogde en korfboogvormig gesloten vensternissen heeft de - onder meer in 1619 - gewijzigde en gepleisterde voorgevel van het diepe huis Bij de Put 15, dat waarschijnlijk rond 1550 is gebouwd in opdracht van Jacob Sybrants (Auckema). Inwendig bevat het huis een kelder met tongewelf, samengestelde balklagen en kap met gestapelde jukken en nokgebint.
In het laatste kwart van de 16de eeuw gebouwd is de fraaie maniëristische voorgevel van het diepe huis Nieuwestad 103. De rijk met natuurstenen ornamenten versierde band- en rolwerkgevel volgt een voorbeeldboek van de uit Leeuwarden afkomstige Vredeman de Vries. De geveltop heeft een door vazen geflankeerd aedicula met in de nis wijnranken en een grote ton. Boven de pui bevinden zich een mannen- en een vrouwenmasker, mogelijk de opdrachtgevers voorstellend.
Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw zijn diverse gevels behouden die zich kenmerken door een uitkraging op ornamentlijst tussen de verdiepingsvensters. Eén van de vroegste voorbeelden - met nog duidelijk laatgotisch geprofileerde vensternissen - heeft het diepe pand De Drie Gouden Prince Daelders
Leeuwarden, Woonhuis De Drie Gouden Prince Daelders
| |
| |
Leeuwarden, Woonhuis Nieuwestad 103
(Nieuwestad 106). De in 1598 voor het eerst vermelde huisnaam is verbeeld op een gevelsteen in deze wit gesausde gevel. De tuitgevel van het in 1597 gebouwde diepe huis Tweebaksmarkt 45 heeft korfboogvormige vensternissen en een kleine uitkraging op ornamentlijst tussen de verdiepingsvensters. Uit de bouwtijd dateert inwendig de kapconstructie met grenen jukken voorzien van eiken kromstijlen. Een ornamentlijst tussen de verdiepingsvensters heeft ook de eind-16de-eeuwse voorgevel van het brede pand Tweebaksmarkt 49. In de bouwmuren zijn op de begane grond kloostermoppen verwerkt. Deze zijn waarschijnlijk afkomstig van het nabijgelegen, in 1580 deels gesloopte blokhuis. Het pand is diverse keren verbouwd. Een 17de-eeuwse tussenbouw voert van het voorhuis naar een groot midden-17de-eeuws achterhuis (bij Nieuwe Oosterstraat 1), dat is voorzien van twee, door verbouwingen verminkte pilastergevels. Gevels met een uitkraging op ornamentlijst - waarbij de overkraging vaak zo klein is dat deze nauwelijks opvalt - zijn tot ver in de 17de eeuw gebouwd. Voorbeelden zijn: Kleine Kerkstraat 32, Weerd 11, Bagijnestraat 58a en Druifstreek 53. Een waarschijnlijk laat-16de-eeuwse variant toont de gevel van het dwarse huis Korfmakersstraat 13, waarvan de uitkraging tussen de verdiepingsvensters is uitgevoerd met kleine consoles en boogjes. Al deze
Leeuwarden, Woonhuis St.-Jacobsstraat 13 (1991)
gevels hebben overigens later flinke wijzigingen ondergaan.
17de-eeuwse huizen
De binnenstad telt een groot aantal 17de-eeuwse gevels. De rijkste woonhuisgevel van Leeuwarden is die van het grote, diepe drielaagspand St.-Jacobsstraat 13, opgetrokken in 1635 in opdracht van de drukker Dirck Albertsz. Deze maniëristische gevel is uitgevoerd met (dubbele) pilasters en korfbogen die een boogstelling rond de vensters vormen en verder met rijk versierde natuurstenen boogtrommels en klauwstukken. Een gebeeldhouwd fries boven de pui toont voorstellingen van het boekdrukkersambacht. Bij een verbouwing in 1706 voor Hendrik Frieswijk is in het midden van het fries een (nu blind) alliantiewapen aangebracht en heeft de gevel een gewelfde geveltop met kuif gekregen. De huidige, historiserende winkelpui dateert van de restauratie van 1960-'62, onder leiding van J.J.M. Vegter.
Een gevelindeling met ontlastingsbogen op pilasters is een in Leeuwarden tot ver in de 17de eeuw toegepast motief. Het komt voor bij het behouden verdiepingsgedeelte van de vroeg-17de-eeuwse gevel van Weaze 25, bij de uit circa 1660 daterende voorgevel van St.-Jacobsstraat 7 - bij de verdieping dragen de ionische pilasters een vereenvoudigd hoofdgestel - en bij de trapgevel van het diepe hoekpand In de Fette Os (Grote Hoogstraat 14) uit 1664. Een aardige gevelsteen met een bonte koe illustreert de naam van dit laatstgenoemde pand. De winkelpui dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw. De indeling van het huis, met een achterkamer en insteek of hangkamer is goed zichtbaar bij de zijgevel. Bij de restauratie in 1965-'67, onder leiding van A. Baart jr., is de geveltop gereconstrueerd. Door verbouwingen deels behouden gebleven decoratieve pilastergevels hebben Voorstreek 5 (1665), In de Fortuyn (Raadhuisplein 34; 1664), Korfmakersstraat 15 - met grote composietkapitelen - Nieuwestad 135 en De Vergulde Kat (Groentemarkt 1; 1697). Het verdiepingsgedeelte van de midden-17de-eeuwse voorgevel van St.-Jacobsstraat 6 is uitgevoerd met dorische pilasters. Het achterhuis van dit pand heeft overigens een 14de-eeuwse kern.
| |
| |
Bij de uit 1665 daterende gevel van het diepe drielaags pand St.-Jacobsstraat 11 zijn de gestapelde pilasters van onder naar boven respectievelijk voorzien van dorische, ionische en corintische kapitelen; boven en naast de kozijnen zijn festoenen aangebracht. Abraham de Schepper liet de gevel optrekken bij een ingrijpende verbouwing van het in oorsprong oudere huis. De oorspronkelijke halsgevelbekroning is later vervangen door een dakschild. De ingang is rond 1800 gewijzigd. Het bovenlicht met feniks, gekruiste speren en de tekst Patrimonium is aangebracht bij de restauratie van het pand in 1994. Inwendig bevindt zich nog een gedeelte van een spiltrap met getordeerde spil uit 1665.
Vlakke 17de-eeuwse gevels, slechts voorzien van ontlastingsbogen met natuurstenen blokjes en soms een waterlijst, komen in Leeuwarden nog veel voor, zij het dat de oorspronkelijke geveltop in de 18de of 19de eeuw meestal is vervangen door een kroonlijst. Langs de Eewal staan veel van dergelijke gevels. De gevel van Eewal 78 (1611) heeft een gevelsteen met leidekkershamer die verwijst naar de bouwheer Dirck Alles. Deze leidekker bouwde samen met metselaar Wytze Reyners en timmerman Yde
Leeuwarden, Woonhuis In de Fette Os
Bauckes ook het huis Eewal 60 (1619). Andere aardige voorbeelden zijn Eewal 58 (circa 1620) - de gevelsteen ‘De Jonge S. Jacob’ is van elders afkomstig - Eewal 43 met een festoenversiering, de zijgevel van Eewal 46 en het hoekpand Eewal 66, gebouwd rond 1629 in opdracht van Jan Willems Dicky ter plaatse van een ouder pand. Het in de kern waarschijnlijk 17de-eeuws pand Eewal 48 met doorgetrokken insteek heeft een aardige tweelaags houten onderpui in neoclassicistische vormen uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Al dan niet gerestaureerde, midden-17de-eeuwse vlakke gevels met ontlastingsbogen voorzien van natuurstenen blokjes staan ook elders in de stad.
Goede voorbeelden hebben de huizen Auckamastraatje 2, Auckamastraatje 4, Auckamastraatje 6, Grote Kerkstraat 49, Poststraat 63 waarvan de zijgevel ook spitsboogvormige ontlastingsbogen vertoont, Bagijnestraat 70, Amelandsstraat 12, Heerestraat 7 (1669), Oude Oosterstraat 4 (circa 1670), Blokhuisplein 18 (met de van elders afkomstige gevelsteen ‘In de Leyhamer’), Nieuweburen 66 (zijgevel) en Zwitserswaltje 4; de laatste heeft op de derde bouwlaag een reeks bolkozijnen. Uit 1639 dateert de later gepleisterde en gewijzigde tuitgevel van Nieuweburen 107. De grote trigliefen, de aanzetstukken en het afsluitend fronton zijn bedacht en aangebracht bij de gevelrestauratie in 1988. Het in 1972 gerestaureerde dwarse huis Bij de Put 36 heeft een kelder met opkamer. De gevel bevat jaartalstenen - het jaartal 1687 slaat vermoedelijk op de bouw van de verdieping - en een gevelsteen met gehelmd alliantiewapen.
Net als de eerder besproken, rijker uitgevoerde trapgevels hebben ook de vlakke 17de-eeuwse trapgevels in Leeuwarden gewoonlijk een toppilaster, met als opvallend kenmerk dat de afdekplaten van de op één na bovenste trap als een lijst aansluiten op de ondersteunende console van de toppilaster. Goede voorbeelden uit het midden en de tweede helft van de 17de eeuw zijn: Nieuwestad 54, Nieuwestad 46, Tuinen 11 en Bagijnestraat 44; de laatste met halfronde toppilaster. Bij de trapgevel van Voorstreek 12 ontbreekt de bovenste trap met toppilaster boven de console en bij Uniabuurt 8 is de bovenste trap vervangen door een halfronde top; de console van de toppilaster is nog wel aanwezig. Een zelfde wijziging onderging de in 1984 gerestaureerde en in dodekop geschilderde trapgevel aan het Naauw van Wirdumerdijk 1-3 (1684). Ingrijpend gerestaureerd is de 17de-eeuwse trapgevel met toppilaster van het eenlaagspand Grote Hoogstraat 16. De 17de-eeuwse tuitgevel van Kleine Kerkstraat 45 heeft aan weerszijden van het zoldervenster een omlijst oeil-de-boeuf. Bij de restauratie in 1976-'77 kreeg de geveltop een forse kroonlijst met segmentvormig fronton. De onderpui uit 1899 is ontworpen door H. Feddema.
18de-eeuwse huizen
In de 18de eeuw waren halsgevels en vooral klokgevels lange tijd populair en daarvan zijn verschillende voorbeelden behouden gebleven. Een aardige halsgevel in Lodewijk XIV-vormen, met rijk bewerkte klauwstukken en een halfrond fronton met schelpmotief, heeft het kleine en smalle pand Nieuwestad 89. Het in de cartouches vermelde jaartal 1724 is recent opgeschilderd. Het huis
Leeuwarden, Woonhuis St.-Jacobsstraat 11
| |
| |
Leeuwarden, Woonhuis Voorstreek 26
Bagijnestraat 52 is in 1725 voor Roelof Nauta en Antje Buma verbouwd en voorzien van een weelderig versierde halsgevel in Lodewijk XIV-vormen. Gevelstenen met cartouches tonen het bouwjaar en het alliantiewapen van de bouwers. De ingang met geblokte omlijsting en sierlijk gesneden bovenlicht is uit circa 1790.
Uit het midden van de 18de eeuw resteren diverse klokgevels met natuurstenen decoraties in Lodewijk XIV- en Lodewijk XV-vormen. Alle hebben een versiering met lambrekijns - vaak voorzien van het bouwjaar - onder de aanzetkrullen. Voorbeelden van dergelijke klokgevels met een geschulpte boog met kuif als bekroning zijn: Tuinen 32 (1756), Voorstreek 11 (1765), Weaze 32 (1768), Nieuwestad 78 (circa 1780). Een bekroning met voller uitgewerkt rococo-ornament hebben de klokgevels van Nieuwestad 121 (1770) en Naauw 14 (1785; ‘De Planteur’). Bijzonder fantasievol zijn de in- en uitzwenkende vormen van Nieuwestad 39 (1759) en de zeer weelderige vormen van Voorstreek 26 (1753) - die in zijn hoofdvorm een tussenfase tussen hals- en klokgevel lijkt. Hier heeft het zolderraam een geschulpte bovenrand en een lambrekijn, zoals ook te zien is bij Nieuwestad 156 (1756). De laat-18de-eeuwse klokgevels hebben eenvoudige aanzetkrullen en een bekronend fronton, zoals bij St.-Jacobsstraat 15, Zuidvliet 46 en Eewal 53.
Een huis met lijstgevel uit het begin van de 18de eeuw is het zogeheten Coulonhuis (Doelestraat 8) [45]. Dit deftige, tweebeukige dwarse herenhuis met omlijste ingang kwam tot stand in 1713 bij een ingrijpende verbouwing van een ouder huis voor en door hofbouwmeester Anthonie Coulon. Inwendig bevat het huis diverse onderdelen uit de bouwtijd, waaronder in de gang stucwerk met een voorstelling van Aurora - waarschijnlijk het werk van de Zwitserse stukadoor Simon. Ook van elders zijn interieuronderdelen ingebracht, zoals een poortje uit een huis aan de Grote Kerkstraat en een beschilderd behang (midden 18de eeuw) uit Groningen. Tegen de achtergevel is de uit de Westerkerk overgebrachte grafzerk van Coulon († 1753) geplaatst. Op initiatief van notaris Nanne Ottema en de Ottema-Kingma Stichting is in het pand sinds 1938 de Fryske Akademy gehuisvest. Na de oorlog is deze academie uitgebreid met enkele buurpanden, waaronder het uit 1867-'68 daterende herenhuis Doelestraat 6. Inwendig bevinden zich hier een gesneden schoorsteenmantel (circa 1700), afkomstig uit Doelestraat 4, en een trap in Lodewijk XVI-stijl, afkomstig uit een Gronings huis. Het in 1958-'59 naar ontwerp van J.E. Wiersma op de hoek met de Groeneweg nieuw opgetrokken bouwdeel is versierd met de wapens van de Friese gemeenten.
Anthonie Coulon ontwierp ook, voor Georg Walcke, de in 1745 opgetrokken zandstenen gevel van Eewal 52. De oorspronkelijk rijk versierde geveltop is kort na 1845 vervangen door een kroonlijst. De gevelsteen met de voorstelling van een schip is begin jaren zeventig van de 20ste eeuw geplaatst.
Ook in de 18de eeuw werden bij diverse huizen topgevels vervangen door een kroonlijst of trok men bij nieuwbouw of verbouw een geheel nieuwe lijstgevel op. De kroonlijst is gewoonlijk versierd met bewerkte consoles. Het waarschijnlijk in 1739 voor Catharina van Sminia gebouwde herenhuis Tweebaksmarkt 36 heeft een kroonlijst met consoles in Lodewijk XIV-vormen; de pronkrisaliet met bordestrap dateert uit het midden van de 19de eeuw. Een lijstgevel in Lodewijk XIV-vormen heeft ook het herenhuis Tweebaksmarkt 64 (1740), nu onderdeel van het Provinciehuis. Het brede dwarse herenhuis Nieuwestad 61 werd in 1747 gebouwd voor Jan Klemrink naar een ontwerp in Lodewijk XIV-vormen van Claes Bockes Balck. Uit de bouwtijd zijn de kroonlijst met consoles en bij het middelste raam boven de vernieuwde onderpui een omlijsting met loofwerk, bloemen, bekroond door een geschulpt halfrond timpaan met daarin een alliantiewapen (Klemrink-Wesselius). De vensteromlijstingen en de band met guirlandes zijn rond 1860 toegevoegd. Jan Klemrink liet verder rond 1751 het net buiten de stadsgracht gelegen buitenhuis Zuidergrachtswal 14 bouwen. Dit sobere brede pand heeft als opvallend accent een boven de ingang als erker uitgebouwde zolderkamer met rijk gesneden bekroning in Lodewijk XIV-vormen. Daar bevindt zich ook een (opnieuw geschilderd) alliantiewapen van de bouwheer en zijn vrouw. Het interieur van dit pand is grotendeels origineel. Aan de achterzijde is het rond 1860 over de volle breedte uitgebreid.
Kroonlijsten met consoles in Lodewijk XV-vormen uit het derde kwart van de 18de eeuw zijn onder meer te zien bij het dwarse huis Tweebaksmarkt 32, Nieuwestad 41 - opvallend is de doorbreking met een halfrond gesloten dakkapel met kuif - Voorstreek 42, Eebuurt 14 en Grote Kerkstraat 20, dat bij de vensters fraai versierde bovendorpels heeft.
Het brede herenhuis Ossekop 9 is kort na 1776 gebouwd in opdracht van advocaat Petrus Adrianus Schik; het onvoltooide huis werd al in 1780 verkocht en vervolgens voltooid. Het in Lodewijk XVI-stijl gebouwde pand heeft een zorgvuldig gedetailleerde ingangsomlijsting en kroonlijst met fronton. De achtergevel is voorzien van een kroonlijst met trigliefen. Op het dak liggen zogeheten Lucas IJsbrandspannen. Het interieur bevat deels nog decoratief pleister- en snijwerk uit de bouwtijd. Het huis Nieuwestad 53 is in 1766-'67 verbouwd in opdracht van de zeepzieder Jan Zeper. De geheel hardstenen lijstgevel in Lodewijk XVI-stijl, waarvan ook de kroonlijst met trigliefen in natuursteen is
| |
| |
uitgevoerd, is van iets latere datum. Het interieur bevat diverse 18de-eeuwse onderdelen. Schelto Hessel Roorda van Eysinga, grietman van Haskerland liet kort voor 1789 het herenhuis Berlikumermarkt 17 bouwen. Van het later verschillende malen verbouwde pand is aan de buitenzijde met name de hoge kroonlijst met forse consoles in Lodewijk XVI-vormen nog karakteristiek. In het interieur zijn nog verschillende onderdelen uit de bouwtijd aanwezig, zoals lambriseringen, een stucplafond met florale motieven, een rijk gesneden bordestrap en enkele schouwen. Manufacturier Ype Bolman liet de begane grond in 1893 inrichten tot winkel en voorzien van een winkelpui. Delen van deze neorenaissance-winkelinrichting zijn behouden. De rond 1800 gebouwde voorgevel van het in de kern waarschijnlijk oudere dwarse herenhuis Grote Kerkstraat 31 heeft een opvallende ingangsomlijsting met geblokt kozijn, gestileerd bovenlicht en smalle zijlichten. In de late 18de en het begin van de 19de eeuw kregen veel gevels een geblokte kroonlijst, soms voorzien van een versiering met trigliefen, zoals bij de gevel van Raadhuisplein 32.
Het zogeheten Eysingahuis (Koningsstraat 1) [46] is ontstaan na de aankoop van enkele percelen bij de hoek van de Koningsstraat en de Turfmarkt in 1773 door Frans Julius Johan van Eysinga. In 1781-'83 liet hij de bestaande bebouwing verbouwen tot een L-vormig pand rondom het hoekpand dat in 1797 ook werd aangekocht. Na sloop van de bovenbouw werd dit pand in 1806 opgenomen in het omringende pand. Hierdoor ontstond een blokvormig pand met kroonlijst en pronkrisaliet in Lodewijk XVI-vormen. Het gebouw heeft een natuurstenen plint met guirlandes en daarvoor een fraai ijzeren hek. Inwendig bevindt zich nog een met kruisribgewelven gedekte kelder van het gesloopte midden-16de-eeuwse Vegelinhuis, één van de hoekpanden die in 1773 werden aangekocht. Het interieur uit de late 18de eeuw is grotendeels behouden in de van stucdecoraties voorziene vestibule, het trappenhuis en diverse kamers; de hoekkamer heeft een beschilderd behang uit 1806.
In het Eysingahuis werd in 1881 het
Leeuwarden, Eysingahuis (Fries Museum)
Fries Museum geopend, waarna al snel uitbreidingen volgden. In 1891-'92 verrees een noordvleugel (Turfmarkt 24) in rijke neorenaissance-stijl naar ontwerp van de architecten H.H. Kramer, J.D. Bruns en J.D. van der Weide. Langs de Koningstraat kwam in 1892 een bouwdeel tot stand met in de gevel twee, mogelijk 16de-eeuwse, portretkoppen en in 1894 daarop aansluitend naar plannen van H.H. Kramer de zogenaamde porseleinvleugel, waarvan de gevel is versierd met portretten van de koningen Willem I, II en III en prinses Wilhelmina. Het museum onderging diverse verbouwingen en uitbreidingen. In 1978 zijn de panden Turfmarkt 18-22 bij het complex getrokken en in 1991-'95 de aan de overzijde van de Turfmarkt gelegen Kanselarij. Bij die laatste uitbreiding zijn naar plannen van G. Daan een onderdoorgang en een nieuw entreegebouw gerealiseerd.
19de-eeuwse huizen
Aan de Nieuwestad staan verschillende vroeg-19de-eeuwse gevels in empirevormen. De drielaags gevel van Nieuwestad 119, met zorgvuldig gedetailleerde kroonlijst, is tot stand gekomen bij een verbouwing in 1802-'05 naar plannen van G. van der Wielen voor koffiehandelaar J. van der Veen. De onderpui is later gewijzigd. Van de uit ongeveer dezelfde tijd daterende gevel van Nieuwestad 51 is vooral het rijk versierde bovenlicht van de ingang interessant. De meest oorspronkelijk bewaard gebleven gevel heeft het zeer grote drielaags herenhuis Nieuwestad 49, dat in 1806 verrees naar ontwerp van de Amsterdamse architect J. Maaskamp. Bouwheer P. Cats liet dit ontwerp uit- | |
| |
voeren door G. van der Wielen. Het souterrain heeft een natuursteenbekleding. De rijk omlijste ingang met ionische pilasters wordt bereikt via een dubbele bordestrap met gietijzeren hek. Van het in 1809 voltooide interieur zijn voornamelijk op de verdieping nog onderdelen behouden gebleven. Naar een ontwerp in sobere empire-vormen van G. van der Wielen liet rechter J. Bieruma Oosting in 1815 het grote drielaags herenhuis Weerd 18 bouwen. Dit heeft een met natuursteen bekleed souterrain, een ingangspartij met een dubbele bordestrap, een rijk gesneden ingangsomlijsting en daarboven een erker.
De strakke, maar zorgvuldig gedetailleerde neoclassicistische lijstgevel van Voorstreek 3 is rond 1830 opgetrokken voor een diep pand met een ingrijpend verbouwde, maar mogelijk in oorsprong vroeg-17de-eeuwse of oudere kern. In de tuin staat een tuinhuis uit circa 1830, dat belangrijke interieuronderdelen uit die tijd bevat. Het brede pand Nieuwestad 108 - ook wel Auck Petershuis genoemd - is ontstaan door samenvoeging van twee oudere huizen, nog herkenbaar aan de knik in de sobere lijstgevel die R. Heringa Cats in 1849 nieuw liet optrekken. Het later verder verbouwde pand is in 1946 in gebruik genomen door het Oude Burger Weeshuis. De binnenstadstuin wordt aan het Ruiterskwartier afgesloten door een 19de-eeuws gietijzeren hek en het voorm. koetshuis (Ruiterskwartier 121). In de tweede helft van de 19de eeuw kregen veel huizen geprefabriceerde eclectische decoraties bij de ingang- en vensteromlijstingen en de kroonlijst.
Voorbeelden van dergelijke gevels in eclectische vormen - vaak behouden boven een later ingrijpend gewijzigde onderpui - zijn: Nieuwestad 137 (circa 1865), Nieuwestad 134-136 (circa 1870), Eewal 56 (1862-'63) naar ontwerp van Th.A. Romein, Wirdumerdijk 23 (circa 1885), Voorstreek 19 (circa 1880), Harlingerstraatweg 11 (circa 1880) en het later tot winkel verbouwde pand Over de Kelders 6 (1884), naar ontwerp van H.H. Kramer voor F.H. van der Meulen met uitbundige eclectische vormen. In de tuin van dit laatste pand staat een met zink beklede fontein met engeltjes en
Leeuwarden, Villa Sophialaan 1
centrale vrouwenfiguur (1885). Door J.D. Bruns ontworpen eclectische gevels hebben: Voorstreek 23 (1868), met zeer weelderige vensterbekroningen, Naauw 16 (1873) en waarschijnlijk ook Eewal 90 (1882). Bruns maakte ook het eclectische ontwerp voor het Burmaniahuis (Nieuwestad 9), gebouwd in 1874 voor B. Hopperus Buma ter vervanging van het grote laatmiddeleeuwse huis van het geslacht Burmania. Het gietijzeren balkon en de met glas uitgevoerde luifel zijn in 1889 aangebracht. Van 1912 tot 1987 diende het pand als kantoor van de Algemene Friesche Levensverzekering Maatschappij (nu Aegon). Sinds kort fungeert het als entreegebouw van het nieuwe stadskantoor (1992-'94) naar ontwerp van J. Dekkers (EGM architecten). De interieurafwerking uit 1874 is behouden in de vestibule, de hal op de verdieping en enkele kamers.
Ook in de directe ring rond de binnenstad zijn veel herenhuizen en villa's in eclectische vormen gebouwd. De herenhuizen Zuidergrachtswal 2-5 uit 1877, gebouwd naar ontwerp van J.I. Douma, hebben een neoclassicistische hoofdvorm met eclectische decoraties. Een vergelijkbaar ensemble vormen de in de jaren zeventig van de 19de eeuw langs de zuidzijde van de toen pas aangelegde Willemskade gebouwde blokvormige herenhuizen. De vrijwel aaneengesloten bebouwing is eveneens opgezet met neoclassicistische hoofdvorm en stucdecoraties in eclectische vormen. De meeste van deze huizen zijn nu in gebruik als kantoor. Het hoekpand Baljeestraat 1 kwam mogelijk rond 1870 tot stand, met de in die periode gebruikelijke afgeronde straathoek. Kort daarna gebouwd zijn: Willemskade 7, 13-19 en 23-25. Nog iets jonger zijn de herenhuizen Willemskade 11 en Willemskade 21. Aan de Willemskade zijn sommige herenhuizen geheel gepleisterd, zoals Willemskade 3 met stucdecoraties in de vorm van leeuwenkoppen en Willemskade 5 met stucomlijstingen voorzien van kopjes en guirlandes. Geheel gepleisterd zijn ook de in 1874 naar ontwerp van H.R. Stoett voor jhr. J.M. Wobma Speelman gebouwde blokvormige eclectische villa Willemskade 27 en de naastgelegen villa Sophialaan 1 uit circa 1876, gebouwd naar ontwerp van J. van Reenen voor houthandelaar J.P. Romein. Opvallend bij de laatstgenoemde is de grote driezijdig gesloten uitbouw of erker, die op de verdieping is uitgevoerd als loggia met gietijzeren balkonhek en zuiltjes. Aan de noordzijde van de gracht staan het gepleisterde herenhuis Willemskade 2 (circa 1875), nu onderdeel van het complex van de Friesland Bank, het gepleisterde pand Willemskade 28 (circa 1885) en het ongepleisterde pand
Willemskade 12a (circa 1890), alle uitgevoerd met pilasters. Ook de gepleisterde villa Oostergrachtswal 129 is voorzien van pilasters. Het pand is gebouwd in 1871 naar ontwerp van H.R. Stoett in opdracht van weduwe Sloterdyck-Andreae voor haar zoon, de kantonrechter J.L. Sloterdyck. Een rijk eclectisch voorbeeld is het grote huis Oostergrachtswal 93 uit 1883-'84, opgetrokken naar ontwerp van H.H. Kramer voor koffie- en theehandelaar R.H. Dijkstra. Aan de rechter zijde heeft de gevel een zwaar accent gekregen met een grote erker en een afgeknotte spits. Ondanks het huidige gebruik als winkel is het interieur nog grotendeels intact.
Rijk uitgevoerd in neorenaissance-stijl is de grote villa Verlengde Schrans 87 uit 1888-'89 naar ontwerp van H.H. Kramer voor D. Martena van Burmania Vegelin van Claerbergen. De villa, die ook bekend stond als de Bornia State, is sinds 1993 hotel-restaurant Van der Berg State. Inwendig zijn diverse onderdelen uit de bouwtijd behouden gebleven, onder andere de salon. Eenvoudiger neorenaissancegevels hebben onder meer de huizen Tweebaksmarkt 30
| |
| |
(1886), Noordersingel 66-74 en 76-86 (respectievelijk circa 1880 en 1890) en Harlingersingel 13-23 (1898). Eenlaagswoningen in neorenaissance-vormen zijn bijvoorbeeld Achter de Hoven 176-182 (circa 1895), Emmakade 173 (1898) en - als laat voorbeeld - Willem Lodewijkstraat 13-23 (1902-'03), gebouwd in opdracht van bouwspeculant J. Bos.
20ste-eeuwse huizen
Met name langs de singels en in de wijk bij het Nieuwe Kanaal bouwde men begin 20ste eeuw huizen met een - aan de jugendstil en het rationalisme ontleende - sterke afwisseling van baksteenwerk met gepleisterde geveldelen dan wel in kleur contrasterende constructieve onderdelen als lateien en ontlastingsbogen. De wat grotere huizen hebben als extra accenten erkers, balkons en speelse dakvlakken of hoektorentjes. Goede voorbeelden hiervan zijn Westersingel 50 (1905), Harlingersingel 7 (1906), naar ontwerp H.H. Kramer, en het dubbele woonhuis Emmakade 15-17 (1903), eveneens een ontwerp van H.H. Kramer voor bouwspeculant P. Vonk. Het laatste vertoont ook chaletelementen. Naar plannen van W.C. de Groot uitgevoerd in witte steen met gele banden en ontlastingsbogen zijn de huizen Emmakade 49-53 (circa 1905). Bij de in 1915 gebouwde huizen Vredeman de Vriesstraat 15-19, met overstekende platte daken en op de straathoek een achtzijdig uitgebouwd hoektorentje, zijn de constructieve elementen geaccentueerd. In nieuw historiserende stijl uitgevoerd is het door H.H. Kramer ontworpen dubbele woonhuis Emmakade 8/Maria Louisastraat 2 uit 1912. Expressionistische elementen hebben de woningblokken Transvaalstraat 26-34/41-49 (circa 1920) en de door A. Baart sr. ontworpen woningblokken Lijsterstraat 15-37/16-24 en Transvaalstraat 36-48 (1923). Dezelfde architect ontwierp de eveneens expressionistische dubbele woning Emmakade 96-96a (1929), waarvan hij het rechter deel (‘De Klinker’) als woning en kantoor gebruikte.
In de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw komt aan de uitvalswegen en aan de toenmalige stadsrand een aantal vrijstaande
Leeuwarden, Woonhuizen Harlingerstraatweg 29-41/Engelsestraat 2-6
huizen en villa's tot stand. Voorbeelden zijn de in 1923 naar plannen van W. van der Kooi gebouwde villa Harlingerstraatweg 70 en de geheel in houtskeletbouw uitgevoerde, in Oostenrijk geprefabriceerde huizen Harlingerstraatweg 29-41/Engelsestraat 2-6 (1922-'23). Vaak zijn rustieke expressionistische elementen als houten geveltoppen en rieten daken opgenomen, zoals bij de door A. Baart sr. ontworpen villa's Harlingerstraatweg 24 (1923), Harlingerstraatweg 42 (1924-'25) - beide met houten topgevels - en Harlingerstraatweg 2b (1927). Houten geveltoppen en gebogen pannendaken heeft de villa Mr. P.J. Troelstraweg 20 (1923). Rieten daken zijn ook toegepast bij de naar ontwerp van D. Meintema voor zichzelf gebouwde expressionistische villa Harlingerstraatweg 26 (1928) en de door D. Kalma en A. Witteveen ontworpen expressionistische huizen Groningerstraatweg 38-40 (1928-'29) - waarvan het middenrisaliet met geometrisch metselwerk in gele baksteen een art déco-accent heeft - en Harlingerstraatweg 6-6b (1931). Andere voorbeelden van dit expressionisme zijn de huizen Pelikaanstraat 17 en 23-31 (1930) en de door G.A. Heldoorn ontworpen huizen Harlingerstraatweg 75-79 (1934).
In de vooroorlogse buitenwijken staan veel woningen met de in stedelijke context meer gebruikelijke zakelijk-expressionistische vormen. Voorbeelden hiervan zijn: Gymnasiumstraat 50-52 (circa 1925). Groningerstraatweg 44-52 (circa 1928), Coornhertstraat 27 (circa 1930), Mr. P.J. Troelstraweg 59-69 (1930-'31), naar plannen van A. Witteveen, Harlingerstraatweg 13-13b (1933), naar ontwerp van D. Kalma en A. Witteveen en Engelsestraat 21-43 (circa 1935). Het door G.A. Heldoorn ontworpen woningblok Fonteinstraat 7-9f (circa 1933) heeft een geprononceerd, over het volle blok doorlopend balkon. Van de hand van architect P. de Vries zijn de expressionistische woningen Groningerstraatweg 80-82 (1924), Achter de Hoven 293-295 (1927-'28), Groningerstraatweg 32-34 (1929) en Groningerstraatweg 54-60 (1936). Voor zichzelf ontwierp P. de Vries in 1932 het woonhuis met atelier Druifstreek 63 in uitgesproken zakelijk-expressionistische vormen.
Volkswoningbouw. Het oudste complex arbeiderswoningen in Leeuwarden is dat van (oud) Eigen Brood Bovenal (Oldegalileën 58-88 e.o.) uit 1863, bestaande uit 24 woningen, waarbij in twee fasen tot 1888 nog 40 woningen werden toegevoegd. De naar plannen van J.I. Douma gebouwde woningen werden rug-aan-rug in blokken geplaatst, maar hadden wel een tussengang voor frisse lucht en licht in de keukens. De in 1904 gebouwde woningen van (nieuw) Eigen Brood Bovenal (Hoeksterplein e.o.) zijn ontworpen door W.C. de Groot. Van zijn hand zijn ook de rond 1908 gebouwde woningen van de Indische Buurt (Javastraat/Celebesstraat e.o.) en de ruimere en minder star verkavelde woningen aan de Saskiastraten/Straat van Welgelegen uit 1909-'10, met jugendstilachtige details. Een tuinwijkachtige opzet kreeg de door hem ontworpen Hollanderwijk (Hollanderstraat e.o.) uit 1914-'15,
Leeuwarden, Arbeiderswoningen Hollanderwijk
| |
| |
Leeuwarden, Kiosk
net als de twee vorige projecten gebouwd voor de Woningvereeniging Leeuwarden. De Hollanderwijk is ingrijpend gerenoveerd in 1980-'83. De woningen Bildtsestraat 7-25/14-32 e.o. kwamen in 1913-'18 tot stand naar ontwerp van D. Meintema, naar aanleiding van een prijsvraag van de Coöperatieve Vereniging Woningbouw. Dit wijkje heeft een opvallende uitstraling door de geknikte daken en de traditionalistische roedenvensters.
Winkels. De boekhandel Voorstreek 34, gebouwd in 1868 naar een eclectisch ontwerp van H.R. Stoett voor A. Meijer, is een drielaags hoekpand met afgeronde hoek. Het door Stoett ontworpen vergelijkbare winkelpand Zuidvliet 2 (1872) heeft een dergelijke - voor Leeuwarden in die tijd kenmerkende en door de gemeente gesubsidieerde - afgeronde straathoek. Waarschijnlijk ontworpen door J.D. Bruns is het eclectische woon- en winkelpand Voorstreek 16 (circa 1880). G. Bouwma liet in 1880 de slagerij ‘Het Okshoofd’, Kleine Hoogstraat 10 bouwen. Dit door H.H. Kramer in neorenaissance-vormen ontworpen pand is nu een horecagelegenheid. De voorm. kruidenierswinkel Kleine Kerkstraat 15 kwam in 1892 tot stand door verbouw van een ouder pand in opdracht van de N.V. Maatschappij tot exploitatie van den kruidenierswinkel ‘Eigen Hulp’. Op de winkelpui van de vrij rijk gedecoreerde neorenaissancegevel staat die naam nog te lezen. Laat-19de-eeuwse winkelpuien zijn verder onder meer te vinden bij: Weerd 3 (1882) Nieuwestad 71 (1885), Eewal 67 (1892), Grote Kerkstraat 47 (circa 1895), Voorstreek 60 (1895) - de laatste twee ontworpen door H. Feddema - en Bij de Put 1. Het rond 1810 gebouwde pand Nieuwestad 48 heeft een bijzondere eclectische pui uit 1894, bestaande uit drie bogen op ranke zuilen en versierd met consoles, opschriftband en festoenen. Het pand is recent verbouwd, waarbij het met het belendende pand tot verkoophal is samengevoegd. De apotheek Tweebaksmarkt 28 heeft een neorenaissancegevel uit 1895, waarvan de pui boven de ingang de naam C. Sonnega vermeldt. Boven de etalage zijn drie putti zichtbaar en - in medaillons - de godin van de gezondheid Hygeia en de god van de geneeskunde Aesculapius. Zij
zijn ook afgebeeld bij de pui van de voorm. winkel in medische apparatuur van J.A.F. Best, Nieuwestad 130. Van deze in 1899 aangebrachte pui resteren de omlijsting met hardstenen decoraties en de rijk bewerkte en geklonken stalen puibalk, voorzien van een rood en een zwart kruis. De pui van het in 1905 in neorenaissance-stijl gebouwde woon- en winkelpand Naauw 3 heeft een vergelijkbare stalen puibalk met gebogen onderrand.
Een bijzonder bouwwerk is de smalle, langgerekte houten kiosk tegen de zijgevel van Voorstreek 32, opgericht in 1897-'98 naar plannen van Z.S. Feddema met een bijzonder rijke neorenaissancedetaillering. Opvallende elementen zijn het hoektorentje met ingesnoerde spits en het driehoekige geveltje dat is versierd met een door griffioenen geflankeerde levensboom. De drie deuren verraden de oorspronkelijke opdeling van de kiosk. Begin 20ste eeuw werden bij de bouw van winkels jugendstil-vormen toegepast, zowel herkenbaar in de decoraties als in het kleur- en materiaalgebruik. Een opvallende pui uit 1904 met wit en groen geglazuurde stenen is te vinden bij het in de kern oudere pand Wirdumerdijk 31. Het meest opvallende jugendstilvoorbeeld in Leeuwarden is de Centraal Apotheek (Voorstreek 58) [47], gebouwd in 1904-'05 naar ontwerp van G.B. Broekema. Het voornamelijk in gele verblendsteen opgetrokken, aan drie zijden vrijstaande gebouw heeft levendig uitgewerkte hoekoplossingen, diverse gedecoreerde constructieve elementen, smeedijzeren balkonhekken en een polychroom tegeltableau, voorstellende de godin Hygeia met slang (van Aesculapius) en gifbeker. In ingetogener jugendstil-vormen uitgevoerd is het woon- en winkelpand Emmakade 2/Kanaalstraat 1 uit circa 1906.
In de eerste helft van de 20ste eeuw verrezen niet ver van elkaar enkele grootschalige winkelpanden. Het winkelpand van C & A (Nieuwestad 98) [48], kwam in 1917 tot stand naar ontwerp van P.M.A. Huurman in nieuw historiserende stijl. Het vierlaags pand is voorzien van kolossale pilasters, festoenen, cartouches en een timpaan met het voor de winkelketen kenmerkende medaillon met de initialen van de stichters Clemens en August Brenninkmeyer. De voorm. winkel van Peek & Cloppenburg, Wirdumerdijk 12, dateert uit 1920. In zakelijk-expressionistische vormen uitgevoerd is het grote winkelcomplex met bovenwoningen Wirdumerdijk 5a/Peperstraat 4-16/Weaze 12 uit 1931-'32, naar ontwerp van J. Prummel.
| |
| |
Leeuwarden, Centraal Apotheek (1980)
Kantoren. Het voorm. kantoor van de Algemeene Friesche Levensverzekering Maatschappij (Eewal 59) [49] is gebouwd in 1895-'96 naar ontwerp van H.H. Kramer in neorenaissance-stijl. Het fries tussen de bouwlagen vermeldt het oprichtingsjaar (1850), het vestigingsjaar (1915) en de naam van de tweede gebruiker van het kantoor, de Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij. Het voorm. bijkantoor van Levensverzekeringmaatschappij De Utrecht (Tweebaksmarkt 48) [50] is gebouwd in 1903-'04 naar ontwerp van A.J. Kropholler en J.F. Staal met decoratieve sculpturen van J. Mendes da Costa. Het in gele baksteen opgetrokken pand met jugendstil-details bestaat uit een eenlaags ingangspartij, een lichttorentje met tentdak en een hoge eenlaags kantoorruimte. Het is als bijkantoor in gebruik geweest tot 1933 en in 1978-'79 gerestaureerd. Het voorm. telefoonkantoor van de particuliere telefoonmaatschappij Ribbing van Bork (Eewal 55) [51], nu in gebruik als drukkerij, is in 1911 tot stand gekomen naar plannen van H. Feddema. De uitvoering in een oranjeokerkleurige verblendsteen toont de invloed van de jugendstil. Uit 1919 dateert de voorm. Friesche Bank (Nieuweweg 3) [52], uitgevoerd in ingetogen voegexpressionistische vormen naar ontwerp van G. Stapensea. Het bankgebouw van de Friesland Bank (Zaailand 110) [53] is gebouwd in 1937 naar een ontwerp in traditionalistische vormen van A. Baart sr., in samenwerking met J.E. Wiersma en met beeldhouwwerk van W. Valk.
Pakhuizen. Ten noordoosten en oosten van de binnenstad staan veel voormalige pakhuizen, die ooit zijn gebruikt voor de opslag van agrarische producten, maar na de oorlog vrijwel alle zijn verbouwd tot wooneenheden of kantoren. Het grootste pakhuisensemble is te vinden langs het in 1969-'71 gedempte Vliet. Uit 1755 dateert het brede pakhuis Groningen (Zuidvliet 22), waarvan de tuitgevel is voorzien van aanzetstukken en een gezwenkte bekroning. Van de vijf opslaglagen bevinden zich drie in de kap. Het naastgelegen pakhuis Friesland
Leeuwarden, Pakhuizen Zuidvliet 20, Groningen (Zuidvliet 22) en Friesland (Zuidvliet 24)
(Zuidvliet 24) uit 1793 heeft een vergelijkbare maar symmetrische gevel. Lijken deze voorbeelden met hun rechthoekige vensters nog op grote woonhuizen, bij het grote, rond 1800 of begin 19de eeuw gebouwde pakhuis Koningsbergen (Zuidvliet 26) is de pakhuisfunctie herkenbaar aan de halfrond gesloten pakdeuropeningen en flankerende lichtopeningen. Dit grote, brede pakhuis heeft zes lagen, waarvan drie in de kap. De gevel van het smallere pakhuis Zuidvliet 16 is voorzien van de jaartalankers ‘1806’. De gevel van het pakhuis Zuidvliet 20 kreeg rond 1880 door middel van een gepleisterde omlijsting en klimmend boogfries een krachtiger uitstraling. Uit de tweede helft van de 19de eeuw dateren ook de traditioneel vormgegeven pakhuizen Rotterdam (Zuidvliet 282) en Eewal 88.
Andere pakhuisgevels hebben brede uitspringende banden metselwerk. Het fraaiste voorbeeld daarvan is het in 1876 naar ontwerp van H.R. Stoett opgetrokken vijflaags pakhuis Burmania (Oostersingel 62). De laat-19de-eeuwse pakhuizen Noordvliet 19, Noordvliet 145 en Oostersingel 8 hebben vergelijkbare, maar eenvoudiger gevels; bij de rond 1910 gebouwde pakhuisgevel van Weaze 30 is de hele pakdeurtravee geaccentueerd.
Vanaf circa 1900 worden de pakhuisgevels vaak meer architectonisch vorm
| |
| |
Leeuwarden, Station, perronoverkapping en kiosken
gegeven. Zo is het in 1897-'98 voor de groothandel Dijkstra gebouwde vijflaags theepakhuis Eewal 86 uitgevoerd in neogotische vormen naar plannen van H.H. Kramer. Art déco-vormen vertoont de gevel van het smalle, vierlaags pakhuis Tweebaksmarkt 48a (circa 1915). Op de zijgevel staat de oude firmanaam Grijpma & De Hosson. Het zeslaags pakhuis Nieuweburen 137 [54], gebouwd in 1910-'11 naar een functionalistisch ontwerp van H. Feddema, is één van de vroegste in gewapend beton uitgevoerde gebouwen in Friesland.
Bedrijfspanden. Aan de voorm. Coöperatieve Handelsdrukkerij (Pijlsteeg 8 e.o.), opgericht in 1874 en in 1977 uit de binnenstad vertrokken, herinneren een laat-19de-eeuws neorenaissancepoortje met borstbeeld van Laurens Jansz. Coster en het naastgelegen vroegere kantoor uit het begin van de 20ste eeuw. De in 1891 ter plaatse van oudere bebouwing voor A. Ooiman opgetrokken jaloezieënwerkplaats annex woning (Kleine Kerkstraat 25) [55] is uitgevoerd in neorenaissance-stijl; de onderpui is gewijzigd. Aan de naastgelegen Regenboogsteeg staat verscholen het voorm. Water- en Vuurhuisje (circa 1890), waar men warm of koud water en vuurkooltjes kon kopen. Aan de Tramstraat staat de voorm. tramremise van de Nederlandsche Tramweg Maatschappij, gebouwd rond 1900. De uit 1900 daterende voorm. sigarenfabriek van D. Hoekstra (Vredeman de Vriesstraat 3) - nu opgedeeld in wooneenheden - is
Leeuwarden, Brol en Bierkade
gebouwd in late neogotische vormen. De bijbehorende directeurswoning (Vredeman de Vriesstraat 1) vertoont vergelijkbare vormen maar in de tegeltableaux ook jugendstil-invloeden. De voorm. papierfabriek ‘'t Springend Hert’ (Tuinen 8) [56] is gebouwd in 1901 voor I. Nauta naar ontwerp van Z.S. Feddema. De voorgevel combineert neorenaissance-vormen met meer eigentijdse elementen, zoals jugendstil-details en stalen lateien. Uit 1902 dateert de voorm. kaashandel van J. de Jong (Zuidergrachtswal 1a), ontworpen door Z.S. Feddema [57]. De opdrachtgever woonde in het aangrenzende herenhuis. De voorbouw met de tekst ‘Leeuwarder Kaashandel Bodegraven’ vertoont jugendstil-invloed (oranje baksteen). De meer traditionele pakhuisachterbouw is uitgevoerd in rode baksteen. Uit 1903 dateren zowel de in neorenaissance-stijl uitgevoerde voorm. kunstsmederij van J. Kroes (Grote Kerkstraat 240/Jacobijnerkerkhof 2) [58] als de voorm. rijwielfabriek Schrans 28, die jugendstil-invloeden vertoont. De door N. Adema ontworpen gevel van die fabriek heeft decoraties in de vorm van gevleugelde wielen. Jugendstil-vormen heeft ook het uit 1906 daterende bedrijfsgebouw met woning van de voorm. papierhandel A. Marcus (Emmakade 72-74), ontworpen door H.H. Kramer. De uit 1917 daterende gevel met art déco-elementen van de voorm. kantoorboekenfabriek van de firma L. Scheepstra (Zuidergrachtswal 18) is ontworpen door D. Meintema.
De poldermolen ‘Froskepôlemolen’ in het aan de oostzijde van Leeuwarden gelegen recreatiegebied Froskepôle is een achtkantige grondzeiler met gemetselde voet en een met riet beklede romp en kap. De in 1896 voor de bemaling van de polder Het Huizumer en Goutumer Nieuwland gebouwde molen is in 1962 naar de huidige plaats gebracht en is in 1987-'88 gerestaureerd.
Het station (Stationsplein 1) [59] is in 1863 gebouwd als een station 3de klasse van de Staatsspoorwegen naar plannen van K.H. van Brederode. De gepleisterde neoclassicistische eenlaags zijvleugels zijn al in 1868 toegevoegd. In 1904 verving men het oude middengedeelte door het huidige middenblok met grote rondboogvensters. Het interieur van de centrale hal is uitgevoerd in gekleurde baksteen met tegeltableaux en glas-in-loodramen. De overige delen van het interieur zijn vanaf de jaren zeventig van de 20ste eeuw gemoderniseerd. De drieledige perronoverkapping met gietijzeren kolommen, Polonceauspanten en sikkelspanten dateert ook uit 1904. Op het perron staan twee houten kiosken met panelen en eenvoudige neorenaissance-vormen.
Pijpen. Over de grachten in de binnenstad van Leeuwarden zijn diverse overkluizingen of ‘pijpen’ gebouwd. Later zijn deze vaak ingrijpend hersteld en soms ook verbreed. De Brol is een mogelijk rond 1500 aangelegde brede overkluizing bij de samenkomst van Voorstreek en Weaze. De gewelven van dit brugplein zijn in 1615 vernieuwd. Op de Brol sluit de in oorsprong 15de-eeuwse, verlaagd gelegen Bierkade aan.
| |
| |
De brede Langepijp over de Nieuwestad, ter hoogte van de Bagijnesteeg en Weerd, ontstond in 1611 door het verbinden van twee bruggen door middel van een tongewelf. Net als de Brol is de Langepijp sinds 1674 voorzien van hardstenen deklijsten en gietijzeren leuningen. De iets westelijker gelegen Nieuwepijp dateert uit 1621 en heeft decoratieve, gesmede leuningen uit het midden van de 19de eeuw naar ontwerp van Th.A. Romein. De genoemde pijpen zijn alle in de 20ste eeuw gerestaureerd. Ingrijpender vernieuwd en gewijzigd zijn de overkluizingen over de Voorstreek, zoals de Paardepijp, de Vismarktpijp en de Amelandspijp.
Bruggen en brugwachterwoningen. De bruggen over de gracht rond de binnenstad zijn in de jaren zestig van de 19de eeuw vervangen door ijzeren draaibruggen. Daarvan zijn door vernieuwingen in de 20ste eeuw geen voorbeelden behouden. Bij de huidige Noorderbrug uit 1938, naar plannen van J. Zuidema, staat nog wel de uit 1864 daterende voorm. brugwachterwoning Wissesdwinger 1a, een neoclassicistisch pand met verhoogd middendeel naar ontwerp van Th.A. Romein. Uit hetzelfde jaar en door Romein met dezelfde opzet ontworpen, is de voorm. brugwachterwoning Harlingersingel 2. De nabijgelegen Vrouwepoortsbrug is in 1933-'34 vernieuwd. Nabij de in 1940 naar plannen van J. Zuidema vernieuwde Wirdumerpoortsbrug staat de in 1892 gebouwde voorm. brugwachterwoning Zuiderplein 27-27b, ontworpen door J.E.G. Noordendorp in neorenaissance-vormen. De in 1895 opgeleverde 1e Kanaalbrug [60] over het Nieuwe Kanaal is een ijzeren draaibrug op een bakstenen draaipijler. De brug is gemaakt bij de Koninklijke Nederlandse Grofsmederij te Leiden naar plannen van J.E.G. Noordendorp en L. van Krimpen. Het huidige kleine brugwachtershuisje is in de plaats gekomen van de oorspronkelijk, in 1906 naar plannen van W.C.A. Hofkamp als brugwachterwoning, hulppolitiepost en berging voor een brandweerwagen gebouwde panden Kanaalstraat 2-4. Tenslotte is de in 1924-'25 aangelegde Oosterbrug (Oosterkade) [61] nog interessant. De van een pseudo-potdekseling
Leeuwarden, Prinsentuin, muziektent
voorziene landhoofden en het zeszijdig bedieningshuis zijn uitgevoerd in grof kiezelbeton. Het oorspronkelijke Rall-bascule-systeem is bij de restauratie van de brug (circa 1996) vervangen door een nieuw bewegingswerk.
De Mercuriusfontein (Wirdumerdijk ong.) [62] uit 1923 is een natuurstenen fontein versierd met beelden die de landbouw, veeteelt, visserij en handel personifiëren. Het geheel wordt bekroond door een bronzen Mercuriusbeeld. Het basement is een ontwerp van A. Baart sr., de beelden zijn ontworpen door G.A. Bredow.
Gedenktekens. Op het Hofplein staat het in 1906 opgerichte standbeeld van de eerste Friese stadhouder, Willem Lodewijk van Nassau-Dietz. Het beeld is vervaardigd door B. van Hove, de sokkel is ontworpen door W.B.G. Molkenboer. Het beeld staat bekend als ‘Us Heit’. Het Monument Friese Stamboekkoe (Harlingersingel ong.) is in 1954 vervaardigd door G.J. Adema bij het 75-jarig bestaan van het Fries Rundvee Stamboek. Deze geïdealiseerde, maar realistisch aandoende bronzen zogeheten honderdpuntskoe werd al snel ‘Us Mem’ genoemd. Oorspronkelijk stond het beeld op het Zuiderplein.
De Prinsentuin (Groeneweg ong.) is in 1648 in opdracht van stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz als lusthof aangelegd op het voorm. bastion de Doeledwinger. De tuin werd door latere stadhouders telkens verder verfraaid en aan de mode van de tijd aangepast. Nadat de tuin in 1795 voor het publiek was opengesteld, volgde in 1819 de overdracht aan de stad. Vanaf 1820 begon men met een transformatie in romantische landschapsstijl naar plannen van L.P. Roodbaard, waarbij in 1842 ook de aangrenzende, deels geslechte vestingwallen door hem tot een wandelgebied werden omgevormd. Ook de aangrenzende Noorderplantage werd aan het park toegevoegd. Het in de Prinsentuin gelegen 17de-eeuwse zomerhuis verving men in 1842 door een nieuw gebouw, dat later nog twee zijvleugels kreeg. De in 1954 aangebouwde oostvleugel huisvest nu het Pier Pandermuseum. Rond 1994 zijn het middendeel en de westvleugel gemoderniseerd. Het hier gevestigde café-restaurant ‘De Koperen Tuin’ is vernoemd naar een roman van S. Vestdijk die zich voor een deel in de Prinsentuin afspeelt. De in neorenaissance-vormen opgetrokken muziektent of orkestschelp dateert uit 1881 en is ontworpen door J.E.G. Noordendorp. Het front is versierd met de portretbustes van prinses Wilhelmina, Beethoven en Mozart. Op een verhoging of molenbelt in de Noorderplantage staat het Pier Pandertempeltje [63] uit 1924, ontworpen door J.M. van der Mey en N.P. de Koo in de vorm van een antiek baptisterium. Het huisvest een door de Friese beeldhouwer Pier Pander († 1919) ontworpen beeldengroep; de gipsmodellen van Pier Pander zijn na diens dood door E. Gazzeri in marmer uitgevoerd. Vlakbij staat de in 1973-'74 vrijwel volledig herbouwde en uitgebreide molenaarswoning (Noorderplantage 3-5) van de eind 19de eeuw afgebroken korenmolen De Leeuw.
Overige parken. Het Westerpark (Westersingel ong.) ontstond bij een in 1872 gegraven drinkwatervijver. De glooiende parkaanleg in landschapsstijl rond de tot 1888 voor drinkwater benutte vijver, is ontworpen door G.L. Vlaskamp en is in 1926 heringericht. Het Rengerspark (Spanjaardslaan ong.) is in 1904-'05 aangelegd in gemengde tuinstijl naar plannen van H. Copijn op grond geschonken door mr. W.J. van Welderen baron Rengers en zijn vrouw.
Begraafplaatsen. Op het terrein van de oude terp Fiswerd, in de late middeleeuwen de plaats van het klooster van de Grauwe Begijnen, werd in 1830-'33 de omgrachte Alg. begraafplaats (Spanjaardslaan 76-78) aangelegd naar plannen van L.P. Roodbaard. Sinds de sluiting in 1969 is het een funerair wandelpark met een duidelijk 19de-eeuws
| |
| |
Leeuwarden, Alg. begraafplaats, ingangspartij
karakter. Een stenen brug met een door J. van der Wielen ontworpen gietijzeren hek met veel doodssymboliek (1832) vormt de toegang. Het toegangspad wordt geflankeerd door twee uit 1832 daterende, wit gepleisterde neoclassicistische huisjes met toscaanse zuilenportico en rieten dak - oorspronkelijk een dienstwoning voor de doodgraver en een bergplaats - naar ontwerp van I. Warnsinck. Het door Th.A. Romein ontworpen baarhuisje (circa 1875) verkeert in ruïneuze toestand. Van de vier begraafperken is met name het perk bij de toegang interessant door de grafstenen en monumenten met gietijzeren hekwerkjes. Interessante grafmonumenten zijn die van J.B. Weerman († 1882), L.P. Roegholt († 1895), D. Lehmann-Menalda († 1898) en de socialist L. Zandstra († 1923) met een reliëf van T. Visser. Naast de Alg. begraafplaats en gelijktijdig daarmee aangelegd, ligt de omgrachte en sober ingerichte Isr. begraafplaats, die sinds 1871 een zelfstandige begraafplaats vormt. Het huidige metaarhuisje stamt uit circa 1900. Een deel van de aanwezige grafstenen is afkomstig van de in 1949 geruimde Joodse begraafplaatsen bij de Boterhoek en de Groeneweg. Een eenvoudig monument herdenkt de tijdens de oorlog uit Friesland weggevoerde Joden. De in 1882 aangelegde R.K. begraafplaats (Harlingerstraatweg 130) heeft behalve een baarhuisje en bergplaats uit die tijd een kruisiginggroep aan het eind van het centrale pad en diverse interessante grafmonumenten, zoals de neogotische monumenten van G.H.D. Langemeyer († 1897), de familie Von Weijhrother (circa 1900), de familie Kuhlmann (1903), de familie Lampe (1917), en het eclectisch grafmonument van de familie Tulleners (1900). De oorspronkelijke ingang van de in 1918-'19 aangelegde Noorderbegraafplaats (Schapendijkje 6-8) wordt
geflankeerd door twee blokvormige panden uit 1923, ontworpen door L.H.E. van Hylckama Vlieg met expressionistische en art décodetails. Hoge gesnoeide heggen scheiden de perken van het oude gedeelte van deze begraafplaats die recent aanzienlijk is uitgebreid.
De kerktoren van Miedum (Canterlânswei 8), gelegen ten noordoosten van Lekkum, staat op een terp en wordt omringd door enkele 17de-eeuwse zerken. De kerk is in 1834 gesloopt. De eenvoudige, achterover hellende zadeldaktoren heeft een 14de- of 15de-eeuwse kern met een 19de-eeuwse ommetseling en is in 1956 gerestaureerd.
Snakkerburen (Snakkerbuorren). Dit vaartdorp langs de Dokkumer Ee, nu vastgegroeid aan de noordrand van Leeuwarden, is waarschijnlijk in de 15de eeuw ontstaan. De lintbebouwing tussen het water (Oan'e Ie) en de dijk (Oan'e Dyk) bevat nog enkele oude panden. De voorm. herberg ‘De Sevenster’ (Oan'e Ie 1) is gebouwd in 1775; het aangrenzende pand Oan'e Dijk 1 dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw. Rond 1800 gebouwd is het pand Oan'e Ie 6, dat inwendig betimmeringen met bedstedeen kastdeuren en een schouw in de keuken met Lodewijk XVI-versiering bevat.
Lekkum. Dit terpdorp ten noorden van Leeuwarden is ontstaan in de middeleeuwen op een oeverwal langs de Ee. De Herv. kerk (Tsjerkepaed 26) is een driezijdig gesloten zaalkerk met een ongelede toren voorzien van steunberen en een ingesnoerde spits. Kerk en toren zijn in 1778 door grietman U. van Burmania herbouwd (gedenksteen), de toren nogmaals in 1896 (gedenkplaat). Tot de oude inventaris behoren een preekstoel (eind 18de eeuw), twee herenbanken en een door L.J. en J. van Dam vervaardigd orgel (1828). In de toren hangen twee klokken, de ene gegoten door Geert van Wou en Johan Schonenborch (1512), de andere door Geert van Wou II (1548). De gepleisterde neoclassicistische pastorie (Weme 18) dateert uit circa 1865. Interessante boerderijen in en bij Lekkum zijn de boerderij Mearsterpaed 2, met een in de kern 17de-eeuws dwars voorhuis, de forse kop-hals-rompboerderij ‘Eeburgh Zathe’ (Canterlânswei 1), gebouwd in 1871 door de familie Hettinga Tromp, en de boerderij ‘Sjoerdsmastate’ (Buorren 99) met expressionistische details uit 1932. Ten oosten van Lekkum in de Bullepolder staat de poldermolen ‘De Bullemolen’ (Kealledykje 7), een achtkantige grondzeiler met gemetselde veldmuren en een met riet beklede romp en kap. De molen stond vóór 1825 in de Louwsmeer onder Tytsjerk en is nadien overgebracht naar de huidige plaats. De molen is in 1995 gerestaureerd. |
|