| |
| |
| |
Harlingen (Harns)
Harlingen, Binnenstad met haven
Stad, ontstaan uit de kerkterp Almenum - op een kwelderwal opgeworpen rond het begin van de jaartelling - en een niet opgehoogde handelsnederzetting bij de monding van een waterloop uit oostelijke richting naar open zee. Harlingen wordt in 1228 voor het eerst vermeld en in 1317 als stad genoemd. Op de terp Almenum bouwde men in de 12de eeuw de romaanse St.-Michaëlskerk. De stedelijke nederzetting kwam tot ontwikkeling met als as de langs de genoemde waterloop aangelegde Voorstraat. In 1496 bouwden de Groningers aan de westzijde een kasteel ter verdediging van Harlingen als toegangspoort tot Friesland en Groningen vanaf zee. De toen nog niet omwalde stad werd begrensd door de huidige Noorderhaven, Noordijs, Heiligeweg en Schritsen. In de 16de eeuw leidde de florerende handel en scheepvaart tot een grote stadsuitbreiding. Op basis van een uitbreidingsplan van Jacob van Oyen uit 1565 werd de stad aan de westzijde vergroot en trok men aan de zuidoostzijde het dorp Almenum bij de stad. Nadat het kasteel grotendeels was gesloopt, werd in 1579-'80 een begin gemaakt met de versterking van de stad door middel van wallen en land- en waterpoorten. Het sluitstuk van deze verdedigingswerken vormde het graven van de Zuiderhaven ter berging van oorlogsschepen in 1597. In de 17de eeuw werd de stad naar plannen van Adriaen Antonisz geheel omgeven met bastions in aansluiting op de reeds bestaande bastions aan de oost- en noordzijde van de stad.
Na de Reformatie in 1580 werd de St.-Michaëlskerk in gebruik genomen door de protestanten (Grote Kerk). In een destijds nog resterend deel van het kasteel richtte men in de loop van de 17de eeuw een tweede protestantse kerk in, de Westerkerk (gesloopt in 1896). In 1644 werd de Admiraliteit uit Dokkum naar Harlingen verplaatst, waarna rond de havens nieuwe koopmanswoningen, pakhuizen, opslag- en werfterreinen ontstonden. Ondanks de afnemende stedelijke welvaart in de 18de eeuw werden toen toch nog verschillende belangrijke bouwprojecten uitgevoerd: het stadhuis (1730, 1757), de Latijnse school (1751), het Admiraliteitsgebouw (1768) en de nieuwbouw van de Grote Kerk (1772). Tussen 1830 en 1880 dempte men de grachten in de Voorstraat, Lanen, Schritsen, Heiligeweg, Brouwersstraat, Simon Stijlstraat en William Boothstraat. De meeste stadspoorten werden tussen 1834
| |
| |
Harlingen, Binnenstad
1 | (Herv.) Grote Kerk (zie p. 153) |
2 | R.K. St.-Michaëlskerk (p. 153) |
3 | Evang. Luth. kerk (p. 154) |
4 | Leger des Heilsgebouw (p. 154) |
5 | Stadsweeshuis (p. 154) |
6 | Herv. rusthuis (p. 155) |
7 | R.K. St.-Annagesticht (p. 155) |
8 | Stadhuis (p. 155) |
9 | Brandspuithuisje (p. 155) |
10 | Beurs (p. 155) |
11 | Gevangenis (p. 155) |
12 | Kantongerecht (p. 155) |
13 | Postkantoor (p. 155) |
14 | Eerste Gemeenteschool (p. 156) |
15 | R.K. St.-Annaschool (p. 156) |
16 | Chr. lagere Prinses Julianaschool (p. 156) |
17 | nutsgebouw De Harmonie (p. 158) |
18 | hotel Zeeburg (p. 159) |
19 | kantoor Zeehandels- en Houtkopersvereniging (p. 159) |
20 | Handelskantoor scheepvaartmaatschappij (p. 159) |
21 | kantoor Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij (p. 159) |
22 | Station (p. 160) |
23 | Grote Sluis (p. 160) |
24 | Kleine Sluis (p. 160) |
25 | Zakkendragerspijp (p. 160) |
26 | Kerkpoortsbrug (p. 160) |
27 | Raadhuisbrug (p. 160) |
28 | Oosterbrug (p. 160) |
29 | Singelbrug (p. 160) |
30 | Franekereindsbrug (p. 160) |
31 | Vuurtoren (p. 160) |
32 | Engelse tuin (p. 160) |
en 1844 gesloopt. De nog resterende Havenpoort, die buiten de eigenlijke vestingring was gesitueerd, volgde in 1883. Vanaf 1843 werden delen van de wallen geslecht. Aan de oost- en de noordzijde van de stad bleven de wallen en grachten aanvankelijk gespaard. Op het noordoostelijk bolwerk legde men in 1843 de Engelse Tuin aan. De door de ontmanteling van de vestingwerken vrijgekomen ruimten werden onder meer benut voor uitbreiding van de havens. In 1850 kwam de Willemshaven tot stand, in 1877 gevolgd door de Nieuwe Willemshaven. Nog onbebouwde ruimte in de binnenstad werd opgevuld met industriële en utilitaire bouwwerken en met arbeiderswoningen. In het gebied direct buiten de stad werden begraafplaatsen aangelegd. Voor een verbetering van de verbinding
| |
| |
met het achterland zorgden de rijksstraatweg (1842) en de spoorlijn naar Leeuwarden (1863), met een station aan de zuidzijde van de stad. Daarna volgden de tramlijn naar Sneek (1882) en de lokaalspoorweg naar Stiens via Tzummarum (1904). De aanleg van de Afsluitdijk in 1932 vergrootte het verkeersaanbod via Harlingen naar Friesland en Groningen.
In de 20ste eeuw kwamen omvangrijke uitbreidingen tot stand. De woonwijken Trebol en het Rode Dorp werden voor de Tweede Wereldoorlog voltooid. Behalve woonhuizen werden ook nieuwe scholen gebouwd, waaronder de Zeevaartschool (1914 tot 1934) en de Rijks H.B.S. (1926), opgericht in 1865 en aanvankelijk gehuisvest in de oude Admiraliteitsgebouwen (gesloopt in 1956). Bij de aanleg van het Van Harinxmakanaal in 1953 werd het noordelijk deel van de oude vestinggracht gedempt; de tussen de sluizen en de 19de-eeuwse woonblokken ontstane ruimte bleef tot eind jaren zeventig in gebruik als industrieterrein. Toen de industrie plaats maakte voor woningen, werd een deel van oude woonblokken venvangen. Gemeentelijke herindeling na de Tweede Wereldoorlog maakte aan de zuidzijde verdere grootschalige uitbreidingen mogelijk (Plan Zuid, Oosterparkwijk, De Schil en De Spiker). In de binnenstad werd in het gebied ten noorden van de Zoutsloot een deel van de bebouwing gesloopt ten behoeve van nieuwbouw. Een groot gedeelte van de binnenstad is in 1969 aangewezen als beschermd stadsgezicht, waarna veel panden zijn gerestaureerd.
De (Herv.) Grote kerk (Kerkpad 3) [1], oorspronkelijk gewijd aan St. Michaël, is een kruiskerk voorzien van een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. De tufstenen toren verrees rond 1200 en werd in de 15de eeuw verhoogd. In 1775 heeft men de toren aan twee zijden beklampt en van een nieuwe spits voorzien. Naar plannen van Willem Douwes werd de romaanse kerk werd in 1772-'75 vervangen door de huidige, in classicistische vormen uitgevoerde kerk met gekorniste hoekpilasters, ingangen met natuurstenen omlijstingen en grote rondboogvensters in de top- en zijgevels. Het interieur wordt gedekt door een gestuct gewelf en geleed door een kolossale
Harlingen, Herv. kerk
dorische orde. De stucwerkdecoraties zijn ontworpen door Jacob Otten Husley, die mogelijk ook een bijdrage aan het totaalontwerp leverde. De als dienstruimte en consistorie in gebruik zijnde oostelijke kruisarm is met een wand afgescheiden van de rest van de kerkruimte. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren een door Johannes George Hempel vervaardigde preekstoel met Lodewijk XVI-details (1778), een door A.A. Hinsz gebouwd orgel (1776), galerijen op gemarmerde zuilen en enkele overhuifde herenbanken. De kerk bevat verschillende oude grafzerken, waaronder de dubbele portretzerk voor Cunera van Ropta († 1555) en Christoffel van Sternsee († 1560).
De R.K. St.-Michaëlskerk (Zuiderhaven 75) [2] is een driebeukige kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor, driezijdig gesloten transeptarmen, aangebouwde sacristie en doopkapel en een toren van drie geledingen met traptoren, overhoekse steunberen en een ingesnoerde spits. Deze neogotische kerk werd in 1880-'81 naar ontwerp van A. Tepe gebouwd ter vervanging van een in 1752 ingerichte schuilkerk. In 1941 raakte de kerk zwaar beschadigd door een bominslag. Restauraties zijn uitgevoerd in 1947 en 1990.
Het interieur wordt gedekt door een gestuct kruisribgewelf. Tot de door het atelier van F.W. Mengelberg vervaardigde inventaris uit de bouwtijd behoren het hoofd- en de zijaltaren, de preekstoel (1882), het triomfkruis (1884), enkele communiebanken en biechtstoelen en kruiswegstaties (1889-'91). Verder bevat de kerk een door P.J. Adema gebouwd orgel (1898). De moderne, van plexiglas vervaardigde ramen zijn in 1985-'99 gemaakt door J.M. de Vries.
Een tussenlid verbindt de kerk met de neogotische pastorie (Zuiderhaven 77),
| |
| |
Harlingen, R.K. St.-Michaëlskerk en pastorie, plattegrond
Harlingen, R.K. St.-Michaëlskerk en pastorie (1995)
gebouwd in 1881 naar plannen van A. Tepe. De trapgevels zijn voorzien van muizetandlijsten en pinakels (voorzijde). In 1927 heeft men de voorgevel vernieuwd en is tegen de linkerzijgevel een erker aangebouwd.
De voorm. Evang. Luth. kerk (Simon Stijlstraat 2) [3] is een zaalkerk uit 1879, ontworpen door de gebroeders J. en J. Posthumus in een op de Engelse neogotische ‘Perpendicular style’ geïnspireerde bouwstijl. Opvallend zijn de omlijste vensters met rijke traceringen. Bij de verbouwing tot woon- en winkelpand in 1977 ging het interieur grotendeels verloren en heeft men de voorgevel aangepast aan de nieuwe functie.
De Geref. kerk (Noorderkade 2) is een T-vormige kerk uit 1926 met een door pilasters geleed schip en een overhoeks geplaatste dakruiter.
Het Leger des Heilsgebouw (William Boothstraat 29) [4] is een blokvormig pand met ondiepe hoekrisalieten, gebouwd in 1934 in zakelijk-expressionistische stijl naar ontwerp van L. Reinalda en J.C. Bakker. Kenmerkend zijn de gesloten onderbouw met drie rondboogdeuren en de vlaggenmasten bij de hoekrisalieten.
Het voorm. stadsweeshuis (Weeshuisstraat 1) [5] is eind 16de eeuw gesticht. Het was ondergebracht in het hoofdgebouw van het kort na 1500 gebouwde Blokhuis van het kasteel. Het
| |
| |
weeshuiscomplex werd in de loop van de eeuwen sterk uitgebreid en verbouwd. In de lange zijgevel bevindt zich een laatgotisch poortje uit 1546, bekend als weeshuispoortje, voorzien van wapens en een opschrift naar I Rom. 8:31. De huidige voorgevel van het gebouw bevat een gevelsteen met het jaartal 1851 en twee weeskinderen. Het complex is in 1910 uitgebreid met een nieuw schoolgebouw (Weeshuisstraat 3) en fungeert thans als internaat van het Noordzeecollege.
Het voorm. Herv. rusthuis (Kerkpad 16-28) [6] is in 1763 gesticht als Oudeliedenhuis. Het rond een binnenhof gesitueerde complex omvat een eenlaags deel dat in 1873 is vernieuwd en een tweelaagse vleugel, die in 1894 is herbouwd. De woningen aan de straat kregen in 1901 een nieuwe voorgevel. De poortdoorgang naar het hofje draagt de naam van het rusthuis en wordt afgesloten door een gietijzeren hekwerk tussen gemetselde pilasters. De aangrenzende woningen Kerkpad 30 en Kerkpad 32 zijn laat-18de-eeuwse diaconiewoningen; nummer 32 is vanuit het hofje toegankelijk.
Het R.K. St.-Annagesticht (St. Annahof 1-7) [7] uit 1872 is een breed pand met een zadeldak tussen tuitgevels met spaarveld. De lange voorgevel wordt geleed door spaarvelden van twee vensters breed. Het gebouw is opgenomen in een nieuwbouwcomplex aan de St. Annahof en langs de Romastraat.
Het stadhuis (Noorderhaven 86) [8] bestaat uit een blokvormige voorbouw uit 1730 en een smallere achtervleugel uit 1757. De tot aan de Voorstraat doorlopende achtervleugel kwam tot stand ter vervanging van een 16de-eeuws bouwdeel, waarvan aan de Voorstraat de traptoren resteert. Deze toren met vierkante basis en achtzijdige bovenbouw is later ommetseld en voorzien van een open torenspits, die na brand in 1975 is herbouwd. Het beeld van St. Michaël boven de toreningang is afkomstig van de in 1896 afgebroken Westerkerk. Het door stadsbouwmeester H.J. Norel in Lodewijk XIV-stijl ontworpen stadhuisgedeelte aan de Noorderhaven heeft een omlopend zadeldak met hoekschoorstenen, dakkapellen met decoratief snijwerk, een gekorniste kroonlijst met consoles en natuurstenen lambrekins onder
Harlingen, Stadhuis (1995)
de verdiepingsvensters. De middenrisaliet is voorzien van een omlijste pronkrisaliet met snijraam en balkon op voluutvormige consoles. De gevel wordt bekroond door een verguld beeld van St. Michaël met de draak en het stadswapen, vervaardigd door W. van der Haven. Belangrijke interieurelementen zijn de hal met gestuct plafond en de gestucte schouw met schoorsteenstuk - voorstellende Aeneas en Anchises - in de burgemeesterskamer. Eveneens uit de bouwtijd zijn het koepelvormig stucplafond, de betimmering en twee gesneden schouwboezems met marmeren schoorsteenmantels in de raadzaal op de verdieping. In de achterkamer bevinden zich ingelijste delen van een door Nicolaas Bauer geschilderd behang met landschap en stadsgezichten (1796), afkomstig uit een woonhuis in de stad.
Het voorm. brandspuithuisje (Rozengracht 1) [9] stamt uit 1767 en herbergde volgens het opschrift brandspuit nummer 1. Het kleine pand heeft een hoog schilddak met daar midden op een grote schoorsteen.
De voorm. beurs (Noorderhaven 88) [10] is een breed pand uit circa 1870, opgetrokken in neoclassicistische vormen.
Het voorm. gevangenis (Scheerstraat 6) [11] is in 1876 gebouwd, mogelijk naar ontwerp van rijksbouwmeester W.C. Metzelaar of van de gemeentearchitect. De eclectisch vormgegeven voorgevel van het diepe pand wordt verlevendigd door gevarieerd materiaalgebruik en afwisselende raamvormen.
Het voorm. kantongerecht (Havenplein 1) [12] is in 1884 gebouwd naar een ontwerp met neorenaissance-elementen van W.C. Metzelaar, rijksbouwmeester voor Justitie. Het tweelaags pand heeft een verhoogd middenrisaliet, voorzien van een koepeldak met klokkentorentje. Daarin hangt een door Thomas Both gegoten klok (1562), afkomstig uit de in 1883 afgebroken Havenpoort. De gevels worden afgesloten door een brede kroonlijst met tegelfries en consoles.
Het postkantoor (Grote Bredeplaats 6) [13] is in 1897 gebouwd naar
Harlingen, Kantongerecht
| |
| |
Harlingen, Rijks Hogere Burger School (1989)
ontwerp van rijksbouwmeester C.H. Peters in de voor zijn werk kenmerkende, op de neogotiek geënte vormen. De voorgevel van het dwarse pand wordt geleed door kolossale pilasters.
Scholen. De voorm. eerste gemeenteschool (Grote Kerkstraat 1) [14] is een sterk verbouwd blokvormig hoekpand uit 1885. De voorm. R.K. St.-Annaschool (Hofstraat 19) [15] is rond 1890 tot stand gekomen in neogotische stijl met neorenaissance-elementen. Zakelijk-expressionistische vormen vertoont de Chr. lagere Prinses Julianaschool, nu ‘Prins Constantijn Christofschool’ (Rozengracht 34) [16] uit 1926. De openbare lagere Theo Thijssenschool, nu ‘'t Wad’ (Midlumerlaan 13-15) is in 1927 gebouwd naar een zakelijk-expressionistisch ontwerp van R. Strak. Het gebouw is in 1957 met een vleugel uitgebreid en is in 1980 gerenoveerd. Eveneens in zakelijk-expressionistische stijl uitgevoerd is de voorm. Rijks Hogere Burger School, nu ‘Noordzeecollege’ (Stationsweg 5), gebouwd in 1926-'30 naar ontwerp van J. Crouwel. Karakteristiek zijn de grote samengestelde vensterpartijen. De toegang wordt gevormd door een overdekte brug over de gracht voor het gebouw, afgesloten door een ijzeren hekwerk. In het interieur zijn de originele tegelvloeren en wandbetegeling bewaard gebleven. Eveneens door Crouwel ontworpen zijn de overdekte fietsenstalling met zadeldak op ijzeren pilaren en de conciërgewoning (Oosterstraat 75) met tweelaags middendeel geflankeerd door eenlaags dwarsvleugels. Verder van belang is de voorm. Zeevaartschool (Zuidoostersingel 3), gebouwd in 1914 in rationalistische vormen. Nadien is de school aan de achterzijde ingrijpend verbouwd. Tegeltableaus boven de ingang en in het torenachtige bouwdeel tonen de naam en het embleem van de school en voorstellingen van een zeil- en een stoomboot.
Woonhuizen. De bebouwing van de binnenstad bestaat voornamelijk uit diepe tweelaags huizen. Er zijn ook enkele dwarse huizen en eenlaagspanden. Opvallend is het aantal woonhuizen met een relatief geringe breedte of diepte, maar wel met een behoorlijke hoogte. Verschillende huizen hebben achter hun jongere voorgevels een middeleeuwse kern, zoals Grote Bredeplaats 2, Scheerstraat 1/Herenwaltje 19 en Zuiderhaven 25. Het Hannemahuis (Voorstraat 56) bezit inwendig op de verdieping een compleet houtskelet met rijk bewerkte sleutelstukken uit het eerste kwart van de 16de eeuw. De hoge klokgevel dateert uit 1794. In 1825 is het huis uitgebreid met het naastgelegen pand. Door de laatste bewoners, de familie Hannema, is het beschikbaar gesteld als gemeentemuseum van Harlingen. In de voorkamer bevindt zich een geschilderd behang, gemaakt door de Harlingse schilder Oostendorp (1757-1827) en afkomstig uit een gesloopt pand aan de Zeepziedersstraat.
De meeste 17de-eeuwse woonhuizen in de stad hebben een eenvoudige top- of tuitgevel of een rijker uitgevoerde trapgevel, versierd met natuurstenen hoeken negblokken, ook langs de met een rondboog gesloten vensternissen. Voorbeelden van huizen met eenvoudige topgevel zijn: Heiligeweg 46, Hondenstraat 10, Hoogstraat 22, 't Poortje 5, Rommelhaven 8, Scheerstraat 11 en Voorstraat 97. Het rijzige, L-vormige huis Lombardstraat 2 heeft tuitgevels met kloostervensters in de geveltop. De lange voorgevel is rond 1850 voorzien van een kroonlijst met opgelegde decoratieve ornamenten.
Het diepe drielaags huis Voorstraat 61 heeft een laat-maniëristische trapgevel uit 1657, opgetrokken bij de verbouwing van het huis in opdracht van koopman Sicce Lubberts. De vensters zijn opgenomen in rondboognissen met een gebeeldhouwd maskerkopje als sluitsteen. In dit rond 1880 tot woon- en winkelpand verbouwde huis werd in 1898 de schrijver Simon Vestdijk geboren. Bij de restauratie in 1963 heeft men de 17de-eeuwse kruiskozijnen vervangen door de huidige schuifvensters en kreeg de winkelpui een laat-19de-eeuws aanzicht. Inwendig bevat het achterhuis enkele moerbalken met peerkraalsleutelstukken, restanten van een middeleeuws houtskelet. Van de verbouwing in 1657 dateren de spiltrap en in de gang een houten gewelf versierd met gebeeldhouwde vruchtentrossen. Bij het in 1657 door Sicce Lubberts van brouwer Maicke Feikema gekochte huis hoorde een langgerekt perceel parallel aan de Roepersteeg. De daarop staande mouterij liet hij verbouwen tot het drielaags pakhuis Roepersteeg 2. Inwendig bevindt zich een poortdoorgang met gebeeldhouwde druiventrossen in de omlijsting. In 1848 heeft men de bovenverdieping vernieuwd en een nieuwe kap met schenkelspanten aangebracht. Achter op het perceel liet Sicce Lubberts in 1657 het drielaags pand Noorderhaven 106 bouwen. De rijke, laat-maniëristische trapgevel is voorzien van een fries met verschillende gevelstenen, waaronder een wapensteen met de initialen S en L van de bouwheer. Op de eerste verdieping bevinden zich reliëfs met voorstellingen van lente (Venus), zomer (Ceres), herfst (Bacchus) en winter (Aeolus). De geveltop is bij een restauratie in eenvoudige vorm herbouwd. De zijgevel aan de
| |
| |
Roepersteeg heeft een kleine trapgevel met hijsbalk. Inwendig bevat het pand een kapconstructie en enkelvoudige balklagen uit de bouwtijd. De balklaag van de tweede verdieping is voorzien van lange sleutelstukken met dubbele profilering; de tweede profilering dicht bij de muur heeft de vorm van een console. Oorspronkelijk was de begane grond als wijnpakhuis in gebruik en dienden de zolders voor graanopslag.
Andere huizen met 17de-eeuwse, laatmaniëristische trapgevels zijn Hoogstraat 10, Kleine Bredeplaats 1 en Kleine Bredeplaats 12 (1667) - alle met natuurstenen kant-, neg- en boogblokken en een toppilaster op gebeeldhouwd kopje - en verder Voorstraat 11bis (1659) en Noorderhaven 24 (1694). De uit 1683 daterende trapgevel van Voorstraat 40 is rond 1900 vernieuwd. Voorstraat 83 heeft een verhoogde trapgevel in classicistische vormen, voorzien van gebeeldhouwde voluten, dolfijnen en fruitfestoenen. De vensterdammen vormen brede pilasters. Sommige trapgevels zijn gesausd, zoals die van Heiligeweg 7, Kleine Bredeplaats 20 en Nieuwstraat 62. Het tweelingpand Vijver 2-4 bezit schuifvensters in de geveltoppen; nummer 4 heeft een toppilaster op een gebeeldhouwd kopje. De door waterlijsten gelede trapgevel van Raamstraat 7 is
Harlingen, Woonhuis Noorderhaven 106 (1991)
opgetrokken in gele steen. Schritsen 36, 41 en 43 zijn eenlaagspanden met een trapgevel. Het dwarse pand Vijverstraat 4 uit de eerste helft van de 17de eeuw, heeft een zadeldak tussen topgevels met vlechtingen en aan de voorzijde een steekkap met trapgevel. De gevel bevat een reliëfsteen met de afbeelding van een zeilschip. Mogelijk was dit het woonhuis van de 17de-eeuwse Friese luitenant-admiraal Tsjerk Hiddesz. Het dubbele huis Zuiderhaven 2 bestaat uit twee in hoogte verschillende beuken, elk met een trapgevel voorzien van een toppilaster. Een dubbele hardstenen stoep leidt naar de 18de-eeuwse ingang met smalle zijlichten en snijraam.
Het rijkste 18de-eeuwse woonhuis in Harlingen is Voorstraat 68. De klauwstukken en bekroning van de uit 1732 daterende halsgevel zijn uitbundig versierd in Lodewijk XIV-stijl en onder de vensters zijn lambrekins aangebracht. Het middenvenster op de eerste verdieping is omlijst met lofwerk en heeft een schijnbalkon op forse consoles. Uit de bouwtijd bevat het interieur een trap met gesneden trapleuning, een dubbel binnenpoortje en een met stucwerk versierde gang met omlijste deuren en schijndeuren.
In de 18de eeuw bouwde men veel klokgevels met natuurstenen aanzetkrullen en soms een rijkere versiering met afdeklijst, kuifstuk en bloemtrossen, zoals bijvoorbeeld bij Bildtstraat 22, Brouwerstraat 16 (1766) of Brouwersstraat 7; de laatste met siertrossen over de afdeklijst. De klokgevel van Noorderhaven 71 (1737) heeft aanzetkrullen en een kuifstuk in Lodewijk XIV-stijl. Het in de kern 17de-eeuwse drielaags huis Franekereind 8 bezit een klokgevel uit 1768, rijk versierd met beeldhouwwerk in Lodewijk XV-stijl. De huizen Grote Bredeplaats 4, Grote Bredeplaats 14, Grote Kerkstraat 3 (1733), Voorstraat 5 (1739) en Voorstraat 50 zijn voorzien van een klokgevel met segmentvormig fronton als bekroning. Grote Bredeplaats 26a heeft een gedrukte klokgevel met gebeeldhouwde aanzetkrullen en gezwenkte bekroning, evenals Kleine Bredeplaats 11 (1763). De klokgevel van Lanen 18 is later afgewolfd. Het huis Lanen 28 heeft een ojiefvormige
Harlingen, Woonhuis Voorstraat 68
geveltop. De gevels van Rommelhaven 10, 24 en 26 hebben eenvoudige aanzetkrullen in Lodewijk XV-stijl, evenals die van Zoutsloot 43 (1786) en Zoutsloot 45. Het dwarse huis Havenplein 14 bezit een opgemetselde dakerker met klokgevel uit 1728, versierd met rijk beeldhouwwerk in Lodewijk XIV-stijl en een cartouche met de afbeelding van een schip. Het gepleisterde dwarse huis Simon Stijlstraat 6 heeft een opgemetselde dakerker met klokgevel uit 1777, voorzien van een gevelsteen met springend hert.
Veel 18de- en 19de-eeuwse woonhuizen hebben een lijstgevel. Eén van de vroegste voorbeelden is de uit 1731 daterende gevel van Noorderhaven 55, voorzien van een kroonlijst met decoratieve consoles en een pronkrisaliet in Lodewijk XIV-stijl. De mogelijk door J. Norel ontworpen gevel van Noorderhaven 104, een breed pand uit 1762, heeft een kroonlijst met trigliefenfries en gesneden consoles en twee dakkapellen met gesneden omlijsting in Lodewijk XIV-stijl. In de 19de eeuw heeft men de gevel beklampt en voorzien van een natuurstenen plint en stoep. Bij Voorstraat 16 zijn op de kroonlijst opvallend forse consoles in Lodewijk XV-stijl aangebracht. Kroonlijsten met metopen- en trigliefenfries bekronen de gevels van Franekereind 14 (circa 1770) en Franekereind 12 (circa 1780); de eerste gevel heeft een dakkapel in rococo-vormen, de tweede een dakkapel met voluutvormige wangen en fronton en een fraai snijraam in Lodewijk XVI-vormen. De lijstgevel
| |
| |
Harlingen, Woonhuizen Franekereind 12 en 14
van het in de kern 17de-eeuwse pand Franekereind 15 heeft een ingangspartij met zijlichten en snijraam in rijke Lodewijk XV-stijl. Een dakkapel met omlijsting in Lodewijk XV-stijl hebben de huizen Franekereind 3, Grote Bredeplaats 26, Kleine Bredeplaats 5, Noorderhaven 29, Noordijs 19 en Zuiderhaven 65. Bij Noorderhaven 33 wordt de dakkapel geflankeerd door een Mercuriusen een Neptunusfiguur. Opvallend bij dit huis is de ingangspartij met halve ionische zuilen en halfrond snijraam met geornamenteerde zwikken, die in de vensteromraming op de begane grond worden herhaald. Aan de achterzijde bevindt zich een groot, op forse gesneden consoles uitgebouwd dakvenster, dat uitzicht bood op zee. De lijstgevel van het tweebeukige dwarse pand Noorderhaven 17 uit circa 1780 heeft over de volle breedte een fronton met emblemen van handel en scheepvaart. Grote Bredeplaats 3 is een laat-18de-eeuws blokvormig herenhuis met twee oudere panden als kern, voorzien van een rechte lijstgevel met middenrisaliet en een kroonlijst met gesneden consoles. Het pand Voorstraat 80 kreeg rond 1850 een nieuwe, gepleisterde voorgevel met een geblokte kroonlijst en neoclassicistische ornamenten. Kerkpoortstraat 77, Rozengracht 33 en Zuiderstraat 22 zijn voorbeelden van panden met een sobere neoclassicistische lijstgevel uit circa 1860. Veel panden hebben een sober uitgevoerde kroonlijst, zoals: Bildtstraat 14, Franekereind 30, Lanen 87 en 91, en de van oorsprong mogelijk 17de-eeuwse panden Heiligeweg 30, 32, en 34. Een
kroonlijst met zowel een paneelfries, blokjeslijst als consoles hebben bijvoorbeeld de gevels van: Grote Bredeplaats 2, Kleine Bredeplaats 7, Lanen 94, Noorderhaven 47-49 (circa 1870), Noorderhaven 53, Noorderhaven 61-65, en Zuiderhaven 79.
In sobere eclectische stijl opgetrokken is het blokvormige herenhuis Franekereind 42, gebouwd in 1858 als burgemeesterswoning en later in gebruik genomen als gemeentekantoor. Het eenlaags herenhuis Rozengracht 28 heeft vensterbekroningen en een dakkapelomlijsting in een rijke eclectische vormentaal. Ook het gepleisterde drielaags huis Noorderhaven 32 heeft een eclectische detaillering. De huizen Noorderhaven 97 en Noorderhaven 113 (1877) zijn uitgevoerd met een neorenaissance-trapgevel. De gevel van het huis Noordijs 11 heeft een opvallend smalle ingangspartij in Lodewijk XV-stijl en een vroeg 20ste-eeuwse geveltop in nieuw historiserende vormen.
Net buiten de singels verrezen begin 20ste eeuw huizen en villa's in jugendstil en chaletstijl. De villa Zuidoostersingel 51 (circa 1905) heeft jugendstiltegels in de boogvelden boven de vensters en een geveltopversiering in chaletstijl. De jugendstil-woningen Midlumerlaan 7-9 en Oosterstraat 37-41 (circa 1905) zijn opgetrokken in twee kleuren baksteen en hebben tegeltableaus in de boogvelden. Een opvallende, getrapte gevellijn vertonen de villa's Zuidoostersingel 13-19 (circa 1910), die alle zijn uitgevoerd met een opgemetselde dakkapel boven een afgeschuinde gevelhoekpartij. De villa Midlumerlaan 5 (circa 1910) bezit zowel jugendstil- als meer traditionalistische
Harlingen, Woonhuis Midlumerlaan 5
elementen. De villa Douma State of ‘Huize Teuber’ (Noordoostersingel 5) is in 1913 gebouwd in een combinatie van vakwerk- en chaletstijl.
Arbeiderswoningen. De eerste arbeiderswoningen werden gebouwd in de buurt van de Havenweg. De in 1901 ontstane woningen aan weerszijden van de Dokstraat hebben afwisselend een tuit- of trapgevel met neorenaissancedetaillering. Aan de Havenweg, Nutstraat, Caspar di Roblessestraat en Nieuweweg staan arbeiderswoningen uit 1909-'10, gebouwd in opdracht van de bouwvereniging Harlingen als onderdeel van de sociale woningbouw in het havengebied. Deze eenlaags woningen hebben een zadeldak tussen tuitgevels, waarbij de voorgevels zijn geaccentueerd met banden gekleurd metselwerk. De woningen Havenweg 39, Nutstraat 3 en Caspar di Roblesstraat 2b zijn ontworpen door L. Torenbeek, evenals de woningen Nieuweweg 2-4. Naar plannen van O. Lofvers bouwde men de woningen Havenweg 41-53 (tegenwoordig met wit gesausde voorgevels), Nutstraat 5-19 en Nutstraat 8-16. Het Rode Dorp (Nicolaus Baurstraat e.o.) ontstond in de jaren twintig van de 20ste eeuw op basis van een door gemeentearchitect P. van der Werff ontworpen uitbreidingsplan uit 1915; alleen het noordelijk deel van het plan is gerealiseerd. De arbeiderswoningen zijn gebouwd in rijen van verschillende lengte met daarnaast enkele kleinere blokken. Goede voorbeelden zijn de woningen Riedstraat 38-52 met een doorgaand zadeldak voorzien van dakkapellen. Aan de rand van Rode Dorp staat het blok middenstandswoningen Midlumerlaan 2-10 (circa 1930). Deze huizen hebben op de gevelhoeken vijfzijdige erkers, die zijn doorgetrokken naar de verdieping.
Het voorm. nutsgebouw ‘De Harmonie’ (Lanen 2) [17] is een deels gepleisterd, neoclassicistisch gebouw uit 1845, opgetrokken in de stijl van Th.A. Romein, maar mogelijk ontworpen door A.J. van der Moer. Het blokvormige pand is voorzien van hoekrisalieten en een gekorniste kroonlijst met gietijzeren ornamentstukken. Aan de achterzijde bevindt zich een lager zaalgedeelte.
Hotels. Het rond 1860 gebouwde
| |
| |
Harlingen, Handelskantoor van een scheepvaartmaatschappij (Willemskade 6) en vuurtoren
hotel Zeeburg nu ‘Zeezicht’ (Prinsenstraat 2) [18] is een blokvormig gepleisterd pand met omlopend zadeldak en aan de voorzijde een brede kroonlijst. Hotel Centraal (Brouwersstraat 12) is een blokvormig pand uit circa 1880 met gepleisterde detaillering in neorenaissance- en neoclassicistische stijl.
Winkels. Het woon- en winkelpand Voorstraat 72 heeft een rond 1850 vernieuwde voorgevel met een eclectische winkelpui uit circa 1870, voorzien van putti als consoles. Het sinds 1872 als bakkerij met bovenwoning in gebruik zijnde pand Voorstraat 10 bezit een winkelpui met ranke zuiltjes op natuurstenen voet. Vergelijkbaar is de opzet van de uit circa 1880 daterende winkelpui van Voorstraat 39; dit in oorsprong dubbele pand heeft een brede lijstgevel met rijk gesneden consoles in Lodewijk XV-stijl. Voorstraat 45 is één van de weinige voorbeelden in Harlingen van een winkelpand met een jugendstilgevel. De rond 1905 in twee kleuren baksteen opgetrokken gevel is versierd met tegeltableaus met vlindermotief; de winkelpui is gemoderniseerd.
Kantoren. Het voorm. opzienerskantoor van de Zeehandels- en Houtkopersvereniging (Zuiderbolwerk 1) [19] is een neoclassicistisch gebouw uit 1829. Het eenlaagspand op kwartrond grondplan heeft een zinken roefdak, een kroonlijst met gietijzeren ornamentstukken en een inpandig portiek met vierkante gietijzeren zuilen. Het voorm. handelskantoor van een scheepvaartmaatschappij (Willemskade 6) [20] is in 1901 gebouwd in neorenaissance-stijl en bevatte een schaftlokaal voor bootwerkers en een conciërgewoning. Een band met tegeltableaus van de firma Van Hulst, aangebracht tussen begane grond en verdieping, vermeldt de namen van steden waarop werd gevaren. Het voorm. kantoor van de Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij (Grote Bredeplaats 1) [21] is in 1924 gebouwd met inpandige woning en aangebouwde garage. C.J. Wierda maakte het ontwerp in ‘Um 1800’-stijl. Aan de voorzijde
Harlingen, Pakhuis ‘Het Kalf’ met maalderij
wordt de topgevel bekroond door een bronzen galjoen. De toegang tot het kantoor is voorzien van een omlijsting met opschrift. De trap en het interieur van het kantoorgedeelte zijn in 1989 gewijzigd.
Pakhuizen. Eén van de oudste pakhuizen in Harlingen is De Blauwe hand (Grote Bredeplaats 35), een drielaags pakhuis uit 1647 met een laatmaniëristische trapgevel. De ontlastingsbogen boven de vensters hebben sluitstenen met gebeeldhouwde kopjes. In een fries tussen begane grond en verdieping zijn aan weerszijden van de naamsteen sier-, en jaartalstenen aangebracht. De pakhuizen Brittania (Noorderhaven 39) en Java (Noorderhaven 80) hebben ook een 17de-eeuwse oorsprong en zijn rond 1800 gewijzigd. De namen verwijzen naar het land van herkomst van de opgeslagen producten. Dit is ook het geval bij het pakhuis Sumatra (Noorderhaven 74) en het tweelingpakhuis Polen-Rusland (Noorderhaven 79). Andere karakteristieke voorbeelden van 18de- en 19de-eeuwse pakhuizen zijn: De Os (Grote Ossenmarkt 2), Grote Ossenmarkt 6, Zuiderhaven 71a, Rozengracht 6, 10, 14 en Havenplein 8; het laatste is thans in gebruik als restaurant. Het voorm. pakhuis Het Kalf (Noordijs 2-4) is een later wit gepleisterd, 18de-eeuws drielaags pand dat mogelijk ook de functie van maalderij heeft gehad. Het met neoclassicistische details uitgevoerde dubbele pakhuis Zuiderhaven 2-4 dateert uit circa 1860. Een laat voorbeeld van een dubbel pakhuis is Schritsen
| |
| |
47-49, gebouwd in 1942 naar plannen van P. de Vries in traditionalistische stijl.
Bedrijfsgebouwen. De voorm. aardewerk- en tegelfabriek ‘Van Hulst’ (Heiligeweg 25), een diep pand met trapgevel in neorenaissance-stijl, dateert uit circa 1905. De voorm. wasserij (Midlumerlaan 11) is rond 1930 gebouwd in zakelijk expressionistische stijl.
Het station (Stationsweg 6) [22] is in 1863 naar plannen van K.H. van Brederode gebouwd als een station derde klasse van de Staatsspoorwegen. Het gepleisterde neoclassicistische gebouw bestaat uit een tweelaags middendeel, geflankeerd door eenlaags vleugels. Aan de perronzijde bevindt zich over de volle breedte een luifel op gietijzeren kolommen.
Sluizen. Tussen de haven en het binnenwater dat langs het Franekereind en het Noordijs de stad binnenkomt, ligt de Grote Sluis (Noorderhaven/Rommelhaven) [23]. Deze sluis stamt mogelijk uit 1524. De sluiskolk heeft vier stel houten puntdeuren. Over het ene uiteinde ligt een nieuwe basculebrug, de Leeuwenbrug, en over het andere uiteinde een rolbrug. Bij de sluis staan een 18de-eeuws sluiswachtershuisje en vier schilddragende leeuwen, naamgevers van de Leeuwenbrug. Uit de tijd van de aanleg van de Zuiderhaven in 1597 dateert de Kleine Sluis (Rozengracht/Zuiderhaven) [24]. De sluiskolk heeft houten puntdeuren en in de kademuur zit een gedenksteen met een afbeelding van St. Michaël. De brug over de sluis is vernieuwd.
Bruggen. De oudste brug in Harlingen is de Zakkendragerspijp (Voorstraat ong.) [25], een uit 1773 daterende stenen boogbrug. Uit de 19de eeuw stammen twee ijzeren draaibruggen: de Kerkpoortsbrug (bij Zuiderbolwerk 1) [26] uit 1863 en de Raadhuisbrug (tegenover Noorderhaven 86) [27] uit 1878. De eerste is gemaakt door de ijzergieterij Prins van Oranje te 's-Gravenhage. Van de laatste is de onderbouw vervaardigd door de firma G. Anema en de bovenbouw door de firma H. Dalhuizen te Kampen. Over de singel liggen twee rond 1908 door de firma W.F. Penning vervaardigde ijzeren ophaalbruggen met houten brugdek: de Oosterbrug [28] en de Singelbrug [29]. Deze bruggen hebben voor het ophalen een van tandingen voorzien kwadrant. De balustrades van beide bruggen zijn uitgevoerd in geometrisch jugendstil-motief; bij de Singelbrug staan gietijzeren lantaarns aan de uiteinden. De ophaalbrug van de Oosterbrug vormt het middendeel van een gemetselde boogbrug met vier waterdoorgangen; de val is in 1952 vernieuwd. Tegenover het station ligt de Stationsbrug, een in gewapend beton uitgevoerde gewelfbrug, vervaardigd in 1909 door de Koninklijke Rotterdamse Cementsteenfabriek v/h Van Waning & Co. De brug is in 1992 aan de buitenzijde verbreed met houten voetgangersen fietsbruggen. De Franekereindsbrug (Franekereind) [30] is een smalle ijzeren draaibrug met houten rijdek. De bovenbouw is in 1914 vervaardigd door de firma R. Koster, de in beton en natuursteen uitgevoerde onderbouw door Y.O. Kooiman. De ijzeren balustraden van brug- en landhoofden zijn uitgevoerd in een geometrisch jugendstilmotief.
De vuurtoren (Willemskade bij Dalpad) [31], gebouwd in 1921 naar ontwerp van C. Jelsma, is uitgevoerd in baksteen en gewapend beton en wit gepleisterd. De vierkante, iets taps toe lopende toren heeft vijf verdiepingen en een lichthuis met koperen koepel, waarop een windwijzer in de vorm van een zeemeermin. Gedenktekens. Ter herinnering aan de verdiensten van Caspar di Robles bij het dijkherstel na de Allerheiligenvloed in 1570 werd in 1574 het monument De Stenen Man (Westerzeedijk ong.) opgericht, dat dijkgraaf Van Wassenaer van Twickel in 1774 heeft laten herbouwen. Het monument bestaat uit een natuurstenen voetstuk met bronzen Januskop (replica) als waker over de gebieden binnen- en buitendijks. Voor de Friese luitenant-admiraal Tsjerk Hiddesz. de Fries (1622-'66) is in 1928 een gedenkbank (tegenover Grote Bredeplaats 1) opgericht. Het bakstenen monument bestaat uit een als scheepsboeg vormgegeven middendeel met natuurstenen portret, geflankeerd door twee vleugels met banken, voorzien van een opschrift en wapenschilden.
De Engelse tuin ([Nieuwstraat ong.) [32] is in 1843 als eerste stadspark
Harlingen, Isr. begraafplaats, metaarhuis
aangelegd op het niet afgegraven deel van de vesting aan de noordoostzijde van de stad. Naar ontwerp van L.P. Roodbaard kwam een aanleg met slingerend padenstelsel tot stand.
Begraafplaatsen. De Alg. begraafplaats (Begraafplaatslaan 2) is aangelegd na 1829. Omdat het kerkhof bij de Grote kerk aanvankelijk nog voldoende ruimte bood, is de begraafplaats waarschijnlijk pas rond 1865 daadwerkelijk in gebruik genomen. Op een gemetselde overkluizing over de gracht rond de begraafplaats staat een met doodssymboliek versierd gietijzeren toegangshek, dat rond 1865 is vervaardigd door B.E. Mohrman. Uit dezelfde tijd is het wit geschilderde, tempelvormige baarhuis in neoclassicistische stijl. Het met riet gedekte, houten baarhuis is nu als columbarium in gebruik. Het grafmonument met putti voor Josina Wilhelmina Scheuer-Braams († 1880) is vervaardigd door L.P. Stracké. Het monument in de vorm van een aedicula voor H.W. Brouwer († 1916) is door keramist W.C. Brouwer samengesteld uit keramische elementen. Verder zijn van belang een grote zerk voor H. Harmens († 1831), oudconsul van Rusland, en het omhekte graf voor J.A. van der Straten († 1838). De Isr. begraafplaats (Begraafplaatslaan 2) is in 1868 aangelegd en in 1909 uitgebreid. Uit die tijd dateren het jugendstiltoegangshek en het metaarhuis met jugendstil-detaillering. De ronde lichtopeningen hebben een Davidster-vormige roedenverdeling. De voorgevel is voorzien van een Hebreeuws opschrift en het bouwjaar 5669 (1909). Enkele graven zijn afkomstig van een in 1941 gebombardeerde joodse begraafplaats in de
| |
| |
buurt van de vuurtoren. Opvallend zijn de gekoppelde laat-19de-eeuwse grafstenen voor Joseph Pias en Sara Speher. Het monument ter nagedachtenis aan de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen joodse Harlingers is in 1963 opgericht. De R.K. begraafplaats (Barend Visserstraat 57), aangelegd in 1888, is toegankelijk via een gietijzeren toegangshek tussen hardstenen kolommen. Achter op de rechthoekige begraafplaats bevindt zich in de middenas een neogotische kapel uit 1907 met een overhoeks geplaatste dakruiter. Terzijde hiervan is op een kleine heuvel een kruisiginggroep opgesteld.
Midlum (Mullum). Dit terpdorp ten noordoosten van Harlingen is ontstaan in de middeleeuwen. De op een verhoogd kerkhof gelegen Herv. kerk (Kerkstraat 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Nicolaas, is een eenbeukige kerk met vijfzijdig gesloten koor en een ongelede toren met ingesnoerde spits. De laat-romaanse kerk werd rond 1200 gebouwd. In de toren, die begin 19de eeuw zijn huidige spits kreeg, hangen twee 15de-eeuwse klokken, waarvan één is gegoten door Reinerus (1476). Bij restauraties en verbouwingen in 1866 en 1906-'07 heeft men grote rondboogvensters aangebracht, de zuidgevel bepleisterd en de toren ommetseld. De aangebouwde consistorie is in 1912 opgetrokken op de plaats van een ouder gebouw, dat tot 1837 de school herbergde. Het kerkinterieur wordt gedekt door een houten gewelf. De kerk bevat een door L. van Dam gebouwd orgel (1812). Tegen de toren staat een grote grafzerk uit 1749 met de afbeelding van een molen. De voorm. pastorie (Kerkstraat 5-7) is een deels onderkelderd pand met zadeldak tussen topgevels met vlechtingen. Het van oorsprong 17de-eeuws pand kreeg de huidige vorm bij een vergroting in 1702. De huidige pastorie, Harlingerstraatweg 31, is een eclectisch middenganghuis uit circa 1870. Boerderijen. Van de uit de eerste helft van de 19de eeuw stammende kop-hals-rompboerderij Fonteinplaats 2 resteert het deels onderkelderde voorhuis. De stelpboerderij ‘Frittemastate’ (Harlingerstraatweg 28) is begin 20ste eeuw gebouwd in late neorenaissancestijl. |
|