| |
Nijmegen
Stad, ontstaan op een uit verschillende heuvels bestaande stuwwal ten zuiden van de Waal. Al in de Romeinse tijd lagen hier nederzettingen van betekenis, waarvan bij opgravingen nog steeds restanten worden gevonden. Op en rond de heuvel van het Valkhof lag in het begin van de jaartelling de inheems-Romeinse nederzetting Batavodurum, die in 70 na Chr. werd verwoest bij een opstand van de Bataven. In zuidoostelijke richting, bij het Trajanusplein, op de Hunnerberg en het Kops plateau, lagen tussen 12 voor Chr. en 276 na Chr. verschillende legerkampen. Langs de rivieroever kwam na de Bataafse opstand de nederzetting Ulpia Noviomagus tot ontwikkeling ter
Nijmegen, Stadsplattegrond midden 17de eeuw
hoogte van het huidige Waterkwartier (Maasplein e.o.). Eind 3de eeuw moest deze stad worden verlaten onder druk van Germaanse invallen, waarna men de beter verdedigbare omgeving van de Valkhofheuvel opzocht. Daar werden in de 4de eeuw versterkingen aangelegd. Ook in de vroege middeleeuwen concentreerde de bebouwing van ‘Numaga’ zich op en rond de heuvel van het Valkhof. In de Karolingische tijd werd daar een palts gevestigd als plaatselijke residentie van de Duitse keizers. In 1230 kreeg Nijmegen erkenning als rijksstad, maar al in 1247 werd de stad Gelders bezit. Graaf Otto II liet het Valkhof meteen versterken, het dal van de latere Voerweg uitgraven en de daar gelegen, aan St. Stephanus gewijde, kerk slopen. De kerk werd vervangen door de huidige Stevenskerk. Aan de voet van het Valkhof kwam langs de - toen noordelijker gelegen - Waaloever een nederzetting tot ontwikkeling, waarbij men gebruik maakte van een daar achtergebleven Romeinse ommuring. Vanaf de 12de eeuw groeide de nederzetting in westelijke richting uit. Door uitslijting van de rivierbocht ging de oevernederzetting grotendeels verloren. In de 13de eeuw bouwde men daarom de huizen hoger, tegen de helling van de stuwwal. Straten, ontstaan in deze periode zijn: de Steenstraat, de Vleeshouwerstraat, de Nonnenstraat en de Grotestraat. Op het plateau van de Hundisberg werden een hospitaal (1196) en de Stevenskerk (vanaf 1254) gebouwd. In westelijke richting werd de Hezelstraat de as waarlangs de stad zich ontwikkelde. In de 14de eeuw kwam als nieuw stadscentrum de Grote Markt tot ontwikkeling bij de kruising van de Burchtstraat en de Broerstraat-Grotestraat. Het stadhuis lag oorspronkelijk dicht bij het water, maar werd in de 14de eeuw gevestigd aan de Burchtstraat; vlak achter het stadhuis lag een dominicaner klooster. Nijmegen kreeg in die tijd de voor Nederland ongewone opzet met een
beneden- en een bovenstad, verbonden door steil oplopende straten en stegen (gassen). Eind 13de, begin 14de eeuw had de stad een omwalling rond het gebied tussen de Lindenberg/Hoogstraat in het oosten en de Nieuwe Markt (Hezelpoort) in het westen. Daartussen liep het tracé aan de zuidzijde met een flauwe bocht achter het dominicanerklooster en de Broerstraat langs. Het Valkhof lag aanvankelijk buiten de omwalling, maar bij verbeteringen van de stadsmuur aan het eind van de 14de eeuw kwam het Valkhof binnen de stedelijke ommuring te liggen. Een volgende stadsuitleg begon omstreeks 1436 met de aanleg van een wal met gracht die vanaf de Waal ten oosten van de Voerweg een boog maakte langs het tracé van de drie Walstraten, om bij de Bloemerstraat af te buigen richting de
| |
| |
Nijmegen, Binnenstad met singelgordel vanuit het zuiden
oude stadsmuur. Vanaf 1467 kwamen de poorten en de muurdelen tot stand. De muur voorzag men later aan de achterzijde van een aarden wal. In de jaren twintig van de 16de eeuw werd die opzet voltooid met de bouw van enkele rondelen en het doortrekken van de muur vanaf het zuidelijke hoekpunt nabij de Bloemerstraat tot aan de Kronenburgertoren, waarmee de halve cirkelvorm van de stad werd vervolmaakt. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog en ook nog daarna bleef het strategisch belang van de stad groot. Na de verovering van de stad door prins Maurits in 1591 verbeterde men de vestingwerken tussen 1598 en 1610 naar plannen van Adriaan Anthonisz.
Omvangrijke verbeteringen volgden in 1700-'02, naar plannen van Menno van Coehoorn, en in 1726-'32 en 1748. Ook in de 19de eeuw werden rond de stad nog diverse forten gebouwd.
Door de ligging aan de Waal was Nijmegen in de late middeleeuwen een handelsstad van betekenis. Daarna verminderde dat belang door problemen met de bevaarbaarheid van de rivier. De in 1602 aangelegde haven aan de Waal (Oude Haven) werd in 1884 gedempt. Meer westelijk groef men in 1853 de Nieuwe Haven. Nijmegen kreeg in 1865 een eerste spoorverbinding met Kleef, gevolgd door spoorlijnen naar Arnhem (1879), Tilburg (1881) en Venlo/Roermond (1883).
Na de opheffing van de vestingstatus van Nijmegen in 1874 werden de stadsmuur en andere verdedigingswerken grotendeels gesloopt (tussen 1876 en 1880). Ter plaatse van de verdedigingswerken legde men singels en parken (Kronenburgerpark, Hunnerpark) aan op basis van plannen van W.J. Brender à Brandis en L.A. Brouwer (1878). Het centrale element van deze uitbreiding is het Keizer Karelplein, waarop zes wegen samenkomen. De Stationsweg (later Van Schaeck Mathonsingel) vormt de verbinding met het op enige afstand van de binnenstad gelegen station. Bij de stadsuitleg handhaafde men in grote lijnen de rond 1850 verharde wegen naar Den Bosch (Graafseweg), Maastricht (St.-Annastraat) en Kleef (Berg- en Dalseweg). Langs de singels en uitvalswegen verrezen eind 19de en begin 20ste eeuw vrijwel uitsluitend particuliere villa's en herenhuizen. Tussen de radiale uitvalswegen werden middenstands- en arbeiderswoningen gebouwd. De noordelijke delen van de wijken Bottendaal, Galgenveld en Altrade werden als eerste bebouwd. Verder weg, op het hoog gelegen
| |
| |
Nijmegen, Binnenstad
1 | Valkhof (zie p. 242) |
2 | (Herv.) Stevenskerk (p. 243) |
3 | Glashuiskapel (p. 245) |
4 | Mariënburgkapel (p. 245) |
5 | Synagoge Nonnenstraat (p. 246) |
6 | Synagoge Gerard Noodtstraat (p. 246) |
7 | R.K. Maria Geboortekerk (p. 246) |
8 | R.K. St.-Canisiuskerk (p. 246) |
9 | R.K. St.-Jozefkerk (p. 246) |
10 | Geref. kerk (p. 247) |
11 | Evang. Luth. kerk (p. 247) |
12 | Doopsgez. kerk (p. 247) |
13 | Commanderie van St. Jan (p. 247) |
14 | Cellebroederenhuis (p. 247) |
15 | Prot. weeshuis (p. 247) |
16 | R.K. weeshuis (p. 248) |
17 | Kolpinghuis (p. 249) |
18 | Carmelklooster (p. 250) |
19 | Belvédère (p. 250) |
20 | Kronenburgertoren (p. 250) |
21 | Rondeel Roomse Voet (p. 250) |
22 | St.-Jacobstoren (p. 250) |
23 | St.-Anthoniuspoort (p. 251) |
24 | Stratenmakerstoren (p. 251) |
25 | Stadhuis (p. 251) |
26 | Kerkboog (p. 251) |
27 | Latijnse School (p. 252) |
28 | Waag (p. 252) |
29 | Arsenaal (p. 252) |
30 | Postkantoor Begijnenstraat (p. 252) |
31 | Postkantoor Van Schevichavenstraat (p. 252) |
32 | Kantongerecht (p. 252) |
33 | Concertgebouw De Vereeniging (p. 253) |
34 | Kamer van Koophandel (p. 253) |
35 | Openbare School nr. 2 (p. 254) |
36 | Aula Katholieke Universiteit (p. 254) |
37 | Bank van Lening (p. 261) |
38 | Bankgebouw Mariënburg 67 (p. 261) |
39 | Nijmeegsche Bankvereeniging Van Engelenburg en Schippers (p. 261) |
40 | Rotterdamse Bankvereniging (p. 261) |
41 | Agentschap Nederlandsche Bank N.V. (p. 261) |
42 | Garage Moll (p. 261) |
43 | Carolus-theater (p. 262) |
44 | Station (p. 262) |
45 | Spoorbrug/landhoofd (p. 262) |
46 | Spoorwegviaduct (p. 262) |
47 | Waalbrug (p. 262) |
| |
| |
voorm. landgoed De Kwakkenberg, verrezen begin 20ste eeuw veel villa's. In het Interbellum ging de uitbreiding van de stad naar het zuiden versneld door (Hunnerberg, Hengstdal, Willemskwartier, Hazenkamp, St. Anna en Hatertse Hei) en verrezen er nieuwe wijken ten westen van het spoor (Biezen, Wolfskuil, Waterkwartier). De radialen werden verbonden met gordelringen volgens het integrale uitbreidingsplan van A. Siebers uit 1934.
Na de aanleg van het Maas-Waalkanaal (1928) kwamen bij de kanaalhaven en het sluizencomplex industrieterreinen tot ontwikkeling. In de jaren dertig kwam als werkgelegenheidsproject het Goffertpark tot stand met een stadion en andere recreatiemogelijkheden. Belangrijk was de opening van de Waalbrug in 1936, waardoor het doorgaande verkeer aan de oostzijde om de binnenstad heen werd geleid.
Nijmegen werd bijzonder zwaar getroffen in de Tweede Wereldoorlog, vooral bij een bombardement op 22 februari 1944, maar ook bij branden en beschietingen daarna. De grootste vernielingen werden aangericht in het centrale deel van de bovenstad, de omgeving van het Keizer Karelplein, het station en de omgeving van de Batavierenweg. Diverse beschadigde monumentale gebouwen werden gesloopt, waaronder de middeleeuwse Broerskerk en de neogotische Augustinuskerk (1886). De Stevenskerk restaureerde men. Ook het stadhuis, waarvan alleen de gevels resteerden, werd herbouwd. De wederopbouw kwam snel op gang naar plannen van A. Siebers en een stedenbouwkundige adviescommissie. Het belangrijkste nieuwe element voor de binnenstad was de aanleg van Plein 1944. Door de bouw van een tunnel onder het spoor werd de ontsluiting van de westelijke wijken verbeterd. Bij de na-oorlogse uitbreidingen in westelijke en zuidelijke richting raakten de oude dorpen Hatert, Hees en Neerbosch volledig ingebouwd. De in 1923 opgerichte Katholieke Universiteit vestigde men na de oorlog op het voormalige landgoed Heyendaal, waar ook het Radboudziekenhuis verrees.
De benedenstad langs de Waal verpauperde vanaf de 19de eeuw. De eerste saneringsplannen werden in de jaren dertig gemaakt door A. Siebers en door bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok. Het bureau stelde voor het hogere en het lagere gedeelte door een hoge keermuur met wandelpromenade van elkaar te scheiden. Delen van dat plan zijn rond 1953 uitgevoerd (Groene Balkon). Terwijl men al vast grote delen van de benedenstad sloopte, ontwikkelde men diverse (nooit uitgevoerde) andere plannen. In 1974 werd de benedenstad tot beschermd stadsgezicht verklaard, waarna de stadsvernieuwing in het gebied daadwerkelijk tot stand kwam. De Waalkade kreeg in de jaren tachtig en negentig een nieuw aanzien, onder andere door de bouw van het Casino, de hoogwatervrije aanlegsteiger en de nieuwe trappenpartij van de Lindenberg. Het oostelijke deel van de kade is nu vooral een promenade met cafés en restaurants; het westelijke deel heeft nog oude bebouwing (Achter de Vismarkt, Lage Markt en Oude Haven).
De binnenstad van Nijmegen is dus door de oorlog en de stadsvernieuwing sterk van karakter veranderd, veranderingen die zich voortzetten met de nieuwbouw rond het Mariënburg en de bouw van Museum Het Valkhof.
Het Valkhof [1] is in de Karolingische tijd ontstaan als palts voor de Duitse keizers. Het hoog gelegen ‘palacium’ wordt voor het eerst in 777 vermeld. Het werd in 881 door de Noormannen in brand gestoken. Bij een opstand van de hertog van (Opper)Lotharingen en de graaf van Vlaanderen tegen de Duitse keizer ging het complex in 1047 opnieuw in vlammen op. De rond 1155 door keizer Frederik Barbarossa begonnen vernieuwing en uitbreiding van de burcht werd vermoedelijk eind 12de eeuw voltooid onder keizer Hendrik VI. Het complex, met centraal een machtige donjon, onderging in de loop van de tijd diverse verbouwingen. Beschietingen door de Fransen in 1794 luidden het eind in van de toen al lange tijd bouwvallige burcht. Na omvangrijke sloopactiviteiten in 1796-'97 bleven slechts enkele delen behouden.
Het best bewaard is de St.-Nicolaaskapel, die volgens een gangbare visie omstreeks 1030 is gebouwd in opdracht van keizer Koenraad II, maar volgens een andere opvatting kort na 1047 door keizer
Nijmegen, Valkhof, St.-Nicolaaskapel, plattegrond
Hendrik III zou zijn gebouwd ter ere van zijn overwinning op de opstandige Lotharingse heren. De kapel is een centraalbouw met een achtzijdige kern en een iets lagere zestienzijdige omgang met westportaal. De gevels van het oorspronkelijk in tufsteen opgetrokken gebouw zijn voorzien van rondboognissen met imposten. De in twee bouwlagen uitgevoerde omgang is naar de middenruimte geopend met rondboogarcaden, waarbij die van de verdieping met deelzuiltjes en teerlingkapitelen zijn uitgevoerd. Rond 1400 zijn de gevels van de omgang aan de zuid- en oostzijde in baksteen vernieuwd. Bovendien is toen het middengedeelte verhoogd en heeft men de omgang bij beide bouwlagen voorzien van graatgewelven; bij de begane grond zijn deze later deels vervangen door kruisribgewelven. Het gebouw heeft later nog diverse herstellingen ondergaan. De kapel is gerestaureerd in 1904-'06, naar plannen van J.J. Weve, en in 1953-'58, onder leiding van J.G. Deur. Bij de laatste restauratie is de laat-gotische, driezijdig gesloten altaarnis aan de oostzijde gereconstrueerd
De zogeheten Barbarossa-ruïne is een als schilderachtige ruïne geconserveerde, in tufsteen opgetrokken romaanse apsis met aansluitend muurwerk. Het
| |
| |
Nijmegen, Valkhof, Barbarossa-ruïne
exterieur heeft in de benedenzone spaarvelden met gekoppelde rondbogen, gescheiden door lisenen met rondvensters; de bovenzone wordt geleed door rondboogvensters en kolonetten, en afgesloten door een rondboogfries. Aan de binnenzijde zijn de gewelfaanzetten van een crypte zichtbaar. De apsis en de aansluitende travee sloten oorspronkelijk haaks aan op de zaalvleugel van de burcht. Over de bouwtijd en functie van het bouwwerk verschillen de meningen. Gewoonlijk wordt het aangemerkt als de bij de herbouw van de burcht (na 1155) opgetrokken St.-Maartenskapel. Een andere visie stelt, dat het gaat om een bij de grote zaal van de burcht behorende troonapsis, waarbij de onderliggende crypte diende als schatkamer. De onderbouw zou oorspronkelijk zijn opgetrokken in het tweede kwart van de 11de eeuw (er is sprake van een verwoesting in 1047). Bij de herbouw in de tweede helft van de 12de eeuw kreeg de onderbouw een omklamping en werd de bovenliggende vensterzone herbouwd. De ruïne is geconserveerd door de stadsarchitecten P.J. van der Kemp (1864) en J.J. Weve (1902-'10). De in de Tweede Wereldoorlog opgelopen schade is in 1949-'54 hersteld onder leiding van J.G. Deur.
In het terrein bevinden zich nog diverse funderingen van de burcht. Aan de noordzijde van het plateau zijn - als keermuren behouden - restanten van de ommuring van het Valkhof zichtbaar, voor het grootste deel in baksteen. Bij de noordwesthoek is als oudste restant een deel van een 12de-eeuwse tufstenen muurtoren zichtbaar. Verder is er een betonnen kazemat, die in 1938-'39 op het oude muurwerk is gebouwd ter dekking van de Waalbrug. Aan de zuidoostzijde van het Valkhof bevinden zich ook delen van de ommuring en lager, bij de Voerweg, een stuk stadsmuur. Het Valkhofpark is in 1797 aangelegd naar plannen van J.D. Zocher sr., maar ingrijpend gewijzigd in 1832-'33 naar ontwerp van H. van Lunteren en in 1886 naar plannen van P.L. Rosseels. Over de Voerweg geeft een in 1885-'86 naar plannen van J.J. Weve gebouwde voetgangersbrug vanaf het Kelfkensbos toegang tot het Valkhof. De tussen bakstenen landhoofden met doorgangen aangebrachte ijzeren boogbrug is hersteld na een aanrijding door een vrachtwagen in 1977. De brug heeft een door J. Meyer Rietjes vervaardigd smeedijzeren hek, opgericht ter ere van de commissie voor de stadsuitleg, bestaande uit H.L. Terwindt, W. Francken en J.H. Graadt van Roggen.
De (Herv.) Stevenskerk (St.-Stevenskerkhof 61) [2] is een grote driebeukige kruiskerk met een driezijdig gesloten koor met omgang en tweezijdig gesloten straalkapellen, een driebeukig transept met uitgebouwd zuidportaal en een toren van vier geledingen met sierlijke maniëristische bekroning. De eerste kerk ter plaatse kwam tot stand tussen 1254 en 1273. Van deze romaanse, basilicalc tufstenen kerk resteren delen van de westgevel (inclusief torenromp) en enkele pijlers met knopkapitelen van het middenschip. De zijbeuken waren doorgetrokken langs de toren, die rond 1307 werd voltooid. Deze kerk werd in gotische stijl verbouwd en kreeg tussen 1343 en 1361 een groter hoofdkoor met nevenkoren, waarvan geen resten zijn behouden. Eind 14de en begin 15de eeuw werd het basilicale schip uitgebreid tot een hallenkerk met bredere zijbeuken. De zuidbeuk kreeg een met natuursteen bekleed, gebeeldhouwd portaal (circa 1400), waarvan de open voorhal in de tweede helft van de 15de eeuw is gesloopt.
Vanaf circa 1420 begon men van oost
| |
| |
Nijmegen, (Herv.) Stevenskerk, plattegrond
naar west aan een nieuwe grootscheepse, maar niet voltooide verbouwing. Naar plannen van Gisbert Schairt van Bommel - dombouwmeester van Xanten en bouwmeester van de Stiftskerk te Kranenburg - verrees het huidige gotische koor met omgang, straalkapellen en sacristie. Het werk begon bij de omgang en de sacristie. De onderbouw van het hoogkoor zal vanaf circa 1440 zijn opgetrokken op de plaats van het 14de-eeuwse koor; de lichtbeuk werd niet voltooid. Rond 1456 kwamen de netgewelven van de omgang gereed.
De kerk werd circa 1475 tot kapittelkerk verheven. Het volgende stadium in de vergroting was de bouw van het driebeukig transept, dat grotendeels in de 16de eeuw tot stand kwam en hier en daar vroege renaissance-vormen vertoont. Begin jaren vijftig van de 16de eeuw werden nog verschillende pijlers opgericht en kregen de zijbeuken hun gewelven. Het onvoltooide transept is vermoedelijk in 1559 in gebruik genomen. Tegen de zuidgevel staat het unieke midden-16de-eeuwse ‘Paradijsportaal’. Dit vijfzijdig uitgebouwde, open portaal in rijke laatgotische vormen wordt gedekt door een stergewelf. Aan de noordzijde van het transept bevindt zich een smalle, rond 1566 voltooide aanbouw, die het stadsarchief (de ‘Blok’) en de H. Grafkapel bevatte. Net als bij het koor heeft men de lichtbeuk van het transept niet voltooid. Onuitgevoerd bleef ook de vergroting van het schip met dubbele zijbeuken en een nieuwe lichtbeuk.
Van de veranderingen die de kerk later nog onderging resteert de classicistische aanbouw uit 1786 aan de zuidzijde van het koor. De huidige staat van de deels in natuursteen en deels in baksteen opgetrokken kerk is in belangrijke mate het resultaat van een ingrijpende restauratie van de kerk in 1948-'69 onder leiding van B. van Bilderbeek. Die restauratie was al voor de Tweede Wereldoorlog voorbereid, maar moest na het bombardement van 1944, waarbij de toren en het schip zwaar waren beschadigd, in aangepaste vorm worden uitgevoerd. Belangrijke reconstructies of wijzigingen van dit herstel zijn de puntgevels van het dwarsschip, het klokkentorentje van het koor (dit was circa 1777 afgebroken) en een ingrijpend herstel van het Paradijsportaal. Inwendig zijn delen van de zijbeuken van de kerkruimte afgescheiden.
Het interieur wordt in de zijbeuken en de omgang gedekt door ster- en netgewelven, de hoofdbeuken hebben houten tongewelven, die bij de restauratie zijn aangebracht. De kerk bevat nog enkele oude muurschilderingen, waaronder in de kooromgang St. Ontkommer en Mozes met de Wetstafelen (15de eeuw) en in de voorm. H. Grafkapel afbeeldingen van Christus (Laatste Oordeel), Nicodemus en Joseph van Arimathea (circa 1566). De laat-gotische natuurstenen afscheiding tussen de pijlers van het hoogkoor heeft getraceerde en getraliede openingen en poortjes met eiken deuren voorzien van smeedwerk. Het boogveld van het poortje aan de zuidzijde bevat een votiefreliëf uit circa 1475 met een voorstelling van het Laatste Oordeel. Boven de deur naar de voorm. H. Graf- | |
| |
kapel bevindt zich een votiefreliëf uit circa 1517, voorstellende de Aanbidding van de Drie Koningen. In het hoogkoor staat de laat-gotische stenen graftombe voor Anna Catharina van Bourbon (†1469), die kort voor 1512 op last van haar zoon Karel van Gelre werd opgericht. De gegraveerde koperen platen met afbeeldingen van de vorstin, de twaalf apostelen en vier pleuranten zijn vervaardigd door Wilhelm Loemans uit Keulen. Verder bevat de kerk gegraveerde koperen grafplaten voor de kanunnik Thomas Buys (†1570) en burgemeester Jacob Leeuwens (†1665) en veel grafzerken (vanaf de 15de eeuw).
Tot de kerkinventaris behoren verder een renaissance-priesterbank door Gaert van Dulcken (1577) - bij de restauratie in 1966 hersteld en aangevuld - twee eiken tochtportalen (1623 en 1632), een rijk gesneden preekstoel door Joost Jacobs (1639-'40) en twaalf door gilden geschonken koperen kroonluchters (17de eeuw). Cornelis Hermansz Schaeff maakte het genoemde tochtportaal uit 1632, een zevenzijdig herengestoelte (1644) - naar ontwerp van Joost Jacobs en met een hemel uit 1676 - en een doophek (1652), dat bij de restauratie is gebruikt als afsluiting van de koorkapellen. Verder is er een Gedeputeerdenbank met overhuiving (1771), uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl. Het orgel is gebouwd door Ludwig König (1774-'76, gerestaureerd 1965-'74); de classicistische kast naar plannen van Jan van der Hart is voorzien van beelden van Johan Keerbergen en ornamenten van J. Otten. Verder bevat de kerk een Zuid-Nederlands koororgel (tweede helft 17de eeuw), een door P. van Assendelft gebouwd orgel (circa 1770), afkomstig uit de Herv. kerk te Ommeren, en een orgelkast van J.A. Clerinx (circa 1850). De toren (St.-Stevenskerkhof 63) verrees in de tweede helft van de 13de eeuw en werd in 1307 voltooid. De klokkengeleding is na een brand in 1429 herbouwd onder leiding van Ghisbert Schairt. De bekroning van de toren is verschillende keren vernieuwd. De na een blikseminslag in 1566 opgerichte spits werd vernield bij een beschieting in 1590 door troepen van prins Maurits. Bij het herstel werd de torenromp deels in baksteen ommetseld (circa 1593) en vervolgens in
Nijmegen, (Herv.) Stevenskerk, ingangsportaal zuidtransept (Paradijsportaal)
1604-'05 door Pieter Gerritsz. Verspeck voorzien van een sierlijke houten bovenbouw in maniëristische vormen. Deze bekroning ging bij het bombardement van 1944 verloren. Bij de gedeeltelijke herbouw van de toren in 1950-'53, naar plannen van A.W. Jansz, is de 17de-eeuwse bekroning gekopieerd, zij het drie meter hoger dan de vroegere toren en uitgevoerd in gewapend beton, bekleed met hout en koper. Ook de torenromp werd inwendig versterkt met gewapend beton. De huidige detaillering in laat-romaanse vormen van de onderbouw en de traptoren is ontworpen door Jansz en berust op fantasie. In de toren hangt onder meer een door Peter en Henrick van Trier gegoten klok (1566); een luidklok van Geert van Wou (1484) is buiten gebruik gesteld. De toren bevat ook een verschillende malen herstelde beiaard, die grotendeels bestaat uit klokken van Jean Baptiste le Vache (1734) en Peter en Matthias van den Gheyn (1736-'38).
De zogeheten Glashuiskapel (Glashuis 4) [3] is de 15de-eeuwse, driezijdig gesloten kapel van het rond 1400 gestichte St.-Jacobsgasthuis. Dit, later gesloopte, gasthuiscomplex werd rond 1660 als glasblazerij in gebruik (vanwaar de naam Glashuis). Het kruisvenster aan de noordzijde is waarschijnlijk 17de-eeuws, de overige ramen zijn 19de-eeuws of dateren van de restauratie en herinrichting tot kapel in 1965, naar plannen van J.G. Deur.
De voorm. Mariënburgkapel (Mariënburg 26) [4] is een driezijdig gesloten eenbeukige kapel met traptoren, gebouwd rond 1431 voor het toen uit een begijnhof voortgekomen augustinessenklooster Mariënburg. De kloostergebouwen, die na de Reformatie onder andere dienden als stadsmunt, bevonden zich aan de zijde van de blinde zuidgevel van de kapel. Deze gebouwen zijn deels rond 1820 en deels in 1910 gesloopt, respectievelijk bij de bouw en de ontruiming van de Mariënburgkazerne. Bij de restauratie in 1910, naar plannen van J.J. Weve, is het dak gereconstrueerd. De toen aangebrachte zuidvensters heeft men verwijderd bij een restauratie in 1953-'55, naar plannen van J.G. Deur. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De vijf westelijke traveeën hebben een nonnengalerij op pijlers van trachiet. Na 1910 is het gebouw in gebruik geweest als gemeentemuseum, gemeentearchief en depot.
De voorm. Herv. kerk van Neerbosch (Dorpsstraat 112) is een kleine, wit geschilderde kerk met driebeukig schip onder een kap, een driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met ingesnoerde naaldspits. De toren dateert van 1438; het schip met ingangsportaal en het koor met sacristie zijn waarschijnlijk ook 15de-eeuws. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven op gebeeldhouwde kraagstenen.
De (Herv.) Petruskerk (Bredestraat 37, Hees) is een driebeukige basilicale kerk met hoger, driezijdig gesloten koor en een toren van drie geledingen met overhoekse steunberen en een ingesnoerde spits. De oorspronkelijk eenbeukige kerk verrees midden 16de eeuw als dorpskerk van Hees. Na ernstige oorlogsschade in 1942 volgde restauratie in 1952, waarbij de lage zijbeuken en de consistorie zijn toegevoegd. Het koor wordt gedekt door netgewelven. De kerk bevat een midden-19de-eeuws orgel (1980 gerestaureerd).
Vlakbij ligt de voorm. pastorie ‘De Olde Wehme’ (Kerkpad 30) uit circa 1870 met een herenhuisachtig voorhuis en een smaller achterhuis.
| |
| |
Nijmegen, Synagoge Gerard Noodtstraat 121
Synagogen. Uit 1755-'56 dateert de voorm. synagoge Nonnenstraat 21 [5], een dwars pand met rondboogvensters en een ingangsomlijsting uit 1798. Het souterrain fungeerde als mikwe. De bijbehorende voorm. school (Nonnenstraat 19) heeft een voorgevel in oriëntaalse stijl uit 1872-'73, ontworpen door P.J. van der Kemp. De synagoge is in 1913 buiten gebruik gesteld, zwaar beschadigd door brand in de jaren vijftig en vervolgens in 1976 gerestaureerd. De voorm. synagoge Gerard Noodtstraat 121 [6] verrees in 1912-'13 naar ontwerp van O. Leeuw. De voorgevel heeft een opvallende torenachtige opbouw met een ronde koepel, ingeklemd tussen vier kleinere ronde torentjes. Het geheel doet denken aan een thorarol, het onderliggende gebogen gedeelte met glas-in-lood aan de arke. De bovenbouw is versierd met de Wetstafelen. Het gebouw is sinds 1980 in gebruik als Natuurmuseum en in 1988 ingrijpend gerenoveerd naar plannen van P.E. Hoeke. Het naastgelegen rabbinaatshuis (Gerard Noodtstraat 123-127) is eveneens in 1912-'13 gebouwd naar ontwerp van O. Leeuw en dient nu als synagoge.
Katholieke kerken. Het katholieke reveil raakte in Nijmegen in een stroomversnelling na de teruggave van de Broerskerk en de Regulierenkerk in 1808 - beide zijn inmiddels gesloopt. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werd een groot aantal nieuwe katholieke kerken gebouwd, waarvan hieronder een overzicht volgt.
De R.K. kerk St. Antonius Abt (Dennenstraat 125, Neerbosch) is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koor, zijbeuktraveeën met puntgevels en een ingebouwde toren van drie geledingen met achtzijdige spits voorzien van frontalen. Deze neogotische kerk verrees in 1879-'80 naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. Het wit gesausde interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. De gebrandschilderde ramen zijn van atelier F. Nicolas & Zn. (1880-1923). De kerk bevat een laat-gotisch houten kruisbeeld (begin 16de eeuw), dat in 1804 uit het dominicanenklooster te Kalkar is overgebracht. De R.K. Maria Geboortekerk (Berg en Dalseweg 42) [7] is een driebeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor, voorzien van zijkapellen, een achtzijdige vieringstoren met ranke spits, en een voorgevel met portaal en flankerende achtzijdige traptorentjes. Het huidige neogotische schip met luchtbogen verrees in 1900-'01 naar ontwerp van J. Kayser sr.. Op de plaats van de noodkerk (1894) kwamen in 1923-'24 het transept en de koorpartij (met sacristie) tot stand naar een op het werk van zijn vader aansluitend neogotisch ontwerp van J. Kayser jr.. Ook de voorgevel hoort bij deze derde bouwfase. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven. Tot de inventaris behoren onder meer een marmeren hoogaltaar met koperen overhuiving (1925-'27), een preekstoel met ijzeren kuip (1925), een communiebank (1936) - alle vervaardigd door R. en J. Arens - en kruiswegstaties van J. Dunselman (1906). Voor de kerk staat een Mariabeeld (1949) van A. Meertens. De drielaags pastorie (Berg en Dalseweg 40) is in 1930-'31 gebouwd in zakelijk-expressionistische vormen. De R.K. St.-Canisiuskerk (Molenstraat 37) [8] werd in 1894-'96 gebouwd naar ontwerp van N. Molenaar als een driebeukige kruisbasiliek zonder toren. Na het bombardement van 1944 zijn daarvan alleen - in verlaagde vorm - het priesterkoor en een gedeelte van het transept behouden
gebleven. Aan deze neogotische restanten heeft men in 1958-'60 naar ontwerp van A. Siebers, W. van Dael en J. Coumans een schip met galerij en een terzijde geplaatste toren toegevoegd. De voorgevel is opgetrokken in grove Kunradersteen. Tussen de hoge, gestileerde zuilen van de galerij hangt een bronzen Christusembleem van J. Vaes. Zelfstandig delen in de galerij zijn een doopkapel en een vanaf de straat toegankelijke devotiekapel; die kapel bevat een beeld van Petrus Canisius - waaraan de kerk sinds diens heiligverklaring in 1925 is gewijd - en een laat-middeleeuws beeldje van Maria met Kind (waarschijnlijk afkomstig uit de Stevenskerk). De voorm. pastorie (Molenstraat 39) is een groot neogotisch, drielaags gebouw uit 1894 naar ontwerp van N. Molenaar; het is nu een woon- en winkelpand. In de tuin bevinden zich resten van de in 1894 afgebroken middeleeuwse Regulierenkerk.
De R.K. St.-Jozefkerk (Keizer Karelplein 19) [9] is een driebeukige basilicale kruiskerk met halfronde koorapsiden en zijkapel, aangebouwde sacristie, achtzijdige vieringkoepel met tentdak en een tweetorenfront. Deze neoromaanse jezuïetenkerk verrees in 1908-'09 naar ontwerp van B.J.C. Claase. Het interieur wordt gedekt door kruisgraatgewelven. De kerk bevat een tabernakel (circa 1930) van atelier Brom. Bijzonder zijn de gebrandschilderde apostelramen van J. Toorop (1911-'15). Andere ramen en de koorschilderingen zijn vervaardigd door J. Nicolas (circa 1928). Bij de kerk staat nog de in 1888 gebouwde noodkerk naar ontwerp van N. Molenaar, die in 1922 is verbouwd tot pastorie en in de jaren zestig tot parochiecentrum. De R.K. Groenestraatkerk (Groenestraat 229), gewijd aan de H. Antonius van Padua en St. Anna, is een grote driebeukige kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor, diverse kapellen en een tweetorenfront met verschillend bekroonde torens. Deze neogotische kerk verrees in 1909-'10 naar ontwerp van A.A.J. Margry. Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven en een stergewelf (viering). Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren de banken en de door H. van der Geld vervaardigde neogotische preekstoel en biechtstoelfronten. De gebrandschilderde koorramen zijn van atelier F. Nicolas & Zn. (1912). Naast de kerk staat de grote, sober gedetailleerde pastorie (Groenestraat
| |
| |
Nijmegen, R.K. Groenestraatkerk met pastorie
231) uit 1911, eveneens ontworpen door A.A.J. Margry. Daarachter ligt het naar ontwerp van A.A.J. Margry rond 1911 gebouwde klooster van de zusters, Dochters van O.L. Vrouw (Dobbelmannweg 1); de kloosterkapel verrees in 1937 naar ontwerp van C. Pouderoyen. Van het naastgelegen schoolcomplex Johanna de Lestonnac resteert het in 1913 opgetrokken gebouw Dobbelmannweg 5, naar ontwerp van Jos. Margry. De R.K. H. Antonius van Paduakerk (Groesbeekseweg 92) is een driebeukige basilicale kruiskerk met een driezijdig gesloten koor met kapellen, een dubbel transept met traptoren en een zeszijdige vieringkoepel voorzien van een spitse bekroning met frontalen. De kerk verrees in 1916-'17 naar ontwerp van Jos. Margry. Het ingangsportaal is in de plaats gekomen van een niet uitgevoerde toren. De R.K. St.-Stephanuskerk (Berg en Dalseweg 203) is een kruiskerk met smalle zijbeuken, een koorapsis, een grote twaalfzijdige vieringkoepel en een sober tweetorenfront, gebouwd in 1922-'23 naar ontwerp van P. Cuypers jr. Het interieur bevat onder meer mozaïeken (1936-'42) en gebrandschilderde ramen (1936-'48) van J. Colette. De pastorie (Berg en Dalseweg 205) is uit dezelfde tijd als de kerk. De R.K. St.-Dominicuskerk (Prof. Molkenboerstraat 7) is een op de vroeg-christelijke kerken geïnspireerde driebeukige kerk met een veelzijdig gesloten koorapsis, een terzijde geplaatste klokkentoren met opengewerkte bekroning en een ingangsportaal. De kerk verrees in 1950-'52 naar ontwerp van Th. Nix in de stijl van de Bossche school, ter vervanging van de in de oorlog vernielde en vervolgens in 1951 gesloopte middeleeuwse Dominicuskerk aan de Broerstraat. Rond het voorplein van de kerk kwam een parochiaal complex tot stand, met pastorie en parochiehuis.
Overige kerken. De voorm. Geref. kerk (Begijnenstraat 20) [10] is een zaalkerk uit 1888 naar ontwerp van B. Bouwman. De voorgevel vertoont neogotische- en neorenaissance-vormen. De zijmuren en de kelders zijn ouder. De Evang. Luth. kerk (Prins Hendrikstraat 79) [11] is in 1898 gebouwd naar ontwerp van D. Semmelink als evangelisatielokaal van de vereniging ‘Daalsche Weg’ en in 1924 in gebruik genomen als Luth. kerk. Het neogotische gebouw heeft een ongebruikelijke opzet met een dwars geplaatst, aan beide zijden driezijdig gesloten kerkruimte en driezijdig gesloten aanbouwen aan weerszijden van de toren. De bovenbouw van de ongelede toren met tentdak is in 1929 toegevoegd. De kerk bevat een preekstoel uit 1671 en een door Matthijs van Deventer gemaakt orgel uit 1726, in 1781 hersteld door A.F.G. Heyneman en in 1940 omgebouwd en vergroot door G. van Leeuwen. De naastgelegen pastorie (Jacob Canisstraat 110-112) is uit de tijd van het evangelisatiecomplex. Het uit 1895 daterende voorm. Evang. gebouw Bethel (Tweede Oude Heselaan 171) is een eenvoudig kerkje in neorenaissance-vormen, voorzien van een toren met portaal en ingesnoerde spits. Tot het complex behoorde onder meer het voorm. schoolgebouw Tweede Oude Heselaan 173, een iets jonger eenlaagspand in neorenaissance-vormen. De voorm. Doopsgez. kerk (Waldeck Pyrmontsingel 67-69) [12] is een zaalkerk met aangebouwde woning, opgetrokken in 1951-'52 naar ontwerp van F.M. Oswald in de stijl van de Delftse School.
De Commanderie van St. Jan (Franseplaats 1-3) [13] werd in 1196 door Alardus, graaf van Nijmegen, en zijn vrouw Uda gesticht als hospitaal en was vervolgens van 1214 tot 1638 een Johannieter commanderij. De vrijstaande kloosterkerk heeft men in 1650 afgebroken. Het complex en met name de grote zaal deed onder meer dienst als Illustere School (1655-'78) en Waalse kerk (tot 1944). Bij het bombardement van 1944 werd het complex grotendeels verwoest. De herbouw kwam in 1969-'74 tot stand onder leiding van J.L. Volders, naar een restauratieplan van G.M. Leeuwenberg. Daarbij is geprobeerd de 15de-eeuwse situatie te reconstrueren.
Het zogeheten Cellenbroederenhuis (St.-Anthoniusplaats 9) [14] behoorde oorspronkelijk waarschijnlijk tot het laat-middeleeuwse complex van het Heilige Geesthuis. Het bestaat uit twee gepleisterde haakse vleugels met zadeldaken tussen trapgevels met ezelsruggen. De lange vleugel bestaat waarschijnlijk uit twee tegen elkaar gebouwde dwarse huizen; de haakse korte vleugel zal later zijn toegevoegd. In die vleugel richtte men de regentenkamer in van een instelling ter ondersteuning van protestantse armen, die in 1592 was ontstaan door samenvoeging van enkele voormalige katholieke liefdadigheidsinstellingen. De volledige naam van het complex was daarna: ‘Het Cellenbroederenhuis, de Ellendige en andere Gevoegde Broederschappen’. De regentenkamer heeft nu een inrichting uit circa 1930 naar plannen van Ch. Estourgie (gerenoveerd in 1995).
Weeshuizen. Het voorm. Protestants weeshuis (Begijnenstraat 29) [15] werd op basis van een testamentaire schenking van Stijn Buys gesticht in een in 1562 van Dirck Kanis gekocht huis aan de Begijnenstraat. Door aankoop en nieuwbouw ontstond in de loop van de tijd een uitgebreid gebouwencomplex tussen Begijnenstraat en Papengas. Vanaf 1638 stond de stichting bekend als het Burger Kinderen Weeshuis en vanaf 1817 als Protestantsch Kinderen Weeshuis. Na de sluiting in 1954 is het hoofdgebouw in 1957 gerestaureerd naar plannen van F.M. Oswald. Momenteel bevat het een Gezondheidscentrum.
Het hierboven genoemde, in 1562 aangekochte huis (Begijnenstraat 29) is een tweebeukig dwars huis met aan de straat een gevel met bakstenen spitsboogfries. Bij een ingrijpende verbouwing in 1644-'45
| |
| |
Nijmegen, Protestants Weeshuis
- naar eerdere plannen van Salomon de Bray, maar uitgevoerd onder leiding van Simon Bosboom - werd het achterhuis in zuidelijke richting verlengd. Aan de zo ontstane binnenplaats verrees een classicistische gevel met kolossale pilasterordening. Naar plannen van Bosboom werd de zijgevel van het oude gedeelte in dezelfde stijl verbouwd en voorzien van een natuurstenen poortje met stadswapen (1645).
Het interieur van het hoofdgebouw bevat onder meer een kelder met graatgewelven en balklagen met 16de-eeuwse en latere consoles. Verder zijn er enkele oude regentenborden. De Regentenzaal heeft een naar plannen van Jacob Hendrik van Suchtelen rond 1765 vernieuwd interieur met wandbetimmering, stucwerkplafond (Joan Peddevilla), schoorsteenmantel (Andries Manna(y)), schilderstukken van Dionys van Nijmegen (1768) en gesneden regentenwapens van F.H. Otten (1766 en 1792). Bij de restauratie in 1984-'85 van deze zaal - die nog steeds als Regentenzaal dient - is de wandbespanning vernieuwd.
Op de binnenplaats van het hoofdgebouw staat een gietijzeren lantaarn. De huidige, midden-19de-eeuwse poort naar de binnenplaats heeft een natuurstenen fronton met gekroond stadswapen, geflankeerd door fruitkorven. Uit eerdere poortjes van het weeshuis afkomstig zijn: het boogveld met een reliëfvoorstelling van weeskinderen, een duif met stralenkrans
Nijmegen, Weesinrichting Neerbosch, kapel
(1618) en door Gerard Gröninger vervaardigde beelden van weeskinderen (1645). De hardstenen poort uit 1618 is in 1645 naar het Oud-Burgeren-Gasthuis verplaatst en voorzien van een nieuwe bekroning; nu vormt deze poort de toegang van het nieuwbouwcomplex van dat gasthuis (Prof. Cornelissenstraat 2).
Tot het weeshuiscomplex behoorden verder de twee, in de kern vermoedelijk 16de-eeuwse, diepe panden Begijnenstraat 25-27 en enkele gepleisterde gebouwen langs de Papengas. De laatstgenoemde gebouwen (Papengas 8) hebben hun huidige vorm gekregen in de 19de eeuw door nieuwbouw en verbouw naar plannen van P.J. van der Kemp. Dit deel van het complex is in 1981-'82 gerestaureerd en bevat nu het buurtcentrum ‘Het Oude Weeshuis’. Op het binnenterrein van het complex staat verder nog een neorenaissance-toegangspoort uit 1860, afkomstig van het R.K. weeshuis (circa 1954 overgebracht).
Het voorm. R.K. weeshuis (Kroonstraat 150) [16] ontstond in 1640 als Arme Kinderen Weeshuis in een voorm. nonnenklooster op de Hessenberg. In 1817 werd het een R.K. weeshuis. In de loop van de tijd, met name in de 19de eeuw, ontstond een uitgebreid gebouwencomplex. Na de sluiting van het weeshuis in 1954 zijn diverse bouwdelen gesloopt. Wat momenteel (in vervallen toestand) resteert is de langgerekte hoofdvleugel evenwijdig aan de Kroonstraat met aan de zijde van de Hessenberg twee haakse vleugels. De hoofdvleugel kreeg zijn huidige plattegrond en uiterlijk bij een verbouwing in 1845 naar ontwerp van P.J. van der Kemp. De kern van het gebouw bevat enkele laat-middeleeuwse muren en kelders. De westelijke haakse vleugel, voorzien van een overwelfde onderdoorgang en een door Simon
| |
| |
Nijmegen, Missiehuis Bisschop Hamer
Bosboom vervaardigd natuurstenen poortje, kwam tot stand in 1639-'40 en is in 1936 ingekort en inwendig verbouwd. De oostelijke haakse vleugel is het restant van een grote uitbreiding in 1878 naar plannen van Van der Kemp.
De weesinrichting Neerbosch - nu Kinderdorp Neerbosch - (Scherpenkampweg e.o.) is gesticht door de evangelist Van 't Lindenhout. Tussen 1866 en 1894 kwam een zeer groot complex met paviljoens, dienstwoningen en werkplaatsen tot stand voor de opvoeding van maximaal 1100 protestantse wezen. Sinds de ingrijpende vernieuwing van de weesinrichting in de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw resteren van het oude complex slechts enkele, wit gepleisterde, woningen en dienstgebouwen en een later gebouwde muziektent. Verder is er nog de voorm. Wezenkapel of Bethelkerk (Scherpenkampweg 58), een wit gepleisterde zaalkerk uit 1881 naar ontwerp van L.A. Brouwer; de ingezwenkte torenbekroning met open klokkenstoel en koepeldak met naald is uit 1891. Het met een tongewelf gedekte interieur is voorzien van een omlopende galerij. De kerkzaal huisvest momenteel het Van 't Lindenhoutmuseum.
Het Kolpinghuis (Smetiusstraat 1) [17] van de in 1880 gestichte R.K. Gezellenvereeniging, later Kolpingvereniging, werd in 1882-'83 gebouwd naar ontwerp van P.J.H. Cuypers. Deze ‘Jozefshof’ werd kort na de bouw verhoogd en bevatte een toneelzaal en een lokaal voor tekenonderwijs. Voor dit dwarse gebouw werd rond 1890 een voorbouw met
Nijmegen, Neboklooster (1995)
hoektoren opgetrokken naar ontwerp van A. van den Boogaard.
Kloosters, missie- en studiehuizen. Vanaf het midden van de 19de eeuw, en vooral na de opening van de Katholieke Universiteit in 1923, werden in Nijmegen enkele tientallen kloosters, missie- en studiehuizen opgericht. Veel orden en congregaties vestigden zich in bestaande herenhuizen of villa's. Nijmegen werd het katholieke centrum van Nederland. Het navolgend overzicht bevat alleen de belangrijkste, speciaal voor hun religieuze functie gebouwde kloosters en huizen. Als gevolg van de ontkerkelijking in de jaren zestig en zeventig hebben vrijwel al deze gebouwen een andere functie gekregen. Deze blijven hier buiten beschouwing. Het voorm. missiehuis Bisschop Hamer of ‘Bisschop Hamerhuis’ (Verlengde Groenestraat 75) is in 1923-'24 gebouwd naar ontwerp van Ch. Estourgie voor de Missionarissen van Scheut. De beoogde carré-vorm is niet voltooid. Het U-vormige gebouw is opgetrokken in rationalistische vormen met art déco-details en valt vooral op door de twee verdiepingen hoge pagode op de middentravee van de ingangsvleugel. Deze chinoiserie herinnert aan bisschop Hamer, die de marteldood stierf tijdens de Chinese Bokseropstand in 1900. Gebrandschilderde ramen van de gebroeders Van der Essen (1923) herinneren aan deze bisschop. Estourgie ontwierp ook het vergelijkbaar opgezette voorm. internaat Mariënbosch (Groesbeekseweg 351) uit 1923 van de zusters van Jezus-Maria-Jozef. Het in rationalistische en expressionistische vormen uitgevoerde complex heeft vier vleugels rond een binnenplaats met ‘kloostergang’. Op de binnenplaats staat een expressionistische kapel uit 1929 en aan de achterzijde een als carré opgezet schoolgebouw uit 1924. Het voorm. studiehuis Berchmanianum (Houtlaan 4) van de jezuïeten verrees in 1927-'29 op een gedeelte van het landgoed Heyendaal. Het grote L-vormige drielaags gebouw met expressionistische elementen is
ontworpen door J.Th.J. Cuypers en P. Cuypers jr. Het centrale gedeelte met eetzaal en kapel (verdieping) wordt geaccentueerd door een slanke klokkentoren met koperen spits. Later is aan de westzijde van het gebouw een korte haakse vleugel toegevoegd. Het oorspronkelijke interieur is voornamelijk goed bewaard in de vestibule, de gangen en trappenhuizen, de kapel (met spitstongewelf) en de sacristie. Het voorm. studiehuis St. Joseph (Kerkstraat 65) verrees in 1929-'30 voor de paters van het Heilig Hart naar ontwerp van J.G. Deur. Het in expressionistische vormen uitgevoerde gebouw heeft een met koper beklede, spits toelopende dakruiter (waaraan het gebouw zijn bijnaam ‘Het Potlood’ dankt). De huidige kapel, aula en mortuarium met woonvleugel is in 1987-'88 tot stand gekomen naar ontwerp van B.J. Pouderoyen, ter vervanging van een uit 1949-'50 daterende kapel.
Op een heuvel tegenover de Heilig-Landstichting ligt het voorm. Neboklooster (Sionsweg 2), gebouwd in 1926-'28 voor de paters Redemptoristen
| |
| |
naar een ontwerp van J. Stuyt in Italiaans geïnspireerde neoromaanse vormen. De naam verwijst naar de berg Nebo, vanwaar Mozes het Heilige Land overzag. De driebeukige, recht gesloten kloosterkerk heeft een zeszijdige vieringtoren met tentdak en een hoge klokkentoren met rondbooggalerij en tentdak. Het rijzige interieur wordt gedekt door een ziende kap. De altaarwand is gedecoreerd door P. Gerrits. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren drie altaren van P. Gerrits en enkele altaren, beeldhouwwerk en gobelins van G. Mathot. Verder bevat het klooster een congregatiekapel (Gerarduskapel) en een juvenaatskapel, beide met schilderingen van Gerrits. De ingebouwde kloosterkerk wordt geflankeerd door binnenhoven met daaromheen drielaags vleugels met een kloostergang. Het linkerdeel is het voorm. klooster (St. Alphonsus), het rechterdeel het voorm. klein-seminarie (St. Clemens). Het voorm. dominicanerklooster Albertinum (Heyendaalseweg 121) is gebouwd in 1930-'32 naar een ontwerp in expressionistische vormen van H.J.A. Bijlard en K. van Geyn (bureau Ed. Cuypers). Het complex heeft een vlindervormige plattegrond met een geknikte drielaags hoofdvleugel en een geknikte tweelaags vleugel die een zeszijdige binnentuin omsluiten met een kloostergang. Het gebouw heeft halfrond uitgebouwde trappenhuizen. Haaks op de binnentuin staat de kloosterkerk voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met kapellenkrans en een overdwars geplaatste vierkante dakruiter met koperen spits. Het interieur wordt geleed door paraboolbogen. De gebrandschilderde ramen dateren uit 1957. Delen van de naar plannen van W.H. en H.J. Ebben aangelegde kloostertuin zijn prijs gegeven voor nieuwbouw en parkeerruimte. Het voorm. Carmelklooster (Doddendaal 20-124) [18] in de binnenstad kwam als laatste Nijmeegse studiehuis tot stand voor de paters karmelieten. Het door J.G. Deur en C. Pouderoyen in de stijl van de Bossche school ontworpen complex dateert uit
1950-'51. Bij de verbouwing tot woningen in 1980 is de kerk gesloopt, met uitzondering van de toren (na 1951 voltooid) en de sacristie.
Stadsmuur. Van de laat-middeleeuwse verdedigingswerken van de stad
Nijmegen, Kronenburgertoren
zijn nog substantiële delen behouden. Langs de Voerweg bevindt zich een gedeelte van de laat-14de-eeuwse ommuring van het Valkhof met twee halfronde torens (gerestaureerd in 1948-'50). Uit de tweede helft van de 15de eeuw dateert het nabijgelegen stuk stadsmuur in het Hunnerpark, voorzien van muurbogen en een muurtoren met gewelfde binnenruimten. In het begin van de 16de eeuw heeft men aan de binnenzijde van de muur een aarden wal opgeworpen; aan de buitenzijde zijn nog sporen zichtbaar van de later weggehaalde steunberen voor het opvangen van de gronddruk. Dit stuk muur loopt van de St.-Jorisstraat naar de Belvédère (Kelfkensbos 60) [19], een laat-middeleeuwse muurtoren die in 1646 door stadsarchitect Peter van Blokhout is vergroot tot een uitzichttoren of ‘speelhuis’. Bij die verbouwing is een natuurstenen balustrade aangebracht. Een grote gevelsteen (kopie) toont het gekroonde stadswapen, een Latijnse tekst en het jaar van de verbouwing; een steen eronder vermeldt de naam van de toren. De laat-15de- of vroeg-16de-eeuwse onderbouw bevat drie overwelfde kelders. De Belvédère is in 1888 naar plannen van J.J. Weve gerestaureerd en is momenteel in gebruik als restaurant.
Ook aan de westzijde van de stad bleef een groot deel van de ommuring behouden, opgenomen in het in 1880 aangelegde Kronenburgerpark en onder meer in 1880-'84 gerestaureerd onder leiding van P.J.H. Cuypers. Het meest indrukwekkend is de hoge Kronenburgertoren [20], een zware, ronde vestingtoren uit 1425-'26, bestaande uit twee geledingen, elk voorzien van een uitgekraagde weergang met kantelen. De toren wordt bekroond door een lage zestienzijdige spits. Inwendig bevinden zich vier boven elkaar gelegen vertrekken, waarvan de onderste twee zijn voorzien van koepelgewelven. Ten zuiden van de toren bevinden zich grote stukken van de in de jaren twintig van de 16de eeuw aangelegde stadsmuur die bij de Kronenburgertoren aansluit op de 15de-eeuwse ommuring. Dit stuk muur heeft een fragment van een arkeltorentje en de restanten van de rondelen Roomse Voet (1527) [21] en St.-Jacobstoren (circa 1525) [22]. Beide rondelen hebben twee door koepelgewelven gedekte ruimten. Het arkeltorentje van de in 1971-'72 gerestaureerde St.-Jacobstoren is een reconstructie.
Tenslotte bevinden zich ook aan de Waalkade nog enkele restanten van de stadsmuur, die hier circa 1400 werd opgetrokken. Onder het rechter deel van het pand Waalkade 65 bevindt zich het restant van de Onze Lieve Vrouweof Lossertpoort; ook in de zijgevel zijn delen van deze toren zichtbaar. De doorgang ligt nu laag vanwege de opho- | |
| |
ging van de Waalkade. Verder is er het restant van de St.-Anthoniuspoort (Lage Markt 47d) [23]. Het bouwwerk wordt ook wel Maarten Schenckpoort genoemd, naar de leider van een hier uitgevoerde, mislukte, Staatse aanslag op de stad in 1589 tijdens de Tachtigjarige oorlog; een gevelsteen herinnert aan dit feit. De huidige, gereduceerde vorm van de poort gaat terug tot 1610. Uit 1512-'26 dateert de Stratenmakerstoren (Waalkade 84) [24], een half cirkelvormig gesloten rondeel met inwendig een overwelfde gang. Het muurwerk is opgetrokken in baksteen en mergel (binnenzijde). Het rondeel bevat funderingsresten uit circa 1400 van de eerste muur met muurtoren ter plaatse. Het vanaf 1789 door huizen ingebouwde en verlaagde rondeel is in 1987 weer vrijgelegd en aan de Waalzijde van een nieuwe bekleding voorzien. Sinds 1995 bevat het gebouw een museum.
Het stadhuis (Burchtstraat 20) [25] is in de 14de eeuw ontstaan als een diep pand op de hoek van de Burchtstraat en de Lange Nieuwstraat, waaraan later twee buurhuizen werden toegevoegd. De voorhuizen van deze panden verving men in 1553-'54 door een nieuwe dwarse voorbouw naar plannen van stadsbouwmeester Herman van Herengrave. Door aankoop van nog twee huizen kon vervolgens aan de westzijde opnieuw een uitbreiding worden gerealiseerd, die bij de verbouwing van het stadhuis in 1657-'66 werd heringericht ten behoeve van de gedeputeerden van de Gelderse Kwartieren. Het Kwartier van Nijmegen vergaderde hier en bij toerbeurt ook het gehele provinciale bestuur. Het stadhuis werd in 1879-'82 naar plannen van P.J.H. Cuypers gerestaureerd. De vernielingen in 1944 lieten van het complex niet meer over dan de voor- en zijgevels. De herbouw kwam in 1946-'53 tot stand naar plannen van J.G. Deur. Een redelijk ongeschonden achtervleugel uit 1939-'41 langs de Lange Nieuwstraat werd in 1978 gesloopt voor een zeer forse uitbreiding in 1978-'82 naar plannen van P. Dijkema. Bij die uitbreiding verdween de Lange Nieuwstraat (grotendeels) van de kaart.
Van de panden die het middeleeuwse stadhuis vormden, zijn enkele gewelfde kelders behouden gebleven. De in opzet
Nijmegen, Stadhuis (1982)
laat-gotische voorgevel van het oostelijke, tweebeukige stadhuisgedeelte uit 1553-'54 was voorzien van vroege renaissance-decoraties, te weten: keizerbeelden op consoles, medaillons met allegorische voorstellingen, vensterfrontons met klassieke koppen en op de hoek van het gebouw een Mariabeeld. Het oorspronkelijke beeldhouwwerk, deels vervaardigd door Cornelis Sass uit Utrecht, was al vervangen bij de restauratie van Cuypers en werd bij de herbouw opnieuw gekopieerd door A. Termote. De door Gaert van Dulcken vervaardigde, rijk gesneden deur is wel oorspronkelijk. Een rijk versierde, classicistische poort uit 1663 geeft toegang tot het herbouwde westelijke deel van het stadhuis rond de Gedeputeerdenplaats. Het timpaan van de poort toont de wapens van het Kwartier van Nijmegen, het fries draagt de wapens van de gedeputeerden. Ter compensatie van de in de oorlog verloren gegane torens van Nijmegen trok men bij de herbouw aan de Gedeputeerdenplaats een geheel nieuwe toren op, met een ui-vormige spits op een achtzijdige bovenbouw. De vierkante onderbouw is voorzien van een spitsboogfries afkomstig van de middeleeuwse Broerenkerk en een poortje uit 1643 van een verwoest huis aan de Snijdersstraat. Aan de binnenplaats bevinden zich een poortje uit 1655 van de ‘Kwartierlijke Academie of Illustere School’ (in 1895 overgebracht) en diverse gebeeldhouwde bouwfragmenten (16de-18de eeuw), onder meer afkomstig van de in de 19de eeuw gesloopte stadspoorten. Uit het oorspronkelijke interieur bevat het huidige stadhuis drie series wandtapijten: een serie verdures van Bartholomeus van der Gucht uit Delft (1665-'66) en twee series tapijten met klassieke scènes vervaardigd in het atelier van Michiel Wauters te Antwerpen (derde kwart 17de eeuw). Oorspronkelijk zijn ook zes midden-17de-eeuwse schoorsteenstukken met allegorische voorstellingen betreffende het bestuur van stad en
kwartieren. Bij de herbouw heeft men voor het interieur gebruik gemaakt van interieurstukken uit verwoeste gebouwen. Voorbeelden daarvan zijn de laatgotische natuurstenen schouw in de Schepenzaal, de 17de-eeuwse schouw in de Treveszaal en in de burgemeesterskamer het rococo-stucplafond en de schouw.
De zogeheten Kerkboog (St.-Stevenskerkhof 58) [26] is een dubbele, overwelfde poortdoorgang van de Grote Markt naar het Stevenskerkhof. De Kerkboog is ontstaan door verbouwingen van het 14de-eeuwse Gewandhuis (Lakenhal), dat het grootste deel van de westzijde van de Grote Markt in beslag nam, en waarvan de huizen aan weerszijden van de doorgang nog restanten bevatten (zie woonhuizen). Vanaf de 15de eeuw deed het gebouw meer en meer dienst als stadswijnhuis. De laatgotische natuurstenen onderbouw van de Kerkboog ontstond in 1542-'45 naar ontwerp van Claes die Waele. De doorgang heeft kruisribgewelven met afhangende sluitstenen. De bovenbouw dateert uit 1605-'06 en is uitgevoerd in baksteen met maniëristische natuurstenen versieringen naar plannen van Willem van Norenberg. Aan de marktzijde bevindt zich een in- en uitgezwenkte geveltop met rolwerk. Aan de kerkhofzijde
Nijmegen, Kerkboog
| |
| |
Nijmegen, Latijnse School
heeft het gebouw een trapgevel en een achtzijdige traptoren. De bovenbouw was in de 17de en 18de eeuw in gebruik bij het Chirurgijnsgilde. Het gebouw is in 1885-'86 gerestaureerd door J.J. Weve en in 1951-'55 door J.G. Deur.
De voorm. Latijnse School (St.-Stevenskerkhof 2) [27] is in 1544-'45 gebouwd onder leiding van Herman van Herengrave in een combinatie van gotische en vroeg-renaissancistische vormen. De kelder met tongewelf is ouder, mogelijk 14de-eeuws. De voorgevel van het langgerekte, dwarse gebouw wordt geleed door korfboognissen met driepastracering (begane grond), banderolles (verdieping) en door natuurstenen friezen. Het fries boven de begane grond bevat een Latijnse spreuk betreffende de Tien Geboden. Boven de ingang bevindt zich het stadswapen, geflankeerd door de vier kerkvaders. Tussen de verdiepingsvensters staan apostelbeelden op gebeeldhouwde consoles. Het oorspronkelijke beeldhouwwerk was van de meesters Peter van Utrecht, Hendrick Cornelisz en Wylhelm. De meeste sculpturale onderdelen zijn echter door G. Roverso vernieuwd bij de restauratie in 1954-'66,
Nijmegen, Generaal Krayenhoffkazerne (1995)
onder leiding van J.G. Deur. Het rond 1975 gerestaureerde interieur bevat samengestelde balklagen, een kap met tussenbalkjukken, een gereconstrueerde vakwerkwand en een 18de-eeuwse schouw. De Latijnse School werd in 1842 omgezet in een gymnasium. Het gebouw diende als zodanig tot de opening van het Stedelijk Gymnasium aan de Kronenburgersingel in 1881; na diverse andere bestemmingen is het pand nu een architectenbureau.
De waag (Grote Markt 26-28) [28] is een langgerekt, maniëristisch gebouw met hoog opgaande bordestrap en een hoog zadeldak met zijtrapgevels, Vlaamse gevels en dakkapellen. Het werd in 1612 gebouwd als waag en vleeshal - ter plaatse van middeleeuwse voorgangers - en is waarschijnlijk ontworpen door Pieter Ariaens van Delft. Tot 1885 was op de verdieping de hoofdwacht gevestigd. De voorgevel heeft een wapensteen met het bouwjaar en gevelstenen met het stadswapen. Het westelijke gedeelte van de hoge begane grond (Vleeshal) heeft kruisribgewelven op middenzuilen, de overige ruimten worden gedekt door samengestelde balklagen met geprofileerde consoles. De kap is uitgevoerd met tussenbalkjukken. Bij een restauratie in 1886, naar plannen van J.J. Weve, is het oorspronkelijke, hoge bordes gereconstrueerd en zijn de Vlaamse gevels grotendeels opnieuw opgetrokken. Het gebouw is in 1976-'77 opnieuw gerestaureerd naar plannen van architectenbureau Pouderoyen en heeft momenteel een horecafunctie.
Kazernes. Het voorm. Arsenaal (Mariënburg 95) [29] is een restant van de rond 1820 gebouwde Mariënburgkazerne, die na de bouw van de Prins Hendrikkazerne grotendeels werd gesloopt. Het tuighuis, dat in 1824 werd voltooid, bleef behouden. Het is een langgerekt gebouw met schilddak en rondboogvensters met luiken. Het gebouw heeft na 1908 verschillende bestemmingen gehad en is in 1978 gerestaureerd. De in 1905-'06 opgetrokken Eerste en Tweede Infanteriekazerne, werd in 1934 omgedoopt in Generaal Krayenhoffkazerne (Gelderselaan 5) en Generaal Snijderskazerne (Gelderselaan 3). Het grote (voorm.) kazernecomplex bestaat uit twee in neorenaissance-vormen uitgevoerde bataljonskazernes, met langgerekte voorgevel en drielaagse middenpartij. Ze hebben aan de achterzijde vier dwarse vleugels, met tussen de middelste twee een manege-gebouw. Van het complex zijn verder onder meer de gebouwen van het kledingmagazijn en de kantine bewaard gebleven, alsmede enkele schuilkelders en het hekwerk met wachthuisjes. De voorm. Prins Hendrikkazerne (Daalseweg 380) is gebouwd in 1909-'10 in rationalistische vormen naar ontwerp van J. Limburg. Het hoofdgebouw heeft een hoge middentoren met klein koepeldak en inwendig een hal over drie bouwlagen met rondom galerijen. Het hekwerk voor de hoofdingang heeft wachthuisjes. Op het kazerneterrein staan onder meer enkele sobere, burchtachtige paviljoens in dezelfde stijl en de voorm. commandantswoning. In de kazerne, die enkele oude kazernes in de binnenstad verving, was de Koloniale Reserve gelegerd en van 1951 tot 1995 een luchtmachteenheid.
Postkantoren. Het voorm. postkantoor Begijnenstraat 8-10 [30] werd gebouwd in 1890 in neogotische vormen naar ontwerp van C. Eijsvogel. Het pand bevat nu woningen. In 1907-'08 kwam het huidige postkantoor Van Schevichavenstraat 1-3 [31] tot stand naar ontwerp van C.H. Peters. Dit grote L-vormige gebouw is opgetrokken in de voor zijn werk zo kenmerkende, op de neogotiek geënte vormen.
Het kantongerecht (Oranjesingel 56) [32] is gebouwd in 1905-'06 naar
| |
| |
Nijmegen, Concertgebouw De Vereeniging
ontwerp W.C. Metzelaar in late neorenaissance-stijl. Het U-vormige gebouw is opgetrokken in oranje-gele verblendsteen en heeft aan de voorzijde een tot toren opgetrokken middenrisaliet met tentdak. Oorspronkelijk had het een inpandige conciërgewoning. Het interieur is redelijk bewaard gebleven.
Het concertgebouw De Vereeniging (Oranjesingel 1) [33] verrees in 1913-'15 naar ontwerp van O. Leeuw in strenge, klassiek georiënteerde ‘Um 1800’-vormen, ter vervanging van De Vereeniging uit 1882. De entree en vestibule bevinden zich aan de zijde van de Oranjesingel, de foyer met dakterras aan de zijde van het Keizer Karelplein tussen de hoektorens met tentdaken. Het gebouw is rijk versierd met beeldhouwwerk naar ontwerp van H. Leeuw jr., uitgevoerd door E. Everaerts (figuratieve werk) en J. Oor. Het gebouw heeft diverse moderniseringen ondergaan. De concertzaal en de hal zijn in 1984-'85 gerestaureerd, de foyer en de Kleine Zaal in 1999.
Het voorm. Museum Kam (Museum Kamstraat 45) - nu Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam - is gebouwd in 1920-'22 om onderdak te verlenen aan de in Nijmegen opgegraven Romeinse voorwerpen uit de privé-collectie van G.M. Kam. Het door O. Leeuw ontworpen gebouw heeft een basilicale opzet, platte daken en een voorbouw met hoektorens en een uitgebouwd ingangsportaal. De expressionistische vormgeving vertoont duidelijke art déco-invloeden. Het pand is versierd met historiserende bouwsculptuur, zoals de door C. Wienecke gemodelleerde medaillons
Nijmegen, Canisiuscollege (1995)
in de vorm van Romeinse munten. De beeltenis van een wolvin boven de ingang verwijst naar de Romulus-legende. Op de latei staan de letters SPQR. De hoektorens worden bekroond door gestileerde lauwerkransen. Het ijzeren hekwerk is voorzien van fasces (in roedenbundels gestoken bijlen). Het interieur is in zijn indeling en afwerking geïnspireerd op de Romeinse villa's. Een schildering van J.S. Sjollema (1948) bij de dubbele bordestrap heeft Romeins Nijmegen tot onderwerp. Halverwege de trap staat een buste van G.M. Kam door A. Falise (1921). Uit dezelfde tijd als het museum is de voorm. conciërgewoning (Museum Kamstraat 47) met expressionistische details.
Het voorm. badhuis (Daalseweg 262), bestaande uit dwarse voorbouw, een zaal en een kleine dwarse achterbouw, is in 1927 door gemeentewerken opgetrokken in sobere expressionistische vormen. Oorspronkelijk had het een inpandige
Nijmegen, Museum Kam (1995)
beheerderswoning. Na de sluiting van het badhuis volgde in 1987-'88 een verbouwing tot theater, waarbij het exterieur en het interieur van de voorbouw grotendeels intact zijn gelaten.
De Kamer van Koophandel (Mariënburg 85-86) [34] is in 1932 gebouwd naar ontwerp van Ch. Estourgie in zakelijk-expressionistische vormen. Naar plannen van E.F. Estourgie heeft men in 1955 enkele ramen in de zijgevel toegevoegd en kwam in 1969 een uitbreiding aan de achterzijde tot stand. De zijgevel heeft een versiering van H. Meek (1973).
Scholen. In opdracht van de paters jezuïeten kwam in 1898-1900 het voorm. Canisiuscollege (Berg en Dalseweg 81) tot stand. Dit gymnasium en internaat is door N. Molenaar - in samenwer- | |
| |
king met jezuïet Jos Dijkmans S.J. - ontworpen in neogotische stijl met neorenaissance-details en opgetrokken in helder rode baksteen. Het zeer grote, drielaags gebouw met midden- en zijrisalieten, voorzien van hoge schilddaken met nokversiering, vertoont gelijkenis met het Rijksmuseum en het Centraal Station te Amsterdam. Het rechter zijrisaliet is versierd met vier door E. Everaerts vervaardigde beelden van jezuïeten-heiligen (1925). Aan de linkerzijde staat het in 1930-'31 in aangepaste stijl aangebouwde externengebouw naar ontwerp van Ch. Estourgie. De oorspronkelijke haakse achtervleugels, die twee binnenplaatsen omsloten, zijn in 1986-'87 afgebroken, evenals een aangebouwde kapel uit 1937. Van het rijk uitgevoerde interieur van het hoofdgebouw zijn met name de hoge hal met lichtkap en galerijen, de grote bibliotheek, de aula en de congregatiekapel met neogotische inrichting van belang. Het gebouw huisvest nu het Regionaal Opleidingen Centrum Nijmegen en omgeving; sector educatie. De Openbare School nr. 2 voor U.L.O. (Prins Hendrikstraat 7) [35] is in 1905-'06 naar ontwerp van J.J. Weve gebouwd in rationalistische vormen. Aan de zijde van de Bijleveldsingel bevindt zich een tegeltableau met het bouwjaar en florale jugendstil-motieven. Momenteel is het de St.-Jorisschool voor voortgezet speciaal onderwijs. Uit 1920 dateert de voorm. kleuterschool Groenestraat 210, bestaande uit twee haakse eenlaagsvleugels met ronde onderwijzerskamers op de uiteinden en een centrale hartvormige hal. J. Vingerhoets en C.N. Hoogterp maakten het ontwerp in expressionistische vormen. Het gebouw kwam tot stand door een schenking van jhr. Rutgers van Rozenburg naar aanleiding van het feit dat zijn
vrouw het leven schonk aan een tweeling. De school is in 1960 verbouwd. Het voorm. klooster annex gymnasium Mater Dei (Berg en Dalseweg 207-209) werd in 1930 gebouwd naar ontwerp van J. en F. Franssen in zakelijk-expressionistische vormen voor de zusters Ursulinen. In 1967 is een vleugel toegevoegd. Vanaf 1934 was de school een lyceum door toevoeging van een H.B.S.(A) en in 1981 kwam een fusie met het Canisiuscollege tot stand. De zusters verhuisden in 1985 naar elders; het vroegere kloostergedeelte dient nu als studentenhuisvesting. De in 1923 gestichte Katholieke Universiteit werd aanvankelijk in bestaande panden gehuisvest. In 1930-'31 kwam een nieuwe aula (Wilhelminasingel 13) [36] tot stand naar een ontwerp van M.H.W.J. van Ooijen in expressionistische vormen. Het gebouw diende als zodanig tot het eind van de jaren tachtig en huisvest nu het Karel de Grote College. Na de oorlog werd op het landgoed Heyendaal een nieuw universiteitscomplex gebouwd.
Woonhuizen. Door het bombardement van 22 februari 1944 werd het oude stadshart van de bovenstad voor een groot deel verwoest; door sanering vanaf de jaren vijftig verdween ook in de benedenstad een groot deel van de oude woonhuizen. Een goed beeld van de middeleeuwse stad is door alle verminkingen dan ook moeilijk te krijgen. Slechts enkele straten bleven relatief ongeschonden. Kenmerkend is nu het contrast tussen de groepjes, meestal ingrijpend gerestaureerde, oude huizen en de naoorlogse bebouwing daaromheen.
Middeleeuwse- en 16de-eeuwse huizen
Bij de Stevenskerk staan de kanunnikenhuizen St.-Stevenskerkhof 44-48, gebouwd in 15de eeuw voor vicarissen die de altaren in de kerk verzorgden en na circa 1475 - toen de Stevenskerk kapittelkerk werd - waarschijnlijk bewoond door kanunniken. Bij de ingrijpende restauratie in 1968-'70 zijn vooral de gevels aan het Stevenskerkhof vernieuwd en gereconstrueerd. Aan de veel lager gelegen noordzijde zijn de huizen (daar: Achter de Smidstraat 1-11) beter behouden. De huizen hebben tuitgevels en trapgevels met ezelsruggen. St.-Stevenskerkhof 46 bezit een 16de-eeuwse kap met tussenbalkjukken. Door de afwisseling van dwarse en diepe huizen, de verschillende gevelvormen en de hoogteverschillen heeft de huizenrij een pittoresk karakter. Huizen in de omgeving van de Stevenskerk met een minder herkenbare laat-middeleeuwse kern zijn: St.-Stevenskerkhof 5a en 7 en Achter de Hoofdwacht 4, waarvan de zijmuur met tandfries aansluit op het in oorsprong 16de-eeuwse huis Kannenmarkt 2. Beide panden hebben jongere voorgevels. Achter hun 19de-eeuwse voorgevels gaan de panden Grote Markt 34-36 in de kern ook terug tot de middeleeuwen. Het vlakbij gelegen pand Kannenmarkt 4, dat in de 19de eeuw is verbouwd tot woon- en winkelpand (gave winkelpui), heeft een laat-15de-eeuwse kern. Het interieur bevat onder meer een samengestelde balklaag met consoles. Het diepe huis Achter de Hoofdwacht 7 heeft bij de ingrijpende vernieuwing rond 1970 de oude achtergevel van een gesloopt huis aan de Grotestraat als voorgevel gekregen. Deze gevel is voorzien van natuurstenen banden, waarvan één met een spreuk en het jaartal 1566; de houten onderpui is nieuw.
In de benedenstad heeft de omgeving van de St.-Anthoniusplaats het vroegere karakter behouden. Het in oorsprong uit de tweede kwart van de 16de eeuw daterende huis St.-Anthoniusplaats 15-16, met gepleisterde trapgevels, is echter rond 1985 vrijwel geheel herbouwd. Het nabijgelegen laat-middeleeuwse pand Ridderstraat 1-3b heeft aan de achterzijde delen van de trapgevel behouden. De voor- en zijgevel zijn later van nieuwe ramen voorzien maar tonen wel de oude opbouw met hoge begane grond en insteek. Bij de recente restauratie heeft men in de zijgevel aan de Ottengas een tweelichtvenster zichtbaar gelaten in het verder gepleisterde muurwerk. De naar de Waal aflopende Ottengas is het laatst overgebleven karakteristieke straatje van de benedenstad. Aan de westzijde staat een mogelijk laat-middeleeuwse bakstenen muur met steunberen. Het vermoedelijk in de kern 16de-eeuwse pand Ottengas 15 heeft in het midden een trapgevel met ezelsruggen.
Tussen de nieuwbouw aan en bij de Steenstraat zijn ook nog enkele oude huizen behouden gebleven. In de kern waarschijnlijk 15de-eeuws is het gepleisterde pand Steenstraat 15-19, een dwars huis met (jongere) zijtrapgevels. In het interieur bevinden zich balklagen met geprofileerde consoles en een kap met tussenbalkjukken. Het later ingrijpend verbouwde pand Waalkade 65 werd waarschijnlijk in het midden van de 16de eeuw als zij- of achterhuis van het pand aan de Steenstraat opgetrokken en
| |
| |
Nijmegen, Besiendershuis
bevat de restanten van Onze Lieve Vrouwe- of Lossertpoort. Uit het begin van de 16de eeuw dateert het zogeheten Besiendershuis (Steenstraat 26), een laat-gotisch dwars huis met zijtrapgevels. De kruisvensters zijn opgenomen in korfboognissen. Het huis is in 1940-'41 ingrijpend gerestaureerd naar plannen van J.G. Deur. Het interieur bevat een insteek of hangkamer. Het zogeheten Brouwershuis (Steenstraat 2) gaat terug tot de tweede helft van de 16de eeuw. Bij een verbouwing in 1621 heeft het de huidige trapgevel gekregen. De in natuursteen uitgevoerde onderpui heeft in de bovendorpel van de ingang een stichtelijke tekst, huismerken en het bouwjaar. Bij de restauratie rond 1966 is het pand ontpleisterd en zijn de zijmuren opnieuw opgemetseld. Aan de linkerzijde bevindt zich een aanbouw met poort en steunberen, aan de achterzijde een lager achterhuis.
Verder westelijk staan nog oude huizen aan de Lage Markt, de Priemstraat en in de omgeving van de Begijnenstraat. Achter hun gepleisterde voorgevels hebben de huizen Lage Markt 61-67, 71-73 en 79 waarschijnlijk een 16de-eeuwse kern. Aan de achterzijde (Waalkade) tonen de nummers 61-65 en 67 nog oude puntgevels met in het midden een rookkanaal. De grote schuiframen zijn later toegevoegd. Dat is ook het geval bij de gezwenkte gevel van Waalkade 11, in feite het achterhuis van Lage Markt 59. Dat huis heeft in de gepleisterde voorgevel een vroeg-17de-eeuwse gevelsteen. Het grote diepe huis Priemstraat 19-21 gaat terug tot de eerste helft van de 16de eeuw. De oude kern bestaat uit een kelder, een insteekverdieping, samengestelde eiken balklagen (deels met consoles) en een hoge eiken kapconstructie. Het brede pand is in de 18de eeuw overlangs in twee woningen gesplitst. De voorgevel kreeg bij latere verbouwingen in de 19de eeuw twee verschillend uitgewerkte gepleisterde lijstgevels met hoge houten winkelpuien. De laat-middeleeuwse kern van het diepe huis Priemstraat 53-55 bestaat uit een tweebeukige kelder met graatgewelven op ronde bakstenen middenpijlers en verder samengestelde eiken balklagen met geprofileerde consoles. Achter in het huis bevindt zich een spiltrap. De deels gepleisterde voorgevel heeft een ongepleisterde in- en uitgezwenkte geveltop uit de 18de eeuw. Het huis Priemstraat 29-31 bezit een midden-16de-eeuwse kap met tussenbalkjukken. Uit de 16de eeuw dateert verder het gepleisterde huis Oude Koningstraat 26/Begijnenstraat 31-35, een L-vormig pand met lager achterhuis. Het gebouw is onder meer in de 19de eeuw verbouwd. Achter Begijnenstraat 33 bevindt zich een uitgebouwde tuinkamer. Aan de Lange Hezelstraat staan diverse oude panden. Een laat-middeleeuwse of 16de-eeuwse kern met jongere gevels of afwerking
hebben onder meer het gepleisterde hoekpand Lange Hezelstraat 42-44, het hoekpand Lange Hezelstraat 46 en het dwarse huis Lange Hezelstraat 84-84b met oude zijtrapgevels en een voorgevel uit circa 1875.
17de- en 18de-eeuwse huizen
Door verbouw en opsplitsing van de oude Lakenhal aan de Grote Markt zijn de diepe huizen Grote Markt 22-25 ontstaan. De natuurstenen onderpuien - voorzien van traceringen en wapenschilden - ontstonden bij een verbouwing van de galerij van de Lakenhal tot afzonderlijke ‘winkels’ rond 1545. Bij de verticale doortrekking van deze percelen rond 1606 trok men boven deze onderpuien bakstenen trapgevels op. Grote Markt 22 heeft in de zijgevel - onder de Kerkboog - dicht gezette vensters
| |
| |
met houten kruiskozijnen; de voorgevel is rond 1900 gerestaureerd, de puntgevel aan de achterzijde is in 1966 gereconstrueerd. Ook de trapgevels van Grote Markt 23 en 24 zijn in 1931-'32 ingrijpend gerestaureerd dan wel gereconstrueerd. De trapgevel van Grote Markt 25 is in de 19de eeuw vervangen door een kroonlijst. Evenals Grote Markt 22-25 gaan ook de huizen Grote Markt 19-21 in de kern terug tot de oude Lakenhal - waarvan delen van de kelder resteren - en de vroeg-17de-eeuwse verbouwing daarvan. Door latere verbouwingen zijn deze huizen echter ingrijpender gewijzigd dan de eerder genoemde huizen. Grote Markt 21 heeft in de zijgevel (onder de Kerkboog) dicht gezette vensters met houten kruiskozijnen en een uitkraging op houten balk en consoles.
Het diepe huis Lange Hezelstraat 17 is voorzien van een later gepleisterde halsgevel uit het midden van de 17de eeuw. De met pilasters op consoles uitgevoerde hals wordt bekroond door een fronton en geflankeerd door voluten. De geveltop is verder versierd met gebeeldhouwde cartouches en granaatappels. Het onderste gedeelte van de gevel is later verbouwd. Het Hof van Xanten (Lage Markt 30-36), een breed drielaags huis uit het midden van de 17de eeuw, was oorspronkelijk de woning van de rentmeester van het kapittel van Xanten. De classicistische voorgevel is voorzien van kolossale pilasters met dorische kapitelen, gebeeldhouwde festoenen en een natuurstenen rondboogpoortje. De zijgevel heeft een natuurstenen poortje met ionische zuiltjes uit 1658. Bij de restauratie in 1954-'56, onder leiding van J.G. Deur, is de achtergevel geheel herbouwd. Een ander restant van een gevel met kolossale pilasters is de gepleisterde en gewijzigde voorgevel van Begijnenstraat 18. Een mogelijk 17de-eeuwse kern hebben verder de later verbouwde en gepleisterde hoekhuizen Lage Markt 47-47c en Lage Markt 38-44.
De diepe huizen Lange Hezelstraat 28-30 en 32 hebben in- en uitzwenkende topgevels uit circa 1740. Tot de weinige behouden gebleven 18de-eeuwse lijstgevels in Nijmegen behoren die van Ottengas 29-31 (gerestaureerd in 1961-'63), Begijnenstraat 21 en Ridderstraat 13; de laatste twee met een ingangsomlijsting in Lodewijk XV-vormen. Het interieur van Ridderstraat 13 bevat 18de-eeuwse stucplafonds. Het achterhuis is ouder en heeft een midden-16de-eeuwse kap met tussenbalkjukken. Het herenhuis Zeemeermin (Oude Haven 104-108a) is een groot vierlaags dwars pand met lijstgevel uit circa 1775. De ingang en het middenvenster van de eerste verdieping zijn gevat in een rijke omlijsting in Lodewijk XV-vormen. Het pand is later verbouwd en - met behoud van de latere ramen - gerestaureerd in 1983.
19de- en 20ste-eeuwse huizen
In neoclassicistische vormen opgetrokken is de gepleisterde lijstgevel van Begijnenstraat 16-16a uit 1834 met getoogde inrijpoort en een attiekverdieping boven de houten kroonlijst. Het grote drielaags dwarse herenhuis Burchtstraat 69-71 kwam rond 1845 tot stand naar ontwerp van P.J. van der Kemp met een neoclassicistische hoofdvorm. De onderpui is bij latere verbouwingen verminkt. Het dubbele herenhuis Oude Haven 86-88 is in 1871 gebouwd in eclectische vormen, vermoedelijk voor P.F.I. Noorduijn. Het blokvormige gepleisterde herenhuis St.-Anthoniusplaats 1 kreeg zijn huidige eclectische uiterlijk rond 1870. De laat-18de-eeuwse natuurstenen deuromlijsting met ionische pilasters en guirlande-versiering is afkomstig van het in 1962 gesloopte huis Ridderstraat 4 (Hof van Batenburg). Eclectische gevels uit 1883 hebben de brede dwarse huizen In de Betouwstraat 17-19, naar ontwerp van A. van den Boogaard, en In de Betouwstraat 21-25, naar ontwerp van W. van der Roest. In een Vlaams georiënteerde rijke neorenaissance-stijl verrees in 1887 het zeer hoge huis Parkweg 96-100. Naar ontwerp van J.W. Michielsen kwam dit drielaags woonhuis met magazijn tot stand op een scheef weglopend perceel. Neorenaissance-vormen zijn ook zichtbaar bij Burchtstraat 79, een passage met bovenwoning uit circa 1890. Het door D. Semmelink voor zichzelf ontworpen huis St.-Annastraat 73 uit circa 1890 is uitgevoerd in neogotische vormen. Opvallend is de toepassing van halfronde en rechthoekige kolonetten op kraagstenen.
Opvallend in het Nijmeegse stadsbeeld zijn de tussen 1880 en 1905 aangelegde en bebouwde singels. De aan die singels en de daarop aansluitende uitvalswegen gebouwde herenhuizen werden aanvankelijk vooral in neorenaissance-stijl uitgevoerd. Men combineerde de neorenaissance-vormen echter ook met elementen van andere stijlen. Naar ontwerp van G. Buskens kwamen tussen 1895 en 1898 de herenhuizen Oranjesingel 14-34 tot stand met een asymmetrische gevelcompositie, overwegend in neorenaissance-vormen. De gevels tonen een grote afwisseling in afwerking met lijsten, banden, blokken en beeldhouwwerk en decoratieve elementen als torentjes, erkers en loggia's. Het herenhuis Oranjesingel 40 uit circa 1895 is opgetrokken in neorenaissance-vormen. De voorgevel heeft een rijk geornamenteerde veranda met balkon en hangende erker boven de ingang. Langs de Kronenburgersingel verrezen herenhuizen in neorenaissance-vormen met elementen van andere stijlen, zoals Kronenburgsingel 213 (1896) naar ontwerp van D. Semmelink met eclectische elementen, Kronenburgersingel 223-225 (1897), waarvan de boogtrommels boven de balkondeuren zijn voorzien van jugendstil-decoraties en de initialen J.H.M. en het bouwjaar, Kronenburgersingel 209/Vredestraat 2 (circa 1900) en het op driehoekig perceel gebouwde hoekpand Kronenburgersingel 231 (1898). Dat laatste door J. van der Pluijm en J. Gielen ontworpen en gebouwde pand vertoont ook al duidelijke rationalistische vormen. Opvallend zijn de torenachtige opbouw met vierkante spits van de ingangspartij en de lagere opbouw met tentdak bij de straathoek. J. van der Pluijm en J. Gielen hadden eerder voor dhr. Jansen het ontwerp gemaakt voor het in 1891 gebouwde neorenaissanceherenhuis Graafseweg 3. Monogrammen van de opdrachtgever zijn te zien boven het balkon en in de topgevel. Andere neorenaissance-voorbeelden zijn
Graafseweg 18-20 (circa 1895), Burghardt van den Berchstraat 3 (1895), ontworpen door H.M. Hendriks, Burghardt van den Berchstraat 17-19/Van Dulckenstraat 49
| |
| |
Nijmegen, Woonhuizen Oranjesingel 14-34 (1995)
(1897), Wilhelminasingel 24-28 (circa 1900) en St.-Annastraat 55a/Fransestraat 83 (circa 1900). Opvallend bij dat laatste pand is de grote houten erker die boven het dak doorgetrokken is met een spits koepeldak bekroond met een opengewerkte lantaarn. Het interieur van dit huis heeft rijke stucplafonds. Het in 1902 voor en vermoedelijk ook door aannemer H. Bartels gebouwde dubbele herenhuis Wilhelminasingel 40-42 vertoont een combinatie van neorenaissance- en jugendstil-elementen. Met chaletstijl-elementen kwamen in 1896 de boven- en onderwoningen Mariaplein 1-5/Dr. Claas Noorduijnstraat 15-21 tot stand. Dit huizenblok heeft een markante hoekoplossing met twee hoektorens voorzien van geknikt steil schilddak. Laat neorenaissance-voorbeelden zijn de huizen Prins Bernhardstraat 2-8 uit circa 1910. De buitenste huizen zijn voorzien van fantasierijke topgevels. Opvallend is het rond 1890 in neoclassicistische stijl gebouwde dubbele, drielaags herenhuis Berg en Dalseweg 54-56 met plat dak. Het ontwerp is geïnspireerd op de 17de-eeuwse Engelse architectuur van Inigo Jones. De onderste bouwlaag is uitgevoerd in rusticawerk. De verdiepingen zijn voorzien van pilasters en een kroonlijst met attiek. De fraai gedetailleerde huizen hebben ook in de interieurs nog veel onderdelen uit de bouwtijd. De in dezelfde tijd gebouwde, naastgelegen herenhuizen Berg en Dalseweg 58-62 zijn voorzien van een eclectische gevel met een in rusticawerk
Nijmegen, Woonhuizen Berg en Dalseweg 54-56
uitgevoerde onderbouw en een gepleisterde mezzanino. De huizen hebben een souterrain en waren oorspronkelijk alle als onder- en bovenwoning ingedeeld (nummer 62 is later samengevoegd). Bij de in het begin van de 20ste eeuw langs de singels en uitvalswegen gebouwde herenhuizen lag de nadruk niet langer op de neorenaissance-stijl, maar op de verschillende nieuwe bouwstijlen van die tijd. Architect W.J.H. van der Waarden bouwde in 1903 voor zichzelf het jugendstil-herenhuis Oranjesingel 68 met een gevel in fel-rode baksteen en met tegeltableau's met bloemen. Het rijke jugendstil-interieur is behouden gebleven. Eveneens uitgevoerd in jugendstil is het opvallende dubbele herenhuis Graafseweg 56-58 uit 1901 naar ontwerp van G. Buskens (neef van architect P.G. Buskens), die zelf in het rechter deel woonde. De ingangstraveeën worden bekroond door een naar achtzijdig en vervolgens rond overgaande torenopbouw met koperen spits. Tegeldecoraties boven de balkondeuren vermelden het bouwjaar. Op de hoek van de Oranjesingel liet bankier L.C. Engelenburg in 1908-'09 het herenhuis Prins Bernhardstraat 1 bouwen. Het ontwerp van O. Leeuw vertoont jugenstilen vroege ‘Um 1800’-elementen. Opvallend is de ronde torenvormige uitbouw op de hoek, die bovenin verjongt tot een achthoek en wordt bekroond door een koepeldak. Het pand heeft een rijk interieur, maar is deels verbouwd voor de huidige kantoorfunctie. Eveneens ontworpen door O. Leeuw is het herenhuis Oranjesingel 51 uit 1909. In ‘Um 1800’-vormen uitgevoerd is Oranjesingel 41, gebouwd in 1909-'10 voor N. Dreesmann naar ontwerp van W.G. Welsing. Karakteristieke herenhuizen langs dezelfde singel zijn verder Oranjesingel 43 (circa 1910) en Oranjesingel 17-17a (circa 1915).
Op de hoek van de St.-Canisiussingel werd rond 1910 het kapitale herenhuis Bijleveldsingel 2 gebouwd met een opvallende (neo)classicistische zandstenen deuromlijsting en een achtzijdige hoektoren met lage spits. Het interieur bevat stucplafonds met een grote diversiteit aan vormen.
Zeer actief tijdens de hele periode van de stadsuitleg was de architect W.J. Maurits.
Nijmegen, Woonhuizen Graafseweg 56-58
| |
| |
In neorenaissance-stijl ontwierp hij de drielaags huizen Oranjesingel 3-9/Wilhelminasingel 2 (1890) en de van hoektorentjes voorziene huizen Groesbeekseweg 16-18 en 22-24 (circa 1895). Het huis Straalmanstraat 30 uit 1897 gaf hij een in rijke chaletstijl uitgevoerde geveltop en dakkapellen. Bij de voor mr. A. van der Goes ontworpen praktijkwoning Staringstraat 9 (1903) paste hij jugendstil- en chaletstijl-elementen toe. Het praktijkgedeelte is in 1988 verhoogd. Verder ontwierp Maurits de herenhuizen Prins Hendrikstraat 2 (1906), voor H.F.A. Peltzer, Oranjesingel 65 (1907) en Oranjesingel 67 (1907), die rationalistische en ‘Um 1800’-elementen vertonen.
Op enige afstand van de singels kwamen in 1902 de arbeiderswoningen Jan van Galenstraat 18-46 tot stand voor de Geldersche Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen. Deze door W.H. Thunnissen in landelijke vormen ontworpen eenlaagspanden hebben dakerkers en houten voorportalen. Het dubbele herenhuis Berg en Dalseweg 146-148 verrees rond 1910 in een combinatie van traditionalistische vormen en chaletstijl. Geïnspireerd op de Engelse landhuisstijl is het door J. Knoops jr. en Joh. Knoops ontworpen dubbele herenhuis Berg en Dalseweg 253-255 uit 1910-'11 met hoge houten puntgevels. Het interieur bevat art déco-elementen. Een opmerkelijk hoekhuis in rationalistische vormen is het door B.T. Boeyinga ontworpen pand Groesbeekseweg 88-90, gebouwd in 1913 voor aannemer J.C. Kropman. Het pand heeft een bijzondere gevelgeleding met loggia's en kruisvormige openingen, vooral de linker hoekpartij is zwaar aangezet, dit in aansluiting op de naastgelegen H. Antonius van Paduakerk. Een galerij met houten pergola leidt naar de achtertuin, waar zich een theehuis uit de bouwtijd bevindt. In 1920 liet de woningbouwvereniging Zonnewijk aan de Javastraat e.o. een complex middenstandswoningen bouwen. Het ontwerp van A.H. van Wamelen vertoont traditionalistische vormen en een afwisseling van lage woonblokken met woningen voorzien van opvallend hoog opgaande daken. De in 1939 voor een huisarts gebouwde praktijkwoning St.-Annastraat 244 is naar ontwerp van Ch. Estourgie uitgevoerd in traditionalistische vormen. In de wijk Heseveld kwam in 1952-'57 de Afrika- en Bouwmeesterbuurt tot stand naar ontwerp van A. Evers en G.J.M. Sarlemijn. Deze wijk bestaat uit vier aaneengesloten complexen met twaalf verschillende woningtypen, uitgevoerd in de vormen van de Bossche school. In dezelfde tijd verrezen bij de wederopbouw van de Nijmeegse binnenstad
veel gebouwen in vergelijkbare stijl.
Landhuizen en villa's. In de buitenwijken van Nijmegen is een aantal, veelal door nieuwbouw omringde, landhuizen te vinden. Het wit gepleisterde neoclassicistische landhuis Rivo Torto (Kerkpad 51, Hees) werd in 1849 gebouwd en is recent gerestaureerd. Het blokvormige landhuis Brakkenstein (Driehuizerweg 285), een wit gepleisterd pand uit 1865 in eclectische vormen, heeft momenteel een horecafunctie (Villa Chalet Brakkenstein). Bij het huis staan enkele vroeg-20ste-eeuwse dienstwoningen (Driehuizerweg 281 en 287) en een opvallend stalgebouw (Driehuizerweg 283). In opdracht van V. Jurgens werd dit U-vormige stalgebouw met tuinmanswoning in 1916 gebouwd naar plannen van A. Jacot. Het heeft zuilengalerijen onder een overstekend rieten dak, dat in het midden wordt bekroond door een opengewerkte dakruiter met uurwerk.
Het Geldersch Hof (Postweg 50) is een groot wit gepleisterd, neoclassicistisch
Nijmegen, Landhuis Brakkenstein, stalgebouw met tuinmanswoning
landhuis uit circa 1855, gebouwd in opdracht van B. Bahlmann naar ontwerp van architect Fritsen uit Kleef. Het in 1999 gerestaureerde blokvormige gebouw heeft op het dak twee vierkante observatietorentjes en in de lange gevels in nissen grote terracotta beelden, voorstellende Romeinse goden. Het nabijgelegen voorm. koetshuis (Postweg 52) dateert uit circa 1875.
Van de in 1960 gesloopte villa Leeuwenstein resteert het in 1864 gebouwde voorm. koetshuis met dienstwoning (Voorstadslaan 313). Dit wit gepleisterde gebouw met eenlaags zijvleugels is uitgevoerd in eclectische vormen en voorzien van wenkbrauwen boven de vensters. Villa Oud Mariënboom (Groesbeekseweg 424) is vermoedelijk in 1822 gebouwd voor A.M.V.S. baronesse Van Neukirchen-Nievenheim. Het huidige neoclassicistische uiterlijk met eclectische elementen kreeg het echter rond 1875. Het huis heeft een tijd als hotel gediend. Na de bouw van het naastgelegen pension ‘Mariënboom’ (Groesbeekseweg 428) in 1910 kreeg het landhuis zijn huidige naam. Een neoclassicistische hoofdopzet en eclectische vormen hebben de wit gepleisterde villa Prima Villa (Voorstadslaan 57) uit 1878, waarvan het interieur met geschilderde stucplafonds goed is bewaard, en de van gepleisterde hoekkettingen en details voorziene blokvormige villa's Nassausingel 2 (1880-'81), naar ontwerp van L.A. Brouwer, en St.-Annastraat 283 (1883); de laatste is vermoedelijk gebouwd voor P.C. Zuijderhoudt. In rijke chaletstijl met eclectische elementen uitgevoerd is de villa Oranjesingel 2a/Arksteestraat 1 uit 1889,
| |
| |
Nijmegen, Villa Oranjesingel 2a (1995)
gebouwd voor W. Kolff naar ontwerp van J.J. Weve. Opvallend zijn de centrale topgevel en de verschillende erkers. Een smeedijzeren windwijzer is voorzien van de letter K. Het oorspronkelijke interieur van dit later aan de achterzijde uitgebreide pand is goed bewaard gebleven. Huize Villandry (Groesbeekseweg 295) werd gebouwd in 1902-'03 voor Ch. Blanckenhagen en is genoemd naar diens tweede vrouw: J. d'Harvant Bigot de Villandry. Het grote blokvormige landhuis is ontworpen in nieuw historiserende stijl met een kolossale ionische orde en een prominente achtzijdige koepeltoren. Van 1909 tot 1988 was het gebouw een herstellingsoord voor spoorwegpersoneel. De daarvoor in 1926 toegevoegde zijvleugels zijn bij de recente restauratie en verbouw tot appartementen gesloopt. In een zijgevel bevinden zich twee (herplaatste) gevelstenen met de wapens van de bouwheer en zijn vrouw.
Op het voorm. landgoed Hoogerhuizen, waarvan het huis rond 1870 werd gesloopt, liet jhr. E.F.M. van Ryckevorsel van Kessel in 1907-'08 het neogotische landhuis Neerbosscheweg 620 bouwen naar ontwerp van W. Hoffman. Vanwege de kasteelachtige weergang en arkeltorentjes kreeg het de bijnaam 't Slotje. Het goed is in de jaren zestig doorsneden door de Neerbosscheweg en het huis bevat sinds 1993 een hotelrestaurant. De uit Indië teruggekeerde planter H.J. Hüffer liet in 1910-'11
Nijmegen, Villa Heyendaal
de grote villa Salatiga (Sterreschansweg 77) - de naam verwijst naar diens woonplaats op Java - bouwen naar ontwerp van O. Leeuw. De villa vertoont een combinatie van jugendstil-siermotieven en ‘Um 1800’-vormen. Aan de voorzijde bevindt zich een loggia over twee verdiepingen, aan de tuinzijde een grote, doorgaande erker. Een halfrond houten theehuis in de tuin biedt uitzicht over de Waal en de Ooypolder. De broeders van Maastricht, die de villa sinds 1945 als studiehuis gebruiken, lieten in 1950-'51 een kapel aanbouwen naar ontwerp van A.J.N. Boosten. Van het gesloopte 19de-eeuwse fort Sterreschans resteert op het terrein nog een kruithuis uit 1830.
De meest monumentale villa van Nijmegen is Villa Heyendaal (Geert Grooteplein-Noord 9), gebouwd in 1912-'13 voor margarinefabrikant F. Jurgens naar ontwerp van Ch. Estourgie. De in late neorenaissance-stijl opgetrokken villa heeft een blokvormige opzet met geheel verschillend uitgewerkte gevels. De hoofdingang met een in zandsteen uitgevoerd Grieks tempelfront bevindt zich opzij bij de vierkante klokkentoren, waarvan de bovenste achtzijdige geleding wordt bekroond door een ingesnoerde naaldspits. De gevels bevatten enkele oude gevelstenen en zijn verder rijk voorzien van beeldhouwwerk van de Antwerpse beeldhouwer E. Everaerts. Elf vrouwenkopjes representeren de elf provinciën - die van Noord Holland en Zeeland zijn respectievelijk portretten van mw. Estourgie en mw. Jurgens. De toren is versierd met mannenkoppen, voorstellende de opdrachtgever, de architect en de aannemers (Kropman en Thunnissen). Het interieur is in 1913-'14 uitgevoerd onder leiding van A.H. Trautwein, waarbij van elders overgebrachte, voornamelijk 17de-eeuwse, interieurelementen zijn ingevoegd. Daartoe behoren enkele schouwen met schoorsteenstukken en rijk gesneden betimmeringen. In 1950 werd het landgoed met de villa gekocht door de St.-Radboudstichting ten behoeve van de Katholieke Universiteit. In 1999 is het gebouw gerestaureerd voor het bestuurscollege van de universiteit.
Villa De Westerhelling (Sophiaweg 4) werd in 1912 gebouwd naar ontwerp van O. Leeuw als traditioneel landhuis. Het heeft een terzijde geplaatste toren met ingezwenkte spits, een gebeeldhouwde naamplaquette en andere historiserende elementen. De villa fungeert nu als klooster voor de fraters Maristen. Naar ontwerpen in ‘Um 1800’-vormen van O. Leeuw ontstonden in 1913 de villa Sonnewyck (Berg en Dalseweg 125), voor C.J. Veen-Valck, en in 1914 de voorbouw van villa De Zandkuil (Berg en Dalseweg 379), voor A.J. Bouwens. Eveneens in ‘Um 1800’-vormen, naar ontwerp van C.W.A. de Groot, verrees in 1913 Villa de Wolfskuyl (Graafseweg 232). Van 1933 tot 1941 werd de villa gebruikt door de kanunnikessen van het Heilig Graf - die in 1935 tegen de linker zijgevel een kapel lieten bouwen naar ontwerp van Ch. Estourgie - | |
| |
en van 1948 tot 1989 door de broeders van Oudenbosch. Estourgie ontwierp ook de voor de Engelse accountant F.H. Hague in 1913-'14 opgetrokken grote villa Saxon Holme (Javastraat 104a) met cottagestijl-elementen. De grote, glazen serre keek uit op een (verdwenen) privé-tennisbaan. In ‘Um 1800’-vormen uitgevoerd zijn verder nog de villa's Berg en Dalseweg 81 (circa 1915) en Oranjesingel 2 (1915). De laatste kwam tot stand naar ontwerp van W.J.H. van der Waarden voor freule E.L.D.M. van Nispen tot Sevenaer. De villa is in 1919 voor J. Hartog verbouwd naar plannen van O. Leeuw en kreeg in 1965 een grote achteruitbouw naar ontwerp M.E. Veugelers. De in 1923-'24 gebouwde villa Berg en Eik (Eversweg 4), tegenwoordig ‘Marie Louise’, kwam tot stand voor de uit Indië teruggekeerde rubbermagnaat en rentenier Herman J. Reuter. De door O. Leeuw in sobere expressionistische vormen ontworpen villa met vlinderplattegrond is geïnspireerd op de
Engelse landhuisstijl. In de tuin staan een achtzijdige theekoepel en een garage uit de bouwtijd. Van 1924-'55 was het pand studiehuis voor de Missionarissen van de Heilige Familie, daarna was het in gebruik bij de zusters Dochters van O.L.Vrouw van het H. Hart (als klooster Marie-Louise). De Villa Morgenster (Payensweg 5), gebouwd in 1922 voor A.C. Linschoten, is in Nijmegen een vroege en zeldzame representant van het functionalisme. Verwant aan het werk van F. Lloyd Wright is het in 1955 op de Kwakkenberg gebouwde landhuis De Reiger naar ontwerp van A.F. Brenninkmeyer (broer van de vrouw des huizes). Het gebouw met haakse vleugels en brede dakoverstekken maakt gebruik van de hoogteverschillen.
Winkels. Het in de kern laat-middeleeuwse hoekpand De Blaauwe Hand (Achter de Hoofdwacht 3) heeft een gepleisterde voorgevel met gevelsteen uit 1797 en een winkelpui uit circa 1875. De achtergevel (Stevenskerkhof 53) heeft een waarschijnlijk 17de-eeuwse houten onderpui. Het grote drielaags hoekpand Kannenmarkt 10-14 met gepleisterde gevels uit circa 1870 is voorzien van een om de hoek doorlopende, rijk gesneden houten winkelpui met grote etalages uit circa 1895. Een laat-19de-eeuwse
Nijmegen, Woon- en winkelpand Kannenmarkt 6-8
gevel en winkelpui in neogotische vormen heeft Achter de Hoofdwacht 1. De gevel van het woon- en winkelpand Lange Hezelstraat 41a is in 1897 opgetrokken naar een ontwerp van D. Semmelink met neorenaissance- en jugendstil-vormen. De naam van de opdrachtgever, A.D.A. van den Dungen, is in reliëf aangebracht bij het balkon; de gestileerde leeuwenkoppen bij de gootlijst hebben in de opengesperde muilen de beginletters DU(ngen). Door P.G. Buskens ontworpen zijn de jugendstil-gevels van het woon- en winkelpand Molenstraat 70-72 (1901) en de voorm. boekhandel Molenstraat 62 (circa 1901); de laatste kwam tot stand in opdracht van A.Th. van Hooydonk. De uit circa 1901 daterende hardstenen winkelpui van Lange Hezelstraat 97-103 is voorzien van een opvallende vogelversiering in zwierige jugendstilvormen. Het ontwerp is van W.J.H. van der Waarden. Het drielaags woon- en winkelpand Kannenmarkt 6-8 is in 1903 grotendeels herbouwd naar plannen van J.S. Grandjean voor het reisbureau en bestelkantoor van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (gesloten in 1938). Het in tegels uitgevoerde opschrift boven de onderpui herinnert hieraan. De teakhouten onderpui heeft gestileerd gesneden jugendstil-vormen; boven de etalage is een gevleugeld treinwiel zichtbaar. De voorm. winkel van De Gruyter (Mariaplein 6/Ten Hoetstraat 2) verrees in 1917-'19 naar ontwerp van W.G. Welsing in een combinatie van ‘Um 1800’- en art décovormen. Het hoekpand is voorzien van afgeschuinde hoeken en heeft een karakteristieke gevelpui met blauwgrijze keramische tegels. In expressionistische vormen uitgevoerd zijn de door Ch.
Estourgie ontworpen woon- en winkelpanden St.-Annastraat 209-233 (circa 1925). Van zijn hand is ook de voorm. bloemisterij St.-Annastraat 338b uit 1935, gebouwd voor W. de Kluys. Dit expressionistische eenlaagspand is voorzien van een halfronde voorgevel en een koperen dak met nokversiering. Het naastgelegen woonhuis van De Kluys ontstond in 1924 naar plannen van M.E. Veugelers.
Bij de wederopbouw van het in 1944 door bommen verwoeste stadshart werd de Broerstraat herbouwd als winkelstraat. De in graniet op beton uitgevoerde, opengewerkte gevel van het voorm. winkelhuis J. van Baal (Broerstraat 31) kwam in 1948-'49 tot stand naar ontwerp van G.H.M. Holt en M.E. Veugelers in de stijl van het functionalisme. Een goed voorbeeld van wederopbouwarchitectuur is het voorm. Modehuis Voss (Broerstraat 61) uit 1948 naar ontwerp van G.A. Heldoorn (gewijzigd in 1983). Aan de Burchtstraat
| |
| |
verrezen de vergelijkbare, grote winkelpanden van Peek & Cloppenburg (Burchtstraat 1) uit 1949-'50 naar ontwerp van G.A. Heldoorn en van de voorm. modezaak Gerzon (Burchtstraat 3) uit 1955 naar ontwerp van J.A. Lelieveldt en W.Th.J. Reynen; beide panden zijn later gedeeltelijk gewijzigd. Een eenvoudiger, maar karakteristiek woon- en winkelpand uit de wederopbouw is Van Broekhuysenstraat 32-34; boven de gewijzigde onderpui is de gevel opgetrokken in een groot formaat baksteen en met stalen vensters en een golvende daklijst.
Banken. Het financiële hart van Nijmegen lag destijds in de omgeving van het Mariënburg. De voorm. Bank van Lening (Pijkestraat 4/Hessenberg 1) [37] - na 1932 Gemeentelijke Volkscredietbank (tot 1949) - is een neogotisch gebouw uit 1889 naar ontwerp van J.J. Weve. Het gebouw is recent gerestaureerd. In ‘Um 1800’-vormen uitgevoerd is het bankgebouw Mariënburg 67 [38] - nu SNS-bank - uit circa 1915. De topgevel is versierd met een bij en een honingraat (banksymbool van de Gemeentelijke Spaarbank); het koperen dak wordt bekroond door een achtzijdig torentje. Uit 1920-'21 dateert het bankgebouw van de voorm. Nijmeegsche Bankvereeniging Van Engelenburg en Schippers (Hertogstraat 68-72) [39]. Van het door O. Leeuw in expressionistische vormen ontworpen gebouw resteert de (gewijzigde) voorgevel. Bij de ingang zijn de wapens van Nijmegen en Gelderland aangebracht en een Mercuriuskop; het figuratieve werk is van Jac. Maris. Eveneens expressionistisch is het voorm. bankgebouw van de Rotterdamse Bankvereniging (Mariënburg 59-61) [40] uit 1929 naar ontwerp van J.C. Deur. Het pand is in 1984 verbouwd tot filmhuis naar plannen van E.A. Hulstein en J.H. Fokker. Het voorm. Agentschap Nederlandsche Bank N.V. (Klein Mariënburg 24) [41], gebouwd in 1954 naar ontwerp van H.T. Zwiers, is een voorbeeld van wederopbouwarchitectuur.
Horeca. Het café met bovenwoningen Hertogstraat 123-127/Derde Walstraat 122 is in 1894 gebouwd naar ontwerp van J.S. Grandjean in neorenaissance- en neogotische vormen. Opvallend zijn de trapgevels en de dakruiter met ingezwenkte spits bij de afgeschuinde straathoek. Het café met bovenwoningen Molenstraat 93-97 - nu ‘De Tempelier’ - verrees in 1902 voor M. Wijers naar ontwerp P.G. Buskens. Het in helrode verblendsteen opgetrokken jugendstil-pand heeft een opvallende hoekoplossing en decoratieve geometrische tegels. Langs de Berg en Dalseweg - een voor de Tweede Wereldoorlog geliefde wandelroute - werden verschillende café's ingericht. Het café Trianon (Berg en Dalseweg 33) - voorheen café Buitenlust of café Cornelissen - werd in 1910 opgetrokken naar plannen van P.G. Buskens voor de Amersfoortse Phoenixbrouwerij. Het eenlaagspand met plat dak en houten veranda is uitgevoerd met jugendstil-elementen. Andere uitspanningen met veranda's verderop langs dezelfde weg zijn het uit 1881 daterende café Rust (Berg en Dalseweg 200) - nu ‘The Shuffle’ - en café Hengstdal (Berg en Dalseweg 359).
Molens. Op het Hoge Veld staat de zogeheten Witte Molen (bij Looimolenweg 15), die in 1760 als looimolen werd gebouwd voor Maurits de Bruyn en Jan Broesters-Huijssen. In het begin van de 20ste eeuw werd de molen veranderd in een korenmolen, voorzien van een stelling en hoger opgetrokken (1916). Bij de restauratie in 1980 is de oorspronkelijke belt weggegraven. Na in 1981 door brand te zijn geteisterd is de molen opnieuw hersteld. De St.-Annamolen (Hatertseweg 14) is een achtkantige stellingkorenmolen met een met riet gedekte houten bovenbouw op een stenen onderbouw. Gebouwd omstreeks 1820 als poldermolen nabij Alphen aan de Maas is de molen in 1849 naar de huidige plek verplaatst. De molen is in 1905 onttakeld en in 1976-'79 gerestaureerd, waarbij de stenen onderbouw is verhoogd.
Bedrijfsgebouwen. De voorm. garage Moll (Van Welderenstraat 100-104) [42], gebouwd in 1909 voor L.A. Moll naar ontwerp van O. Leeuw, is een zeer vroeg voorbeeld van een garage. Het gebouw doet denken aan een woonen winkelpand. De begane grond van het linker deel van het pand werd al snel bij de garage getrokken en naar plannen van O. Leeuw bijpassend verbouwd. Het in jugendstil-vormen uitgevoerde pand, dat nu een winkelbestemming heeft, is voorzien van aardige vogelmotieven boven de verdiepingsvensters. De voorm. Nijmeegse Radio Centrale (Van Gentstraat 56-58) is in 1933 tot stand gekomen door verbouw van een uit 1921 daterende werkplaats met trafohuisje. Naar ontwerp van B.J. Meerman en J. van der Pijll kreeg het een gevel in de vormen van de Nieuwe Zakelijkheid. Het woonhuisgedeelte dateert eveneens uit 1933. De voorgevel van het sinds 1977 als praktijkruimte voor een orthodontist dienende gebouw is in 1992 zoveel mogelijk in de staat van 1933 teruggebracht. Van de gloeilampenfabriek Splendor resteert het voorm. kantoorgebouw (St.-Annastraat 198) uit 1927, naar een ontwerp in zakelijk-expressionistische vormen van C. van Pothoven. Het benzinestation Muldersweg 16-16A is in 1936 gebouwd voor Caltex (Texaco) naar ontwerp van B.J. Meerman en J. van der Pijll in de stijl van het functionalisme. Opvallend zijn de ver uitstekende, cirkelvormige luifel en de hoge, overhoeks geplaatste, lichttoren met koperen naald. De in staal en opaalglas uitgevoerde lichttoren was nodig omdat het station 24 uur per dag was geopend. De in gebrandschilderde letters uitgevoerde naam ‘Auto Palace’ is verdwenen. Vanwege een wijziging van de verkeerssituatie werd het benzinestation in 1977 gesloten. De kiosk, het kantoor en de
Nijmegen, Benzinestation
| |
| |
garageruimte zijn rond 1991 gerestaureerd naar plannen van K. van Lith, die hier zijn architectenbureau vestigde.
Het Carolus-theater (Plein 1944 28) [43] is een bioscoop uit 1953-'54, gebouwd naar ontwerp van H. van Vreeswijk in zakelijke vormen als eerste vervanger van de in de oorlog verloren gegane bioscopen. De typerende hoge hal achter de opengewerkte voorgevel is recent ingrijpend gerenoveerd.
Stations. Ten noorden van het huidige station werd na de opening van de lijn Nijmegen-Arnhem in 1879 een noodstation opgetrokken in vakwerkbouw. Na de voltooiing van het grote station in 1894 kocht H.T. Wiegerink het houten bouwsel en verplaatste het naar de huidige plek (Ooyse Sluispad 2) om te dienen als machinefabriek. Het langgerekte gebouw heeft een op korbelen overstekend zadeldak en kopse gevels voorzien van windveren en makelaar. Het rijk uitgevoerde neorenaissance-station uit 1892-'94, naar ontwerp van C.H. Peters, werd grotendeels vernield bij het bombardement van 22 februari 1944. Het huidige station (Stationsplein 6) [44] is in 1953-'54 tot stand gekomen naar een op Italiaanse voorbeelden geïnspireerd ontwerp van S. van Ravesteyn. Het lange, lage gebouw wordt in het midden geaccentueerd door een zware, vierkante toren. Een rondbooggalerij sluit het stationsplein aan de zuidzijde af. Het figuratieve beeldhouwwerk is van J. Uiterwaal. De ingang van het station en de hal zijn ingrijpend verbouwd in 1993. Van het vooroorlogse station resteren een deel van de achtergevel, de dienstgebouwtjes op de perrons en de gietijzeren perronoverkapping (circa 1894).
Bruggen en viaducten. Voor de in 1879 in opdracht van de Staatsspoorwegen voltooide spoorlijn naar Arnhem kwam in 1875-'78 over de Waal een spoorbrug [45] tot stand naar ontwerp van J.M. Telders en jhr. O.J.H. Repelaer van Driel en onder leiding van J.G. van den Bergh. De brug liep grote schade op in 1940 en 1944. De dubbelsporige overbrugging van rivier en zomerbed en de aanbruggen zijn in de jaren tachtig van de 20ste eeuw vernieuwd in staal en voorgespannen beton. Het oorspronkelijk als militair verdedigingswerk ingerichte zuidelijke landhoofd uit 1876 heeft een in hardstenen rusticawerk uitgevoerde onderbouw en een van traptorens voorziene tweelaags (oorspronkelijk drielaags) bovenbouw aan weerszijden van het spoor. Verder zuidwaarts bevindt zich het spoorwegviaduct [46] over de Lange Hezelstraat, gebouwd in 1876-'79. In de volksmond wordt dit viaduct de ‘Hezelpoort’ genoemd naar de in 1876 gesloopte stadspoort, waaraan het in zijn vormen ook herinnert. De Waalbrug [47] is in 1932-'36 gebouwd door Rijkswaterstaat naar plannen van P. Stelling en onder leiding van G. Schoorl. De stalen boogbrug kreeg vanwege de plaatsing bij een rivierbocht de voor die tijd uitzonderlijke overspanning van 244 meter. Deze verkeersbrug werd in 1940 opgeblazen en daarna uit de Waal opgehesen en herplaatst. Bij een balkon op een van de pijlers bevindt zich een gedenksteen voor Jan van Hoof, die in 1945 zou hebben voorkomen dat de brug opnieuw werd opgeblazen. Op de rechteroever van de Waal staan drie betonnen brugkazematten uit 1936, te weten bij de oprit van de Waalbrug, achter de winterdijk bij Bemmelsedijk 5 en in het talud van de oprit van de spoorbrug.
Trafohuisjes. Het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf Nijmegen (GEN) liet rond 1930 achtzijdige trafohuisjes met overstekend tentdak bouwen. Voorbeelden daarvan zijn te vinden aan de Postweg (hoek Kwakkenbergweg), de Waldeck Pyrmontsingel, de Industrieweg (bij de brug over het Maas-Waalkanaal) en op de straathoeken van Luciaweg/Sophiaweg, Van 't Santstraat/Dommer van Poldersveldweg en Groesbeekseweg/Groesbeeksedwarsweg.
Het Hollandsch-Duitsch gemaal (Ubbergseweg 3-5) van de Ooypolder kwam in 1933 tot stand naar ontwerp van M.J. Granpré Molière en R. Verloren van Themaat in sober expressionistische stijl.
Gedenktekenen. Aan de Hoogstraat, bij het Kelfkensbos, bevindt zich het uit 1884 daterende spoorwegmonument, naar ontwerp van J.J. Weve. Op een in neorenaissance-vormen uitgevoerde sokkel staat een zinken Victoriabeeld, vervaardigd door A. Cassner te Berlijn als afgietsel van het marmeren Victoriabeeld van het Walhalla te Regensburg (beeldhouwer C.D. Rauch). Het monument herinnert aan de opening van de spoorlijn van Nijmegen naar Kleef in 1865. Het bronzen standbeeld van bisschop F.H. Hamer (Bisschop Hamerstraat) is in 1902 vervaardigd door Bart van Hove ter ere van deze uit Nijmegen afkomstige bisschop van Tremite, die in 1900 in Chinees Mongolië werd vermoord. Bronzen plaquettes op de sokkel herinneren aan drie andere martelaren die toen de dood vonden. Aan het desastreuze bombardement van 22 februari 1944 en aan de bevrijding van de stad herinneren de oorlogsmonumenten op het Plein 1944 van J. Maris (1951), op Traianusplein van M. van Beek (1954) en bij de Stevenstoren van M. Andriessen (1959). Standbeelden van beroemde personen die met de geschiedenis van de stad worden geassocieerd, zijn bijvoorbeeld: het bronzen standbeeld van keizer Traianus (Traianusplein) uit 1956 van E. van Teeseling en Ch. Hammes en het bronzen ruiterstandbeeld van Karel de Grote (Keizer Karelplein) uit 1962 van A. Termote.
Parken. Naar ontwerp van de Leuvense tuinarchitect P.L. Rosseels is rond 1880 het Kronenburgerpark (Kronenburgersingel/Parkweg) aangelegd in Engelse landschapsstijl. Daarbij zijn restanten van de stadsmuur als coulisse gebruikt, met de Kronenburgertoren als blikvanger. De slingerende waterpartij in het park is voorzien van een fontein en een cascade met gedeeltelijk kunstmatige rotsen en grotwerk. De ‘Vereeniging tot verfraaiing van Nijmegen’ heeft in 1886 het door H. Leeuw sr. en jr. vervaardigde standbeeld van een leeuw met stadswapen op schild laten plaatsen. Het hertenkamp is in 1912 toegevoegd. Eveneens naar plannen van Rosseels kwam rond 1885 het Hunnerpark tot stand. Ook hier is een restant van de stadsmuur als coulisse gebruikt, met aan de noordzijde de Belvédère als blikvanger. De muur wordt onderbroken door een stenen voetbrug met drie bogen (1883), vermoedelijk naar ontwerp van J.J. Weve. Half onder die brug bevindt zich een deel van de koorsluiting van de in 1456-'60 gebouwde en in 1579 gesloopte St.-Geertrudiskapel. Het park is in 1935-'36 deels gewijzigd in verband met de oprit voor de nieuwe Waalbrug. In het park
| |
| |
Nijmegen, Prot. begraafplaats Rustoord, poortgebouw (1995)
staan vier naar ontwerp van M. Moreau vervaardigde gietijzeren vrouwenbeelden (als symbool voor de vier jaargetijden) uit 1889 en een bronzen standbeeld van Petrus Canisius uit 1926, vervaardigd door A. Dupuis. De op de Waalbrug uitkijkende ‘C.A.P. Ivens-bank’, naar ontwerp van Ch. Estourgie, is in 1936 geplaatst ter ere van de Nijmeegse fotograaf - vader van cineast J. Ivens - die zich vanaf 1905 sterk maakte voor de bouw van de in 1936 voltooide Waalbrug. Als parkkiosk dient nu het (iets verplaatste) voorm. wachthuisje van de tram naar Berg en Dal, opgericht in 1911 naar plannen van J.J. Weve. Het Stadspark De Goffert (Busserweg/Steinweglaan e.o.) is een volkspark uit 1935-'39, aangelegd als werkverschaffingsproject naar plannen van J.H. Schmidt en D. Monshouwer op het terrein van de voorm. boerderij De Goffert. Het park bevat het (ingrijpend verbouwde) Goffert-stadion (1934-'38), een rosarium, een openluchttheater en - aan de overzijde van de Slotemaker de Bruïneweg - een hertenkamp en een zwembad. De vroegere boerderij is nu een café-restaurant.
Begraafplaatsen. De in 1885 naar ontwerp van J.J. Weve aangelegde voorm. R.K. begraafplaats Daalseweg (Daalseweg 198) heeft een centraal geplaatste gietijzeren kruisiging (1868) en tegen de westmuur vijf neogotische staties van een onvoltooide kruisweg. De in 1948 gesloten, rijk begroeide begraafplaats is in 1995 hersteld en heropend. Nabij de kruisiging bevinden zich de graven van de families Jurgens, Vroom en Dreesmann. Het graf met marmeren zerk voor J.P. Dobbelman (†1886) is gemaakt door W. Porzelt uit Keulen. Veel van de rijke graven voor bekende Nijmegenaren zijn uitgevoerd door H.A. Euwens, waaronder die van J.B. Veerkamp-Dees (†1891) en H.L. Terwindt (†1892). Ook liggen hier de graven van de architecten J.J. Weve (†1902), W.J.H. van der Waarden (†1930) en O. Leeuw (†1944). Er zijn diverse grafmonumenten in neogotische, classicistische of art déco-stijl, zoals die van de families Smulders, Veerkamp en Randag (1931). Het beeldhouwwerk van het laatstgenoemde monument en dat van J.R. van der Lans (†1928) is uitgevoerd door E. Everaerts. Verder zijn er de graven van slachtoffers van het bombardement van 1944. De Prot. begraafplaats ‘Rustoord’ (Postweg 60) is eind 19de eeuw aangelegd in romantische landschapsstijl en heeft gietijzeren perkaanduidingen. Het neoclassicistisch poortgebouw uit 1897 is ontworpen door W.J. Maurits en A. Wijers en is versierd met vazen, in reliëf uitgevoerde palm- en eikentakken en het opschrift ‘Rustoord’ geflankeerd door vlinders. Opzij en achter het gebouw bevinden zich latere aanbouwen. Tot de meest interessante graven behoren die van H.W.J. Struikdam-Bäumer (†1901), met marmeren reliëf en als boomstam uitgevoerde marmeren hekpalen, het graf van de familie Hartsinck (1915), met loden vazen gemaakt door Godschalk, en het marmeren tempelfront van het familiegraf Van der
Syp uit 1927. De poort van de in 1915 aangelegde Isr. begraafplaats (Postweg 62/Kwakkenbergweg 1) wordt geflankeerd door de aula en een dienstwoning, beide gebouwd in 1921 naar ontwerp van O. Leeuw met expressionistische en art déco-elementen. De aula heeft een apart toegankelijke Kohanim-ruimte (voor afstammelingen van hogepriesters, die om redenen van rituele reinheid niet bij de overledene mogen komen). Boven de hoofdpoort staat in het Hebreeuws de tekst ‘Huis der levenden’. De ommuring van de begraafplaats is voorzien van enkele torenachtige constructies die tevens als steunbeer fungeren; er onder door en langs de muur loopt een Kohanim-pad. De begraafplaats bevat de graven van enkele uit Oss afkomstige fabrikantenfamilies, zoals Hartog, Van den Bergh en Zwanenberg en enkele grafmonumenten, waaronder die ter herinnering aan de in concentratiekampen vermoorde joden. Van de oude, geruimde Isr. begraafplaats uit 1683 aan het Mariënburg zijn enkele grafstenen overgebracht. De Alg. begraafplaats (Graafseweg 419) heeft een aula in expressionistische vormen, gebouwd in 1920-'21 naar ontwerp van J.J. Weve. Van het voorm. Huis Hatert, nu gelegen tussen de nieuwbouw aan de zuidwestrand van Nijmegen, resteert een laat-middeleeuwse toren, ingebouwd in een jongere boerderij (Vossenhof 40). De toren heeft een iets uitkragende tweede geleding en wordt bekroond door een ingesnoerd tentdak. Het metselwerk toont de sporen van diverse herstellingen en wijzigingen. De boerderij is mogelijk in de 17de eeuw opgetrokken met hergebruikte steen, waarschijnlijk afkomstig van Huis Hatert.
Huis Oosterhout (Waaldijk 50), gelegen ten zuidoosten van Oosterhout, is een gepleisterd landhuis uit circa 1840, gebouwd in opdracht van baron van Scherpenzeel-Heusch ter vervanging van een nabij gelegen voorganger uit circa 1810, die bij een dijkdoorbraak in 1820 werd verwoest. Het huis is enkele keren gewijzigd en uitgebreid. In het park staat een zeszijdig houten tuinhuisje met rieten dak (circa 1840). De bijgebouwen dateren voornamelijk uit circa 1880; de gepleisterde voorm. rentmeesterswoning (Groenestraat 7) stamt uit circa 1915.
| |
| |
Lent. Dit dorp, gelegen aan de overzijde van de Waal tegenover de binnenstad van Nijmegen, is ontstaan in de middeleeuwen op een stroomrug van de Waal. De Herv./Geref. kerk (Pastoor van Laakstraat 30) is een recht gesloten zaalkerk voorzien van een toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. Van de in opzet middeleeuwse kerk zijn inwendig nog delen van de beide laat-gotische ingangen zichtbaar. In 1659 heeft men het koor gesloopt en het resterende gebouw geheel beklampt. Het schip is mogelijk aan de westzijde ingekort bij een verbouwing in 1755. De toren heeft in 1886 zijn huidige, gepleisterde vorm gekregen. In de toren hangt een klok van Mamertus Fremy (1683). Tot de kerkinventaris behoren twee 17de-eeuwse koperen kronen, een eenvoudige preekstoel (circa 1820) en een door W.H. Kam gebouwd orgel (1855). De pastorie (Pastoor van Laakstraat 28) is een eenlaags pand uit circa 1850. De R.K. kerk Maria Geboorte (Pastoor van Laakstraat 42) is een driebeukige kruisbasiliek met driezijdig gesloten koor (met zijkapellen) en een slanke toren van vier geledingen met ingesnoerde naaldspits, gebouwd rond 1879 naar ontwerp van G. te Riele. De zijbeuken lopen niet door tot aan de toren; aan de zuidzijde staat een kapel. Het kerkhof heeft een baarhuisje met kruisbeeld (circa 1879). Ten oosten van Lent ligt buitendijks bij de Waal het voorm. fort Boven-Lent of ‘Sprokkelenburg’ (bij Bemmelsedijk 4), gebouwd in 1862 als een bomvrije kazemat met (nu droge) gracht en aarden wal, aansluitend op de rivierdijk. Voor de huidige bestemming als wijnhandel is midden op het fort een opbouw gemaakt. Ten westen van Lent ligt achter de rivierdijk het geheel begroeide voorm. fort Beneden-Lent of ‘Nieuw Knodsenburg’ (bij Zaligestraat 8), gebouwd in 1863 als een omgracht aarden redoute met afgeronde hoeken, voorzien van een stenen waltunnel en een bomvrij magazijn. |
|