| |
Kampen
Stad, ontstaan op een opgehoogde wal in het veengebied op de linkeroever van de IJssel, nabij de riviermonding. Vanaf omstreeks 1100 zal ter plaatse van het zuidelijke deel van de Oudestraat een lintbebouwing zijn ontstaan. Vanwege de wateroverlast bouwde men op terpen of ‘werven’. Een algehele bedijking van de rivier om die overlast te beperken kwam pas in het begin van de 14de eeuw tot stand. Toen werden ook de St.-Nicolaasdijk en de Zwartendijk aangelegd als bescherming tegen de Zuiderzee. In het begin van de 13de eeuw werd Kampen een zelfstandige parochie. Aan de zuidzijde van de Oudestraat bouwde men een kerk gewijd aan St. Nicolaas - schutspatroon van de kooplieden. Door scheepvaart en handel kwam de nederzetting snel tot ontwikkeling. Vóór het midden van de 13de eeuw verwierf Kampen stedelijke zelfstandigheid.
De Oudestraat was de centrale as waarlangs de stad zich in noordelijke richting langs de rivier uitbreidde. Een eerste ommuring zal aan het eind van de 13de eeuw tot stand zijn gekomen; resten daarvan zijn onder andere op de Koornmarkt gevonden. Parallel aan de Oudestraat zette men omstreeks 1300 nieuwe straten uit, zoals de Nieuwstraat en de Hofstraat. Aansluitend op een rivieraftakking (De Reve) werd rond de stad een gracht (Burgel) gegraven. De gracht omsloot een halvemaanvormig, ommuurd gebied. Het noordelijke, in de IJssel uitwaterende deel van de gracht werd gedempt (Zijlsteeg, later Botervatsteeg) nadat omstreeks 1335 de zogeheten Buitenhoek bij de stad was getrokken. Een in dat gebied gelegen kapel verving men na de ommuring door de O.L. Vrouweof Buitenkerk. In het noorden sloot de Hagenpoort de stad af. Daarbuiten kwam de voorstad De Hagen tot ontwikkeling, waarvan de laatste restanten tijdens de Franse bezetting van 1672-'73 werden geruimd voor een beter schootsveld. Nog verder naar het noordwesten lag Brunnepe, vermoedelijk een oudere nederzetting dan Kampen, die echter snel in ontwikkeling werd voorbijgestreefd.
Kamper handelaren en schippers namen sinds de 13de eeuw deel aan de handel op de Oostzee, de zogeheten Ommelandsvaart. In de 14de eeuw hadden zij zelfs een vooraanstaande positie opgebouwd in de scheepvaart van Noordwest-Europa. In het zuidoostelijke deel van de stad werd de stadsmuur langs de rivier
| |
| |
Kampen, Binnenstad met op voorgrond rivier en IJsselbrug
omstreeks 1380 een stuk opgeschoven om meer ruimte te bieden aan de handelaren, schippers en reders die hier waren gevestigd. Er werd ook een nieuwe straat aangelegd: Achter de Nije Mure (nu Voorstraat). Een groot aantal stegen vormde de verbinding tussen de Oudestraat en de rivier, die via een aantal grote en kleine poorten bereikbaar was. De belangrijkste poorten aan de rivierzijde waren de Koornmarktspoort en de Vispoort. Bij de laatste ontwikkelde zich in de 14de eeuw een stadshart met het stadhuis, het Heilige-Geestgasthuis en het Broederklooster. Bij dit centrum
Kampen, Panorama van overzijde IJssel rond 1800
werd dan ook in 1448 een brug over de IJssel gebouwd, een van de eerste rivierbruggen in Nederland.
In 1462-1505 verdubbelde men het stadsgebied door een uitleg aan de westen de zuidzijde. De stadsmuur kreeg hier nieuwe vier poorten. Langs de Vloeddijk, de Graafschap en de uitvalswegen naar de stadsweiden kwam na de ommuring nieuwe bebouwing tot stand. De agnieten, de brigitten, de cellebroeders en de cellezusters vestigden hier hun kloosters. Het bleef echter tot in de 19de eeuw een overwegend open gebied met stadsboerderijen en moestuinen.
Door de St.-Elisabethvloed (1421) voerde de Waal meer Rijnwater af en nam de waterafvoer via de IJssel af. Hierdoor werd steeds meer zand afgezet in de riviermonding, hetgeen de toegankelijkheid van de stad voor zeeschepen bemoeilijkte. Naast deze problemen zorgde de toenemende concurrentie van de Zeeuwse en Hollandse steden - vooral Amsterdam - voor de terugval van de Kamper handel in de 16de en 17de eeuw. De vanouds reeds belangrijke veehouderij, het uitgestrekte grondbezit van de stad - onder andere het Kampereiland - en de linnenweverij hielden de stedelijke economie overeind.
Tussen 1578 en 1615 kwam rondom de stad een gordel van bolwerken en wallen tot stand en aan de overzijde van de rivier verrees een fort ter bescherming van de IJsselbrug. Ter plaatse van het kerkhof van het voormalige Broederklooster ontstond de Botermarkt en op de plek van de kloostertuin werd in 1627-'29 de Nieuwe Markt aangelegd. Ter plaatse van de in 1646 afgebrande kapel van het Heilige-Geestgasthuis verrees in 1649-'63 de Nieuwe Toren. In het begin van de 18de eeuw ontstond door de sloop van een aantal vervallen huizen aan de Oudestraat een plein, dat wegens de latere beplanting de Plantage ging heten. Na de opheffing van de vesting in 1809 sloopte men grote delen van de stadsmuur. Aan de westzijde van de stad werd de verkregen ruimte veranderd in een plantsoen. Langs het IJsselfront bleven grote stukken van de stadsmuur als waterkering behouden. Hier werd de muur aan het oog onttrokken door de bouw van pakhuizen en later herenhuizen. De bebouwing aan de IJsselkade en
| |
| |
Kampen, Binnenstad
1 | (Herv.) St.-Nicolaas- of Bovenkerk (zie p. 187) |
2 | R.K. O.L. Vrouwe- of Buitenkerk (p. 190) |
3 | (Herv.) Broederkerk en -klooster (p. 192) |
4 | Cellezustersconvent/Doopsgez. kerk (p. 192) |
5 | Cellebroedersklooster/Grootburgerweeshuis (p. 193) |
6 | Luth. kerk (p. 193) |
7 | Synagoge (p. 193) |
8 | klooster van de Zusters van Liefde (p. 193) |
9 | (Geref.) Burgwalkerk (p. 193) |
10 | (Ned. Geref.) Nieuwe Kerk (p. 194) |
11 | Pesthuis (p. 194) |
12 | Soete-Naeme-Jhesusweeshuis (p. 194) |
13 | militair hospitaal Infirmerie (p. 194) |
14 | Burgerweeshuis (p. 194) |
15 | ziekenhuis De Engelenberg Stichting (p. 194) |
16 | Koornmarktspoort (p. 195) |
17 | Broederpoort (p. 195) |
18 | Cellebroederspoort (p. 195) |
19 | Stadhuis (p. 195) |
20 | Vleeshuis (p. 197) |
21 | Nieuwe Toren (p. 197) |
22 | Hoofdcursus (p. 198) |
23 | Generaal van Heutszkazerne (p. 198) |
24 | Stadsgehoorzaal (p. 198) |
25 | Kantongerecht (p. 198) |
26 | Postkantoor (p. 198) |
27 | Theologische Universiteit (p. 198) |
28 | Stedelijk Lyceum (p. 198) |
29 | Nutsspaarbank/Frans Walkate Archief (p. 204) |
30 | herensociëteit 't Collegie (p. 204) |
31 | hotel Des Pays Bas (p. 204) |
32 | Koninklijke-Nederlandsche-Sigaren-Fabriek Lehmkuhl & Co. (p. 205) |
33 | sigarenfabriek Van der Sluis (p. 205) |
34 | Tabaksfabriek De Olifant (p. 205) |
35 | sigarenfabriek J.H. Hulst & Co. (p. 205) |
36 | Stoom-Tabaksfabriek Samuels & De Leeuw (Kamper Tabaksmuseum) (p. 205) |
37 | sigarenfabriek firma Smit & Ten Hove (p. 205) |
38 | Oorgatsbrug (p. 205) |
39 | Station (p. 205) |
| |
| |
Kampen, St.-Nicolaas- of Bovenkerk
de De la Sablonièrekade gaven de stad een geheel nieuw aanzicht. De laatste poort die onder de slopershamer viel, was de Hagenpoort (1893); behouden bleven de Koornmarkts-, de Cellebroeders en de Broederpoort. Door de vestiging van het Instructiebataljon in de Generaal van Heutszkazerne aan de Oudestraat in 1850 kreeg de stad belang als garnizoensplaats. Later volgden nog de Hoofdcursus (1877) aan de Koornmarkt en andere militaire opleidingen. In het tweede kwart van de 19de eeuw werden de wegverbindingen van het lang geïsoleerd gelegen Kampen verbeterd, zoals de weg naar Zwolle. Doordat men in 1828 de Zuiderzeestraatweg aanlegde, kwam Kampen aan een doorgaande landroute te liggen. Verbeteringen in 1826 en 1839 maakten het Keteldiep de belangrijkste IJsselmond. De betere bereikbaarheid van Kampen over water leidde tot de inrichting van de Bovenhaven (1843) en de Nieuwe Buitenhaven (1867). Belangrijk was verder de aanleg van de spoorlijn Kampen-Zwolle (1863-'65) met een station aan de overzijde van de rivier. De in 1913 geopende lijn Kampen-Hattem werd al in 1934 opgeheven. De vooral in de 18de eeuw belangrijke deken-, duffel- en trijpnijverheid kwijnde in de 19de eeuw weg. Met de vestiging van de firma Lehmkuhl in 1826 kwam evenwel een deels in fabrieken en deels in huisnijverheid (tot 1921) uitgevoerde sigarenindustrie op gang, die uitgroeide tot de belangrijkste economische pijler van de stad. Na de Tweede Wereldoorlog is deze industrie geleidelijk verdwenen, al is recent een nieuwe fabriek ('Oud Kampen') weer actief. Een andere belangrijke industrie was de in 1851 gestichte Emaillefabriek Berk.
In de tweede helft van de 19de eeuw groeide de bevolking aanzienlijk dankzij de industrialisatie. Het lange tijd ontbreken van gemeentelijke belastingen verleidde velen om in Kampen te gaan rentenieren. De bevolkingsgroei werd opgevangen door verdichting van de bebouwing in de oude stad. In het tot dan toe nog vrij open gebied tussen Groenestraat en Ebbingestraat werd een aantal dwarsstraten met arbeiderswoningen aangelegd, zoals in het Sigarenmakerskwartier (vanaf 1887) nabij de Bregittenstraat. Demping van het stuk van de waterloop de Reve tussen Burgel en Cellebroederpoort leidde in 1871 tot het ontstaan van de huidige, brede Cellebroedersweg. Ook in de omgeving van de Graafschap ontstonden omstreeks 1880 nieuwe straten (Molenstraat, Molendwarsstraat, Bovenhavenstraat). Omstreeks 1900 kwam in het hart van de stad de Gasthuisstraat tot stand, op de plaats van het in 1897 gesloopte Heilige-Geestgasthuis.
De bouw van twee complexen arbeiderswoningen aan de Singel omstreeks 1895 is de eerste stadsuitbreiding sinds de middeleeuwen. In het dorp Brunnepe, waar veel vissers uit het in 1859 ontruimde Schokland waren opgevangen, moest de zogeheten Schokkerbuurt in het begin van de 20ste eeuw het veld ruimen. In Brunnepe werden verschillende volkswoningbouwprojecten uitgevoerd, zoals het Begijnekwartier (1914-'16) bij de Noordweg. In het interbellum kwamen nog de Oranjewijk en wijk Zuid tot stand en kort na de Tweede Wereldoorlog de Hanzewijk. In de jaren zestig leidde de bebouwing van de voormalige stadsweiden tot een soort dubbelstad (Flevowijk, Zuid Bovenbroek), van de oude stad gescheiden door een groene zone. Recenter kwamen nog de wijken Cellesbroek, Hagenbroek en De Maten tot ontwikkeling.
De aanleg van de Noordoostpolder en later de Flevopolder schiep de behoefte aan nieuwe verbindingen, zoals de Frieseweg over het Kampereiland naar Emmeloord en de Flevoweg richting Dronten. Waar de laatstgenoemde weg op de binnenstad aansluit, werd een gat geslagen dat pas veel later wordt veranderd in het Meeuwenplein. Rond de oude binnenstad legde men nog een ringweg aan, de Europa-allee (1965-'74), die men in het begin van de jaren tachtig doortrok naar de in 1983 voltooide Nieuwe IJsselbrug, waardoor een verbinding ontstond met de Zwolseweg.
Tegenwoordig heeft de stad een bescheiden regionale verzorgingsfunctie voor de IJsseldelta en de nabijgelegen polders. Er zijn twee Theologische Universiteiten (voorheen Hogescholen), waarvan de oudste als opleiding teruggaat tot 1854 en de andere in 1944 is opgericht. In de binnenstad is sinds de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht (1975) op diverse plaatsen stadsvernieuwing tot uitvoer gebracht. Een recent aspect is de restauratie van enkele tientallen vroeg-20ste-eeuwse muurreclames.
De (Herv.) St.-Nicolaas- of Bovenkerk (Koornmarkt 28) [1] is een gotische kruisbasiliek met een westtoren, een vijfbeukig schip voorzien van toegangsportalen en een vijfzijdig gesloten koor met kooromgang en straalkapellen. De oudste kerk ter plaatse dateerde uit circa 1200 en had een klaverbladvormige, tufstenen koorpartij.
| |
| |
Kampen, St.-Nicolaas- of Bovenkerk, plattegrond
Aan het eind van de 13de en mogelijk nog in het begin van de 14de eeuw werd die romaanse kerk vervangen door een gotische kruiskerk met driebeukig hallenschip en driezijdig gesloten koor. Van dit gebouw, opgetrokken in baksteen met een buitenschil van tufsteen, bleven de toren en delen van de onderbouw van midden- en dwarsschip bewaard. De lancetvensters in de oostwand van het dwarspand en in de onderste zone van de kopgevels van het transept horen bij deze bouwfase. De zijbeuken van deze eerste gotische kerk liepen door langs de noord- en zuidzijde van de toren.
De huidige, grote gotische kerk kreeg vorm vanaf het midden van de 14de eeuw. De vergroting begon met de bouw van een nieuw koor met omgang en kapellenkrans; na de Dom van Utrecht was dit de tweede kerk met een dergelijk koor in Nederland. De bouw stond onder leiding van meester Herman de Steenbicker en - zeker voor wat de fraaie, opengewerkte koorlantaarn betreft - vanaf 1369 van meester Rutger van Keulen. Omstreeks 1407 kreeg de koorlantaarn haar kapconstructie en dak. Het koor had oorspronkelijk een schoorconstructie met luchtbogen, maar die werden aan het eind van de 16de eeuw wegens bouwvalligheid gesloopt; sindsdien vangen houten trekbalken de spatkrachten inwendig op. Aan de binnenzijde zijn de bundelpijlers rijk uitgewerkt in trachiet; voor het overige is tufsteen en Baumbergersteen gebruikt. Het koor heeft een gereduceerd triforium met vrijstaande staven van de kolonnetten, een oplossing die ook bekend is van de St.-Victorkerk te Xanten en de Groß Sankt Martin te Keulen. Bijzonder is het speelse netgewelf, verwant aan dat van de Praagse St.-Vitusdom. In de zuidoosthoek van de omgang staat een rechthoekige aanbouw met verdieping en traptoren. De benedenruimte diende waarschijnlijk als librije, de bovenruimte vermoedelijk als schatkamer. Een naastgelegen kapel voor de Jeruzalembroeders is later afgebroken; de contouren zijn in de bestrating aangegeven. Een vierkante traptoren tegen de noordoosthoek van het transept leidt naar het niveau van de bekapping van de omloop; een achtkantige traptoren in de binnenhoek van transept en lantaarn voert naar de bovenste bekapping.
In samenhang met de bouw van het hoge koor werd ook de oostzijde van het bestaande dwarsschip verhoogd. De oude gewelfhoogte is zichtbaar aan een oude muraalboog in het zuidelijke dwarspand. Met een gereduceerd triforium zoals bij het koor werd wel een begin gemaakt, maar bij een latere verbouwing is dit opgevuld. In de eerste helft van de 15de eeuw werkte men aan schip en transept. De uitvoering van een eerste ontwerp, een driebeukig schip aangevuld met rijen kapellen, moest wegens een ondeugdelijke fundering worden gestaakt. Voor het midden van de eeuw begon men op basis van een nieuw plan eerst met de afbouw van het transept en vervolgens met het schip. Deze delen van de kerk kwamen, waarschijnlijk mede vanwege de hoge kosten van de mislukte eerste opzet, tot stand in een soberder vorm dan het koor. Het werd uiteindelijk een vijfbeukig schip, waarbij de traveeën van de zijbeuken afzonderlijke schilddaken kregen. Van de eerste gotische kerk werden de vierkante pijlers van het middenschip opnieuw gebruikt. Schip en transept zijn gebouwd in de trant van de Nederrijnse late gotiek. De uitgebouwde portalen aan noord- en zuidzijde van het schip zijn toevoegingen van omstreeks 1500. Een
| |
| |
Kampen, St.-Nicolaas- of Bovenkerk, interieur richting koor (1972)
plan om de kerk naar het westen te verlengen en te voorzien van een nieuwe westtoren werd wegens geldgebrek niet uitgevoerd.
Sinds 1580 is de kerk in protestantse handen. Het gebouw onderging in de 19de en 20ste eeuw diverse keren herstel of restauratie. Onder leiding van stadsarchitect P. Bondam werden vanaf 1853 de zijbeuken en de kapellenkrans aangepakt, waarbij men de vensters vernieuwde en de natuurstenen buitenbekleding verving door baksteenwerk. Bij een restauratie van de koorlantaarn in 1882-'92, onder leiding van I. Gosschalk, zijn alle vensters geheel vernieuwd, waarbij men de traceringen niet zuiver heeft gekopieerd. Verder is toen de tufsteenbekleding vervangen door een bekleding in zandsteen, met uitzondering van de traptoren in de hoek met de noordelijke transeptarm. In 1931-'33 werd het noordportaal gerestaureerd naar ontwerp van G. de Hoog. Een omvangrijke restauratie vond plaats
Kampen, St.-Nicolaas- of Bovenkerk, interieur richting orgel (1972)
in 1957-'72 naar plannen van R. Offringa. Bij die restauratie maakte de 19de-eeuwse bakstenen bekleding van de straalkapellen en het schip weer plaats voor natuursteen, met uitzondering van de zuidzijde van het middenschip. Bij de straalkapellen kwam er toen een gereconstrueerde balustrade. Het zuidportaal is in 1966 herbouwd.
Het rijzige interieur van de kerk is indrukwekkender dan het uitwendige. Tussen de bundelpijlers van het koor heeft men in de 15de eeuw een sierlijke stenen koorafsluiting aangebracht, uitgevoerd in tufsteen, rode zandsteen en Baumberger steen. Aan de zuidzijde bevindt zich een sedilia. De verminkte, laat-gotische overhuiving in Baumbergersteen is niet de oorspronkelijke. Het koor wordt overdekt door een netgewelf; transept en schip hebben kruisribgewelven, waarvan de ribben doorlopen in colonnetten langs de pijlers. Alleen aan de noord- en zuidzijde van de pijlers hebben deze colonnetten kapitelen. Met geschilderde ornamenten heeft men later de suggestie gewekt dat de pijlers omlopende kapitelen hadden. Diverse gewelven zijn in de 15de en de 16de eeuw van schilderingen voorzien. Cornelis Maeler heeft omstreeks 1542 de florale motieven aangebracht. Latere restauraties hebben weinig van de oorspronkelijke schilderingen gespaard gelaten. Er zijn enkele muurschilderingen. De afbeelding op de zuidmuur van, waarschijnlijk, een heilige is de oudste (eind 14de of eerste helft 15de eeuw). Verborgen achter het orgel zit nog een laat-17de-eeuwse schildering van musicerende figuren achter een balustrade onder een opgehaald gordijn.
De sierlijk bewerkte natuurstenen preekstoel stamt uit het eind van de 15de of het begin van de 16de eeuw; de trappaal en de boog werden in 1796 toegevoegd, en het rugstuk en het klankbord zijn 19de-eeuws. Het rijk gesneden vroegrenaissancistische koorhek met geelkoperen spijlen dateert uit 1552 en werd gefinancierd uit de nalatenschap van
| |
| |
Weyme van der Straten. Aan de schipzijde zijn de boogvelden versierd met kopjes van de van de vier evangelisten, Christus en Mozes; de kopjes aan de achterzijde zijn op één na afgeslagen bij de ‘beeldenstorm’ van 1580. In de kooromgang worden diverse kapellen afgesloten door 18de-eeuwse smeedijzeren hekwerken. Johan Sleger bouwde in 1670-'76 het monumentale orgel, maar A.A. Hinsz wijzigde het ingrijpend in 1741, met snijwerk van Caspar Struiwig. Er volgden nog verbeteringen en herstel in 1789 door F.C. Schnitger jr. en H.H. Freytag, en in 1866 door C.F.A. Naber. Het tweede bovenwerk heeft men in 1974 aangebracht. De orgeltribune op corinthische zuilen werd in 1743 gemaakt door G. Kuiper. De perspectiefschildering op de achterwand onder de tribune dateert uit 1743-'44.
Tot de inventaris horen verder een sarcofaagdeksel van rode zandsteen (12de of 13de eeuw), fragmenten van gebrandschilderde ramen (mogelijk 16de-eeuws), drie grote koperen kaarsenkronen met gilden- en stadswapens uit 1647 waarvan één gesigneerd door Elias Eliasz. Vliet, twee tochtportalen (tweede helft 17de eeuw) en een zeskantige hardstenen doopvont (omstreeks 1900). In de kerk liggen diverse grafzerken uit de 15de tot en met de 18de eeuw, waaronder de zerk uit 1625 voor architect en landmeter Thomas Berendsz. Er zijn grafmonumenten opgericht voor vice-admiraal Jan Willem de Winter (†1812) en voor Rutger van Breda (†1693) met zijn echtgenote Joanna Aymery (†1703). Een koperen plaat uit 1909, ontworpen door P.J.H. Cuypers en uitgevoerd door C. Esser, herinnert aan het feit dat de beroemde klokkengieter Geert van Wou (†1527) in deze kerk werd begraven. De toren verrees aan het eind van de 13de en mogelijk nog in het begin van de 14de eeuw, in baksteen bekleed met tufsteen. De gevels hebben per geleding drie spitsboognissen met tracering. De vierde geleding dateert wellicht uit de jaren zestig van de 16de eeuw. Problemen met de stabiliteit van de toren vanaf het begin van de 17de eeuw - resulterend in een scheefstand van bijna drie meter - konden pas in 1685 worden bedwongen door de Amsterdamse timmermeester Jan de Jonge. Voor de hersteloperatie liet
Kampen, R.K. O.L. Vrouwe- of Buitenkerk, plattegrond
hij de zijbeuken naast de toren afbreken. De noord- en zijgevel van de toren tonen de dichtgemaakte scheibogen en de wijzigingen ten gevolge van de verzakking van de toren. In het middenschip is nog de dakmoet van de eerste gotische kerk zichtbaar gebleven, als gevolg van de torenverzakking eveneens op een lager niveau. De meest westelijke travee van het middenschip is wegens de verzakkingsproblemen in de 17de eeuw vernieuwd en versterkt. De toren had vanouds een laag tentdak, maar in 1807-'08 werd de huidige slanke achtzijdige, ingesnoerde spits geplaatst. Het toegangsportaal dateert van het tweede kwart van de 19de eeuw en is een ontwerp van stadsarchitect N. Plomp. In de toren zit een grote klokkenstoel uit circa 1567, gemaakt door stadstimmerman Floris Eickenholt. Een verdieping hoger hangen in een kleine klokkenstoel uit circa 1686 twee klokken uit 1482, gegoten door Geert van Wou. Bij een torenrestauratie in 1928-'32, onder leiding van stadsarchitect A.J. Reijers, is met name het natuursteenwerk van de begane grond aan de westzijde van de toren vernieuwd. De consistoriekamer en de aanbouw aan de noordzijde van de toren zijn in de jaren zestig van de 20ste eeuw gebouwd.
De R.K. O.L. Vrouwe- of Buitenkerk (Kerkstraat 1) [2] is een driebeukige hallenkerk met westtoren, transept en driezijdig gesloten koor. De kerk is ontstaan uit een kapel gewijd aan de Twaalf Apostelen. Na de ommuring van het omliggende stadsdeel omstreeks 1335 begon men aan een basilicale kruiskerk waarvan het koor en transept in het derde kwart van de 14de eeuw zullen zijn voltooid. Het transept is uitgevoerd met driezijdig gesloten absiden (zuidzijde Jozefkapel, noordzijde Mariakapel). Tussen koor en noordabside zit een traptoren. Het koor en delen van het transept hadden oorspronkelijk een tufstenen buitenbekleding, maar daarvan zijn slechts kleine resten over. Aan het schip zal men in het laatste kwart van de 14de eeuw hebben doorgewerkt onder leiding van meester Rutger van Keulen. De basilicale opbouw werd verlaten en vervangen door een opzet als hallenkerk, waarvan de noordbeuk met noordportaal en traptoren omstreeks 1400 moeten zijn voltooid. De zuidbeuk zal gelijktijdig of kort daarop tot stand zijn gekomen. Opvallend is hier de, waarschijnlijk op een ouder, niet uitgevoerd concept teruggaande, indeling in vijf traveeën tegen vier traveeën bij middenschip en noordbeuk. Het zuidportaal is geplaatst bij de middelste travee, die met een driehoekig kruisgewelf aansluit op de middelste kolom van het middenschip. De aansluitende kruisgewelven van de zuidbeuk hebben hierdoor ook een scheef verloop.
| |
| |
De ongewoon grote, meerhoekige sacristie tegen de zuidzijde van het koor verrees waarschijnlijk in de tweede helft van de 15de eeuw, ter plaatse van een 14de-eeuwse sacristie. De begane grond van de sacristie is gedekt met een netgewelf, de verdieping met een stergewelf.
Het neerstorten van de natuurstenen lantaarn van de tussen 1453 en 1481 gebouwde toren in 1607 leidde tot grote schade aan de kerk. Het schip werd in het eerste kwart van de 17de eeuw hersteld en van nieuwe kappen voorzien. Pas omstreeks 1648-'49 werden de gewelven hersteld en ook het gewelf boven de viering is toen vernieuwd. Bij de westgevel van de noordbeuk is het herstelwerk eveneens duidelijk zichtbaar. Van 1580 tot 1809 was de kerk in protestantse handen. Het buitenmuurwerk van de kerk heeft men ingrijpend vernieuwd bij restauraties in 1862-'68 (toren, schip, zuidportaal), onder leiding van A. de Laat, en in 1886-'93 (koor, transept) door I. Gosschalk, naar plannen en onder toezicht van P.J.H. Cuypers. De blindnissen in het koor waren in 1879 overigens al voorzien van nieuwe traceringen naar plannen van Cuypers. De tufsteenbekleding van koor en transept werd vervangen door machinale baksteen. De tegen de kerk aangebouwde eenlaagspanden Buiten Nieuwstraat 97-99, waarvan één met de jaartalsteen ‘1862’, waren oorspronkelijk in gebruik als bewaarschool en kosterswoning en zijn nu ingericht als consistoriekamer.
Het interieur wordt gedekt door kruisribgewelven, de portalen hebben stergewelven. Slanke zuilen scheiden de beuken. Er zijn gewelfschilderingen uit diverse perioden. Die in het noordportaal, de nevenabsiden van het koor en het koor zelf gaan mogelijk terug tot circa 1400. De gewelven van schip en transept zijn voornamelijk omstreeks 1650 beschilderd door Claes Bellekijn - in de noordelijke transeptarm zijn de initialen C.I.B. en het jaartal 1650 zichtbaar. Verschillende sluitstenen vertonen merktekens. De meest westelijke travee van middenbeuk en zijbeuken zijn, blijkens een ingemetselde steen, in 1695 vernieuwd of gerepareerd, waarschijnlijk als gevolg van het rechtzetten van de toren in 1683. Op de schildering staat het jaartal 1698.
Kampen, R.K. O.L. Vrouwe- of Buitenkerk, interieur (1977)
Tot de oudere kerkinventaris behoren een 15de-eeuwse waterspuwer afkomstig van éen steunbeer van de sacristie, een tien-gebodenbord uit circa 1635 en diverse schilderijen, waaronder werk toegeschreven aan de 16de-eeuwse schilderes Mechteld toe Boecop. Het orgel werd in 1754 gebouwd door Albertus Anthoni Hinsz, waarbij ook nog 16de-eeuws pijpwerk is gebruikt; C. Stromberg ontwierp de kast. De neogotische orgelgalerij naar ontwerp van A. Tepe dateert uit 1874. De uit de R.K. kerk van Overveen afkomstige barokke preekstoel (1760) werd gesneden door I. Cressant met medewerking van J.P. Horstok, die vermoedelijk de ontwerpen voor de reliëfs leverde. Een groot deel van de inventaris is 19de- en 20ste-eeuws en deels afkomstig uit andere kerken. Van de in 1867 door het atelier van de gebr. Goossens gemaakte preekstoel en communiebank zijn reliëfs en beelden bewaard gebleven; enkele reliëfs zijn verwerkt in een altaar uit 1975. Het atelier van F.W. Mengelberg leverde het reliekenkastje (1870), het hoogaltaar (1903), het Maria- en het Jozefaltaar (1920). De laat-19de-eeuwse biechtstoel wordt toegeschreven aan atelier Cuypers. Er zijn twee doopvonten, de ene van gepolijst hout (derde kwart 19de eeuw), de andere van zwart graniet met koperen deksel
| |
| |
door de firma Van de Breekel (1912). Verder bevat de kerk nog kruiswegstaties door M.C. Schenk uit Brussel, naar ontwerp van Mengelberg (1875-'77), twee staande luchters (1884), zes kandelaars van de firma Buysvoet (1887) en beelden door M.S. Andriessen (circa 1930) en W.A.M. Harzing (1940). De gebrandschilderde ramen in de koorsluiting zijn van H.J.J. Geuer (1893), die in de Jozefen de Mariakapel van H.A.M. Vos (1911).
De toren verrees tussen circa 1453 en 1481 en was oorspronkelijk hoger dan die van de St.-Nicolaaskerk. De bakstenen onderbouw werd bekroond door een natuurstenen lantaarn met klokkenhuis. De lantaarn stortte in 1607 na verzakking van de toren naar beneden. Het herstel van de drie geledingen hoge torenromp kreeg zijn afronding in het midden van de jaren twintig van de 17de eeuw. Daarna bekroonde een balustrade de plat afgedekte toren. De verzakkingen begonnen al vrij snel opnieuw. Men riep ze pas een halt toe toen de timmermeester Jan de Jonge de toren in 1683 rechtzette. In 1865 is de toren met nieuwe baksteen omklampt en kreeg een balustrade in neogotische trant en een tentdak. De torenrestauratie omstreeks 1951 heeft die ommmetseling deels ongedaan gemaakt en gaf de toren zijn huidige torenbekroning zonder balustrade.
De (Herv.) Broederkerk (Broederstraat 16) [3] is een langgerekte tweebeukige hallenkerk met vijfzijdig gesloten koren en daartussen een achtzijdig traptorentje. De minderbroeders waren in 1300 reeds in de stad gevestigd. Vanaf het tweede kwart van de 14de eeuw bouwde men aan het schip, waarvan de twee beuken mogelijk in fasen zijn opgetrokken. In 1385 werd nog steeds aan de kerk gewerkt. Van de koorpartij, die wellicht in het begin van de 15de eeuw werd voltooid, resteert nog muurwerk tussen de beide huidige koorbeuken. Na een brand in 1472 werd de kerk hersteld en kwam een nieuw tweebeukig koor met traptorentje tot stand. Bij het noordkoor is deels gebruik gemaakt van bestaand muurwerk. Het buitenmuurwerk van de koorpartij toont hergebruik van oude baksteen in de onderste lagen. Het werk was omstreeks 1490 voltooid. De kapconstructies van schip en koor dateren van de herbouw. Na de overdracht van de kerk aan de protestanten in 1581 kwam er een scheidingsmuur tussen schip en koor en bij een verbouwing in 1820 werd een travee westelijker een tweede dwarsmuur opgetrokken. Omstreeks 1840 heeft men onder leiding van N. Plomp de westgevel nieuw beklampt en de dakruiter op de zuidbeuk gerestaureerd. In de dakruiter hangt sinds 1994 een klok uit 1948, afkomstig uit de Paasbergkerk te Arnhem. De kerk is gerestaureerd in 1967-'71, waarbij de in 1809 aangebrachte houten kerkramen zijn blijven zitten.
Het interieur van de twee schipbeuken wordt overdekt door kruisribgewelven - waarschijnlijk vernieuwd na de brand van 1472 - die in het midden rusten op slanke zuilen met koolbladkapitelen. Negen verspreid in de kerk voorkomende figuratieve kapitelen zullen nog van vóór de brand dateren. Vanwege de aangrenzende gebouwen zijn de vensters aan de noordzijde van de kerk dichtgemetseld. Tot de omstreeks 1845 naar ontwerp van N. Plomp vernieuwde inrichting behoren de preekstoel, het doophek, het tochtportaal en een als een amfitheater lopend gesloten hekwerk met banken tegen de binnenwand. Het orgel bevat onderdelen uit omstreeks 1620, maar is verbouwd door Jan Morlet III (1656) en Frans Caspar Schnitger (1786-'91). De orgelbalustrade dateert uit 1821-'22, evenals de toen door A. van Gruisen naar ontwerp van B. Feijnebuik gebouwde orgelkast, die J. Proper later nog heeft vergroot. De orgelbeelden zijn vervaardigd door G. Spijker (1882). In de kerkvloer zitten diverse grafzerken, waaronder een priesterzerk uit 1540 en een zerk uit 1630 met twee wapens. Het noordkoor heeft kruisgewelven en een afsluitend straalgewelf, de gewelven van het zuidkoor zijn weggehaald en vervangen door een zoldering. De zogeheten Lemkerzaal (verdieping noordkoor) was oorspronkelijk vermoedelijk de librije van het klooster.
Van het voorm. Broederklooster [3] zijn restanten bewaard gebleven in de ten noorden aan het kerkkoor grenzende panden, die momenteel in gebruik zijn bij de gemeente Kampen. Een laatgotische spitsboog geeft toegang tot een gang die onder de Lemkerzaal leidt naar het binnenterrein van het aangrenzende complex. In de gang bevindt zich een dichtgemetseld 14de-eeuws venster. De oostvleugel (Buiten Nieuwstraat 2) is door latere verbouwingen ingrijpend gewijzigd en heeft een lijstgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw. Beter bewaard is het gebouw op de noordoosthoek (Buiten Nieuwstraat 4) met inwendig een kelder met stenen gewelven, zware balklagen met korbeelstellen en een hoge kapconstructie met gestapelde jukken. Het wellicht oorspronkelijk 14de-eeuwse gebouw zal na de brand van 1472 zijn hersteld. De gevels kregen in de 19de eeuw een blokbepleistering. Bij de voorgevel geven een bordestrap en een zandstenen poortje toegang tot de bel-etage; ze werden gemaakt door Gerrit Lambertsz van Culenborch en dateren uit 1631. Bij het poortje herinneren de inscripties en de versieringen in de vorm van een zandloper en boeken aan het feit dat het pand na de reformatie in gebruik was als Latijnse school (tot 1847). De aangrenzende gebouwen langs Nieuwe Markt en Burgwal zijn in de plaats gekomen van de noord- en de westvleugel van het klooster. De Nieuwe Markt is in 1627-'29 aangelegd op de plek van de kloostertuin.
Van het voorm. cellezustersconvent [4] resteren de kapel en de refter, beide gebouwd in de jaren zeventig van de 15de eeuw. De kapel, nu Doopsgez. kerk (Broederweg 10), is een eenbeukig, vijfzijdig gesloten gebouw met dakruiter en traptoren (noordzijde). Van 1596 tot 1808 was het in gebruik bij de Waalse gemeente. Kort na de overname van het gebouw door de doopsgezinden in 1823 werden de gewelven uitgebroken, de meeste vensters dichtgemetseld en kreeg de ingang een houten omlijsting. Op een steunbeer in de zuidwesthoek zit een 17de-eeuwse zonnewijzer. Het interieur bevat een preekstoel uit 1611 en een orgel uit 1897 van de Kamper orgelmaker J. Proper. De restauratie van het gebouw is in 1988 voltooid. De iets verder van de straat naar achteren liggende voorm. refter (Groenestraat 158) is een rijzig gebouw met een zadeldak tussen tuitgevels. Het interieur bevat samengestelde balklagen met korbeelstellen en een kapconstructie met gestapelde jukken. De gevels kregen bij de restauratie
| |
| |
Kampen, Linneweverspoortje
in de jaren zeventig van de 20ste eeuw stalen kruiskozijnen. Aan de straat staat het uit 1665 daterende Linneweverspoortje, waarschijnlijk gemaakt door Elias de Mulder. Het is uitgevoerd met ionische pilasters en hoofdgestel en wordt bekroond door een gebogen fronton met leeuwen die het gekroonde stadswapen vasthouden. In het fries staat ‘Linneweeversgilde’; dat gilde had het achterliggende gebouw in de 17de eeuw in gebruik. Bij een verbouwing in 1805 tot stadswerkhuis verrees een haakse vleugel. Tegenwoordig zijn de gebouwen in gebruik bij de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken.
Van het voorm. cellebroedersklooster (Cellebroedersweg 14) [5], gesticht in 1475 en bestaande uit een kapel en enkele vleugels rondom een binnenplaats, bleef alleen de noordvleugel bewaard. Dit op het binnenterrein liggende gebouw dateert uit circa 1511 en bevatte de refter (eetzaal) en het dormitorium (slaapzaal). Het langgerekte gebouw heeft een zadeldak met aan de oostzijde een tuitgevel. Inwendig bevinden zich balklagen met geprofileerde consoles en korbeelstellen (verdieping) en een kapconstructie met gestapelde jukken. In 1863 kreeg het gebouw deels een blokbepleistering en aan de westzijde een dakschild; in 1896 werden aan de noordzijde nieuwe vensters en een gietijzeren galerij aangebracht. Een gevelsteen met inscriptie herinnert aan de stichting in 1475 en de voltooiing van het klooster in 1541. Verder memoreren twee stenen de watersnoden van 1776 en 1825. Bij de restauratie omstreeks 1995 zijn aan de nieuwe binnentuin de omtrekken van spitsboogopeningen van de inpandige kloostergang als bouwspoor aangegeven. Vanaf 1587 diende het kloostercomplex voor de opvang van wezen, vanaf 1657 onder de naam Grootburgerweeshuis. In 1863 verrees aan de Cellebroedersweg, ter plaatse van de reeds veel eerder gesloopte kloosterkapel, een groot neoclassicistisch pand naar ontwerp van W. van Geer. Het opschrift ‘Weeshuizen’ op de lijstgevel herinnert aan de samenwerking met het Burgerweeshuis vanaf 1923. De oostvleugel kwam in 1936 tot stand in aangepaste stijl. Het complex wordt ook wel ‘De Reeve’ genoemd naar een nabijgelegen, in 1871 gedempte waterloop. Het hele complex is verbouwd tot wooneenheden.
De Luth. kerk (Burgwal 85) [6] is een wit gepleisterd zaalgebouw in neoclassicistische stijl (neo-Grec), gebouwd in 1843 naar ontwerp van N. Plomp.
De voorgevel heeft een dorische zuilenporticus en een tholosvormige dakruiter bekroond met zwaan. Het orgel werd in 1841-'43 door C.F.A. Naber gemaakt en in 1900 uitgebreid met een bovenwerk door J. Proper. De kerk bevat verder een houten kansel en twee kerkenraadsbanken, mogelijk ontworpen door N. Plomp, een avondmaalstafel (begin 20ste eeuw)
Kampen, Synagoge
en twee gebrandschilderde ramen van atelier Bogtman (1947).
De voorm. synagoge (IJsselkade 33) [7] is een zaalgebouw in neoclassicistische stijl (neo-Grec), opgetrokken in 1847 naar ontwerp van N. Plomp. De voorgevel met blokbepleistering en gekoppelde dorische pilasters is geïnspireerd op die van de Herv. kerk te Doornspijk. De zijgevel aan de Lampetpoort heeft rondboogvensters en een zijingang met neoclassicistische omlijsting. De synagoge werd in 1943 gesloten. Na een ingrijpende restauratie in 1983-'84 is het nu een expositieruimte onder de naam ‘Bet-Zikkaroon’ (Huis van Gedachtenis).
Het voorm. klooster van de Zusters van Liefde (Buiten Nieuwstraat 95) [8] werd in 1860-'61 gebouwd naar ontwerp van H.J. Wennekers en diende tot 1994 als klooster. Een gedenksteen in de achtergevel en een eerste steen in de voorgevel vermelden W.F. Blom en zijn vrouw E. de Ruiter, die het geld voor de bouw schonken. Overige kerken. De (Geref.) Burgwalkerk (Burgwal 60) [9], een neoclassicistisch gebouw uit 1874, heeft een middenpartij met fronton, bekroond door een vierkant houten torentje met spits. Het interieur bevat een galerij op gietijzeren zuilen en een orgel van Z. van Dijk. Het kerkelijk bureau annex de kosterswoning (Burgwal 59) dateert uit circa
| |
| |
Kampen, Burgerweeshuis
1925. De (Ned. Geref.) Nieuwe Kerk (Broederweg 34) [10] uit 1911-'12 is gebouwd in de vorm van een Grieks kruis, naar ontwerp van T.E. Kuipers. De kopgevels zijn voorzien van grote vensterpartijen met gebrandschilderd glas. Het interieur heeft een galerij op corinthische zuilen. De kosterswoning (Broederweg 32) dateert uit 1934-'35. De (Herv.) Noorderkerk (Noordweg 53) is een zaalkerk uit 1916 in eenvoudige neogotische vormen. Een torentje met tentdak bekroont de voorgevel. De (Geref.) Westerkerk (Wilhelminalaan 97), gebouwd in de vorm van een Grieks kruis en met een hoge klokkentoren, dateert uit 1929-'30.
Het voorm. Pesthuis (Vloeddijk 1) [11] werd in 1538 door Eilard Cromme gesticht. Het bevat een door korbeelstellen ondersteunde, samengestelde zolderbalklaag (voorhuis) en een kapconstructie met gestapelde jukken. In 1793 verbouwde men het tot stadsziekenhuis, waarbij men het met een naastgelegen pand achter een nieuwe gevel bracht. Boven de deur is de oude gevelsteen opgenomen, voorstellende een kruisdragende Christus met op de achtergrond de stad Jeruzalem. De steen draagt het jaartal ‘1538’. De tekst ‘Herbouwd 1793’ is toegevoegd. Bij het complex horen nog een eenlaags bouwdeel uit 1835 en een vleugel uit 1871 langs Vloeddijk en Molenstraat. In 1916 verhuisde het stadsziekenhuis, waarna het complex onder meer nog diende als militair hospitaal. Tegenwoordig is het in gebruik bij diverse instellingen.
Het voorm. Soete-Naeme-Jhesusweeshuis (Hofstraat 14-18) [12] werd in 1539 gesticht door Johan Evertsz a Lymberich, rector van de Latijnse school, om weesjongens op te leiden tot koorzangers voor de Bovenkerk. Het oorspronkelijke weeshuis was gevestigd in drie huizen aan de Boven Nieuwstraat. In 1554 werd het een weeshuis voor jongens en meisjes. Wat resteert is het ‘sieckhuys’ uit 1565, een dwars huis met zadeldak tussen tuitgevels. De straatzijde heeft kleine rondboogvensters, de ooit belangrijker achterzijde heeft kruis- en kloostervensters. Het pand is in de jaren tachtig van de 20ste eeuw gerestaureerd. Het voorm. militaire hospitaal Infirmerie (Vloeddijk 159) [13] werd in 1853 gebouwd naar plannen van N. Plomp en P. Bondam voor de soldaten van het in Kampen gelegerde Instructiebataljon. Het sobere gebouw bestaat uit drie vleugels rond een achterplaats. Als hospitaal heeft het tot 1918 dienst gedaan.
Het voorm. Burgerweeshuis (Vloeddijk 38) [14] verrees in 1889-'91 in neorenaissance-stijl en heeft een voorgevel met midden- en zijrisalieten voorzien van tuit- of schoudergevel met toppilaster. De achteringang aan het Bregittenplein dateert uit 1903. Vanaf 1924 is het gebouw in gebruik geweest bij diverse onderwijsinstellingen. Het staat op het terrein van het gesloopte middeleeuwse
Kampen, Koornmarktspoort
Bregittenklooster, dat na de reformatie tot weeshuis werd verbouwd. Daaraan herinnert nog de naastgelegen maniëristische Weeshuispoort (Vloeddijk 39), vervaardigd in 1627 door Coenraet Crijnsen. De met natuursteen omlijste poort heeft een memorietafel met inscriptie en daarboven een recht veld geflankeerd door voluten waarin weeskinderen zijn afgebeeld die een tekstcartouche vasthouden.
Het voorm. ziekenhuis De Engelenberg Stichting (Engelenbergplantsoen 7) [15] werd gebouwd in 1911-'16 dankzij een legaat van C.H.A.A. Engelenberg, voormalig burgemeester van IJsselmuiden en raadslid van Kampen. Het ontwerp van W. Kromhout Czn. vertoont een mengvorm van rationalisme en jugendstil. Opvallend zijn de torenachtige opbouw in het midden van het langgerekte gebouw en de decoraties van de entreepartij. De stichtingsnaam staat in een tegeltableau boven de rondboogvensters met gebrandschilderd glas van het trappenhuis.
De voorm. ziekenafdeling (Burgwal 48) van de Verenigde Gast- en Proveniershuizen verrees in 1930-'31 naar ontwerp van G.B. Broekema in expressionistische vormen. Aan de binnenplaats van het aangrenzende nieuwe verzorgingstehuis zijn vijf zandstenen dakerkers (1626-'34) in maniëristische vormen
| |
| |
hergebruikt. Ze zijn afkomstig van de proveniershuisjes van het in 1897 gesloopte Heilige-Geestgasthuis.
Verdedigingswerken. Drie van de zeven hoofdpoorten van de middeleeuwse stadsmuur zijn bewaard gebleven. De Koornmarktspoort (IJsselkade 1) [16], bestaande uit een rechthoekig poortgebouw met aan de rivierzijde ronde torens, dateert waarschijnlijk uit de jaren '80 van de 14e eeuw. De zolderbalklaag rust op korbeelstellen. Het hoge en steile wolfdak en de twee achtzijdige torenspitsen zijn waarschijnlijk later in de middeleeuwen toegevoegd; de torens heeft men toen voorzien van een uitkragend bovenstuk om de spitsen te dragen. De doorgang heeft een kruisribgewelf. De tegen de torens aangebrachte schildhoudende leeuwen zijn van een andere, gesloopte poort afkomstig. Een 19de-eeuwse witte beschildering is recent verwijderd. De Broederpoort (3de Ebbingestraat 1) [17] dateert uit 1465-'68 en heeft vier hoektorens, die bij een ingrijpende verbouwing in 1615-'19 zijn verhoogd. De torens aan de veldzijde hebben een achthoekige vorm, die aan de stadszijde een ronde vorm. De poort kreeg in 1615-'19 een galerij of een ‘mezekouw’ aan de veldzijde en een maniëristische topgevel met rol- en bandwerk aan de stadszijde. Het steile schilddak van het poortgebouw heeft een herplaatste 15de-eeuwse kapconstructie. De constructie van de spitsen aan de veldzijde is uit 1615-'19; die van de tienzijdige spitsen aan de stadszijde dateren van voor (herplaatst) en na die tijd (19de eeuw). In de doorgang zijn de aanzetten van de oorspronkelijke gewelven zichtbaar. De poortopening aan de landzijde is in 1714 verbouwd tot een korfboog. Bij een restauratie in 1938-'42 is een 19de-eeuwse neogotische verbouwing ongedaan gemaakt. In verband met verzakkingsproblemen is de poort diverse keren hersteld, voor het laatst in 1995-'96. De Cellebroederspoort (2de Ebbingestraat 1) [18] dateert uit circa 1466 en wordt geflankeerd door twee zware torens. Omstreeks 1617 is ook deze poort ingrijpend verbouwd, naar
ontwerp van Thomas Berendsz in maniëristische stijl met veel ornamenten, waaronder het stadswapen. De torens kregen toen hun veertienhoekige verdieping
Kampen, Cellebroederspoort
en hoge, ingesnoerde spits. Aan de stadszijde bracht men een topgevel met rol- en bandwerk, aan de veldzijde een overkragende galerij aan.
Van de 14de-eeuwse stadsmuur staat nog een groot stuk overeind aan de rivierzijde, verscholen achter de huizen aan de IJsselkade en de De la Sablonièrekade. Aan de binnenzijde van de muur zijn vanaf de 17de eeuw ondiepe huizen en andere bouwsels opgetrokken. Ten noorden van de Koornmarktspoort is een stuk stadsmuur zichtbaar, met tussen Voorstraat 9 en 11 de keel van een afgebroken muurtoren. Restanten van muurtorens zijn opgenomen in de panden Voorstraat 81 en Oudestraat 165.
Van het stadhuis (Oudestraat 133) [19] bestaat het oudste deel uit een rijzig laat-gotisch bouwdeel met zadeldak tussen rijk versierde puntgevels met nissengeleding, pinakels en arkeltorentjes met ingesnoerde spits. Beide topgevels hebben een gedraaide toppinakel, die tevens als schoorsteenkanaal dient. De topgevel aan de zuidzijde is door een latere aanbouw grotendeels uit het zicht geraakt; hier bevindt zich nog wel een zonnewijzer uit 1615. Aan de oostzijde staat de Schepentoren, met een vierkante onderbouw, een omgang met kantelen en een achtzijdige bovenbouw bekroond met een zandstenen balustrade en een opengewerkte uivormige spits. Het gebouw gaat terug tot het midden van de 14de eeuw, maar na een felle brand in 1543 heeft men bij het herstel renaissance-elementen aan het gebouw toegevoegd. Van dit herstel dateren onder meer de overkragende, opengewerkte balustrade langs
| |
| |
Kampen, Stadhuis
de dakranden en de balustrade van de Schepentoren. Twee verdiepingsvensters, het ene aan de voorzijde en het andere aan de achterzijde, hebben gesmede vensterkorven. Het gebouw heeft een souterrain met kruisgewelven. De bel-etage was vroeger toegankelijk via een bordestrap en deur in het midden van de voorgevel, maar deze zijn weggehaald bij de laat-19de-eeuwse restauratie. Naar plannen van P.J.H. Cuypers werden in 1894-1901 de noord- en de westgevel en in 1913-'15 de oostgevel en de Schepentoren aangepakt. De 15de-eeuwse beelden van de voorgevel verving men in 1933-'38 door nieuwe exemplaren van J. Polet. Net als de voorgangers stellen zij voor: Karel de Grote, Alexander de Grote, de Matigheid, de Trouw, de Gerechtigheid en de Barmhartigheid. De baldakijnen boven de beelden dateren van de restauratie. Boven het houten gewelf van de Schepenzaal werd in 1940 ter versterking een betonkap aangebracht. Aan dat gewelf en de kapconstructie daarboven, alsmede aan de balustrade van de voorgevel
Kampen, Stadhuis, Schepenzaal
en de spits van de Schepentoren zijn omstreeks 1979 nog restauratiewerkzaamheden uitgevoerd. In de toren hangt een klok uit 1499.
Het belangrijkste deel van het interieur is de Schepenzaal op de verdieping. Na de brand van 1543 is deze zaal in de jaren 1543-'47 geheel nieuw in renaissance-stijl ingericht. De eiken betimmeringen en banken zijn van de hand van meester-kistenmaker Vrerick. De zaal wordt in tweeën gedeeld door een fraai gesneden eiken hekwerk met banken. Het vormt de scheiding tussen het deel van de zaal dat toegankelijk was voor publiek en het gedeelte dat was voorbehouden aan de bestuurders. De ruimte is toegankelijk via een eiken portaal waarop een engeltje of kinderfiguur prijkt, gesneden door Peter van Cranendonck. Meester-kistenmaker Zweer maakte het golvend houten tongewelf met gekruiste schenkels en vergulde rozetten. Onder het gewelf bevinden zich trekbalken met rijk gesneden consoles.
Een centrale plaats neemt de rijke zandstenen schouw in, in 1543-'45 vervaardigd door Colijn de Nole uit Utrecht. De op twee hermen rustende schoorsteenmantel heeft een gebeeldhouwd fries met daarop scènes uit de Bijbel en de oudheid. De rechthoekige boezem wordt door pilasters en kariatiden in zes nissen verdeeld, met daarin leeuwen met de stadskleuren en het stedelijk wapen, geflankeerd door de personificaties van Kracht en Voorzienigheid en aan de zijkanten Matigheid en Vrede. De figuren op de hoeken stellen Geloof en Hoop voor; de centrale plaats wordt ingenomen door een Charitas-figuur. De bekroning wordt gevormd door een nis met het beeld van Justitia en daarboven de gebeeldhouwde kop van keizer Karel V met zijn wapenschild en devies ('Plus oultre': steeds verder). De schouw is in 1793 gerestaureerd door N.N. Colomba en in 1877 onder leiding van L.C. Hezenmans. Rechts van de schouw staat het rijke schepengestoelte, gesneden door meester Vrerick, met gevleugelde kinderfiguren van Peter van Cranendonck. In de rugleuningen zijn Charitas en Justitia afgebeeld. Boven het gestoelte zit een
| |
| |
Kampen, Vleeshuis
geschilderde voorstelling van het Laatste Oordeel door Ernst Maeler (1545).
Links van de schouw staat een kast uit 1647, gemaakt in de stijl van de overige betimmeringen, om het zilver van de stad in op te bergen. Opmerkelijk is verder de van circa 1300 daterende ijzeren deur naar de Schepentoren. Die deur is in 1362 door de Kampenaren bij de verovering van het kasteel de Voorst bij Zwolle buitgemaakt.
Een aan de zuidzijde aangrenzend laatgotisch stadhuisdeel met stadswijnkelder en schepenkapel werd in de 17de en 18de eeuw een aantal keren verbouwd en ten slotte in 1830-'35 veranderd in een neoclassicistisch gebouw met blokbepleistering en omlopend schilddak, naar ontwerp van stadsarchitect N. Plomp. De ingang kreeg een zuilenportiek met balkon en omlijste balkondeur. De tweede verdieping werd in 1954-'55 toegevoegd naar ontwerp van C.H. Grooten, directeur van gemeentewerken. Het fronton met daarop het achtzijdige open torentje op vierkante onderbouw is toen hogerop herplaatst. Bij een interne verbouwing in 1888 werd de indeling gewijzigd en ontstond de huidige trouwzaal met neorenaissance-betimmering. Er staan twee vroeg-17de-eeuwse eiken banken uit de Bovenkerk en er hangt een 18de-eeuws wandtapijt dat vermoedelijk afkomstig is uit het atelier van Alexander Baert. De raadzaal heeft nog een stucplafond uit 1863. Het interieur onderging in 1954-'55 en in 1973 nog enkele wijzigingen.
Kampen, Nieuwe Toren
De schilderijencollectie in het stadhuis omvat een serie portretten van alle stadhouders en vorsten uit het huis van Oranje. Het voorm. Vleeshuis (Oudestraat 119) [20] was als zodanig in gebruik van het laatste kwart van de 15de eeuw tot 1593. Bij een ingrijpende verbouwing in 1557 kreeg het zijn vroeg-renaissancistische pilastergevel in Bentheimer zandsteen, van de hand van steenhouwer Lambert Stuurman. De gevel is versierd met maskers, tekstcartouches en een cartouche met het stadswapen. De laatste was een toevoeging door de restauratie van de gevel in 1939, naar ontwerp van A.A. Kok, die de kruisvensters reconstrueerde en de geveltop wijzigde. Toen heeft men ook de teksten en de foutieve datering ‘1596’ op de gevel aangebracht. De onderpui en het achterliggende pand zijn volledig verbouwd.
De Nieuwe Toren (Oudestraat 146) [21] is een vrijstaande klokkentoren, die verrees op de plaats van de in 1646 afgebrande kapel van het Heilige-Geestgasthuis; links van de toreningang is een restant van het muurwerk van die kapel zichtbaar. De onderbouw kwam tot stand in 1649-'53 naar ontwerp van timmermeester Dirck Jansz. uit Edam. De doorgang naar de Torenstraat heeft aan de Oudestraat een forse zandstenen omlijsting, voorzien van een gekroond stadswapen vastgehouden door twee leeuwen.
| |
| |
De zandstenen balustrade op de onderbouw dateert uit 1661 en draagt de wapens van de toenmalige magistraatsleden en stadssecretarissen, gebeeldhouwd door Elias de Mulder. De achtkante, met lood beklede, houten lantaarn met helmvormige bekroning kwam in 1661-'63 tot stand. Philips Vingboons maakte daarvoor het classicistische ontwerp op basis van een lantaarn uit een niet uitgevoerd ontwerp voor het stadhuis op de Dam te Amsterdam. Een gevelsteen ter herinnering aan een restauratie in 1922-'24 schrijft de bouw van de gehele toren foutief toe aan Vingboons. De toren is spoedig na de bouw gaan verzakken en helt ondanks hersteloperaties nog altijd zichtbaar over naar het westen. Een steen met het stadswapen en het jaartal ‘1714’ boven de poortomlijsting van de westgevel herinnert aan herstelwerkzaamheden in 1711-'14. Bij een restauratie van de toren in 1976-'80, onder leiding van P. de Groot, is een groot deel van het houtwerk vervangen, evenals de loodbekleding van de lantaarn. Bij het schilderwerk van lood en natuursteen heeft men zich gebaseerd op oude bestekken en op verfresten. Het carillon in de bovenbouw telt 29 klokken van François Hemony (1659-'62), aangevuld met vier klokken van Geert van Wou (1481-'83), één van Kilian Wegewaert (1627) en dertien van Petit & Fritsen en Eijsbouts (20ste eeuw). Het speel- en uurwerk van M. Hansen en de speeltrommel van Hemony dateren alle uit 1661.
De voorm. Hoofdcursus (Koornmarkt 1) [22], nu onderdeel van de Theologische Universiteit van de Geref. Kerken (synodaal), is een gebouwencomplex dat is gegroeid naast en achter een gebouw met een vroeg-19de-eeuwse neoclassicistische gevel. Aan de achterzijde heeft het twee dwarsvleugels, waarvan een uit de tijd van de gevel of eerder en de ander uit het midden van de 20ste eeuw. In 1828 werd in dit gebouw het Instituut voor Opvoeding en Onderwijs gevestigd, vanaf 1847 gecombineerd met de Latijnse school en vanaf 1868 met een H.B.S. en een gymnasium. De in 1877 te Kampen gevestigde hoofdcursus voor de legerofficieren kreeg van 1883 tot 1923 de beschikking over het gebouw. In de tweede helft van de 19de eeuw kwam een zijvleugel tot stand, die in een tweede
Kampen, Exercitieloods Generaal Van Heutszkazerne
fase met een dwarsvleugel werd uitgebreid. Omstreeks 1910 volgde aan de achterzijde een uitbreiding op L-vormige plattegrond met aan de binnenplaats langs de Prinsenstraat een serreachtige uitbouw in hout en glas. Achter het complex zijn nog resten zichtbaar van een mogelijk 14de-eeuwse (tuin)-muur, vermoedelijk behorend bij de oude Weeme (pastorie) van de Bovenkerk.
De voorm. Generaal Van Heutszkazerne (Oudestraat 216) [23] kwam in 1851-'53 tot stand naar ontwerp van N. Plomp en P. Bondam in eenvoudige neoclassicistische vormen. Daarbij werden enkele oudere kazernegebouwen uit 1830 en 1842 verbouwd en uitgebreid tot een complex van drie drielaags vleugels om een binnenplaats. Boven de toegang heeft men in 1901 een gedenkplaat en decoraties met het borstbeeld van koning Willem III aangebracht ter gelegenheid van de vijftigjarige huisvesting van het Instructiebataljon. Een ijzeren hek sluit de binnenplaats af. Schuin achter het hoofdgebouw liet de gemeente in 1855-'56 een exercitieloods bouwen naar ontwerp van P. Bondam. De gevel aan de Buiten Nieuwstraat is voorzien van een oplopend rondboogfries, vensters met gietijzeren traceringen en gekoppelde rondboogdeuren met wenkbrauwen. De binnenruimte kreeg een overspanning in staal van de constructeurs K.J. Bouhuys en P. van Putten. Omstreeks 1874 verrees bij de kazerne nog een vierlaags schoolgebouw bekroond met kantelen (Buiten Nieuwstraat 85). Na het vertrek van de laatste soldaten in 1973 heeft het complex verschillende onderwijsinstellingen als gebruikers gekend.
De Stadsgehoorzaal (Burgwal 84) [24] ontstond ter plaatse van een vleugel (ziekenzaal) van het Broederklooster. Een eerste concertzaal kwam in 1804 tot stand en werd omstreeks 1850 uitgebreid met een achterliggende zaal. In 1891 verrees het huidige gebouw naar ontwerp van K. Vidal de Saint Germain in rijke laat-eclectische stijl en voorzien van sgraffito-decoraties. De ingangsrisaliet is in twee lagen uitgevoerd en heeft een fronton bekroond met een harp. Het interieur van de gehoorzaal en het toneelhuis zijn in 1973-'74 ingrijpend gemoderniseerd, maar de toneelscène bleef behouden. Bij die verbouwing is het naastgelegen, uit 1888-'89 daterende schoolgebouw met neorenaissanceelementen (Nieuwe Markt 7), eveneens ontworpen door Vidal de Saint Germain, aan het complex toegevoegd ten behoeve van een tweede foyer en een kleine zaal. Dit gebouw staat op de plaats van de voorm. refter van het Broederklooster. Het voorm. kantongerecht (Burgwal 29) [25] werd in 1890-'92 gebouwd. Het monumentale hoekpand in eclectische vormen heeft een hoektoren voorzien van een gebogen, afgeknot leiendak. Het postkantoor (Oudestraat 137) [26] verrees in 1903-'04 naar ontwerp van C.H. Peters in de voor zijn werk zo kenmerkende, op de neogotiek geënte vormen. Het bestaat uit een dwars hoofdgebouw met eenlaags zijvleugel en een dwarse achtervleugel aan IJsselkade. Het gebouw is vergelijkbaar met de postkantoren van Deventer en Zwolle.
De Theologische Universiteit (Oudestraat 6) [27] van de Gereformeerde Kerken in Nederland (synodaal) werd in 1854 opgericht als Theologische Hogeschool. Een in 1870 betrokken huis werd in 1894-'95 verbouwd en uitgebreid tot een breed schoolgebouw in eclectische vormen. Het complex is in fasen op het achterterrein uitgebreid, zoals in 1923 met het hoekpand Muntplein 6 en een achtervleugel in de vorm van een kerkschip aan de Hofstraat.
Het voorm. Stedelijk Lyceum (Engelenbergplantsoen 5) [28], bestaande uit drie drielaags vleugels rond een speelplein, werd gebouwd in 1882. Het in
| |
| |
Kampen, Stadsgehoorzaal
neorenaissance-vormen opgetrokken gebouw heeft bij de verdiepingen een pilastergeleding. De boogvelden onder de daklijst zijn voorzien van sgraffitoversiering. Nu is het een dependance van een scholengemeenschap.
Woonhuizen. De stad is gelijkmatig verkaveld in vrij smalle percelen, die oorspronkelijk van de Oudestraat tot aan de Burgwal reikten, maar die door de aanleg en bebouwing van de Hofstraat en de Nieuwstraat in kortere percelen zijn verdeeld. Tussen Oudestraat en Voorstraat werden de percelen achter de grote huizen aan de Oudestraat al vroeg volgebouwd met achterhuizen en eenkamerwoningen, ontsloten door stegen. Vooral langs de Oudestraat en de Voorstraat staan nog veel huizen met een laat-middeleeuwse kern achter een jongere of sterk gewijzigde voorgevel. Het betreft voornamelijk diepe panden met voor- en achterhuis.
Van het pand De Zevenster (Oudestraat 4), tegenwoordig zo genoemd vanwege de oude gevelsteen met zeven sterren, gaat de rechter bouwmuur met spaarnissen waarschijnlijk terug tot de 14de eeuw. De laat-middeleeuwse kapconstructie met gestapelde jukken en hijswiel is bij een verlaging van het pand lager herplaatst. Het pand is diverse keren verbouwd en daarbij achter ingekort en aan de linker zijde versmald. Vermoedelijk stond ter plaatse van het pand het Rechthuis van de stad, dat in 1524 aan particulieren werd verkocht. De huidige lijstgevel dateert uit het midden van de 19de eeuw en kreeg aan het eind van die eeuw een winkelpui. Oudestraat 25 is een groot, mogelijk 14de-eeuws, diep pand met zwaar muurwerk, zware balklagen en een hoog souterrain. Van de middeleeuwse kapconstructie bleef een aantal jukken bewaard. Omstreeks 1800 werd het voorhuis verhoogd en van een nieuwe lijstgevel voorzien. De overbouwing van de gang rechts naast het pand heeft een gevel uit dezelfde tijd. De toegang tot de bel-etage bestaat uit een bordestrap met gietijzeren balustrade. De onderbouw is recent gewijzigd. Andere panden met 14de-eeuwse bouwmuren zijn de diepe huizen Oudestraat 41 en Oudestraat 92. Het laatste heeft op de verdieping enkele muurnissen. De kapconstructie is waarschijnlijk 15de-eeuws. Het achterhuis heeft een samengestelde zolderbalklaag voorzien van rijk geprofileerde consoles uit het begin van de 16de eeuw. De voorgevel dateert uit 1893. Het hoekhuis Oudestraat 118 bevat een middeleeuwse kern achter de gepleisterde, eclectische voorgevel (circa 1880) met art deco-pui (circa 1925). De rechter bouwmuur en delen van de achtergevel zijn 14de-eeuws. Uit die tijd bleven ook delen van de sporenkap bewaard, waaronder later jukken zijn geplaatst. De zijgevel aan de St.-Jorisstraat is in de 19de eeuw vernieuwd. Ook het hoekpand Oudestraat 43 heeft resten van een
14de-eeuwse sporenkap, waaraan jukken zijn toegevoegd bij een verbouwing in de 15de eeuw, toen het achterhuis ook zijn behouden gebleven zolderbalklaag met korbeelstellen kreeg. De kapconstructie van Oudestraat 72 gaat mogelijk eveneens terug tot de tweede helft van de 14de eeuw.
Diverse middeleeuwse huizen hebben een opbouw met drie bouwlagen, waarbij de tweede verdieping ten opzichte van de andere bouwlagen halfhoog is uitgevoerd. In sommige gevallen is deze opbouw bij een verbouwing ontstaan. Achter de laat-18de-eeuwse voorgevel van Oudestraat 91 gaat een drielaags diep huis met 14de-eeuwse bouwmuren en achtergevel schuil. Grote delen van de laatmiddeleeuwse kap en balklagen zijn bewaard gebleven. Van een verbouwing in het midden van de 16de éeuw dateren de consoles van de tweede verdiepingsbalklaag; ze zijn geprofileerd in een overgangsvorm van peerkraal naar ojief. Verder bleven in het huis resten van een midden-16de-eeuwse bedstede - met gotische briefpanelen en panelen met kandelabers en portretmedaillons in renaissance-stijl - bewaard en resten van een 18de-eeuwse, met landschapsscènes beschilderde, wandbetimmering. Voorstraat 116, een drielaags diep huis, heeft in het voorhuis nog oude balklagen met geprofileerde consoles en een deel van de kapconstructie uit de tweede helft van de 15de eeuw. In de door verbouwingen verminkte voorgevel zitten nog kruis- en kloostervensters met natuurstenen dorpels.
Het best herkenbare laat-middeleeuwse Kamper huis staat tegenwoordig bekend als het Gotische Huis (Oudestraat 158) en dient als Stedelijk Museum. Het uit omstreeks 1500 daterende, vrij smalle drielaags pand heeft een ranke, in Bentheimer zandsteen opgetrokken voorgevel. De onderpui in Udelfanger steen en de trapgevel met overhoeks geplaatste pinakels in St.-Joire-steen zijn reconstructies van de restauratie van 1907-'08, naar plannen van P.J.H. Cuypers en A.J. Reijers. Per bouwlaag heeft de gevel drie gekoppelde kruisvensters met daaronder
| |
| |
Kampen, Het Gotische Huis
rijk versierde borstweringen. Op medaillons zijn gotische letters zichtbaar, die verwijzen naar de kruisiging van Jezus. Zo leest men bij de tweede verdieping JOH (Johannes) en bij de eerste verdieping MAR (Maria); de medaillons van de onderpui zullen oorspronkelijk de letters IHS (Jezus) hebben gedragen, maar tonen sinds de restauratie een staande leeuw met zwaard, het restauratiejaar en het stadswapen. Het enigszins scheefgezakte huis bestaat uit een vooren achterhuis. Het muurwerk op de verdieping heeft een muurkastje of spinde en resten van spitsboognissen. De kapconstructie, de samengestelde balklagen met geprofileerde consoles en korbeelstellen zijn deels origineel en deels gerestaureerd. De vloeren zijn belegd met geglazuurde tegels. Uit de bouwtijd dateren de laddertrap op de tweede verdieping en het onderste deel van de bloktrap met bordes op de verdieping. De overige trappen zijn bij de restauratie in aangepaste stijl bijgemaakt. In het in 1916-'18 gerestaureerde achterhuis zijn oude
Kampen, Burgwalstraat 6 en 8
schouwen bewaard gebleven. De achtergevel is opgetrokken in een soort stijl- en regelwerk van natuur- en baksteen; de trapgevel is gereconstrueerd. Het dak van het achterhuis is gedekt met onderen bovenpannen. Op het langgerekte achtererf bevinden zich nog een keuken, een volledig ingerichte grutterij met tredmolen en een smal achterhuis (Buiten Nieuwstraat 21). De restauratie en deels herbouw van deze gebouwen werd in 1915-'21 uitgevoerd. De teruggeplaatste gevel van de keuken en de gevels aan de achterste binnenplaats zijn toen in 18de-eeuwse trant uitgevoerd.
Kleiner dan het ‘Gotische Huis’, maar vergelijkbaar in opzet en ouderdom, is Buiten Nieuwstraat 17, waarvan de achtergevel ook een stijl- en regelwerk van natuursteen en baksteen vertoont. Het laat- 15de-eeuwse hoekhuis Vloeddijk 76 kreeg in het begin van de 16de eeuw een achterhuis; beide met houtconstructies uit de bouwtijd. De voorgevel bevat onder de pleisterlaag resten van een natuurstenen gevel.
Oudestraat 206 heeft aan de binnenzijde van de gepleisterde lijstgevel op de verdieping nog zandstenen vensterstijlen van een natuurstenen gevel uit circa 1500. Ook de resten van een zandstenen onderpui in de achtergevel van Oudestraat 215 zullen uit die tijd stammen. De gewijzigde voorgevel van Oudestraat 60 toont onder de kroonlijst nog vier verdiepte venstervelden tussen geprofileerde muurdammen.
Aan de Koldenhovensteeg zijn de oude zij- en achtergevel van Oudestraat 95, waarschijnlijk daterend uit de tweede helft van de 15de eeuw, zichtbaar. Een knik in het muurwerk toont de overgang van voor- naar achterhuis. De achtergevel heeft een gerestaureerd kruisvenster. Aan de zijde van de Voorstraat wordt dezelfde steeg overbrugd door twee lagen schoorbogen tussen de hoekhuizen Voorstraat 96 (tweede helft 15de eeuw) en Voorstraat 98 (eerste helft 16de eeuw). Beide hebben grote delen van het muurwerk en de houtconstructies uit de bouwtijd behouden. Dat geldt ook voor het vrijstaande, laat-15de-eeuwse diepe huis Voorstraat 62. De
| |
| |
lange, gewelfde zijgevel aan de Houtzagerssteeg van het 15de-eeuwse, deels wellicht nog 14de-eeuwse hoekhuis Oudestraat 162 toont veel bouwsporen van vensters en deuren. Aardig is ook de natuurstenen waterafvoer. Het jongere achterhuis heeft, later dichtgemetselde, kruisvensters met natuurstenen dorpels. Negen, in twee lagen aangebrachte, steunbogen overbruggen de steeg naar het pand Oudestraat 164. Ze zullen in de 16de eeuw zijn aangebracht, evenals de schoorbogen in de Meerminnensteeg.
Uit het begin van de 16de eeuw dateert de trapgevel met ezelsrugafdekking van Boven Nieuwstraat 1-3 (aan de kant van nummer 5). Het dwarse pand Burgwalstraat 6 werd in 1530 gebouwd. De voorgevel, voorzien van jaartalsteen, is met geprofileerde muurdammen en waterlijsten in zes vakken ingedeeld. De natuurstenen kruisvensters zijn bij de restauratie in 1976 gereconstrueerd. Een hijskap dateert uit de tijd dat het pand als pakhuis diende. Een ingang ontbreekt, omdat het oorspronkelijk via de zijkant toegankelijk is geweest. De rechter bouwmuur bevat resten van de achtergevel van een verdwenen 14de- of wellicht zelfs 13de-eeuws huis aan de Oudestraat. De linker zijgevel, oorspronkelijk vrijstaand, was uitgevoerd als trapgevel met overhoekse pinakels; nu resteert een tuitgevel.
Het interieur herbergt onder meer een souterrain, samengestelde balklagen met geprofileerde consoles en een kapconstructie uit de bouwtijd. Bij het hoekhuis Int Schildt van Vranckrijck (Oudestraat 115) dateren de kapconstructie en de verdiepingsbalklaag met geprofileerde consoles (deels gereconstrueerd) uit de tweede helft van de 16de eeuw. De lijstgevel heeft een gevelsteen met het jaartal ‘1737’, maar is in de tweede helft van de 19de eeuw gewijzigd en gepleisterd. Het dwarse hoekhuis Voorstraat 26 dateert uit de tweede helft van de 16de eeuw, maar is opgemetseld met hergebruikte forse bakstenen. Het zadeldak is geklemd tussen in- en uitgezwenkte topgevels met geprofileerde waterlijsten. Over de gevels loopt verder nog een fries van geprofileerde baksteen. In de 18de eeuw was het gebouw in gebruik als pastorie van een
Kampen, Bethlehemsvergadering
erachter gelegen, nu verdwenen schuilkerk, de ‘Paterskerk’ genaamd. Naast het pand staat een korfboogvormig poortje (Voorstraat 24), bekroond door drie vuurbollen.
Begin 17de eeuw kreeg het hoekpand Oudestraat 31 zijn geveltop met rolwerk, sierankers, waterlijsten en toppilaster. Ter hoogte van de verdieping is de gevel in 1942 in stijl gereconstrueerd; de onderpui is gemoderniseerd. Het hoekhuis Broederweg 9 dateert uit het tweede kwart van de 17de eeuw en heeft een trapgevel met houten kruiskozijnen en een toppilaster op gebeeldhouwd kraagsteentje. Het kraagsteentje toont een manskop met hoed en kraag. Boven de onderpui zitten twee gebeeldhouwde koppen, voorstellende Ceres en Bacchus. Tegen de zijgevel staat een pothuis. Het interieur met insteek dateert grotendeels uit de bouwtijd. Een trapgevel met toppilaster uit de eerste helft van de 17de eeuw hebben Burgwalstraat 8, Geerstraat 34 en Voorstraat 2 (1648). Puntgevels met toppilaster hebben Geerstraat 31 en Buiten Nieuwstraat 40, de laatste dateert blijkens jaartalankers uit 1661.
Het gepleisterde hoekpand Broederstraat 25 heeft boven de pui uit circa 1900 een 17de-eeuwse gevelsteen, voorstellende Adam en Eva, en twee gebeeldhouwde leeuwenkoppen. De dwarse huizen Nieuwe Markt 4-12 dateren waarschijnlijk uit het tweede kwart van de 17de eeuw. De voorgevel bevat een natuurstenen poortje met drie siervazen op een verhoogde lijst en een vlak gekapte cartouche op het fries. Mogelijk waren de huizen oorspronkelijk als één gebouw in gebruik als stadsdoelen. In de stad waren verschillende hofjes of ‘vergaderingen’ voor armen en weduwen. Een herkenbaar voorbeeld is de sterk gerestaureerde voorm. Bethlehemsvergadering (Buiten Nieuwstraat 62), een dwars eenlaagspand met Vlaams geveltje uit 1631. Boven de ingang zit een reliëfvoorstelling van Christus' geboorte te Bethlehem. In de achtergevel bevindt zich een, vermoedelijk midden-16de-eeuwse, kleine gevelsteen met dezelfde voorstelling. Vanaf het midden van de 17de eeuw was het toegestaan te bouwen tegen de binnenzijde van de stadsmuur langs de rivier. De later gepleisterde huisjes Voorstraat 1-13 zullen uit die tijd dateren. Bij nummer 3 is aan de noordzijde een trapgevel zichtbaar, voorzien van een bakstenen fries.
De halsgevel van het huis Sint Joris (Boven Nieuwstraat 100) is omstreeks 1640 gebouwd in maniëristische trant. De verdieping en de met een driehoekig fronton met schelpvulling bekroonde hals hebben een pilastergeleding. Een gevelsteen toont St. Joris en de draak. De winkelpui is laat-19de-eeuws. Het hoekhuis Graafschap 28 heeft een halsgevel
Kampen, Woonhuis Sint Joris (1960)
| |
| |
met pilasters uit 1663, voorzien van natuurstenen klauwstukken in de vorm van dolfijnen; daaraan dankt het zijn populaire naam ‘Het huis met de dolfijnen’. Verder heeft de gevel voluten als schouderstukken, cartouches rond de ovale zolderlichten en festoenen op de borstweringen. De winkelpui is laat-19de-eeuws. Op de zijgevel bevindt zich een grote geschilderde muurreclame van Kanis & Gunnink uit het begin van de 20ste eeuw.
In de hoekpanden Oudestraat 246-248 was in de 17de eeuw brouwerij ‘De Vijgh’ gevestigd. Beide hebben een klokgevel met natuurstenen voluten als aanzetstukken en een driehoekig fronton als bekroning. De linker gevel dateert uit 1687, de rechter uit 1685. De laatste heeft drie ronde gevelsteentjes met globe-symbolen, waardoor het pand eind vorige eeuw de huisnaam ‘De Wereld’ kreeg toegedicht. Beide hebben moderne winkelpuien. De zijgevel aan de Kerkstraat heeft een 19de-eeuwse blokbepleistering met een vroeg-20ste-eeuwse geschilderde muurreclame. Van omstreeks 1700 zal het wit gepleisterde hoekhuisje Burgwal 98 dateren, gebouwd op een sterk gerende plattegrond. De tuitgevel aan de voorzijde is net een deur breed. De zijgevel heeft een overkragende verdieping. Het staat bekend als het ‘kleinste huisje van Kampen’. Oudestraat 252 heeft een laat-17de-eeuwse klokgevel, bekroond met driehoekig fronton en natuurstenen voluten als aanzetstukken. Buiten Nieuwstraat 90 heeft een eenvoudige 17de-eeuwse gevel met hijsluiken; de gevel is later gepleisterd. Het mogelijk 16de-eeuwse hoekpand Boven Nieuwstraat 108 is voorzien van een 18de-eeuwse klokgevel. De gevelsteen toont het met een helm bekroonde alliantiewapen van de families Toe Boecop en Breda. Andere klokgevels, overwegend uit de 18de eeuw en al dan niet bekroond met een driehoekig fronton, zijn Boven Nieuwstraat 86, Oudestraat 70 en 152, Vloeddijk 87 en 109. De in- en uitgezwenkte topgevel van Oudestraat 184 draagt het jaartal ‘1780’.
In de 18de eeuw werden de lijstgevels dominant. De lijstgevel van Oudestraat 164 dateert uit circa 1740. Boven de verdiepingsvensters zijn in
Kampen, Woonhuizen De la Sablonièrekade
de boogvullingen houten siervullingen aangebracht en onder de natuurstenen onderdorpels en onder de kroonlijst houten doekfestoenen. Vergelijkbaar is de midden-18de-eeuwse afwerking van de lijstgevel van Oudestraat 168. Van een oudere topgevel zijn bouwsporen zichtbaar in de blinde hoeken naast het bovenste venster. Uit het midden van de 18de eeuw zullen ook de, door verbouwingen verminkte, lijstgevel van Boven Nieuwstraat 93 en de rijk afgewerkte dakkapel van Oudestraat 44 dateren. Oudestraat 107 heeft een brede lijstgevel in Lodewijk XV-stijl uit 1764. De deur en het venster daarboven zijn in een omlijsting gevat. Achter de brede gevel bevindt zich een vermoedelijk 16de-eeuws dubbelpand onder een grote kapconstructie met gestapelde jukken. Achter heeft het pand een gepleisterde schoudergevel met eenvoudige toppinakel. Laat-18de-eeuws is de hoge en smalle lijstgevel van Oudestraat 72. Gevels met empire-vensters zijn onder andere Broederstraat 23 en Broederweg 5. Het tweebeukige dwarse pand Boven Nieuwstraat 72, een restant van het laat-middeleeuwse complexe huis van de familie Morre (later Huis Lemker), heeft een voorgevel uit de eerste helft van de 19de eeuw. Het dwarse huis Hofstraat 126 kreeg bij een verbouwing in de eerste helft of het midden van de 19de eeuw een lijstgevel in Lodewijk XVI-trant. Aan de Vloeddijk staan enkele, in de kern waarschijnlijk 18de-eeuwse, herenhuizen met zadeldak tussen zijtopgevels, die in de 19de eeuw zijn voorzien van een nieuwe voorgevel. Zo kreeg Vloeddijk 97 in 1857 een lijstgevel met hoeklisenen en Vloeddijk 69 omstreeks 1880 een gepleisterde lijstgevel met attiek.
Het IJsselfront kreeg vanaf het tweede kwart van de 19de eeuw een geheel nieuw aanzicht door de bebouwing van de kade voor de oude stadsmuur. Eerst verrezen voornamelijk bedrijfsgebouwen, maar die werden vervolgens vervangen door herenhuizen. Vanaf 1878 was aan de IJsselkade en de zuidelijk daarvan ontwikkelde De la Sablonièrekade alleen nog woonbebouwing toegestaan. Tot de oudste van deze, voornamelijk in neoclassicistische hoofdvorm met eclectische details opgetrokken, herenhuizen behoren IJsselkade 26-32 (omstreeks 1850) en IJsselkade 15, het laatste naar ontwerp van N. Plomp en P. Bondam. In 1852 liet H. Dalhuijsen het vrijstaande herenhuis IJsselkade 60 bouwen naar ontwerp van P. Bondam; de erker is van later datum. Bij het omstreeks 1860 gebouwde vrijstaande herenhuis IJsselkade 37 zijn de getoogde vensters van de begane grond gekoppeld tot een soort arcade. Het huis heeft een balkon boven de ingang en dit element is ook te vinden bij de latere herenhuizen, zoals IJsselkade 40-42 en 44, gebouwd in 1872-'75 in meer uitgesproken eclectische vormen. Ook bij de omstreeks 1880 aan de De la
| |
| |
Sablonièrekade gebouwde herenhuizen zijn de balkons boven de ingang het belangrijkste ornament. De huizen De la Sablonièrekade 1-4 (1880) hebben gepleisterde lisenen, de huizen De la Sablonièrekade 6-24 zijn geheel gepleisterd; de nummers 8-17 kwamen in 1877-'78 in opdracht van Fik en De Groot & Co tot stand. Een rijkere eclectische behandeling toont De la Sablonièrekade 32 (omstreeks 1890). Achter de stadsmuur vinden we ook gevels met eclectische vormen. Oudestraat 88 heeft boven de gemoderniseerde onderpui een uit circa 1860 daterende gevel met gekoppelde rondboogvensters en een opengewerkt fries met rozetten tussen de verdiepingen. Aardige neogotische decoratieve banden zijn te zien bij de uit omstreeks 1865 daterende gevel van Oudestraat 36; de onderste band bestaat uit tegels met een stucrand en de bovenste band is in hout uitgevoerd. De huizen Burgwal 80-81 hebben gepleisterde eclectische lijstgevels uit het derde kwart van de 19de eeuw; de vensteromlijstingen hebben een kuifversiering met wapenschildje. In de kern bevatten deze panden resten van een groot laat-middeleeuws huis. Het uit circa 1890 daterende grote herenhuis Vloeddijk 14 heeft een gepleisterde middenpartij met balkon op consoles, bekroond met siervazen en ijzeren balkonhek. In dezelfde tijd werd het ondiepe drielaagspand Broederweg 21 opgetrokken met zijn uitgebouwde zeshoekige erker over twee verdiepingen, bekroond met belvedère onder zinken schubbendak met piron.
Het pand Oudestraat 103 heeft een neorenaissance-gevel met groot samengesteld verdiepingsvenster bekroond door een gebogen fronton en voorzien van het jaartal ‘1889’. Het zoldervenster is uitgevoerd met een driehoekig fronton, de geveltop met klauwstukken, toppilaster en pirons. Uit circa 1890 stamt Vloeddijk 70, opgetrokken in neorenaissance-vormen met een opvallende dakkapel voorzien van zinken schubben en een venster met gesneden vleugelstukken. Andere laat-19de-eeuwse gevels met aardige neorenaissance-vormen hebben Oudestraat 77 en Oudestraat 102, de laatste met toegevoegde houten erker uit 1917, Vloeddijk 61-62 (1896) en het gave hoekhuis Muntplein 1, met in de geveltop twee in stucwerk uitgevoerde Rembrandtkopjes. De in 1892 aan de Cellebroedersweg gebouwde herenhuizen vertonen over het algemeen eenvoudiger neorenaissance-vormen. Omstreeks 1900 kreeg het hoekpand Cellebroedersweg 23 over de volle lengte van de zijgevel aan de Ebbingestraat en bij beide verdiepingen op korbelen steunende houten balkons.
Villa Mary (IJsseldijk 1), nu in gebruik als kantoor, werd in 1892 gebouwd in opdracht van J. van Hasselt naar een ontwerp met neorenaissance- en chaletstijlelementen. Een laat voorbeeld van chaletstijl is het aan de overzijde van de rivier gebouwde Stationsplein 3 uit circa 1905. Aan de Gasthuisstraat, aangelegd op het terrein van het in 1897 gesloopte middeleeuwse Heilige-Geestgasthuis, verrezen omstreeks 1900 woningen en woon- en winkelhuizen. De gevels hebben zowel neorenaissanceals jugendstil-elementen. Panden met een overwegend jugendstil-karakter zijn Gasthuisstraat 1 (omstreeks 1900) en Gasthuisstraat 1a (1901), gebouwd naar ontwerp van G.B. Broekema in opdracht van R.J. Stuurman. De Kamper binnenstad heeft vrij veel jugendstil-panden, die opvallen door de toepassing van verschillende kleuren metselwerk en hun tegeltableaus. Een goed voorbeeld is Vloeddijk 63-63a (1902), onder meer voorzien van een portiek en een ingebouwd balkon met hoefijzerbogen en tegeltableaus met het bouwjaar en een Indisch tafereel. Andere voorbeelden zijn Vloeddijk 25 (1905), Tweede Ebbingestraat 6-7 (circa 1905) en IJsselkade 18-20 (1907). De laatste werden gebouwd naar ontwerp van G.B. Broekema in witte verblendsteen met decoratief metselwerk en natuurstenen elementen. Nummer 20 heeft tegeltableaus met florale ornamenten van plateelfabriek Rozenburg. Vergelijkbaar maar eenvoudiger van uitwerking is het pand Broederweg 11.
De twee woningblokken van de Van Gelder Stichting (Eerste Ebbingestraat 37-40) zijn circa 1910 opgetrokken in een rationalistische vormgeving. De gevels zijn voorzien van decoraties in geglazuurde baksteen en tegeltableaus
Kampen, Woonhuizen Tweede Ebbingestraat 6-7
met teksten, waaronder de naam van de stichting. Een voorbeeld van heroriëntatie is het huis Burghout (Lyceumstraat 2) uit omstreeks 1910; op de jugendstil geënt zijn de loggia op gebogen erker en de gewelfde dakkapel. In opdracht van de firma Wijnhoud & Co. kwam in 1927-'28 de Oranjewijk (Emmastraat 1-15, 2-16 en Mauritsstraat 1-5) tot stand, een complex middenstandswoningen naar ontwerp van J.M. Mante. De huizen zijn gebouwd in expressionistische baksteenarchitectuur met steile daken voorzien van geglazuurde pannen. Een goed voorbeeld van de architectuur uit de jaren dertig zijn de middenstandswoningen Fernhoutstraat 14-30, gebouwd naar ontwerp van G.B. Broekema. Volkswoningbouw. De woningbouwvereniging ‘Eigen Haard’ liet in 1894 de woningen Derde Ebbingestraat 45-48 bouwen met trap- en schoudergevels in neorenaissance-vormen. In dezelfde trant kwamen omstreeks 1895 de arbeiderswoningen Valkstraat 1-25 tot stand in opdracht van J. Valk. Aan de ene zijde van de straat hebben de woningen trapgevels en aan de andere zijde tuitgevels. Twee uit circa 1900 daterende, symmetrische huizen in chaletstijl (Eerste Ebbingestraat 30-32) sluiten de Valkstraat af. In Brunnepe liet ‘Bouwvereniging Eenvoud’ in 1915-'16 het Begijnekwartier (Begijneplein e.o.) aanleggen, een arbeiderswijk van 170
| |
| |
woningen en twee winkels naar ontwerp van G.B. Broekema in historiserende trant (heroriëntatie). De straatwanden zijn verlevendigd door het gebruik van pleisterwerk in combinatie met verschillende baksteensoorten en door de toepassing van trap-, klok- en puntgevels. Eveneens naar ontwerp van Broekema liet het college van Regenten en Algemene Armengoederen in 1938 de Oldenhof (Christinastraat 2-48) bouwen, een complex van vier blokken armenwoningen rondom een binnenhof. Het poortgebouw draagt de naam van het complex. Voor de woningbouwvereniging ‘Eigen Woon’ ontwierp H.W. Duytshof het bouwblok Apeldoornsestraat 1-13 e.o.. Langs die straat, de Van Hasseltstraat, de Noordzijstraat en de Jan van Arkelstraat verrezen in 1933-'34 huizen in expressionistische stijl met steile daken, halfronde torenachtige uitbouwen en expressief uitgewerkte hoekoplossingen. De naam van de woningbouwvereniging is te zien op twee panden aan de Apeldoornsestraat.
Winkels en winkelpuien. De winkelpui met gecanneleerde zuilen van Oudestraat 206 dateert uit circa 1870. Oudestraat 21 heeft een gevel uit circa 1875 in eclectische vormen, met in de plint van de winkelpui de tekst: ‘comestibles, koffie & thee’. De banketbakkerij Oudestraat 148 werd gebouwd in 1900-'01 in een zwierige vorm van de jugendstil naar plannen van G.B. Broekema voor R.J. Stuurman. De fantasierijke gevels zijn gedecoreerd met natuursteen, pleisterwerk en tegels. Zowel de entree als de vensters vertonen zweepslagdecoraties. De vensters en de etalages hebben bovenlichten met glasin-lood. Op de hoek met de Gasthuisstraat bevindt zich een vierkant hoektorentje met uitkragend tentdak. Tekstbanden dragen onder meer de teksten: ‘Hofleverancier’ en ‘MACH-Broodbakkerij’. Het complex woon- en winkelpanden Oudestraat 124/Plantage 2-18 kwam omstreeks 1900 tot stand naar ontwerp van G.B. Broekema. Het langgerekte, maar ondiepe drielaags complex is uitgevoerd met jugendstil-elementen in baksteen, verblendsteen en natuursteen. De geveltop aan de Oudestraat is uitgevoerd in pseudo-vakwerk. De gevel aan de Plantage heeft balkons met smeedijzeren balustrades en op de tweede verdieping een loggia met vensters. In opdracht van W. Meijer ontwierp G.B. Broekema ook de winkelpui van de voorm. slagerij Broederstraat 21. Deze in 1904 geplaatste pui in zwierige Jugenstil heeft een fraaie zweepslaglijn in de afsluitende profiellijst met de aanduiding ‘slagerij’. De hardstenen omlijstingen zijn voorzien van lineaire en florale ornamenten. De zwikken bevatten tegeltableaus met irissen, afkomstig van plateelfabriek De Distel.
De gevels van de drie woon- en winkelpanden Oudestraat 24, 26 en 28 werden in 1906 gebouwd, respectievelijk in opdracht van J.M. van Esso, J. van 't Oever en G. van Gelderen. De gevels zijn geheel verschillend uitgewerkt, maar in alle drie is de invloed van de jugendstil in de details en het bonte kleurgebruik te herkennen. Nummer 24 draagt nog de tekst ‘banketbakkerij’, verscholen achter een later toegevoegde gebogen houten erker.
Kantoren. De voorm. directeurswoning annex kantoor (Noordweg 2-4), een blokvormig pand in neoclassicistische vormen, werd in 1874 gebouwd als onderdeel van de inmiddels gesloopte Gemeentelijke Gasfabriek. De voorm. Sallandsche Bank (Oudestraat 38) heeft een gevel in rationalistische vormen, wellicht ontworpen door M. van Harte en grotendeels uitgevoerd in Bentheimer zandsteen. De onderpui is gewijzigd. De Nutsspaarbank (Burgwal 43) [29], nu SNS-bank, verrees in 1929-'30 naar ontwerp van G. Hoekzema in expressionistische vormen. Het bankgebouw is in 1935 en in de jaren zeventig uitgebreid. Het interieur van het oorspronkelijke gebouw is grotendeels nog intact en is nu in gebruik bij het Frans Walkate Archief.
De voorm. militaire manege (IJsseldijk 12), een rechthoekig eenlaagspand met zadeldak, dateert uit circa 1880. Tegenwoordig heeft het een horecafunctie.
De voorm. herensociëteit 't Collegie (IJsselkade 50) [30] uit 1887 is gebouwd in neorenaissance-stijl, wellicht naar ontwerp van E. Boeman. De achteringang (Oudestraat 135) dateert uit 1889.
Het voorm. hotel Des Pays-Bas (Broederweg 15) [31] is in 1888-'89 gebouwd in rijke eclectische stijl in opdracht van hotelier Bregink. Vanaf 1924 was het in gebruik als studentenhuis en sinds 1946 als hoofdgebouw van de in 1944 afgescheiden Theologische Hogeschool - thans Theologische Universiteit - van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt).
De huidige Stadsherberg (IJsselkade 48) staat op de plaats van de 17de-eeuwse stadsherberg, die na het opblazen van de IJsselbrug in 1945 moest worden gesloopt. Het gebouw verrees in 1952-'53 in de trant van de Delftse School, naar ontwerp van H.G. Kristen. Bij een verbouwing is het terras boven het vooruitstekend souterrain omgebouwd tot serre.
Pakhuizen. De voorm. pakhuizen IJsselkade 61-62 zijn in 1854 gebouwd naar ontwerp van P. Bondam in opdracht van firma Bik & Seriere. De rondboogingangen en de vensters van de begane grond zijn gewijzigd. De verdieping heeft empire-vensters met Franse balkons. Vooral in de Voorstraat en de Hofstraat staan nog enkele pakhuizen uit de tweede helft van de 19de eeuw, die gebruikt zullen zijn voor de sigarenindustrie. Voorstraat 126 is een vierlaags pakhuis uit 1884 met neoromaanse elementen als een tweelichtvenster met middenzuiltje en een boogfries in de topgevel. Andere aardige pakhuizen zijn Voorstraat 112-114, Hofstraat 25 en Hofstraat 63-65.
Bedrijfsgebouwen. De hoefsmederij Voorstraat 16 heeft een gepleisterde voorgevel met een jaartalsteen ‘1768’ en afbeelding van een aambeeld, een ijzeren sleutel en een hoefijzer. Binnen bevindt zich een 19de- en vroeg-20ste-eeuwse (hoef)smederij met hoepelmakerij-inventaris. Een voorm. hoefsmederij is Graafschap 24-26. De voorm. Kamper boek- en steendrukkerij (Groenestraat 99), gebouwd in 1898 in opdracht van drukker Zalsman, heeft op de gevel in reliëf nog de oude naam van het bedrijf; nu is hier een nieuw grafisch bedrijf gevestigd. De voorm. boekdrukkerij van J.H. Kok (Hofstraat 23) is gebouwd in 1908 en heeft jugendstil-decoraties. De voorm. loodgieterswerkplaats annex woning Burgwalstraat 10 werd
| |
| |
omstreeks 1925 op gebogen plattegrond gebouwd voor J. van der Kamp in expressionistische vormen.
Stadsboerderijen. Tot ver in de 20ste eeuw waren in de Kamper binnenstad, vooral in het gebied tussen Groenestraat en Ebbingestraat, stadsboerderijen in bedrijf. Daar zijn nog verschillende eenvoudige panden met hooiluiken te vinden. Goed bewaarde voorbeelden zijn Meeuwenplein 4 en Groenestraat 94; de laatste heeft nog een gaaf interieur en is als museumboerderij ingericht. Windmolen ‘D'Olde Zwarver’ (IJsseldijk 92) is een achtkante, met riet gedekte stellingkorenmolen op houten onderstuk en bakstenen voet, gebouwd in 1842. De naam herinnert aan een verplaatsing in 1952 van de oorspronkelijke plek bij de zuivelfabriek naar de huidige, zuidelijker gelegen plaats.
Industriegebouwen. Van de voor Kampen in de tweede helft van de 19de en eerste helft 20ste eeuw zo belangrijke sigarenindustrie resteren nog diverse fabrieksgebouwen, zij het meestal met een nieuwe bestemming. De voorm. Koninklijke-Nederlandsche-Sigaren-Fabriek Lehmkuhl & Co. (Voorstraat 24) [32], gebouwd omstreeks 1880 in opdracht van J.C. Lehmkuhl, is een monumentaal drielaagspand met blokbepleistering. De kroonlijst wordt in het midden doorbroken door een gebogen fronton met daarin het Nederlandse rijkswapen. De naam van het bedrijf staat in grote letters op het gebouw, dat nu is opgesplitst in wooneenheden. De voorm. sigarenfabriek Van der Sluis (Voorstraat 80) [33], eveneens omgebouwd tot wooneenheden, bestaat uit twee oude, diepe panden die in het midden van de 19de eeuw zijn verenigd achter een lijstgevel. Bij de tweede verdieping bevindt zich een gepleisterde tekstband, waarop vroeger de naam van de fabriek stond. Tabaksfabriek De Olifant (Voorstraat 104-106) [34] bestaat uit twee in 1883 gebouwde, pakhuizen. Oudestraat 101 is in gebruik als sigarenwinkel, verbonden met de nu als toonplaats van het oude ambacht dienende fabriek. Van omstreeks 1890 dateren de voorm. sigarenfabriek J.H. van Hulst & Co. (IJsselkade 2-8) [35], gebouwd in neorenaissance-stijl, en de voorm. Stoom-Tabaksfabriek
Kampen, Sigarenfabriek Lehmkuhl & Co.
Samuels & De Leeuw (Botermarkt 3-5) [36], nu Kamper Tabaksmuseum. De voorm. sigarenfabriek firma Smit & Ten Hove (Oudestraat 45) [37], een monumentaal drielaags gebouw met rustica-bepleistering, verrees in 1906. De invloed van de jugendstil is zichtbaar bij de rondboogvensters van de tweede verdieping en de balustrade van het platte dak. Momenteel heeft het pand een winkelfunctie. Een andere bekende Kamper industrie is de in 1851 opgerichte Koninklijke Emaillefabriek Berk (BK), die in 1886 verhuisde naar de Nieuwe Buitenhaven. Het voorm. fabriekscomplex (Noordweg 5-7) bestaat uit een blokvormige directeurswoning (circa 1870), twee fabrieksgebouwen (1910 en 1912), een portierswoning en een entree met lantaarn en vlaggenmasthouders. De fabriek is nu gevestigd op het industrieterrein.
De Oorgatsbrug (Burgel/Prinsenstraat) [38] is een oorspronkelijk 18de-eeuwse brug met een bol wegdek over twee korfboogvormige doorgangen met natuurstenen omlijsting. De gietijzeren leuningen zijn 19de-eeuws. Bij de brug ligt het ‘Oorgat’, een oorspronkelijk in 1715 aangelegde, maar geheel vernieuwde sluis.
Het station (Stationsplein 1) [39] verrees in 1911-'12 in eenvoudige jugendstil-vormen naar ontwerp van N.J. Kamperdijk als kopstation van de in 1863-'65 aangelegde spoorlijn Zwolle-Kampen van de Nederlandsche Centraal Spoor- | |
| |
weg Maatschappij. Het oude station werd vervangen toen vanwege het verkeer bij de brug het spoor moest worden ingekort. Het van veel houtwerk voorziene interieur is deels nog aanwezig. De voorm. Citybioscoop (Boven Nieuwstraat 115) dateert uit 1940 en heeft een hoge vrij vlakke en gesloten gevel met vlaggenstokhouders. De ingangspartij is gewijzigd.
De muziektent op de Nieuwe Markt is opgericht in 1872 ter gelegenheid van de derde eeuwviering van het ontzet van Den Briel. Het achtzijdige bouwwerk heeft een bakstenen onderbouw met kelder en daarop een open houten bovenbouw.
Het Plantsoen (Ebbingestraat) is aangelegd op de restanten van de oude verdedigingswerken. In 1830-'34 kwam onder leiding van stadsarchitect N. Plomp het noordelijke deel tussen Hagenpoort en Broederpoort tot stand. Tussen 1863 en 1867 breidde men het plantsoen uit tot een park langs de hele westzijde van de stad, naar plannen van J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher. De oude stadsgracht werd hierbij naar het westen verplaatst; de voormalige bolwerken voor de Cellebroederspoort en de Broederpoort zijn in de vorm herkenbaar. Een bruggetje over het zuidelijkste deel van de gracht heeft gietijzeren leuningen in neogotische vormen. Het parkgedeelte aan de Derde Ebbingestraat kreeg zijn huidige vorm in 1913 naar ontwerp van L.A. Springer. Op een heuvel staat als sierelement het zogeheten St.-Nicolaastorentje, een uit 1611 daterende monnik oorspronkelijk geplaatst op de beer die de middeleeuwse Buitenhaven afsloot. Het ronde bouwwerk met helmvormige bekroning is rondom voorzien van reliëfs met leeuwenmaskers en leeuwen die het stadswapen dragen; ook bovenop is een beeld van een schilddragende leeuw geplaatst.
Het gemaal (Flevoweg 74) ter bemaling van de polder Broeken en Maten ten westen van Kampen is in 1856 opgericht. Het heeft een dubbel gietijzeren scheprad uit 1859. De oorspronkelijke stoomaandrijving is in 1929 vervangen door een elektrische sleepanker-motor in een machinehuis met werkplaats.
Kampereiland. Ten noorden van Kampen ontstond in de late middeleeuwen door afzetting van rivier- en zeeklei in de delta van de IJssel een aantal, later aan elkaar gegroeide, eilandjes. De eerste bewoning van het gebied dateert van 1458 en vanaf 1627 werden de erven in dit veeteeltgebied door de stad Kampen verpacht. De boerderijen staan op terpen. Door het afsluiten van de Zuiderzee is het gevaar voor overstroming verdwenen. Een van de oudste terpen is waarschijnlijk die van Erf 29. De langhuisboerderij Heultjesweg 31 dateert van circa 1900 en heeft een met riet gedekt zadeldak met bewerkte windveren. Er naast staat een ouder boerderijtje met vlechtingen in de gevels. Van de uit 1667 daterende (Herv.) Eilanderkerk (Heultjesweg) is na verbouwingen in de 18de en 19de eeuw alleen het benedengedeelte over. |
|