| |
Tilburg
Stad ontstaan door het samengroeien van een aantal afzonderlijke middeleeuwse agrarische kernen die tot één heerlijkheid behoorden. Het kasteel van de heren van Tilburg, dat in 1755 werd afgebroken en waarvan men de gronden in 1858 verkocht, stond op de hoek van de Hasseltstraat en de Van Bylandtstraat. In de huidige stadsplattegrond zijn de oude gehuchten met hun driehoekige ‘plaatsen’ nog herkenbaar: Veldhoven (het huidige Wilhelminapark), Hasselt en Heikant (De Schans) in het noorden en Korvel en de Heuvel in het zuiden. De eerste parochiekerk, op de plaats van de huidige Heikese kerk, stond min of meer centraal tussen deze gehuchten. Vanaf 1575 ontwikkelde zich een structuur van langgerekte straatnederzettingen met op de kruisingen van wegen nieuwe driehoekige pleinen, zoals het Julianapark en het St.-Annaplein. Aan het begin van de 18de eeuw kende Tilburg twee schuurkerken, op het Heike (vanaf 1691) en op het Goirke (1724). Dankzij de nabijgelegen, uitgestrekte heidegebieden kwam de schapenteelt tot ontwikkeling en in het begin van de 17de eeuw ontstond een wolnijverheid van betekenis. Al vóór de Franse tijd was Tilburg uitgegroeid tot het voornaamste wolcentrum van de Noordelijke Nederlanden. Mede daarom verhief Lodewijk Napoleon Tilburg in 1809 tot stad. Gaandeweg verdrong fabrieksmatige productie van wollen stoffen de huisnijverheid en werd Tilburg het ‘Nederlandse Leeds’. De stoomfabrieken werden gebouwd op de open terreinen achter de bestaande lintbebouwing. Vooral langs de Goirkestraat en de St.-Jozefstraat waren concentraties van fabriekscomplexen.
Tijdens de Tiendaagse Veldtocht had koning Willem II zijn hoofdkwartier in Tilburg. Na afloop van die campagne liet hij er eerst de Lancierskazerne bouwen en vervolgens het paleis. Belangrijk voor de stadsontwikkeling was de aanleg van de spoorlijnen naar Breda (1863), Eindhoven (1865), Turnhout (1877) en 's-Hertogenbosch (1881). De aanleg van het spoor leidde tot een ruimtelijke tweedeling van Tilburg; het bracht de stad echter ook tot bloei. Tussen 1850 en 1940 werden 20 kerken en 30 kloosters gebouwd. Samen met de ruim honderd fabrieksschoorstenen bepaalden deze gebouwen het stadssilhouet.
Omstreeks 1900 was Tilburg de grootste stad van Noord-Brabant. In 1917 stelde ir. J.H.E. Rückert, de directeur van Publieke Werken, een algemeen uitbreidingsplan op, waarin de aanzet tot een ringweg en de bouw van het hoogspoor waren opgenomen. In 1919-'23 werd ten oosten van de stad het Wilhelminakanaal aangelegd, met een aftakking naar de Piushaven. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen vooral aan de westzijde in hoog tempo nieuwe woonwijken. De ineenstorting van de textielindustrie in het midden van de jaren zestig leidde tot de sloop van vrijwel alle fabrieken, waaronder, in 1975, de architectuurhistorisch belangrijke fabriek van Peter van Dooren. Ook de ontkerkelijking vergde
| |
| |
Tilburg
1 | R.K. Hasseltse kapel (zie p. 304) |
2 | R.K. St.-Dionysius- of Heikesekerk (p. 304) |
3 | Herv. Pauluskerk (p. 304) |
4 | R.K. St.-Dionysius of Goirkese kerk (p. 304) |
5 | Synagoge (p. 304) |
6 | R.K. St.-Jozef- of Heuvelkerk (p. 304) |
7 | R.K. kerk O.L. Vrouwe van de Rozenkrans (p. 305) |
8 | R.K. kerk St.-Anthonius van Padua (p. 305) |
9 | R.K. kerk O.L.V. moeder van Goede Raad (p. 305) |
10 | R.K. kerk St.-Dionysius en Antonius van Padua (p. 305) |
11 | R.K. kerk St.-Theresia (p. 305) |
12 | klooster van de Congregatie van de Zusters van Liefde (p. 306) |
13 | Kapucijnenklooster (p. 306) |
14 | klooster van de missionarissen van het H. Hart van Jezus (p. 306) |
15 | Clarissenklooster (p. 306) |
16 | St.-Ignatius Liefdegesticht (p. 306) |
17 | Paleis-raadhuis (p. 306) |
18 | Lancierskazerne (p. 306) |
19 | Huize Nazareth (p. 306) |
20 | St.-Jozefmulo (p. 307) |
21 | Textielschool (p. 307) |
22 | Hogere Textielschool (p. 307) |
23 | sociëteit Nieuwe Koninklijke Harmonie (p. 308) |
24 | concertzaal L'Echo des Montagnes (p. 308) |
25 | wollenstoffenfabriek C. Mommers & Co. (Textielmuseum) (p. 308) |
26 | wollenstoffenfabriek Beka (restant) (p. 309) |
27 | textielfabriek H. van Puijenbroek (p. 309) |
28 | textielfabriek AaBe (p. 309) |
29 | Zuivelfabriek (p. 309) |
30 | Centrale Werkplaats van de Staatsspoorwegen (p. 309) |
31 | Watertoren (p. 309) |
32 | Zwembad Oost (p. 310) |
33 | Station (p. 310) |
34 | R.K. begraafplaats Bredaseweg (p. 310) |
35 | R.K. begraafplaats Laarstraat (p. 310) |
36 | R.K. begraafplaats St.-Josephstraat (p. 310) |
| |
| |
haar tol. In de periode 1973-'75 werden drie belangrijke kerken gesloopt: de St.-Annakerk (1898), ontworpen door J.H. van den Abeelen, de Besterdse kerk (1901), naar plannen van C.F. van Hoof, en de H. Hart- of Noordhoekse kerk (1898), een ontwerp van P.J.H. Cuypers. In de laatstgenoemde kerk speelde zich in 1900 de beruchte moord op Marietje Kessels af. Op de vrijgekomen terreinen werden en worden in de meeste gevallen woonhuizen gebouwd. In het oude centrum zijn aan het eind van de jaren zestig van de 20ste eeuw grote gaten in de stedelijke bebouwing geslagen ten behoeve van een ambitieus verkeersplan en grootschalige nieuwbouw. Hierdoor heeft de vanouds rommelige stedenbouwkundige opzet van Tilburg zijn oorspronkelijke karakter gehouden.
De R.K. Hasseltse kapel (Hasseltplein 7) [1] is een oorspronkelijk 15de-eeuwse, maar in 1796 verbouwde, bakstenen kapel. Ze bestaat uit een eenbeukig schip met grotendeels ingebouwde westtoren en een smaller en lager, driezijdig gesloten koor. Tijdens de restauratie in de jaren zeventig van de 20ste eeuw heeft men het stucgewelf verwijderd. Men bracht trekbalken aan en liet de kap in het zicht. In de kapel bevindt zich een vroeg-18de-eeuws St.-Jozefbeeld.
De R.K. St.-Dionysius- of Heikesekerk (Stadhuisplein 370, Heike) [2] is een driebeukige bakstenen hallenkerk uit 1826-'29, naar plannen van J. Backx en W.F. Conrad. Het gebouw werd nieuw opgetrokken tegen de behouden gebleven toren uit 1430-'65
Tilburg, R.K. St.-Dionysius- of Heikesekerk, plattegrond
van de oude parochiekerk. Tijdens een restauratie in 1894-'95 door C.F. van Hoof heeft men de toren geheel ommanteld en aan de voorzijde voorzien van twee traptorentjes en twee devotiekapellen. Verder voorzag men de gehele kerk van neogotische vensters. H. van Tielraden maakte het Dionysiusbeeld boven de hoofdingang (1896). Het neoclassicistische interieur met ionische zuilen, kroonlijsten en tongewelven van stucwerk bleef behouden. Het in 1828 opgestelde barokke, marmeren hoofdaltaar (1699-1700) is van de hand van Willem Kerricx en komt uit de Antwerpse St.-Walburgis- of Burchtkerk. De preekstoel, de communiebank en de biechtstoelen, alle met snijwerk in barokke trant, dateren uit de bouwtijd van de kerk, evenals een aantal van de vele houten beelden. Pieter van Peteghem uit Gent bouwde in 1764-'76 het orgel, voor de nonnenabdij van Roosendaal bij Mechelen.
De Herv. Pauluskerk (Heuvelstraat 141) [3] is een gepleisterde zaalkerk uit 1822-'23, gebouwd naar plannen van J. Backx. De korte zijden van de kerk zijn driezijdig gesloten. Het middenrisaliet en het ingangsportaal aan de lange zijde hebben een fronton. De klok in de dakruiter is in 1822 gegoten door Petit en Fritsen. J.H.H. Bätz bouwde in 1764-'65 het orgel; het heeft een weelderig en rijk geleed front in rococo-stijl.
De R.K. St.-Dionysius- of Goirkesekerk (Goirkestraat 68, Goirke) [4] is een driebeukige basilicale kruiskerk uit 1835-'39, ontworpen door H. Essens. Ze verving een schuurkerk uit 1724. De voorgevel met zijkapellen dateert uit 1903. De kerk werd in 1937-'38 uitgebreid met een transept en een nieuw koor naar plannen van C.H. de Bever. In 1972 werd de toren tot op dakhoogte afgebroken. De kerk bezit een rijke 19de-eeuwse inventaris met een preekstoel (circa 1850) door G.B. Peters uit Antwerpen, biechtstoelen (1860-'63) door de gebr. Goossens, een doopvont (1874) van de hand van M. Bertou, een kruisweg (1890) van A. Brouwer, alsmede een dertigtal heiligenbeelden. Het door F. Smits gebouwde orgel (1903-'05) is geplaatst in een neogotische kast. J. ten Horn maakte de absisschildering van het nieuwe koor. De pastorie (Goirkestraat 70), opgericht naar plannen van J.Th.J. Cuypers, stamt uit 1927.
Aangezien er zich in 1829 rondom de oude schuurkerk nog geen bebouwde kom bevond, mocht men bij wijze van uitzondering het kerkhof achter de kerk blijven benutten. In 1882 vond een uitbreiding plaats en in 1904 werd het kerkhof aan de straatzijde afgesloten door een gietijzeren hek met vier gietijzeren beelden op de pijlers, voorstellende Johannes de Doper, Jozef en twee apocalyptische engelen. Interessant zijn het grafmonument van Cornelis Eras († 1909) en het familiegraf van architect A.G. de Beer († 1898), door hemzelf ontworpen en door L. Petit uitgevoerd.
De R.K. kerk O.L. Vrouwe Onbevlekt Ontvangen (De Schans 121, Heikant), een driebeukige kruiskerk uit 1873, is gebouwd in de vormen van de vroege neogotiek naar plannen van J.C. van den Heuvel. De kerk ligt aan het driehoekige dorpsplein van Heikant en vormt de kern van een nog uitzonderlijk compleet katholiek complex, bestaande uit een pastorie (nr. 122) uit 1874, naar ontwerp van H.J. van Tulder, een voorm. kloostergebouw (nr. 123) uit 1872, een voorm. school (nr. 124) uit ca. 1910 en aan de overzijde het patronaatsgebouw Petrus Donders (nr. 32) uit 1911, opgetrokken in neogotische vormen naar ontwerp van J. Donders. De voorm. synagoge (Willem II-straat 20) [5] is een zaalgebouw uit 1873-'74 naar plannen van E. Fremau. Het gebouw is opgetrokken in oriëntaalse trant met ‘arkeltorentjes’ voorzien van natuurstenen halve bollen. Naast de synagoge staan een mikwe of ritueel bad en de leraarswoning (nr. 18).
De R.K. St.-Jozef- of Heu- | |
| |
velkerk (Heuvelring 122, Heuvel) [6] is een driebeukige kruisbasiliek uit 1872-'89, gebouwd naar plannen van H.J. van Tulder. De kerk heeft een driezijdige koorsluiting met straalkapellen en een westwerk met twee achtkante torens voorzien van wimbergen en hoge spitsen. Het neogotische gebouw toont invloeden van zowel de rijpe Franse gotiek als van de St.-Jan te 's- Hertogenbosch. Het reliëf boven de hoofdingang toont de Vlucht naar Egypte (circa 1890) en is van de hand van H. van Tielraden. De kerk heeft gemetselde kruisribgewelven met natuurstenen scheibogen en bundelpijlers. Het rijk gesneden vleugelaltaar met scènes uit het leven van Christus is van de hand van H. van der Geld. G. de Geetere maakte de kruiswegstaties (circa 1890). Het orgel werd in 1893 gebouwd door F.C. Smits. Voor de kerk staat een bronzen H. Hartbeeld uit 1921, gegoten door A. Hermans.
De R.K. kerk O.L. Vrouwe van de Rozenkrans (Hasseltstraat 194-198, Hasselt) [7] is een driebeukige
Tilburg, Synagoge
Tilburg, R.K. St.-Jozef- of Heuvelkerk
kruisbasiliek uit 1897, aan de voorzijde voorzien van twee traptorentjes. Het ontwerp is van A.G. de Beer. Naast de kerk staat een Mariaschool in neogotische vormen uit 1900; deze heeft een beeld van Franciscus van Assisi in de geveltop.
De R.K. kerk St.-Anthonius van Padua (Hoefstraat 199) [8] is een driebeukige kruiskerk met geveltoren en vieringtoren uit 1911-'13, ontworpen door J. Margry. De kerk met romaanse motieven bevat in het interieur een hoogaltaar (1913) en altaren van Anna (1919) en Jozef (1925) uit het Haarlemse atelier van J.P. Maas en Zn. De pastorie (Hoefstraat 201) dateert uit de bouwtijd van de kerk.
De R.K. kerk O.L. Vrouwe Moeder van Goede Raad (Broekhovenseweg 2, Broekhoven) [9] is een kruiskoepelkerk met toren en dakruiter uit 1911-'13. Het gebouw, opgetrokken naar plannen van J. van der Valk, is van buiten sober gedetailleerd. Het interieur wordt volledig gedomineerd door de centrale in gewapend beton uitgevoerde koepelruimte. In de kerk staan een Maria-altaar (1915) en een jugendstil-doopvont (1924). De pastorie (Broekhovenseweg 4) stamt eveneens uit 1913.
De R.K. kerk St.-Dionysius en Antonius van Padua (Korvelplein 182, Korvel) [10] dateert uit 1923-'24 en is een driebeukige kerk op T-vormige plattegrond, voorzien van een toren met slanke spits. Ed. Cuypers maakte het ontwerp, dat zowel romaanse als classicistische invloeden vertoont. Het sobere interieur bevat onder meer een preekstoel en een doopvont (beide circa 1850) van W.H. Haan en een kruisweg door H. van der Geld. Deze zijn afkomstig van de vorige kerk op deze plek, een uit 1851 stammend gebouw naar ontwerp van Van Tulder.
De R.K. kerk St.-Theresia
Tilburg, R.K. kerk St.-Theresia
| |
| |
Tilburg, Klooster van de Congregatie van de Zusters van Liefde
(Theresiaplein 1) [11] is een driebeukige kruiskerk met een lang dwarsschip, een vieringtoren en een zware maar gedrongen westtoren met ingesnoerde spits. Het gebouw, ontworpen door H.W. Valk en C.W. van den Beld, dateert uit 1929-'31. De pastorie (Theresiaplein 2) stamt uit dezelfde tijd.
Religieuze instellingen. Het imposante klooster van de Congregatie van de Zusters van Liefde (Oude Dijk 1-5) [12] werd in 1833 door (toen nog) pastoor J. Zwijsen gesticht. Het jaar daarop verrees een gebouw aan de Kloosterstraat, rond 1880 voorzien van een rijke neoclassicistische voorgevel met een beeld van St.-Joseph met kind. De lange gevel aan de Oude Dijk stamt uit het einde van de 19de eeuw en uit 1916; deze verrees naar plannen van W.Th. van Aalst en F. Goyaerts. Daarna volgden uitbreidingen door H. van den Biggelaar (1920), F. de Beer en J. Donders. Het kapucijnenklooster (Korvelsweg 165-167) [13], bestaande uit kloostergebouw, kapel en internaat, werd in 1880-'82 gebouwd naar plannen van V. van Deurne en uitgebreid in 1937. Het neogotische kloostergebouw van de missionarissen van het H. Hart van Jezus (Bredaseweg 204) [14] stamt uit 1889-'90 en is van de hand van A.G. de Beer. Hij tekende in 1890 ook voor het clarissenklooster (Lange Nieuwstraat 191) [15]. Het kloostercomplex van de zusters ursulinen (Dionysiusstraat 2), met kapel (1903) en school (1907) in eenvoudige neogotische vormen, werd ontworpen door W.F.J.H. Bouwman.
Het voorm. St.-Ignatius Liefdegesticht (Goirkestraat 74) [16] is een uit 1842 stammend U-vormig complex in neoclassicistische vormen, gesticht als bejaardentehuis en uitgebreid in 1855 en 1911. Aan de noordzijde staat de Mariaschool voor MULO (Goirkestraat 72a) uit het einde van de negentiende eeuw. Terzijde daarvan bevindt zich de Norbertijnenpoort, de in 1718 gebouwde toegang tot de pastorie van de oude schuurkerk van Goirke met een beeld van St.-Dionysius.
Het Paleis-raadhuis (Stadhuisplein 130) [17] dateert uit 1847-'49 en is een gepleisterd rechthoekig gebouw met vier ronde hoektorens en uitspringende torens aan de lange zijden. A. Goyaerts bouwde het naar plannen van koning Willem II, die een voorliefde voor Tilburg aan de dag legde sinds hij er zijn hoofdkwartier had gevestigd tijdens de Belgische Opstand. De koning heeft er echter nooit gewoond, aangezien hij kort voor de voltooiing van het paleis stierf. Vanaf 1866 deed het gebouw dienst als Hogere Burger School. Ten behoeve van de inrichting tot raadhuis in 1934-'36 werd het ingrijpend verbouwd naar plannen van O. Leeuw uit Nijmegen. Uit die tijd stamt de huidige ingangspartij in art deco-vormen. Van het omringende park
Tilburg, Paleis-raadhuis
met vijvers en oprijlanen is nog maar weinig over.
Kazernes. De voorm. Lancierskazerne (St.-Josephstraat 126) [18] is een sober, langgerekt bakstenen gebouw in eenvoudige neoclassicistische vormen met de ingang in een door een fronton bekroond risaliet. Het werd gebouwd in 1842, uitgebreid in 1844-'46, en in 1858 opgenomen in de inmiddels weer gesloopte Wollenstoffenfabriek BeKa. Van de voorm. Kromhoutkazerne (Korenbloemstraat 1-5) resteert nog het hoofdgebouw met wachttoren uit 1913, uitgevoerd in chalet- en jugendstilvormen.
Scholen. Het jongensinternaat St.-Antonius van Padua (Capucijnerstraat 76) werd evenals het bijbehorende fraterhuis in 1894 in neogotische vormen gebouwd naar plannen van J.H. van den Abeelen. In 1927 volgde een uitbreiding door Ed. Cuypers en in 1993 door C. Panis, van wiens hand ook de kapel in laat-expressionistische vormen is. Het St.-Josephstudiehuis (Dr. Ahausstraat 1), met internaat en seminarie, staat bekend als de ‘Rooi Pannen’. Het is een groot, maar sober uitgevoerd complex naar plannen van J. van der Valk, met accenten in de vorm van hoger opgetrokken traptorens. Het voogdijgesticht voor jongens van de Fraters van Tilburg, Huize Nazareth (Nazarethstraat 46) [19], is eveneens een groot, maar meer in jugendstil-vormen uitge- | |
| |
voerd complex uit 1916. Dichtbij staat de uit 1931 stammende St.-Jozefmulo (Oude Dijk 9) [20]. Deze door J. Donders en H. van den Biggelaar sterk expressionistisch vorm gegeven school stond onder beheer van de Zusters van Liefde.
Textielscholen. Kenmerkend voor Tilburg zijn de Textielschool (Korte Schijfstraat 17) [21], met parallel aan de straat een vleugel uit 1878 en haaks erop een vleugel uit 1930, en de nabije Hogere Textielschool (Noordhoekring 182) [22] uit 1930, in sobere, licht expressionistische vormgeving.
Woonhuizen. Het aanzien van Tilburg werd lange tijd bepaald door eenvoudige boerenwoningen en dwarse eenlaags wevershuisjes. De meeste daarvan zijn uit het stadsbeeld verdwenen. Bewaard bleven Hasseltplein 38-40 (circa 1840), Bokhamerstraat 25-27, 43 en 51 (circa 1840) en Hasseltstraat 182-190 (circa 1850). In de oorspronkelijke dorpskernen staan een paar panden met een oudere oorsprong. Het fabriekshuis Veldhovenring 90-94 dateert uit het eind van de 16de of het begin van de 17de eeuw en heeft een kap met eiken jukken, voorzien van gehakte telmerken. In een van de jukken staat ‘1643’ gekrast, het jaartal van een verbouwing. Het pand heeft lange tijd dienst gedaan als thuisweverij, tot het in 1910 in drie woningen werd opgesplitst. Huize St.-Joris (Oude Markt 10-12) is een woon- en winkelpand met diverse achterhuizen, die teruggaan tot de 16de en 17de eeuw. Oude Markt 14 zou een 18de-eeuwse kern kunnen hebben. Met de bloei van Tilburg na 1830 ontstonden een aantal grote nieuwe panden, waaronder Bisschop Zwijsenstraat 3, de pastorie van de Heikekerk, in 1830 gebouwd in opdracht van de (toen nog) pastoor Zwijsen. Burgemeester en notaris H.B. Beckers liet in hetzelfde jaar het rijke herenhuis Bisschop Zwijsenstraat 5 bouwen in Italiaanse neoclassicistische stijl. Het heeft een souterrain in blokkenbepleistering en daarboven kolossale corinthische pilasters. In 1855 werd het slotklooster voor de zusters van de O.L. Vrouwe Visitatie, die in 1895 een eigen neogotische kapel lieten bouwen (Bisschop Zwijsenstraat 7).
Veel grote woonhuizen die rond de eeuwwisseling in het centrum verrezen, zijn afgebroken of verbouwd. Enkele min of meer gave voorbeelden, vaak met een gepleisterde voorgevel in eclectische trant, zijn te vinden aan en rond de Heuvel en de Markt, en langs de Spoorlaan; ze staan veelal ingeklemd tussen nieuwe gebouwen. Voorbeelden zijn Nieuwlandstraat 38-40, een dubbel herenhuis uit 1894 van de wijnkopersfamilie Verbunt, Stationsstraat 19 uit 1898, naar ontwerp van W.F.J.H. Bouwman gebouwd voor de wijnhandelaar J.P. Pollet, Spoorlaan 424, in 1902 opgetrokken voor steenfabrikant C. van den Heuvel, Spoorlaan 432 uit 1902, een ontwerp van J. van der Valk, en Spoorlaan 386-388, twee herenhuizen met overbouwde inrijpoort uit 1906. Deze laatste werden naar plannen van C.F. van Hoof gebouwd voor de familie Meelis, eigenaars van een belangrijke manufacturenwinkel.
Tussen de Heuvel en het station werd in 1870 de statige Willem II-straat aangelegd met daaraan onder meer enkele fabrikantenwoningen, zoals Willem II-straat 49 (circa 1872) voor A.P. Ledeboer en Willem II-straat 45 (1898) voor P. Bogaerts. Willem II-straat 57 werd in 1876 gebouwd voor A. en C. Van Tulder, zusters van de architect H.J. van Tulder. Willem II-straat 40-42, een dubbel herenhuis uit 1888, werd gebouwd voor en mogelijk ook door beeldhouwer H. van Tielraden. De decoraties boven de vensters verwijzen hier ook naar. In 1898 werd het driehoekige plein van Veldhoven naar plannen van de tuinarchitect L. Springer veranderd tot Wilhelminapark [34]. Daar, maar ook langs de verbindingsweg naar het station, ontstonden rijkere herenhuizen: Wilhelminapark 3 uit 1885, Gasthuisring 23, omstreeks 1890 gebouwd in neorenaissancevormen, en Wilhelminapark 124-125 (1910), door C.J.M. Kocken in jugendstil-vormen ontworpen voor Dr. E. Piters.
Veel van de betere Tilburgse woonhuizen werden gebouwd in een tijd dat de eclectische en neoclassicistische vormgeving de boventoon voerden. Panden in neorenaissance-vormen komen relatief minder voor. Te noemen zijn Bredaseweg 131 uit 1898, St.-Josephstraat 115-121 uit omstreeks 1900 en het dubbele herenhuis Casa Cara/Villa Anna (Lange Nieuwstraat 156-158), dat in 1902 verrees naar ontwerp van C.F. van Hoof voor de gebr. Deprez. Zij waren eigenaars van de verderop gelegen stoomketelfabriek. Van de panden in jugendstil-vormen verdient Tuinstraat 112, een woonhuis annex atelier uit 1907 voor en door architect J. van der Valk, vermelding. Eenvoudiger voorbeelden zijn Goirkestraat 159-161 uit 1907, ontworpen door J.J. van Huykelom, en de uit 1915 stammende officierswoningen Bredaseweg 280-298. De ontwikkeling van heroriëntatie via expressionisme naar traditionalisme laat zich illustreren aan de hand van de volgende panden. De Mariënhof (Bredaseweg 387) uit 1916 is in opdracht van de firma Janssen ontworpen door J.W. Hanrath en heeft een landschapstuin van L. Springer; Goirkestraat 103 uit omstreeks 1922 is een ontwerp van A.A.C.J. de Chêne; Bredaseweg 452 uit 1938 werd ontworpen door J. Bedaux. Een stedenbouwkundig sterk bepalende naoorlogse ingreep vormen de kernwandgebouwen (Stadhuisplein/Paleisring) naar ontwerp van W.J. van der Jagt van het architectenbureau Van den Broek & Bakema uit 1964-'75; ze zijn een dominant aanwezig voorbeeld van de (optimistische) gedachte om langgerekte hoogbouw te gebruiken als begrenzing van de stedelijke ruimte en structurering van de stad.
Fabrikantenwoningen. Veel van de voor Tilburg zo kenmerkende kapitale fabrikantenwoningen ontstonden dichtbij de fabrieken in de oude dorpen en aan de verbindingswegen naar het
Tilburg, Fabrikantenwoning Koningshoeven 20
| |
| |
centrum. Voorbeelden zijn Korvelsweg 154a-156 (1888) in eclectische vormen, Korvelsweg 158 (circa 1890) in neoclassicistische vormen en Korvelsweg 142 (1912) in ‘Um 1800’-stijl; verder St.-Josephstraat 137 (1875), St.-Josephstraat 98 (circa 1880), St.-Josephstraat 108 (circa 1895) en St.-Josephstraat 105 (1921), in art deco-stijl gebouwd voor F. van Dooren; voorts Koningshoeven 20, de villa van de familie Houben uit circa 1885, sterk lijkend op St.-Josephstraat 98, en tot slot nog Goirkestraat 98 (1857) voor A. Pessers, Goirkestraat 183-185 (1872) voor C.M.A. Elias-Kuipers en Goirkestraat 69 (1879) voor H. Eras, oprichter van de in 1981 gesloopte achtergelegen lakenfabriek H. Eras & Zn., aan het eind van de 19de eeuw de grootste Tilburgse textielfabriek.
Volkswoningbouw. De woningbouwvereniging Sint-Joseph, opgericht in 1913, en de Tilburgse Bouwvereniging uit 1917 bouwden op de open ruimten tussen de oude dorpskernen en de fabrieken de eerste complexen arbeiderswoningen. Daarvan zijn Ruysdaelstraat 2-16 (1918), de Van Mierisstraat (circa 1920) en het Vogelplein en omgeving (1921 en 1923) het noemen waard. Aan de Vingboonsstraat (circa 1935) en in de wijk Zorgvlied (1936) verschenen de betere burgermanswoningen. W.M. Dudok ontwierp ze, met karakteristieke horizontale accenten en stalen ramen. Deze ontwerpen kregen in het Witte Dorp te Eindhoven navolging. Winkels. Een fraaie uit 1873 stammende winkelpui, voorzien van gietijzeren zuiltjes met wapendragende leeuwen en hermen, heeft ijzerhandel Van der Schoot (Willem II-straat 56). Het woon- en winkelpand Heuvelstraat 121-121A werd in 1874 gebouwd in rijke eclectische stijl. Vergelijkbaar in vormgeving is café Bressers (Monumentstraat 6) uit 1885. De overgang naar de jugendstil toont het café Heuvelring 102-104 uit 1908, naar ontwerp van J. Donders. De ontwikkeling van jugendstil naar art deco laat zich aflezen aan de beide panden van De Gruyter - Heuvelstraat 111 (1909) en Gasthuisring 5 (1935), beide naar ontwerp van W.G. Welsing - maar evenzeer aan
Tilburg, Bankgebouw van de Vereeniging Tilburgse Spaarbank
simpele puien van wijkwinkels als Boomstraat 41 (circa 1905) en Zilverlindestraat 1 (omstreeks 1930). De ontwikkeling van grotere winkelpanden is goed te zien aan het hoekpand Heuvelstraat/Oude Markt (circa 1915) gebouwd in late jugendstil-vormen en Heuvelstraat 128-130 (1935), een ontwerp met expressionistische elementen van A. van Poppel; in de vormen van de Nieuwe Zakelijkheid verrezen de boekhandel Nieuwlandstraat 68 (1929), ontworpen door J. Wielders, en in 1932 het grote Warenhuis Van Boxtel (Heuvelstraat 126) naar plannen van F.C. de Beer.
Kantoren. Voordat er afzonderlijke bankgebouwen ontstonden, had een aantal fabrikantenwoningen een kassierskantoor, zoals het pand Nieuwlandstraat 28-30 uit 1901, ontworpen met neoclassicistische elementen. Moderner van vormgeving is het bankgebouw van de Gelderse Credietvereniging (Stationsstraat 41) uit 1903, met jugendstildecoratie naar plannen van J. van der Valk. Sinds 1991 resteert alleen de oorspronkelijke straatgevel. Eveneens van Van der Valk, maar zwieriger van vormgeving, is het kantoorpand met overdekte inrijpoort van de N.V. Oliehandel Van Vollenhove & Smulders (Nieuwlandstraat 41) uit 1908. Traditioneler van vormgeving is het gebouw met hoektoren van de Vereeniging Tilburgse Spaarbank (Noordstraat 123-125). Het stamt uit 1910 en is uitgevoerd in sobere neorenaissance-vormen naar plannen van C.F. van Hoof. Een functionele vormgeving heeft Piushaven 1, een kantoor met woonhuis uit omstreeks 1930 door S.G. Barenburg. Ontspanning en cultuur. Het Sociëteitsgebouw van de liedertafel Souvenir des Montagnards (Willem II-straat 29) is een gebouw met concertzaal uit 1877, in rijke eclectische stijl vorm gegeven door Ed. Fremau. Het uit 1890 daterende Sociëteitsgebouw van de Nieuwe Koninklijke Harmonie (Stationsstraat 26-28) [23] is eveneens in eclectische stijl opgetrokken. Het werd in 1906 naar plannen van J. van der Valk verbouwd. Het cultuur- en vergadercentrum van de R.K. Gildenbond (Tuinstraat 66-70) stamt uit 1898. Het verkeert nog grotendeels in de door C. van Hoof ontworpen oorspronkelijke staat en heeft een achterzaal met gietijzeren kolommen, waartussen een balkonconstructie met balustrades is aangebracht. In jugendstil-vormen uitgevoerd zijn het Theater De Spoel (Fabrieksstraat 22) uit 1906 en de Concertzaal L'Echo des
Montagnes (Korvelseweg 208) [24] uit omstreeks 1910.
Textielfabrieken. Van de vele fabrieksgebouwen, die lang het beeld van Tilburg bepaalden, is het merendeel verdwenen. De voorm. wollenstoffenfabriek C. Mommers & Co. (Goirkestraat 88-90) [25], vormt sinds 1986 de huisvesting van het Textielmuseum. Het eerste gebouw van de in 1872 opgerichte firma dateert uit 1877 en heeft een houten shed-constructie. De wolspinnerij met meerdere verdiepingen werd in 1885 gebouwd naar plannen van de Tilburgse architect C.J. van Meerendonk en in 1894 naar achteren uitgebreid. De lange gevels hebben op de hoeken classicistische hoekpilasters. Naast de spinnerij bevinden zich een ketelhuis en een schoorsteen. Aan de Goirkestraat verrees in 1889 een kantoor met magazijn en pakkamers. Verdere uitbreidingen, waaronder een shedbouw en een wolmagazijn, stammen uit 1910-1915. In 1950
| |
| |
Tilburg, Wollenstoffenfabriek C. Mommers & Co. (nu Textielmuseum)
werden de gebouwen overgenomen door de N.V. Wollenstoffenfabriek Georg Dröge, om na een periode van verwaarlozing in 1983 gerestaureerd te worden ten behoeve van het Textielmuseum. Van de voorm. wollenstoffenfabriek BeKa (St.-Josephstraat ong.) [26] bleef slechts de fraai vormgegeven fabrieksschoorsteen uit 1904 over. De firma die oorspronkelijk Van den Bergh Krabbendam heette, nam in 1911 de in 1862 gebouwde katoenfabriek Gebr. Deen (St.-Josephstraat 133) over om deze te gebruiken als duivelhok, waar de wol werd ontward en gemengd. De texielfabriek H. van Puijenbroek (Oude Goirleseweg 152) [27] met shedbouw en schoorsteen stamt uit omstreeks 1895. De textielfabriek voor wollen dekens AaBe (Hoevenseweg 57/Fatimastraat) [28] werd in 1929 opgericht door een van de directeuren van de BeKa-fabriek. Het complex met fabriekspijp, dat nog redelijk intact is, werd in 1961 - de laatste korte bloeiperiode van de textiel - aanzienlijk uitgebreid.
Overige industriegebouwen. De voorm. stoomketelfabriek van de Tilburgse Stoomketelfabriek Gebrs. Deprez (Lange Nieuwstraat 172-174) is een tweelaags fabrieksgebouw met sheddaken uit 1884. Hier maakte men stoommachines en ketels voor de Tilburgse textielfabrieken. Midden boven de ingangsdeur bevond zich de naam. Het voorm. wijnpakhuis Monopole (Langestraat 13) van Henri Verbunt kwam in 1894 tot stand in neorenaissance-vormen. Manufacturenhandelaar J.H. Meelis liet in 1899 het voorm. pakhuis Telefoonstraat 13 bouwen. De voorm. steenhouwerij van L. Petit (Langestraat 80), met kantoor en werkruimte, kwam omstreeks 1910 tot stand. De voorm. zuivelfabriek van de Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek (Wilhelminapark 63-63a) [29] ontstond in 1913 naar plannen van J. Donders. De crèmekleurige strengperssteen valt het meest op bij dit in een rijke, maar ingehouden jugendstil uitgevoerde gebouw. In eenvoudiger, late jugendstil-vormen verrees in 1916 het voorm. pakhuis van de Stoffenbeurs
Tilburg, De Coöperatieve Tilburgsche Melkinrichting en Zuivelfabriek
der Tilburgse Textielnijverheid - Piet Smits & Co. (IJzerstraat 3a-5). De drukkerij Bergmans (Langestraat 104) kwam omstreeks 1930 in expressionistische vormen tot stand. De broodbakkerij Vorselaars (Acaciastraat 23) uit 1932, die een vergelijkbare gevelcompositie kent, toont vormelementen van De Stijl. S.G. Barenburg ontwierp dit gebouw.
De Centrale Werkplaats van de Staatsspoorwegen (NS-plein 3) [30] werd in 1867 gebouwd naar plannen van ir. J. van Geuns. Het moest dienen als werkplaats voor onderhoud en herstel van stoomlocomotieven en rijtuigen voor het Zuidernet van de Staatsspoorwegen. In de werkplaats, geordend volgens het transversale type, kwamen de locomotieven en rijtuigen via een inrijspoor binnen; een rolwagen bracht ze overdwars naar de zijsporen voor reparatie. De locomotievenwerkplaats aan de westzijde werd in 1878 uitgebreid. In 1883 bouwde men een afzonderlijke kopergieterij; in 1891 en 1901 volgden aan de oostzijde een tweede en een derde wagenmakerij. Aan de oostzijde afgesloten door een portierswoning en diverse loodsen, is het gebouw na een grote verbouwing omstreeks 1937 nog steeds in gebruik bij de NS. Het dient als materieel-revisiebedrijf.
De watertoren (Bredaseweg 209)
| |
| |
[31] is een ronde bakstenen toren uit 1897, gebouwd naar ontwerp van H.P.N. Halbertsma. De neorenaissance-vormen van de bijna 50 meter hoge toren zijn vooral te zien aan de ingang met het wapen van Tilburg. De kantelen die oorspronkelijk het waterreservoir bekroonden, werden in 1945 verwijderd.
Het Zwembad Oost (Ringbaan Oost 150) [32] werd in 1931 aangelegd naar plannen van A.A.M. Machen. Het bassin van het in baksteen-functionalisme uitgevoerde gebouw werd in 1932 overdekt, waarna rond 1950 de betonnen spanten door ijzeren exemplaren werden vervangen.
Het station (Spoorlaan ong.) [33] is in 1957-'65 gebouwd naar ontwerp van K. van der Gaast. Onder het opvallende tentdak, bestaande uit twaalf hypparschalen op tien kolommen, bevinden zich enkele losstaande gebouwen.
Het transformatorhuisje (Ringbaan Noord 472) uit circa 1925 is een goed voorbeeld van een klein, maar zorgvuldig vormgegeven stuk straatmeubilair.
Gedenktekenen. Het bronzen standbeeld van koning Willem II (Heuvel ong.) door E.F. Georges stamt uit 1853 en stond oorspronkelijk op het Buitenhof te 's-Gravenhage. Het beeld heeft een zandstenen sokkel met op de hoeken vier bronzen vrouwenbeelden, allegorieën op het Koningschap, de Wetgeving, de Welvaart en het Beschermheerschap
Tilburg, Standbeeld koning Willem II
Tilburg, R.K. begraafplaats Bredaseweg
van het Vaderland. Het gedenkteken voor oud-burgemeester J.F. Jansen achter de Heikese kerk werd in 1904 ontworpen door J.J. Haarselhorst en diende oorspronkelijk als drinkfontein. Het standbeeld van Petrus Donders (Wilhelminapark ong.) werd in 1926 vervaardigd naar ontwerp van de firma J.P. Maas & Zn. uit Haarlem. T. Dupuis maakte in 1933 het bronzen beeld van Mgr. Zwijsen. Het staat nu tegen de zuidgevel van de Heikese kerk, maar oorspronkelijk stond het voor het paleis van Willem II opgesteld, waar het moest wijken bij de aanleg van de Schouwburgring en het Stadhuisplein. Het gedenkteken voor Willem II (Willemsplein ong.), ontworpen door van T. Buijnsters, verving in 1987 een ouder gedenkteken, dat herinnerde aan het overlijden van de koning in 1847.
Begraafplaatsen. Voor het R.K. kerkhof van de parochie Goirke, zie bij de Goirkese kerk. De R.K. begraafplaats Bredaseweg (nr. 45) [34] werd in 1811 in gebruik genomen. Uitgezonderd een klein protestants deel werd het in 1832 bestemd voor de katholieken van de Heike-parochie. De begraafplaats werd in 1887 afgesloten door een gietijzeren toegangshek met twee engelenbeelden in neogotische vormen, gemaakt door A. van der Schoot en L. Petit. De bakstenen pijlers kregen tussen 1887 en 1903 twintig levensgrote gietijzeren heiligenbeelden, geschonken door vooraanstaande (textielfabrikanten)families. De grafkapel van de familie Mutsaerts (1901) werd ontworpen door de Brusselse architect E. Saly. Verder zijn de grafkapellen van de families Bogaers (neogotisch, 1901) en Brouwers (1932), gemaakt door L. Petit, interessant. Dichtbij de uit 1865 stammende Calvarieberg bevindt zich het graf van de in 1900 vermoorde Marietje Kessels, de elfjarige dochter van de muziekinstrumentenfabrikant Kessels. V. Barette ontwierp voor het graf een witmarmeren beeld van een meisje dat haar armen om een kruis slaat. De R.K. begraafplaats Laarstraat (nr. 18b) [35] van de parochie Korvel dateert uit 1852 en heeft onder andere een grafkapel in neoclassicistische vormen van de textielfabrikant A. Diepen († 1895), gemaakt door L. Petit. De R.K. begraafplaats St.-Josephstraat (nr. 3) [36] van de parochie Heuvel stamt uit 1873. Hier liggen onder meer het omheinde graf van de familie Uppenkamp-De Rooij uit 1901 en rijke graven van de familie Houben, bezitters van een wolververij op de Koningshoeven. De Isr. begraafplaats (Delmerweg 27), ten westen van de stad, ontstond in 1855. Voordien begroef de joodse gemeente haar doden in Oisterwijk. Het metaarhuis dateert uit omstreeks 1880.
| |
| |
Tongerlose hoeve (Reitse Hoevenstraat 129). Deze oorspronkelijk 17de-eeuwse, voorm. boerderij van de norbertijnerabdij van Tongerlo, dankt haar huidige aanzien aan een ingrijpende restauratie en reconstructie omstreeks 1970. Op het erf staan een tiendschuur, een karschop en een bakhuis. De schaapskooi werd nieuw opgetrokken. Het Processiepark (Pater Dondersstraat 16-18) is gewijd aan de redemptoristen-missionaris Peerke (Petrus) Donders († 1887), die in Suriname werkzaam was en in 1982 zalig werd verklaard. Het complex bestaat uit een houten bidkapel uit 1923 naar Surinaams voorbeeld met daarnaast zijn in 1931 herbouwde geboortehuis, een weverswoning met bedsteden en weefkamer, en een monument uit 1933 gemaakt door K. Lücker. Het aangrenzende park uit 1924 kreeg in 1926 een kruisweg. De huidige levensgrote staties dateren uit 1936. Ter gelegenheid van zijn zaligverklaring werd in het midden van het park een openluchtkapel opgericht. |
|