| |
Bergen op Zoom
Stad ontstaan op een zandrug, de ‘Zoom’, in een veenachtig gebied tussen de Scheldedelta en de westrand van het Brabants zandplateau. Aan het begin van de 13de eeuw ontgon men de veengronden (de Meeren) ten oosten van de Zoom. Voor de afwatering daarvan heeft men de zandrug doorgraven met de zogeheten Grebbe, die het noordelijke deel van de latere stad doorkruiste vanaf de Korenmarkt tot aan de Haven.
In de eerste helft van de 13de eeuw ontving Bergen op Zoom stadsrechten van de heer van Breda. Rond de Grote Markt had zich toen een bescheiden stedelijke kern gevormd bij de St.-Gertrudiskerk. Het marktterrein omvatte waarschijnlijk eerst ook nog het bouwblok tussen Fortuinstraat, Kortemeestraat en Kremerstraat. Iets van de Markt verwijderd, aan de Wouwsestraat, lag het St.-Maartensgasthuis. De Markt was het kruispunt van enkele landwegen, die in de stad de hoofdassen gingen vormen: vanuit het noorden de Steenbergsestraat - Fortuinstraat, vanuit het oosten de Wouwsestraat - Zuivelstraat en vanuit het zuiden de Korte Bosstraat - Hoogstraat.
De stad was belangrijk als voorpost van het hertogdom Brabant tegen het verder doordringen van de invloed van de graaf van Holland en Zeeland. Vanaf 1287 vormden stad en land van Bergen op Zoom een zelfstandige heerlijkheid, afgescheiden van de heerlijkheid Breda. De oudst bekende ommuring van de stad werd omstreeks 1330-'35 gebouwd. Het min of meer ronde tracé van de muur liep binnen de ring Westersingel, Noordsingel, Van de Rijstraat, St.-Josephstraat, Kloosterstraat en Koepelstraat. Van de vier poorten bleef alleen de Lievevrouwepoort bewaard. Buiten die poort moet zich al in de 14de eeuw een voorstad hebben ontwikkeld.
De stad kreeg pas na enige tijd een plaats in de handelsroute vanuit Antwerpen via de Schelde naar het noorden. Omdat Bergen op Zoom op enige afstand van die rivier lag, moesten de schepen via een bochtige kreek en een gegraven waterloop - de Oude Haven - de stad bereiken. Door de verbinding met de Schelde was deze haven een getijdehaven. De Lievevrouwestraat vormde de verbinding tussen haven en markt. Vanaf het midden van de 14de eeuw hield men te Bergen op Zoom twee vrije jaarmarkten, met als belangrijkste handelsgoederen Engels laken, wol en meekrap.
De grote stadsbrand van 1397 legde vrijwel de gehele stad in de as. De huizen langs de hoofdstraten werden kort daarna weer herbouwd, zij het veelal nog in hout. De in de tweede helft van de 14de eeuw ten noorden van de Grebbe aangelegde Nieuwe Markt kreeg omstreeks 1400 de bestemming van vismarkt (nu St.-Catharinaplein). Hier werd het St.-Jacobsgasthuis gebouwd. In 1444 trof andermaal een grote brand de stad. De bloeitijd van Bergen op Zoom lag tussen 1470 en 1530. In die tijd raakten de terreinen tussen de hoofdassen verder bebouwd. Men legde enkele nieuwe straten aan in het stadsdeel ten noorden van de Grebbe. Die waterloop raakte in de loop der tijd ook steeds verder overkluisd. De minderbroeders, de cellebroeders en de cellezusters vestigden zich in de stad en reeds eerder hadden de karmelieten en de begijnen hun ‘cellen’ in
| |
| |
Bergen op Zoom, Binnenstad
1 | R.K. Grote of St.-Gertrudiskerk (zie p. 71) |
2 | R.K. kerk van de H. Maagd Maria Ten Hemel Opneming (p. 75) |
3 | Synagoge (p. 75) |
4 | R.K. St.-Catharinakapel (p. 75) |
5 | Geref. kerk (p. 76) |
6 | Lievevrouwe- of Gevangenpoort (p. 76) |
7 | Stadhuis (p. 77) |
8 | Blokstallen (p. 79) |
9 | Groot Arsenaal (p. 79) |
10 | Gouvernement (p. 79) |
11 | Provoosthuis (p. 79) |
12 | Klein Arsenaal (p. 79) |
13 | Spuihuis (p. 79) |
14 | Algemeen Burger Gasthuis (p. 79) |
15 | Rijksscholengemeenschap (p. 80) |
16 | Wilhelminakazerne en officierscasino (p. 80) |
17 | Postkantoor (p. 80) |
18 | Mollerlyceum (p. 80) |
19 | Markiezenhof (p. 80) |
20 | Huize St.-Gertrudis (p. 85) |
21 | Watermolen (p. 87) |
22 | Suikerfabriek (p. 87) |
23 | ravelijn Op den Zoom (p. 88) |
de stad ingericht. De stedelijke welvaart werd gebruikt om de St.-Gertrudiskerk ambitieus te vergroten; een tweede vergroting moest omstreeks 1545 worden gestaakt. Een ander belangrijk bouwproject was de vergroting van het stadspaleis van de heren van Bergen op Zoom tussen 1485 en 1515. In 1533 werd de heerlijkheid door keizer Karel V tot markiezaat verheven, waarna het stadspaleis werd aangeduid als de Markiezenhof.
Belangrijke stedenbouwkundige ingrepen in het laatste kwart van de 15de eeuw waren de inrichting van de Korenmarkt (rond 1482), de aanleg van straten in de zuidwesthoek van de stad (Roskamstraat, Lindebaan) en de omwalling van het Havenkwartier buiten de Lievevrouwepoort (1484-'91). De omwalde voorstad kreeg in 1505-'08 aan de westzijde een stenen front met twee landpoorten en een waterpoort. De Lievevrouwepoort bleef na de stadsuitbreiding in gebruik als gevangenis.
Voor de stedelijke nijverheid waren de meekrapindustrie (meestoven) en de pottenbakkerij belangrijk. In de bloeiperiode was de stad aantrekkelijk voor lakenhandelaren en handelsvestigingen van Engelse kooplieden en de Duitse Hanze. De handelspositie van de stad verminderde echter sterk vanaf 1530, toen na de St.-Felixvloed de Oosterschelde begon te verzanden en de scheepvaart meer en meer uitweek naar de Westerschelde. Hierdoor raakten ook de Bergse jaarmarkten in verval.
In de 17de en 18de eeuw was de pottenbakkerij een belangrijke tak van nijverheid in Bergen op Zoom. De ontwikkeling van de stad werd toen echter vooral bepaald door haar strategische ligging bij de grens tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. Na de belegering van 1588 door Spaanse troepen onder bevel van Parma werd de stad versterkt met een uitgebreid stelsel van bastions, lunetten en ravelijnen, naar plannen van onder meer Adriaan Anthonisz. en David van Orliëns. De nieuwe vesting was pas enkele jaren voltooid toen Spaanse troepen onder bevel van Spinola in 1622 de stad belegerden.
De oude stadsmuur werd afgebroken bij de modernisering en uitbreiding van de vestingwerken tussen 1698 en 1713, naar plannen van Menno van Coehoorn. Bij een belegering door Franse troepen in 1747 legden de beschietingen het zuidoosten van de stad en een groot deel van de St.-Gertrudiskerk in de as. Het opruimen van enkele verwoeste huizen maakte
| |
| |
Bergen op Zoom, Plattegrond van de vesting rond 1825
vergroting van het plein achter de kerk mogelijk (Parade/Thaliaplein). De risico's van de vestingfunctie werden nog eens duidelijk toen in 1831 het kruitmagazijn De Stoelemat ontplofte, waarbij grote schade werd aangericht in de omgeving van de Lievevrouwepoort. De industrialisatie kwam in het midden van de 19de eeuw op gang door de vestiging van ijzergieterijen (als eerste Asselbergs in 1847), suikerfabrieken (als eerste die van P. Wittouck in 1862), een spiritusfabriek en een potasraffinaderij. De fabrieken kwamen vooral te liggen bij de Lindebaan en rond de Haven en het Havenkanaal. Bergen op Zoom kreeg in 1863 een station aan de nieuwe spoorlijn Roosendaal-Vlissingen.
De vesting Bergen op Zoom werd in 1867 opgeheven. De ontmanteling vond plaats in de jaren 1868-'90 onder leiding van ingenieur der Genie, F.W.J. van Gendt. Ten zuiden van en oosten van de oude binnenstad kwam een relatief omvangrijke stadsuitbreiding tot stand. Ten noorden van de binnenstad werd eerst de Burg. Stulemeijerlaan bebouwd. In het interbellum verrees tussen de Noordsingel en de omgelegde waterloop De Zoom een hele nieuwe wijk. De stad groeide toen ook verder ten oosten van het spoor en langs de sinds 1867 al sporadisch bebouwde uitvalswegen, met name in de omgeving van de Prins Bernhardlaan en de Antwerpsestraatweg. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen rondom de stad nog diverse nieuwe wijken. De nieuwe Theodorushaven werd de kern van een groot industriegebied (1959-'64). Het reconstructieplan De Ranitz (1960) stelde de bereikbaarheid van de binnenstad voor autoverkeer voorop. Van dit plan realiseerde men in 1970 alleen de Westersingel. De demping van delen van de Oude Haven in 1950 en 1964 heeft het Havenkwartier aangetast en aan de oostkant van de binnenstad verrezen grote bedrijfs- en winkelpanden. Verder heeft de oude binnenstad weinig te lijden gehad; het centrum met de Stationsstraat en een deel van de Antwerpsestraat zijn dan ook beschermd stadsgezicht.
De R.K. Grote of St.-Gertrudiskerk (Grote Markt 10) [1] heeft een door ambitie en rampspoed getekende geschiedenis. De al in de eerste helft van de 13de eeuw genoemde kerk zal rond het midden van de 14de eeuw zijn vernieuwd. In 1428 werd het een collegiale kerk en niet lang daarna begon men met een totale vernieuwing van de bestaande kruisbasiliek. In 1443 is er sprake van een ontwerp van de Antwerpse bouwmeester Evert Spoorwater voor een omgang rond het koor. De kerk, in verbouwing, moet zware schade hebben geleden bij de stadsbrand van 1444. Het nieuwe driezijdig gesloten koor kreeg zijkapellen, een omgang en - blijkens bouwsporen - drie driezijdig gesloten straalkapellen. De zuilen van het koor zijn voorzien van koolbladkapitelen. De triforiumnissen hebben in Brabantse traditie een balustrade, versierd met vierpasmotieven. Tegen de noordelijke zijkapel van het koor verrijst omstreeks 1475 nog een overwelfde sacristie.
Bij de bouw van transept en schip ging men waarschijnlijk uit van een na de stadsbrand herzien bouwplan. Van het schip kwamen vier traveeën met zijkapellen tot aan de 14de-eeuwse toren en de zijbeuken naast die toren tot stand. Het voornemen de oude toren af te breken ten behoeve van een langer schip en een nieuwe toren meer naar het westen werd niet uitgevoerd. De zijbeuken zijn even breed als het middenschip. De kerk is grotendeels opgetrokken in baksteen en heeft aan de buitenzijde een bekleding in Gobertangesteen. De versierende elementen als balustraden, pinakels, hogels en kruisbloemen en de constructieve elementen als steunberen en luchtbogen waren of zijn nog van Ledesteen.
De vernieuwde kerk werd in 1470 ingewijd, maar al snel waren er nieuwe bouwplannen. Bouwmeester Anthonis I Keldermans kreeg in 1489 opdracht een nog grotere kerk te ontwerpen. Naar diens ontwerp begon men, overigens pas in 1504, met de bouw van een tweede transept met zijbeuken - een bijzonderheid die verder alleen bij de Hooglandse kerk te Leiden en de Stevenskerk te Nijmegen is verwezenlijkt - en een nieuw driezijdig koor met omgang. Het bewaard gebleven deel van het oostelijk transept (de westelijke zijbeuk) heeft muren versierd met blinde nissen met gedrukte rondbogen met toten, zware bundelpijlers bij de viering en een overwelving met stergewelven, rustend op schalken met koolbladkapitelen. De totale vernieuwing van de kerk bleek te hoog gegrepen: het economische tij keerde en in 1539 werd een nieuw, soberder plan gemaakt. Het nieuwe transept en koor bracht men rond 1545 nog onder de kap, maar daar bleef het bij; de bouw van een nieuw schip ondernam men niet. De inrichting van de Sacramentskapel, tevens grafkapel van de markiezen van Bergen op Zoom, werd rond 1565 voltooid.
De protestanten, die het gebouw rond
| |
| |
Bergen op Zoom, R.K. St.-Gertrudiskerk
Bergen op Zoom, R.K. St.-Gertrudiskerk, plattegrond
1590 overnamen, gebruikten alleen het schip en het transept voor hun kerkdiensten (de ‘Preekkerk’). Het koor en de westelijke zijbeuk van het tweede transept vormden een ‘Wandelkerk’. De rest van het ‘Nieuwe Werck’ werd door het dichtzetten van de scheibogen afgescheiden en verviel tot een indrukwekkende ruïne, die goede diensten bewees als steengroeve voor onderhoudswerk en bouwprojecten elders in de stad.
De beschieting van de stad in 1747 resulteerde in het uitbranden van de Gertrudiskerk, waarbij schip en transept het zwaarst te lijden hadden. Uit diverse herbouwplannen koos men uiteindelijk voor een sober plan van de Rotterdamse architect David van Stolk. Bij de herbouw in
| |
| |
Bergen op Zoom, R.K. St.-Gertrudiskerk kort na de beschieting in 1747
de jaren 1750-'52, onder leiding van Dirk Dykerhof, werd het muurwerk verlaagd, waardoor de lichtbeuk van de basilicale opbouw verviel. Het schip kreeg houten tongewelven en bakstenen topgevels. Voor de eredienst gebruikte men voortaan alleen het schip, dat met houten schotten werd afgescheiden van het transept (1762) en de langs de toren doorlopende zijbeuken of kapellen (1818). De kapel ten noorden van de toren is in 1954 gerestaureerd. Nadat de Nederlands-hervormde gemeente in 1966 de kerk had verlaten, begon in 1969 een grootscheepse restauratie onder leiding van E.A. Canneman en J. de Wilde, uitgaande van de toestand van 1752. Het werk was net op gang gekomen toen in april 1972 het schip en het transept van de kerk uitbrandden. Opnieuw moest een bouwplan worden herzien. In 1986 was de kerk gereed en in het volgende jaar kwam het gebouw in gebruik voor de rooms-katholieke eredienst.
Door alle rampspoed is het gebouw in zwaar verminkte toestand tot ons gekomen. De oorspronkelijk zo rijzige kerk van Spoorwater is in het schip slechts behouden gebleven tot het niveau van de arcade en in transept en koor tot het niveau van het triforium. Het driebeukige schip heeft men bij de restauratie om financiële redenen tot één ruimte samengevoegd, zonder zuilen en scheibogen. De nieuwe houten tongewelven rusten op een stalen constructie van liggers en kolommen, die tevens de kapconstructie van het nieuwe, omlopende schilddak boven het middenschip draagt. De kruisribgewelven van de noordelijke zijkapellen van het schip zijn gereconstrueerd, maar die aan de zuidzijde bleven gespaard bij de brand. Aan de zuidzijde is in 1987 een kapel ingericht voor het St.-Sebastiaangilde. Van de afgescheiden kerkruimten aan weerszijden van de toren dient de Zuiderkapel als dienstruimte en is de Noorderkapel ingericht als Dagkerk.
Bij de restauratie zijn de in het interieur van de kerk aangetroffen schilderingen zoveel mogelijk gerestaureerd. De kolommen van het koor tonen wijdingskruisen en zwarte kaders van rouwborden. De zogeheten Rode Kapel heeft een rode beschildering met wapenschilden en
Bergen op Zoom, R.K. St.-Gertrudiskerk kort na de brand in 1972
samengebonden pijlen - een verwijzing naar de H. Sebastiaan, patroonheilige van de handboogschutters. Verder bevindt zich hier een verplaatste, waarschijnlijk 16de-eeuwse, schildering van een in het zwart geklede bisschop of abt. De noordelijke zijkapel van het koor heeft eveneens een verplaatste schildering, voorstellende een dode in een graf en een daarboven staande engel. De noordoostelijke steunbeer van de toren laat een laat-15de-eeuwse schildering van de stad Jeruzalem zien. Op de noordelijke vieringspijler van het voormalige ‘Nieuwe Werck’ zijn kelken, hosties en het Lam Gods met kruisvaan afgebeeld. Deze schildering vormde in de 16de eeuw de achtergrond van een sacramentshuis. Tegen de oostwand van de kerk staan vijf rijke, zij het in 1747 en 1972 beschadigde, grafmonumenten opgesteld. Tussen 1979 en 1984 zijn ze alle grondig gerestaureerd. Het oudst zijn de (oorspronkelijk elders opgestelde) 16de-eeuwse epitafen, de drie andere grafmonumenten zijn 17de-eeuws en dateren van na de protestantisering van de kerk.
Het hardstenen epitaaf voor Johanna van Glymes († 1532) en Adriaan van Reymerswaal († 1534) is in reliëf uitgevoerd en toont man en vrouw knielend onder een boog voorzien van sierlijke renaissance-ornamenten en beslagwerk. Rondom de figuren zijn wapenschilden
| |
| |
Bergen op Zoom, R.K. St.-Gertrudiskerk, grafmonument Charles Morgan (1992)
aangebracht. Vergelijkbaar is het epitaaf voor Eleonora Micault († 1539) en Jeronimus van Tuyll, heer van Serooskerken († 1571), uitgevoerd in Doornikse steen en bij de restauratie lichtblauw gesausd. Het in verschillende natuursteensoorten uitgevoerde grafmonument van Willem van der Rijt († 1641), drossaard van Bergen op Zoom vanaf 1621, en zijn vrouw Judith van Aeswijn († 1625) dateert uit 1625. Onder een door zuilen en pilasters gedragen overhuiving zijn man en vrouw in vrijstaande beelden knielend weergegeven. Bij de restauratie zijn de hoofden, armen en handen van de figuren gereconstrueerd. Vergelijkbaar van opzet maar decoratiever en maniëristischer in uitwerking is het slechts enkele jaren later opgerichte grafmonument van Lodewijk de Kethulle († 1631) - hij was vanaf 1618 gouverneur van Bergen op Zoom - en zijn weduwe Emerentia van Ravensway († 1634). Bij dit monument ontbreken de beelden van de overledenen. De bekroning van de overhuiving toont in reliëf een geharnaste ridder op een steigerend paard; een afgehakte hand op de grond verwijst naar een duel dat Lodewijk uitvocht tijdens het beleg van Deventer. Op de muur achter dit monument bevindt zich een zwarte kaderschildering. Dit is ook het geval bij het bijzonder fraai gedetailleerde en grotendeels in wit marmer uitgevoerde grafmonument van Charles Morgan († 1642) - gouverneur van Bergen op Zoom vanaf 1631 - dat wordt toegeschreven aan de beeldhouwer François Dieussart. De gouverneur is liggend in zijn wapenrusting uitgebeeld. In een halfronde nis met classicistische omlijsting, versierd met wapenschilden, staan de beelden van Charles Morgans dochter Anna en kleindochter Elizabeth; een beeld van kleinzoon Thomas is verdwenen. De weergave van bedroefde familieleden is origineel voor het midden van
de 17de eeuw. Aan weerszijden van het middenstuk zijn wapenrustingen met diverse krijgsattributen te zien.
Verder hangen er in de kerk twee epitafen uit de tweede helft van de 16de eeuw en een replica van een gedenkplaat voor Judocus Bets († 1541) en zijn echtgenote Anna Nicolai (Anna Klaasdochter). Van de rouwborden resteert alleen dat van Carel Duco, graaf van Aumale († 1791). Twee memorieplaten herdenken de Engelse officieren die in 1814 voor de stad zijn gesneuveld. Ten slotte zijn er nog rijk versierde grafzerken uit de 15de tot en met de 18de eeuw.
Van de na het bombardement van 1747 vernieuwde inrichting resteren twee koperen kaarsenkronen; de ene met dubbele rij armen is in 1753 gegoten door Johan Specht en de andere, met een driedubbele rij armen, draagt de wapenschildjes van de schenker, de Rotterdamse burgemeester Walter Senserff. Het overige meubilair van de kerk ging verloren bij de brand in 1972. De vroeg-18de-eeuwse eiken kansel in de Dagkerk is in 1980 aangekocht. De tochtportalen van het westelijke dwarsschip hebben vroeg-18de-eeuwse deuren, afkomstig uit een Maastrichtse patriciërswoning. Om het tekort aan meubilair op te lossen heeft men uit diverse gesloopte of verbouwde kerken meubilair overgebracht, zoals een deel van een 18de-eeuwse communiebank uit een schuilkerk aan de Korenmarkt. Vooral van de in de jaren 1987-'89 tot schouwburg verbouwde kerk ‘De Maagd’ is meubilair overgenomen, zoals het orgel, dat is vervaardigd door de Duitse firma Carl Rudolf & Richard Ibach en ingewijd in 1864. De monumentale kast, een ontwerp van architect E.A.J. Cels, is vervaardigd in het Turnhoutse atelier van H. Peeters Dievoort. Uit dezelfde kerk komen verder onder meer biechtstoelen (eerste kwart 18de eeuw en 1862), de kuip van de preekstoel (laatste kwart 18de eeuw), een doopvont met koperen deksel (19de eeuw), enkele neobarokke altaren en enkele glas-in-loodramen. In de zuidelijke arm van het ‘Nieuwe Werck’ is in 1989 een gedenkteken geplaatst ter ere van de heren en markiezen van Bergen op Zoom; hun stoffelijke resten waren het jaar daarvoor overgebracht uit de kerk van de H. Maagd, waar zij sinds 1829 rustten. Dit deel van de kerk heeft enkele glas-in-loodramen van Joan Collette (1953, 1957), afkomstig uit de gesloopte St.-Josephkerk.
De toren is ondanks alle ambitieuze bouwplannen nooit vervangen. Hij dateert uit het derde kwart van de 14de eeuw en vormt het oudste gedeelte van de kerk. De bakstenen kern heeft een bekleding van Gobertangesteen en wordt versterkt door overhoekse steunberen. De spitsboogvensters van de bovenste stenen geleding zijn voorzien van galmborden. In eerste opzet stond de toren vrij voor de kerk, maar in de 15de eeuw is hij ingebouwd tussen de doorgetrokken zijbeuken van het schip. De daknok van het 15de-eeuwse middenschip reikte tot het bovenste muurwerk van de toren. Aan de zuidoostzijde bevindt zich een later aangebrachte, veelhoekige traptoren met koepelvormige afdekking. Het gewelf in het torenportaal is in 1472 geslagen en heeft een beschildering met bladmotieven. De ingangspartij aan de zijde van de Grote Markt is omstreeks 1475 gemaakt.
De achtkantige houten lantaarn (‘De Peperbus’) dateert uit 1750-'52. Hij is met lood bekleed en wordt bekroond door een koepeldak met opengewerkte kleine lantaarn. In de toren hangen twee klokken van Ciprianus Crans, gegoten in 1753. De toren liep in 1944 oorlogsschade op en werd in 1949-'52 hersteld onder leiding van J.A. van der Steur. De houten bovenbouw is toen anderhalve meter opgevijzeld en kreeg een betonnen onderbouw. Op de trans is een natuurstenen balustrade aangebracht. In de lantaarn hangt de ‘Julianabeiaard’ met 48 klokken, in 1951-'55 gegoten door gieterij Eijsbouts te Asten en als enige beiaard in Nederland gestemd met de zogenaamde Pythagoreïsche stemming.
| |
| |
Bergen op Zoom, R.K. kerk van de H. Maagd Maria Ten Hemel Opneming (nu schouwburg)
De toegangen naar de kerk aan de Grote Markt en de Zuivelstraat worden afgesloten door 18de-eeuwse smeedijzeren hekken, aan de Markt tussen hardstenen kolommen bekroond met gebeeldhouwde vazen. Aan de Kerkstraat staat een gerestaureerd ijzeren hek dat vóór 1987 het plein voor de kerk van de H. Maagd afsloot. Het werd in 1860 gemaakt door de firma Asselbergs naar ontwerp van E.A.J. Cels.
De voorm. R.K. kerk van de H. Maagd Maria Ten Hemel Opneming (Grote Markt 32) [2] is in 1824-'29 in neoclassicistische stijl gebouwd naar ontwerp van J.E. Franssen uit Antwerpen. De klokkentoren, waarvan de onderste geleding in 1828 tot stand kwam, heeft een uitbundige spits uit 1857-'58 naar ontwerp van de Brusselse architect E.A.J. Cels. Halverwege de spits geven vier dakkapellen toegang tot een houten omgang. De massieve voorgevel met pilasters, kroonlijst, attiek en tweede kroonlijst vormt met zijn witte bepleistering een groot contrast met de brede, in schoon metselwerk uitgevoerde hallenkerk, die echter grotendeels achter de bebouwing aan de Grote Markt schuilgaat. De grote, halfronde koorafsluiting aan de achterzijde in de Potterstraat wordt geflankeerd door twee in 1877 aangebouwde sacristieruimten. Het pand Potterstraat 25, in 1906 gebouwd naar ontwerp van Q.J. Horsten, was in gebruik als repetitie- en vergaderlokaal. Het driebeukige interieur wordt verdeeld door grote zuilen met ionische kapitelen en segmentboogvormige scheibogen onder een kroonlijst. Deze opzet wordt in het koor langs de binnenzijde van de muur voortgezet en in de absis rondgevoerd. De middenbeuk heeft een gedrukt tongewelf en de zijbeuk gedrukte kruisgewelven, alle uitgevoerd in stucwerk. In 1988-'90 is de kerk verbouwd tot stadsschouwburg, naar plannen van O. Greiner. Hoewel de hoofdmassa van de kerk in grote lijnen is gerespecteerd, heeft het interieur een volledige transformatie ondergaan. In de absis is de beschildering van Joan Collette uit 1951-'52 bewaard gebleven. De kerkinventaris en enkele glas-in-loodramen zijn overgebracht naar de St.-Gertrudiskerk. Er resteren nog enkele glas-in-loodramen van P. Clijsen uit 1935-'36. Het nieuwe voorplein is een ontwerp van A. Volten.
De voorm. synagoge (Koevoetstraat 39) [3] is een onderkelderd zaalgebouw met schilddak uit 1832. De voorgevel is geleed met pilasters, heeft rondboogvensters met houten roeden en draagt het opschrift ‘Door milddadigheid van den besten koning 5593’. De linker zijgevel heeft blinde rondboognissen. In het interieur bevinden zich een torah-nis met verhoging, een biema en een galerij met balustrade voorzien van rankenversiering. De kelder bevat resten van een rituele badruimte.
Bergen op Zoom, R.K. hulpkerk en R.K. kerk van O.L.-Vrouw van Lourdes
De R.K. St.-Catharinakapel, gelegen achter het verzorgingstehuis St.-Catharina (St.-Catharinaplein 25) [4], is een eenbeukige, bakstenen kapel in de vorm van een Latijns kruis. De kapel is in 1894-'95 gebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van C.P. van Genk. In 1933 werd het schip naar ontwerp van J. en W. Oomen verlengd en voorzien van een nieuwe voorgevel. Boven het centrale rondboogvenster zit een nis met daarin een beeld van de H. Catharina. De kapel heeft kruisribgewelven van stucwerk; de koorsluiting een waaiergewelf. Er zijn kleurrijke glas-in-loodramen uit de bouwtijd en uit 1933. Tot de rijke neogotische kerkinventaris behoren het hoogaltaar, enkele houten heiligenbeelden, gepolychromeerde gipsen kruiswegstaties van F. de Vriendt en een preekstoel van J. van Genk.
De voorm. R.K. hulpkerk (Lourdesplein 1) is een basilicale pseudokruiskerk, in 1918 gebouwd naar plannen van J. van Gils in afwachting van de nog te bouwen hoofdkerk (O.L.V. van Lourdes). Het gebouw heeft een sobere, maar zorgvuldig vormgegeven voorgevel (met het opschrift ‘Per Mariam ad Jesum’), rijker gedecoreerde transeptgeveltjes en aan de achterzijde een kleine toren. Na de bouw van de hoofdkerk was het patronaatsgebouw en parochiehuis; nu dient het als wijkcentrum.
| |
| |
De R.K. kerk van O.L.-Vrouw van Lourdes (Prins Bernhardlaan 66) is een in 1926-'28 gebouwde bakstenen kerk op vierkante grondslag met transepten, absiden, zijkapellen en een twaalfkantige koepel. Links naast de ingang staat een opvallend hoge, zich naar boven toe versmallende toren, die Italiaans aandoet. Een in 1918 door J. van Gils gemaakt ontwerp werd niet uitgevoerd. Pierre (jr.) en J.Th.J. Cuypers maakten een aangepast, soberder ontwerp, dat in zijn ordening en vormgeving romaniserend aandoet. In het interieur is gebruik gemaakt van verschillende soorten baksteen, geglazuurde tegels, gemetselde sierpatronen en grote glas-in-loodvensters. De centrale absis heeft een graatgewelf en een lambrizering van sierlijk gemetselde paraboolbogen. De toren werd in 1944 door de Duitsers opgeblazen, waarbij ook de aangrenzende Lourdesgrot werd verwoest. Het herstel van kerk en toren werd in 1954-'55 uitgevoerd. De voorm. pastorie (Prins Bernhardlaan 64), een groot rechthoekig pand met driezijdig gesloten erkers en een hoog dak, is in 1917 wel naar ontwerp van J. van Gils gebouwd.
Het Gebouw St.-Vincentiusstichting (Blauwehandstraat 36) verrees in 1867 naar ontwerp van C.P. van Genk. De bakstenen lijstgevel is versierd met tandlijsten, een keperfries en de vergulde inscriptie ‘H. Vincentius Gesticht’.
Het voorm. St.-Josefklooster (Bernadettestraat 2) is een drielaags T-vormig pand met schilddak, gebouwd 1926 naar ontwerp van P. de Nijs en J. van Groenendael, en in de trant van De Bazel. Het trapportiek is omlijst met kunstgraniet. Aan de voorgevel prijken
Bergen op Zoom, Geref. kerk
Bergen op Zoom, R.K. kerk H. Antonius Abt
tegeltableaus, een beeld van de H. Jozef en siermetselwerk in geometrische patronen.
De Geref. kerk (Bolwerk-Zuid 134) [5] is in 1927-'28 gebouwd naar het ontwerp van B.T. Boeyinga in expressionistische stijl. Het gebouw heeft een vierkante grondslag en een hoog opgaand, kruisvormig dak bekroond met een vierkante spits. De spleetvormige vensters van de hoog opgaande puntgevel aan de Bolwerkzijde waren oorspronkelijk voorzien van glas-in-lood. Het interieur bevat een podium met avondmaaltafel, een dooppodium met sierlijk bewerkt doopvont in tropisch hardhout, een kansel met klankbord en daarboven een orgel. De oorspronkelijke orgelkast, ontworpen door Boeyinga, is vervangen door een modernere versie. De decoratie van het interieur is voornamelijk in hout en met geometrische motieven uitgevoerd. Bij de kerk behoren een predikantenwoning (Bolwerk-Zuid 136) en een kosterswoning (Drabbestraat 1)
De Luth. kerk (Faurestraat 14), tevens in gebruik bij de Geref. kerk vrijgemaakt, is een ontwerp van F.J. Rampart. Het sobere, hoog opgetrokken gebouw in felrode baksteen dateert uit 1939. De vormgeving toont invloeden van de Nieuwe Zakelijkheid. De pastorie (Faurestraat 16) is in het gebouw opgenomen. In de kerk bevindt zich een orgel uit 1857 van de Bergense orgelbouwer C.J. Rogier.
De R.K. kerk H. Antonius Abt (Rembrandtstraat 52) dateert uit 1951 en is een vijfbeukige, basilicale kerk met voorhal en grote halfronde koorabsis. De voorgevel wordt geflankeerd door lage, vierkante torens met koperen daken, de absis door vierkante klokkentorens met tentdak. Het ontwerp van J. de Lint is in de trant van de Bossche School en geïnspireerd op vroeg-christelijke voorbeelden. Zowel de voorgevel als de absis zijn geleed met reeksen rondboognissen. De voorm. pastorie (Rembrandtstraat 48) werd in 1865 gebouwd en hoorde bij de voorgangster van de huidige kerk.
De R.K. kerk van het Allerheiligst Hart van Jezus (Piusplein ong.) is een centraalbouw met vierkante plattegrond, voorhal en absiden, in 1951-'52 opgetrokken naar plannen van A. Siebers en W. van Dael in de trant van de Bossche School. Het ontwerp is geïnspireerd op vroeg-christelijke en byzantijnse voorbeelden. De centrale achtkante koepel met houten lantaarn rust in het interieur op een dubbele arcade van zuilen. De kapitelen van die zuilen, het altaar en het H. Hartbeeld zijn uitgevoerd door N. Steenbergen. De pastorie (Kastanjelaan 160) dateert uit dezelfde tijd als de kerk.
De Lievevrouwe- of Gevangenpoort (Lievevrouwestraat ong.) [6] zal rond 1335 zijn gebouwd. De poort bestaat uit een rechthoekig bakstenen gebouw met ronde hoektorens bekleed met Gobertangesteen. De torens hebben drie bouwlagen, waarvan de onderste twee met een koepelgewelven zijn overdekt. De oostgevel is waarschijnlijk in 1497 verbouwd en voorzien van arkeltorentjes. De authentieke westgevel van het poortgebouw vertoont bouwsporen
| |
| |
Bergen op Zoom, Lievevrouwe- of Gevangenpoort
Bergen op Zoom, Lievevrouwe- of Gevangenpoort, plattegrond begane grond en tweede verdieping
van een verdwenen weergang of mezekouw tussen de ronde torens. De trapgevel aan deze zijde is gesloopt. De doorgang heeft een spitsbogig tongewelf, korfboogvormige spaarnissen en gleuven voor een valhek.
De omwalling van het Havenkwartier aan het eind van de 15de eeuw maakte de poort overbodig, maar omdat ze als gevangenis dienst deed, heeft men haar laten staan. De aangrenzende stukken stadsmuur werden in 1525 gesloopt, de voorpoort met brug en de tussen muren gelegen binnenplaats (voorwerk) in 1619. Vanaf de middeleeuwen stonden tegen de poort ook huizen aangebouwd, maar deze zijn in de loop der tijd alle afgebroken. De poort liep schade op bij de ontploffing van kruitmagazijn ‘De Stoelemat’ in 1831 en zeven jaar later door brand. Het gebouw is gerestaureerd in 1931-'32, onder leiding van A.J.L. Juten, met adviezen van J. Kalf en H. van Heeswijk. Een tweede restauratie werd uitgevoerd in 1953-'54. In de beeldnissen boven de doorgang zijn nieuwe beelden geplaatst, aan de westzijde een Mariabeeld van P. van Dongen (1934), aan de oostzijde een Mariabeeld van A. Termote (1954). Het trappenhuis aan de noordzijde dateert uit 1935 en is in 1954 gewijzigd.
Het oude stadhuis (Grote Markt 1) [7] heeft zich ontwikkeld rondom het Schepenhuis, dat voor het eerst als zodanig wordt vermeld in 1403. Door aankoop van het rechter buurhuis, de ‘Leeuwenborch’ in 1498, en ‘De Olifant’ - een poortgebouw over de St.-Annastraat - in 1544 werd het stadhuis verder vergroot. Daarna volgden nog uitbreidingen in de zijstraat en rond de achterplaats. In 1611 bouwde men voor het Schepenhuis en de ‘Leeuwenborch’ een nieuwe gevel in Gobertange-steen. Het benedengedeelte
| |
| |
Bergen op Zoom, Stadhuis
van die gevel, tot aan de eerste waterlijst, heeft een laat-gotische detaillering; hier is wellicht nog gebruik gemaakt van delen van een oudere gevel. Het bovenste deel, vooral de beeldnissen en de topgevel met fronton, lijstwerk, voluten en obelisken, toont de renaissance-stijl van het begin van de 17de eeuw. De topgevel is voorzien van de wapenschilden van Brabant en Bergen op Zoom aangebracht, de spreuk ‘Mille periculus supersum’ (Duizend gevaren overwonnen) en een door Peeter van den Gheyn in 1614 gegoten luidklokje. De restauratie van het stadhuis in de jaren 1930-'38 stond onder leiding van H. van Heeswijk. De voorgevel werd ontdaan van de 19de-eeuwse bepleistering en kreeg weer stenen kruisvensters. Verder is de topgevel toen vrijwel geheel vernieuwd. Een in 1784 aangebrachte beeldnis met het beeld van Constantia (standvastigheid) verving men door een deur. De beeldnissen op de verdiepingen kregen reconstructies van de oorspronkelijke beelden uit 1613. Het beeld van Justitia (gerechtigheid) is vervaardigd door F.J. van Hall en dat van Prudentia (voorzichtigheid) door M. Andriessen. Ten slotte werd het huidige bordes met gebeeldhouwd stadswapen voor het gebouw geplaatst. Na een onderbreking als gevolg van de Tweede Wereldoorlog kon men de restauratie van het complex in 1952-'54 afronden onder leiding van H. de Lussanet de la Sablonière. Toen heeft men ook bij het poorthuis het bovendeel van de gevel (vanaf de waterlijst) naar een 18de-eeuwse afbeelding hersteld met kruisvensters en Vlaamse gevels.
Het Schepenhuis en het huis ‘Leeuwenborch’ bestaan beide uit een voor- en een achterhuis en zijn beide onderkelderd. Bij de stadsbranden van 1397 en 1444 hebben ze schade opgelopen en ze zijn daarna hersteld of herbouwd. Tegen de achtergevel is in 1589 een lage traptoren met halfronde sluiting aangebouwd, uitgevoerd in baksteen met natuurstenen banden en voorzien van een ronde lage spits; in de toren bevindt zich een houten spiltrap. De achterhuizen van beide panden hebben in 1916 een extra verdieping met plat dak gekregen. Door de restauraties en verbouwingen is van het oorspronkelijke interieur relatief weinig over of op zijn oude plaats. De belangrijkste interieurstukken in het Schepenhuis zijn: een laat-gotische, natuurstenen schouw, een houten trap uit 1619 - gewijzigd in 1952 - met fraai bewerkte balusters en leuningen, en ten slotte gebeeldhouwde balkconsoles. Het pand ‘Leeuwenborch’ heeft een tweebeukige, 14de-eeuwse kelder met kruisribgewelven, in het midden rustend op ronde zuilen met kapitelen in de stijl van de Scheldegotiek. Ook in dit gebouw zijn verschillende renaissance-sleutelstukken bewaard. De zogenaamde Markiezenzaal op de bel-etage is verbouwd in 1938 en 1972. De glas-in-loodramen zijn vervaardigd door H. Basart (1938). In de zaal hangt een 18de-eeuws wandtapijt van A. Trautwijn. De Witte Zaal op de eerste verdieping heeft een schouw en muurkastjes uit 1619 en een stucplafond uit 1753. De kapconstructie van dit deel van het stadhuis dateert waarschijnlijk van na de stadsbrand van 1444. In 1611 is de kapconstructie van het Schepenhuis aan het oudere deel aangepast.
Van het onderkelderde, vroeg-16de-eeuwse poortgebouw ‘De Olifant’ is het rechter deel voorzien van een insteekverdieping. Tot de aankoop door de stad in 1544 diende het als zijhuis van het huis ‘De Draak’ (Grote Markt 38). Omstreeks 1588 werd het gebruikt als accijnskantoor en daarna heeft het nog vele bestemmingen gehad. Het ondiepe pand is in 1881 aan de achterzijde uitgebreid. De bovenste verdieping heeft een inrichting uit 1916 met wandbetimmering in 17de-eeuwse trant. Aan de St.-Annastraat achter ‘De Olifant’ bevinden zich enkele aanbouwen uit 1612, oorspronkelijk in gebruik als secretarie en griffie. Aan de oostzijde van de binnenplaats achter het stadhuis staat de Nieuwe
| |
| |
Herenkamer uit 1638, opgetrokken in baksteen met natuurstenen banden. Het gebouw heeft een in 1702 dichtgemetselde galerij met geprofileerde korfbogen en hergebruikte hardstenen zuilen met koolbladkapitelen. De trapgevel aan de noordzijde is voorzien van jaartalankers. Het interieur bevat gebeeldhouwde en gepolychromeerde balkconsoles. Aan de westzijde van de binnenplaats, langs de St.-Annastraat, bevinden zich het voorm. politiebureau uit 1888 en het voorm. archiefgebouw uit 1934-'35. Diverse oude bouwfragmenten uit het stadhuiscomplex zijn verwerkt in een van de gevels aan de binnenplaats. Ook het achterpoortje van de binnenplaats is uit verschillende bouwfragmenten samengesteld. Achter dit poortje verrees in 1976-'77 nog een nieuwe secretarie. Het stadhuis heeft nu voornamelijk een representatieve functie.
De voorm. Blokstallen (Blokstallen 2-3) [8] zijn twee 18de-eeuwse militaire paardenstallen. Een derde blokstal (nr. 1) is gesloopt bij de aanleg van de Westersingel. De langgerekte bakstenen gebouwen hebben één bouwlaag onder een hoog zadeldak. Blokstal nr. 2 werd in 1745 gebouwd voor 105 paarden en nr. 3 in 1764 voor 94 paarden; de eerste heeft rondboogvensters en -deuren, de tweede segmentvormige strekken boven vensters en deuren en daartussen oeil-de-boeufs.
Bergen op Zoom, Blokstallen
Blokstal nr. 2 is bij een verbouwing in 1952 voorzien van betonconstructies. De kapconstructie is wel goed bewaard gebleven. In de jaren 1984-'87 is het pand gerestaureerd en verbouwd tot gemeentelijk archief. In de zijgevels zijn toen hoge dakkapellen aangebracht. Blokstal nr. 3 is in gebruik voor het jongerenwerk. De plinten van beide gebouwen zijn geteerd; de strekken en rondboogomlijstingen van de vensters en de deuren heeft men wit geschilderd (met zwarte bies).
Het Groot Arsenaal (Rijtuigweg 44) [9], een langgerekt gebouw van drie bouwlagen onder een hoog zadeldak, is gebouwd in 1764. De vensters in de lange gevels hebben een hardstenen omlijsting. De middendoorgangen aan de lange zijden zijn voorzien van hardstenen, classicistische poortomlijstingen waarop het wapen van de Staten-Generaal (later voorzien van koningskroon), vaandels en krijgsattributen zijn aangebracht. Op een sluitsteen staat de naam B.I. de Roy. Het arsenaal werd in 1880 verbouwd tot kazerne; tegenwoordig is het weer opslagplaats voor het leger.
Het voorm. Gouvernement (Wouwsestraat 1) [10] was de residentie van de gouverneur van de stad. Het heeft zijn huidige vorm gekregen in 1770-'71, door de verbouwing van een ouder gouvernement uit 1668, dat weer was ontstaan uit enkele laat-middeleeuwse gebouwen, waarvan nog kelders, muren, balklagen en een kapconstructie bewaard bleven. Nu is het geheel een symmetrisch gebouw met omlopend zadeldak en sobere 18de-eeuwse lijstgevels. Door de sloop van het naastgelegen 13de-eeuwse St.-Maartensgasthuis in 1770-'71 onstond een tuin. Van 1819 tot 1922 was het gebouw in gebruik als Militair Hospitaal; in 1993-'94 is het verbouwd tot winkelcentrum. In de toen tot plein omgevormde tuin zijn de omtrekken van het middeleeuwse gasthuis - een zaal met toren en een gekoppelde eenbeukige kapel - zichtbaar gemaakt.
Het voorm. Provoosthuis (Potterstraat 36) [11] is in 1783 gebouwd als woning voor de militaire provoost van het garnizoen en deed dienst als zetel voor de krijgsraad en als militaire strafgevangenis. De classicistische voorgevel heeft een middenpartij met kolossale hardstenen blokpilasters en een houten kroonlijst met fronton. In 1814 werd het als magazijn van de genie ingericht, maar nu heeft het een horecabestemming.
Het Klein Arsenaal (Dubbelstraat ong.) [12], een munitieopslagplaats uit 1787, is een sober rechthoekig gebouw van twee bouwlagen met hoog schilddak. Het pand was na een verbouwing in 1880 in gebruik als kazerne; nu is het weer opslagplaats.
Het Spuihuis (Spui 1) [13] kreeg zijn huidige vorm in 1838, waarschijnlijk naar ontwerp van stadsarchitect J. Vergroesen. De door verzakking licht gedeformeerde, bakstenen voorgevel heeft kolossale, bakstenen blokpilasters, een houten kroonlijst met fronton en daarboven een vierkant klokkentorentje met bakstenen hoekpilasters en korte spits. In het torentje hangen een vroeg-16de-eeuwse klok gegoten door Gheorgius Waghevens en een klok uit 1723 van Jan Albert de Grave. De kelder en een gedeelte van de achtergevel zijn restanten van een pakhuis van vóór 1838. Het pand is onder meer in gebruik geweest als woning voor de havenmeester.
Het Algemeen Burger Gasthuis (Van Dedemstraat 11) [14] uit 1880-'81 is een gebouw in classicistische vormen met middenpartij en dwarsgeplaatste zijvleugels, gebouwd naar ontwerp van C.P. van Genk. Het middenrisaliet heeft een opvallende vormgeving met decoratieve rondbogen in gele baksteen, waarbinnen op originele wijze met
| |
| |
wit geschilderde hardstenen bogen en ornamenten accenten zijn aangebracht. Het complex is onder meer in 1930-'31 uitgebreid en verbouwd. De bij het gasthuis behorende kapel is gesloopt.
De voorm. school C of De Krabbenkooi (Coehoornstraat 28-30) werd in 1882-'83 in opdracht van de gemeente gebouwd naar ontwerp van C.P. van Genk. Het gebouw heeft een middenvleugel en uitstekende dwarsvleugels. De voorm. onderwijzerswoning (Glymesstraat 1) is door een muur met de school verbonden.
De Rijksscholengemeenschap, oorspronkelijk Rijks H.B.S. (Burg. Stulemeijerlaan 24) [15] werd in 1882 gebouwd naar ontwerp van C.P. van Genk, overwegend in neorenaissance-vormen. De zadeldaken hebben grote overstekken in chalet-trant en zijn gedekt met in patronen gelegde rode en zwarte pannen. Natuurstenen reliëfs in de westgevel tonen een portretbuste en wetenschapssymbolen. Het complex is in 1903 en 1908 verder uitgebreid, gedeeltelijk in dezelfde stijl, gedeeltelijk in een soberder uitvoering. De voorm. conciërgewoning annex gymnastieklokaal (Burg. Stulemeijerlaan 26) was gevestigd in een bijgebouw. In 1958 is de hoofdingang verplaatst naar de noordzijde en is het trappenhuis gewijzigd. Later is de school nog verder uitgebreid.
De voorm. Wilhelminakazerne (Burg. Stulemeijerlaan 3) [16] is in 1899-1900 naar ontwerp van R. Scheffer gebouwd op grond die vrijkwam toen men de vesting ontmantelde. Het gebouw is overeenkomstig de genie-traditie sober uitgevoerd. Het naastgelegen voorm. officierscasino (Burg. Stulemeijerlaan 1) is gebouwd in 1934 in de vormen van de Nieuwe Zakelijkheid, waarschijnlijk naar ontwerp van J. Sparenburg.
Het voorm. postkantoor (Zuivelstraat 22) [17] verrees in 1912 naar ontwerp van D.E.C. Knuttel in sobere neorenaissance-vormen met jugendstil-elementen. Het gebouw bestaat uit enkele haaks op elkaar geplaatste bouwdelen, deels voorzien van tuitgevels met een gebogen bekroning. In de haakse hoek tussen hoofdpand en dwarsvleugel staat een traptorentje. Het gebouw is vergelijkbaar met het postkantoor van Terneuzen uit 1900.
Het Mollerlyceum (Bolwerk-Zuid 168-170) [18] werd in 1926-'28 gebouwd naar plannen van J. Wielders in expressionistische stijl, met een levendige afwisseling van bouwvolumes, platte daken en zeer steile dakschilden. De hoofdingang heeft mooi gedetailleerde houten deuren, glas-in-lood en sierbeslag. In de hal bevinden zich twee hoekbeelden van beeldhouwer P. van Os, wandbetegeling en een trap met balustraden in de stijl van het gebouw. Aan het symmetrische hoofdgebouw zijn een gymnastiekzaal, een achtervleugel (verhoogd in 1949) en een voorm. conciërgewoning aangebouwd. Later is de school nog verder uitgebreid.
Het Markiezenhof (Steenbergsestraat 6-8) [19] is een van de belangrijkste voorbeelden van laat-middeleeuwse stedelijke wooncultuur in Nederland. De basis voor dit stadspaleis zal in het
Bergen op Zoom, Markiezenhof
midden van de 14de eeuw zijn gelegd. Het eerste complex bestond uit een zaalgebouw met dwarsvleugel, traptoren en keuken ten noorden van de Grebbe. Door de aankoop van een perceel ten zuiden van die waterloop werd verdere uitbreiding van het complex in de eerste helft van de 15de eeuw mogelijk, waarbij de Grebbe werd overkluisd.
Eind 15de en begin 16de eeuw werd dit eerste complex in drie bouwfasen geheel vervangen door een nieuw en veel groter stadspaleis. De eerste fase (1485-1500) begon in opdracht van Jan II van Glymes (Jan metten Lippen) met de herbouw van de grote zaal. Na de dood van zijn vader in 1494 ging Jan III van Glymes verder met de afwerking van de zaal en met de bouw van een traptoren en een was- en bakhuis. Tijdens de tweede fase (1504-'08) liet Jan III het huishoudelijk kwartier
| |
| |
Bergen op Zoom, Markiezenhof, plattegrond
en het woonkwartier optrekken. Vervolgens kwam in zijn opdracht de derde fase tot stand (1508-'14), bestaande uit een kantoorvleugel, galerij en ingangsvleugel rond een grote binnenplaats en de bouw van enkele dienstgebouwen aan de achterplaats. Bij deze werkzaamheden was bouwmeester Anthonis I Keldermans betrokken in 1495 en in de jaren 1504-'12, en na hem ook Rombout Keldermans (1512-'22).
Na 1520 volgden nog veranderingen aan de inrichting van het Hof, zoals de plaatsing van de beroemde Christoffelschouw in 1522. De verfraaiing van het complex getuigde van de toenemende rijkdom van de heer van Bergen op Zoom. De opvolger van Jan III, Antonius van Glymes, werd in 1533 door Karel V tot markies verheven. Hij liet waarschijnlijk de galerijen rond de kleine binnenplaats bouwen. Na het voltooien van de huidige gevelwand met zijn karakteristieke vensterkorven, omstreeks 1540, was het voorlopig gedaan met de verbeteringen. In 1571 liet Philips II de bezittingen van de markies confisqueren. Met uitzondering van de jaren 1577-'81 kwam het Hof pas weer in 1612 in handen van de familie. Het Markiezaat bleef echter nog tot de Vrede van Munster in handen van de Staten-Generaal. Na 1648 werd het Hof opnieuw ingericht door de wettige erfgename Maria Elisabeth II van den Bergh. Het complex werd echter in 1672-'78 en in 1688-'98 nogmaals geconfisqueerd door de Staten-Generaal. Pas aan het begin van de 18de eeuw kon er weer sprake zijn van verbouwingen. Markies Francois Egon de la Tour, prins van Auvergne, liet in 1709 het woonkwartier ingrijpend vernieuwen en van een nieuwe tuingevel voorzien. Vanaf 1729 stond het complex vrijwel leeg en werden voornamelijk deformerende onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd, zoals het dichtmetselen van de galerijen en het afbreken van de traptoren van de grote binnenplaats. Van 1795 tot 1815 diende het complex als hospitaal en van 1819 tot 1957 als kazerne. Diverse grote en kleine wijzigingen deden verder afbreuk aan exterieur en interieur.
In de 20ste eeuw werd het Markiezenhof in verschillende fasen weer in de oude glorie hersteld. In 1901-'14 restaureerde men de voorgevel en enkele andere gevels naar plannen van A. Mulder. Onder leiding van J. Kalf en H. van Heeswijk werkte men in de jaren 1925-'31 verder, met name aan de grote binnenplaats. De meest ingrijpende restauratie begon in 1963, naar een restauratieplan van J.A.L. Bom en J. de Wilde. Men beoogde het herstel van de oorspronkelijke staat, met uitzondering van de tuingevel uit 1709, die gehandhaafd en hersteld werd. Vanaf 1968 leidde E.A. Canneman de restauratie en in de laatste fase C. Booij. De restauratie werd in 1987 afgesloten. Het complex is momenteel grotendeels in gebruik als museum.
Nu de lotgevallen van het Markiezenhof zijn geschetst, volgt een nadere beschrijving van de verschillende onderdelen van het complex.
De grote zaal [a] is in de huidige vorm tot stand gekomen in 1485. Van het 14de-eeuwse zaalgebouw resteert alleen het westelijke deel van de kelder. Het gebouw heeft bakstenen gevels met banden van witte kalksteen en een natuurstenen plint. De mode om speklagen toe te passen was in het westen van het land rond 1480 opgekomen. Ter hoogte van de verdieping is een tussen twee speklagen opgesloten natuurstenen waterlijst aangebracht, die bij de vensters onder- | |
| |
langs wordt omgevoerd. De architectuur van dit gebouw is bij de uitbreidingen herhaald, waardoor het complex ondanks de diverse bouwfasen toch een grote eenheid vertoont. Bouwmeester Anthonis I Keldermans lijkt alleen betrokken te zijn geweest bij de bouw in 1495 van de grote vierkante traptoren tegen de zuidgevel. Het gotische baldakijn tegen de noordgevel van de zaal is een reconstructie door restauratiearchitect Canneman. De verdieping was in gebruik als vergader- of raadzaal en heeft een grote gotische schouw. De benedenzaal zal hebben gediend als ontvangst- en feestruimte. Hier staat tegen de westgevel de in Mechelen gemaakte en in 1522 geplaatste, laat-gotische Christoffelschouw. Deze monumentale schouw is onder meer versierd met een groot reliëf, voorstellende St.-Christoffel die het Christuskind draagt. Op diverse plaatsen zijn de wapens van de geslachten Glymes en Brimeu te zien, de familiewapens van Jan III en zijn vrouw. Rombout Keldermans heeft de schouw mogelijk ontworpen, maar niet zelf geleverd. De schouw, die in 1844 naar het stadhuis was verplaatst, kon in 1972 op de oude plek worden herplaatst. Bij de restauratie is in de benedenzaal een tegelvloer naar 17de-eeuws model gereconstrueerd.
Achter de grote zaal staan de bottelarijvleugel [b] en haaks daarachter de keukenvleugel [c]. Deze gebouwen, voorzien van kelder en verdieping, kwamen tot stand in 1504. De beide bouwlagen van de bottelarijvleugel hebben aan de zuidzijde een gang - een nieuw element in die tijd. De benedengang heeft kruisgewelven. Tegen de zuidgevel staat een trappenhuis. De keukenvleugel, voorzien van een zadeldak tussen trapgevels, heeft later meer en grotere vensters gekregen, zoals nog in 1926 in de zuidgevel.
In vrijwel het hele complex zijn laat-middeleeuwse houtconstructies bewaard gebleven, maar het best in het huishoudelijk kwartier. Kenmerkend zijn de moer- en kinderbintbalklagen met hun lange houten, geprofileerde sleutelstukken op stenen consoles en de kapconstructies met gestapelde jukken. Een interessant detail vormen de sleutelstukken onder de dekbalken van de onderste jukken. Dit detail komt voor in de kappen
Bergen op Zoom, Markiezenhof, Christoffelschouw
van de huishoudelijke vleugels, van de grote zaal en van de woonvleugel; het laat zien dat ook de zolderruimtes voor bewoning werden gebruikt.
Het was- en bakhuis [d] werd rond 1500 gebouwd achter de hierboven genoemde gebouwen. Het is een onderkelderd eenlaagsgebouw met zadeldak tussen trapgevels en aan de noordzijde is een uitgebouwd vierkant trappenhuis. Alleen de noordgevel heeft speklagen. Van de drie ovens in de kelder zijn nog restanten aanwezig. Het westelijke kelderdeel heeft kruisgewelven rustend op een middenpijler. Momenteel dient het gebouw als restaurant. De waterput voor het gebouw is bij de restauratie gereconstrueerd.
Tegen de traptoren en de zuidgevel van de grote zaal sluit het zogenoemde woonkwartier [e] aan. Het kwam omstreeks 1506 tot stand rondom de kleine binnenplaats. In het inwendige is de detaillering van de natuurstenen consoles en de houten sleutelstukken rijker dan die van het huishoudelijk kwartier. In de oost- of tuinvleugel waren de eetkamer en de slaapkamers van de heer en de vrouw des huizes ingericht. De zuidoosthoek van deze vleugel heeft een uitgebouwde hoekkamer. Aan de binnenplaats staat een rechthoekige traptoren. De zuidvleugel was grotendeels in gebruik als gastenverblijf en werd rond 1531 verbeterd door de toevoeging van een, kort daarna vergrote garderobekamer aan de zuidzijde. Mogelijk omstreeks 1535 volgde de bouw van galerijen langs de zuidzijde en de westzijde (straatzijde) van de binnenplaats. De galerij aan de straatzijde heeft een verdieping die is voorzien van een in de kapconstructie opgenomen spitsbogig houten tongewelf zonder beschieting.
Bij de verbouwing van de oostvleugel in 1709 werd aan de tuinzijde een lijstgevel met grote vensters opgericht in Fransclassicistische stijl, waarschijnlijk naar ontwerp van architect Giroquel. De gevel is uitgevoerd in een combinatie van natuursteen en baksteen. Tegelijk werd de oriëntatie van woonvleugel afgewend van de kleine binnenplaats naar de tuin- | |
| |
zijde. Voor de nieuwe gevel werd de 16de-eeuwse kapel afgebroken. Verder was het nodig de balklagen te verplaatsen en de kapconstructie op te krikken. De uitgebouwde hoekkamer en het trappenhuis van het huishoudelijk kwartier paste men in hoogte aan bij de nieuwe gevel, die langs de noordzijde van de hoekkamer werd doorgetrokken. Van de inrichting uit 1709 zijn alleen enkele parketvloeren bewaard gebleven.
Restauratiearchitect Canneman richtte in dit deel van het gebouw stijlkamers in 18de-eeuwse trant in.
De gebouwen rondom de grote binnenplaats ten noorden van het zaalgebouw verrezen tussen 1508 en 1514, vermoedelijk naar plannen van Anthonis I Keldermans. Allereerst kwam in 1508 een kantoorvleugel [f] tot stand, bestemd voor de domeinraad (Raad- en Rekenkamer) en het leenhof. De archiefruimte heeft een stenen netgewelf, waarvan de ribben rusten op beschilderde kraagstenen, versierd met schildjes. Onder deze ruimte bevindt zich een overwelfde kelder. Sinds 1967 is de archiefkamer ingericht als Mariakapel. De vleugel had oorspronkelijk een plat dak met koperen afdekking en natuurstenen balustrade, maar sinds de restauratie een zadeldak tussen trapgevels. In de overwelfde poortdoorgang naar de achterplaats bevindt zich een gedenksteen ter ere van het 3de regiment infanterie.
De ingangsvleugel [g] aan de Steenbergsestraat verrees in 1510 en bevatte een onderkelderde portiersruimte met insteek, het poortgebouw en het deels onderkelderde Hofmeestershuis. Het zadeldak is geklemd tussen de trapgevel aan de noordzijde en de trapgevels van het kruisvormig dak van het poortgebouw. De vleugel heeft een sierlijker architectuur dan de oudere bouwdelen; dit komt tot uitdrukking in de hoog opgetrokken schoorstenen, de Vlaamse gevels en het geheel met natuursteen beklede benedendeel van de gevel aan de straatzijde. Hier bevindt zich ook een monumentale toegangspoort met tudorboog, opgenomen binnen een rijk geprofileerde omlijsting. In de nis boven de doorgang prijkte vroeger het wapen van de heer van Bergen op Zoom. Nu staat er een in 1914 door het atelier van Christelijke Kunst te Stratum vervaardigd Christoffelbeeld. De door G. Kemperman gesneden deurnaald is versierd met een beeld van Johannes de Doper, beschermheilige van het huis Glymes. Het belangrijkste architectonische element van de ingangsvleugel is de hoge, achtkantige traptoren van de Hofmeesterswoning, die tevens dienst deed als uitzichttoren. Wegens verzakking was hij gedeeltelijk gesloopt, maar bij de restauratie is hij tot de oude hoogte herbouwd met gereconstrueerde ingesnoerde spits voorzien van uivormige bekroning. De kapel naast de traptoren werd rond 1525 ingericht en voorzien van een erker op getrapt uitgebouwde natuurstenen consoles. De huidige vensters van de erker dateren uit 1928 (aangepast in 1983).
De noordzijde van de grote binnenplaats sloot men in 1512-'13 af met de galerijvleugel. [h] De begane grond bestaat uit een overwelfde, open galerij met slanke kolonetten waartussen tudorbogen zijn geslagen. Bij de restauratie is de ooit dichtgemetselde galerij weer heropend en voorzien van netgewelven.
De grote zaal op de verdieping boven de galerij kreeg vermoedelijk omstreeks 1525 twee gotische schouwen. Bij de restauratie heeft men het oorspronkelijke platte dak met natuurstenen balustrade in gotische trant gereconstrueerd.
Aan de ommuurde achterplaats staan achter het reeds genoemde huishoudelijke kwartier nog enkele dienstgebouwen uit omstreeks 1514. Deze gebouwen hebben alleen aan de plaatszijde speklagen. Het stalgebouw [i] met (gereconstrueerde) lage traptoren is een restant van een veel groter stallencomplex met bijgebouwen dat in het eerste kwart van de 19de eeuw werd afgebroken. Aan de tuinzijde is bij de restauratie naar ontwerp van E.A. Canneman een nieuwe vleugel toegevoegd, uitgevoerd in 18de-eeuwse vorm om niet te contrasteren met de tuingevel van het woonkwartier. Het gebouw is nu in gebruik als openbare bibliotheek. De achterplaats wordt aan de oostzijde afgesloten door een grote stenen voorraadschuur [j]. Het gebouw is herbouwd na een brand in 1935, waarbij alleen de grote tweebeukige kelder met tongewelven en het opgaand werk van de noordelijke en de oostelijke muur gespaard bleven. Naast de schuur geeft een natuurstenen poortje toegang tot de Hofstraat. Ten zuiden van de schuur en achter het stalgebouw is een beeldentuin ingericht. De tuin achter de woonvleugel is bij de restauratie in 18de-eeuwse stijl opnieuw aangelegd naar ontwerp van mevrouw E. Canneman-Philipse.
Woonhuizen. Het gebogen stratenpatroon van de stad heeft geleid tot een afwisselend verkavelingspatroon en straatbeeld. Dominant is het diepe huis met de noklijn haaks op de straat. Aan de Grote Markt en de hoofdstraten staan twee- en drielaags panden. In de achterstraten en randgebieden vinden we ook eenlaagsbebouwing, vooral 19de-eeuwse arbeiders- en hovenierswoningen. Het beeld van de binnenstad van Bergen op Zoom wordt bepaald door 18de- en 19de-eeuwse bakstenen of gepleisterde lijstgevels met schuiframen, maar daarachter gaan tientallen huizen met veel oudere bouwmuren, kelders, balklagen en kappen schuil.
Aan de Grote Markt staat een aantal panden van middeleeuwse oorsprong. Het hoekhuis Onse Vrouwe (Grote Markt 5) heeft een goeddeels gaaf eiken houtskelet en een kap met gestapelde jukken uit het tweede kwart van de 15de eeuw. Het pand werd in 1747 beschadigd en daarna ingekort. De kelder loopt door onder twee achter gelegen panden aan de Kremerstraat. Bij de restauratie in 1966-'68 zijn resten van de in Gobertangesteen gebouwde voorgevel weer in het zicht gebracht. Het Mariabeeld onder gotisch baldakijn is bij de restauratie door A. Slinger vernieuwd.
Het diepe en brede pand De Draak (Grote Markt 38) is rond 1500 ontstaan bij een ingrijpende verbouwing in opdracht van koopman Pieter Gielisz. Van het 14de-eeuwse pand bleven alleen de met tongewelven overdekte kelders over. Aan de over het erf aangelegde St.-Annastraat werden twee onderkelderde achterhuizen toegevoegd. Het voorhuis werd herbouwd met een hardstenen voorgevel, waarvan resten onder de witte bepleistering bewaard zijn gebleven. Het pand is vanouds in gebruik geweest als herberg en dient nu als hotel. Bij restauraties vanaf 1969 zijn de oude eikenhouten balklagen weer in het zicht gebracht en kreeg het voorhuis wederom een insteekverdieping en een nieuwe onderpui.
| |
| |
Het huis St. Joris (Grote Markt 37) is in 1498 in opdracht van kaarsenmaker Jan Herrents ingrijpend verbouwd en vergroot. Dit pand met voor- en achterhuis heeft resten van 14de-eeuws muurwerk, een kelder met 15de-eeuws tongewelf en verder eiken samengestelde balklagen voorzien van geprofileerde sleutelstukken. De mansardekap en de rijk versierde lijstgevel, met natuurstenen balkon en gipsen guirlandes, dateren uit 1897. Beeldhouwer F. Antheunis gaf opdracht voor deze verbouwing en heeft wellicht zelf de gevelornamenten vervaardigd. Sinds 1918 is het pand onderdeel van het naastgelegen hotel ‘De Draak’. Het achterhuis bevat een monumentaal art-deco-trappenhuis uit de jaren '30 van de 20ste eeuw. Het huis is tussen 1961 en 1985 in fasen gerestaureerd, waarbij onder meer de pui is vernieuwd.
Van de overige laat-middeleeuwse huizen achter een jongere gevel noemen we er nog enkele. De Balanche (Fortuinstraat 3) heeft achter de midden-19de-eeuwse lijstgevel een voor- en achterhuis met nog grotendeels 14de-eeuwse bouwmuren en laat-middeleeuwse kelders en balklagen. Van De Kerre (Potterstraat 10), een tweelaags onderkelderd pand, moet het voorhuis rond 1443 zijn vernieuwd. Het achterhuis dateert uit de 16de eeuw en is rond 1700 verhoogd. De laat-17de-eeuwse stenen voorgevel kreeg in het tweede kwart van de 19de-eeuw nieuwe empire-vensters en -deuromlijsting. De Grote en de Kleine Linde (Potterstraat 22) is een mogelijk 14de-eeuws pand dat in 1494 werd verlengd en met een verdieping werd verhoogd; de zolderbalklaag en de kapconstructie dateren van deze vergroting. Het pand is voorzien van een zijhuis met poortdoorgang. Het huis Cranenborch (Grote Markt 11) heeft in de bakstenen zijgevel speklagen van kalksteen en restanten van een houten pui of vakwerkwand. Het pand moet omstreeks 1500 ingrijpend zijn verbouwd.
De belegering van 1588 en vernielingen door muitende soldaten enkele jaren daarvoor hebben naar schatting geleid tot verwoesting van de helft van de huizen van Bergen op Zoom. Bij het herstel verving men veel houten gevels door stenen gevels. Huizen die kort na 1588 zijn
Bergen op Zoom, Woonhuis Oostenrijk
herbouwd, zijn De Crone (Fortuinstraat 15) uit 1590, De Violette (Steenbergsestraat 9) uit 1593 - de deuromlijsting is uit 1886 - en het hoekhuis Valkenborch (Noordzijde Haven 60) uit 1600.
Het hoekhuis Oostenrijck (Lievevrouwestraat 56), een onderkelderd tweelaags pand uit 1600, heeft een maniëristische voorgevel. De rechthoekige, geprofileerde omlijstingen boven de ontlastingsbogen van de verdiepingsvensters gaan over in smalle pilasters, die rusten op gebeeldhouwde consoles. De kroonlijst dateert van omstreeks 1750 en de houten onderpui met hardstenen plint uit 1879. Tegen de zijgevel staan twee smalle aanbouwen met schilddak. De restauratie in 1975 bracht bij de verdiepingsbalklaag een in het tweede kwart van de 17de eeuw aangebrachte beschildering met rankmotieven, grotesken, beslagwerk en medaillons aan het licht. Bij de herbouw na 1588 zijn de grote middeleeuwse huizen dikwijls vervangen door twee of meer kleinere huizen. Een goed voorbeeld hiervan is De Borse (Grote Markt 36). Dit hoekpand is in opdracht van Marcus Mertensz. in 1612 in steen herbouwd, waarbij men gebruik maakte van de stenen kelders met tongewelven en de houtconstructies van het 15de-eeuwse houten huis ter plaatse. Het oude huis had één grote kap met gestapelde jukken; bij de splitsing gebruikte men bij het rechterdeel de bovenste jukken en bij het linkerdeel de onderste jukken opnieuw. De later wit geschilderde gevels zijn opgetrokken in baksteen met hoekblokken, speklagen en waterlijsten in Gobertanger steen. Sinds 1980 is het pand onderdeel van het naastgelegen hotel ‘De Draak’, waarbij een nieuwe pui is aangebracht.
De begin-17de-eeuwse gevel van het huis Arcke Noë (Zuidzijde Haven 11) is voorzien van sierankers en natuurstenen waterlijsten en banden. De uitkragende, geprofileerde ontlastingsbogen rusten op gebeeldhouwde consoles. Er zijn drie gevelstenen, waarvan twee met maskers en de middelste met de huisnaam en een afbeelding van de ark. De kroonlijst en de deuromlijsting zijn vroeg-19de-eeuws. Aan de straat geeft een kelderluik toegang tot een uitgebreid keldercomplex dat aan de achterkant onder de tuin doorloopt. Andere 17de-eeuwse gevels met korfboogvormige ontlastingsbogen, al dan niet geprofileerd en voorzien van gebeeldhouwde zandstenen blokken zijn te vinden bij De Hollandsche Thuijn (Zuidzijde Haven 27), het Kleine Hof (Goudenbloemstraat 21-23; achtergevel) uit circa 1626, het huis Lammeken (Dubbelstraat 4-4a) uit 1647, het hoekhuis Groot Rennenberg (St.-Catharinaplein 1-1c) uit 1648 en het huis de Ooievaar (Zuidzijde Haven 79) uit 1652. De meeste van deze panden hebben bij restauraties in de jaren '70 en '80 van de 20ste eeuw een nieuwe of gereconstrueerde onderpui gekregen.
Het Wapen van Engeland (Lievevrouwestraat 29) heeft een uit 1629 daterende en in dodenkop geschilderde baksteengevel, versierd met natuurstenen waterlijsten, banden en maniëristische ornamenten. In cartouches is het bouwjaar aangegeven; een derde cartouche toont een wapenschild. Interessant zijn de dubbele pilasters met dunne ionische kapitelen op de tweede verdieping. De trapgevel ging verloren bij de ontploffing van het kruitmagazijn De Stoelemat in 1831 en werd vervangen door een houten kroonlijst.
Van een zeldzame rijkdom is de laatmaniëristische, zandstenen voorgevel van het hoekhuis London (Lievevrouwestraat 41), opgetrokken in 1647. De gevelstenen tonen symbolen van het brouwersvak en een brouwerij, de toenmalige
| |
| |
Bergen op Zoom, Woonhuis London
functie van het pand. De gevel heeft pilasters voorzien van ionische en corinthische kapitelen en is verder onder meer versierd met guirlandes, cartouches, putti, maskers en voluutvormige consoles met acanthusbladversiering. De geveltop is vervangen door een rechte houten kroonlijst; de vensters hebben later nieuwe ramen gekregen. Bij de restauratie in 1978 is de gevelbeschildering zoveel mogelijk hersteld. De fraai gedetailleerde gietijzeren vensters van de onderpui en de aangrenzende vensters in de zijgevel zijn omstreeks 1860 aangebracht.
Bij de belegering in 1747 richtten de beschietingen veel schade aan bij de huizen in het zuidoosten van de stad. Daar, maar ook elders in de stad, vinden we voorbeelden van de herbouw uit de tweede helft van de 18de eeuw. Het gaafst is de Halle van Diest (Hoogstraat 13), voorzien van een brede lijstgevel met middenrisaliet, hoekpilasters en hardstenen plint. De gevel heeft nog originele schuifvensters. Ook de huizen Kerkstraat 23-31 zijn waarschijnlijk kort na het beleg herbouwd, waarbij nog bruikbare bouwdelen werden opgenomen. Het pand De Engel (Grote Markt 19) heeft nog een groot houten fronton met daarop in Romeinse cijfers het jaartal 1755.
In de tweede helft van de 18de en het begin van de 19de eeuw voegden rijke burgers huizen samen om een groter huis met brede gevel te krijgen. De Grote en de Kleine Wildeman (Hoogstraat 23-25) is hiervan een goed voorbeeld. Het brede huis Groenewoud (Lievevrouwestraat 20) is in de tweede helft van de 18de eeuw gebouwd en heeft deels nog het interieur uit die tijd. De grote lijstgevel met middenrisaliet en hoekpilasters kreeg later T-vensters en een gebosseerde pleisterlaag.
Het Groene Schildt (Lievevrouwestraat 28) heeft een vroeg-19de-eeuwse lijstgevel met schuiframen, classicistische deuromlijsting en hardstenen plint. De forse kroonlijst is versierd met een tandlijst en triglyphen. Rechts naast het huis geeft een midden-17de-eeuws poortje toegang tot de Morganstraat. Ook elders in de stad zijn voorbeelden te vinden van huizen waarvan het achtererf bereikbaar is via een naastgelegen of inpandig poortje, zoals het huis De Biecorf (Lievevrouwestraat 31) met een poortje uit circa 1840, het huis De Verkeerde Werelt (Kortemeestraat 19) en het huis Metalen Pot (Zuidzijde Haven 3-5), dat een rijk gedecoreerde bakstenen lijstgevel uit 1888 heeft.
Huize Sint Gertrudis (Goudenbloemstraat 2) [20], een groot woningcomplex tussen de Blauwehandstaat en de Goudenbloemstraat, werd in 1855-'57 gebouwd naar ontwerp van C.P. van Genk. Het complex is in 1868 uitgebreid. De gevel aan de straatzijde is over de volle lengte voorzien van rondboogvensters en doorlopende kroonlijst. De achterzijde vertoont door het verspringen van daken en kroonlijst minder eenheid.
Bergen op Zoom, Gevelwand Stationsstraat
Bergen op Zoom, Huize Sint Gertrudis
Bovendien zijn hier de rondboogvensters in 1958 vervangen door vierkante vensters. De centrale ingang met triomfboogmotief en pilasters wordt bij de andere ingangen herhaald, maar dan met een enkele boog. Aan het gebouw prijken verschillende gedenkplaten en een medaillon voorstellende een zuil op wolken met daarop een brandend offerlam. Bij het complex hoort een grote tuin.
In de 19de eeuw werden veel gevels gepleisterd. In de tweede helft van die eeuw paste men vaak stucomlijstingen met kuiven, kroonlijsten op voluten en gebosseerde muurvlakken en risalieten toe. De Bergense architect C.P. van Genk was in deze periode bepalend voor de architectuur in de stad. In zijn werk domineren Zuid-Nederlandse invloeden. Hij maakte ook het ontwerp voor veel huizen aan de Stationsstraat. Deze straat geeft een goed beeld van de architectonische
| |
| |
Bergen op Zoom, Hoekpand Stationsstraat 12-12a/Wassenaarstraat 2
vormen vanaf 1868, met aan de zuidzijde (even nummers) wit gepleisterde herenhuizen en aan de noordzijde (oneven nummers) ook herenhuizen met baksteengevels voorzien van stucdecoraties in eclectische vormen. Het zijn vooral tweelaags huizen, waarvan sommige een mezzanino hebben. Het herenhuis Stationsstraat 28, nu in gebruik bij het kantongerecht, werd gebouwd als woning van de fabrikant A. Asselbergs. Hij gaf tevens de opdracht voor het gehele huizenblok aan de zuidzijde van de straat (nrs. 14-44). Zijn pand, dat monumentaler is uitgewerkt dan de rest, en de hoekpanden van het blok springen iets naar voren uit, waardoor de symmetrie van de hele gevelwand wordt versterkt. Binnen de hoofdstructuur hebben de huizen overigens wel een individueel afwijkende detaillering.
Uit 1879 dateert het statige pand De Blauwen Hondt (Grote Markt 30), ontworpen als pastorie voor de parochie van de H. Maagd. In het op Zuid-Nederlandse voorbeelden geïnspireerde neobarokke ontwerp van architect P.J. van Genk is rijkelijk gebruik gemaakt van hardstenen decoraties. Het hardsteenwerk is in 1995 geschilderd. Inwendig zijn nog enkele authentieke interieurs aanwezig.
C.P. van Genk ontwierp en bewoonde het in 1884 gebouwde hoekpand Stationsstraat 12-12A/Wassenaarstraat 2. De vormgeving is geïnspireerd op de Hollandse renaissance, met speklagen, metselmozaïeken en gebeeldhouwde sluitstenen. Gevelstenen tonen architectsattributen en het bouwjaar. Opvallend is de achtkantig uitgebouwde hoektoren, bekroond met ingesnoerde naaldspits en dakkapellen. Later is het pand opgesplitst en gedeeltelijk verbouwd tot winkel. Het neorenaissance-ontwerp van het herenhuis Het Swarten Anker (Steenbergsestraat 27) uit 1892 is op Zuid-Nederlandse voorbeelden geïnspireerd. Opvallend zijn de weelderig in hardsteen uitgewerkte ingangspartij met balkon en de half in baksteen, half in hardsteen uitgevoerde hoekpilasters. Het omlopend schilddak heeft rijk versierde dakkapellen. Links naast het huis geeft een in dezelfde bouwtrant opgetrokken poort met smeedijzeren hek toegang tot het achterterrein.
Een goed voorbeeld van jugendstil is Antwerpsestraat 34, gebouwd in 1909 met een gevel in rode verblendsteen en hardstenen decoraties. Het pand Klein Keteltje (Bosstraat 1), dat architect Q.J. Horsten in 1914 voor zichzelf ontwierp en liet optrekken, toont vooral in de ornamentiek de invloed van de jugendstil. Bij het landhuis Meilust (Meilustweg 1) uit 1905, gebouwd naar ontwerp van D. de Mol en Key, zijn ook jugendstil-motieven toegepast.
In expressionistische vormen werden in 1926 de woningen Hoogstraat 1a-c gebouwd met mezzanino en licht gegolfde voorgevel met baksteendecoraties; Steenbergsestraat 19a-e werd in vergelijkbare vormen opgetrokken. Het rond 1928 gebouwde huis Halsterseweg 129 heeft een zorgvuldig uitgewerkte expressionistische vormgeving, hetgeen met name zichtbaar is bij de detaillering van de schoorsteen en de geveltop. Langs het Bolwerk en de Zoom verrezen in de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw villa's en middenstandswoningen in expressionistische en zakelijke vormen. Villa De Vluchtheuvel (Noordzijde Zoom 73) uit 1934 heeft deels met hout beklede gevels - in geometrische vormen verwerkt - en samengestelde rieten zadeldaken met schild en wolfseind; het riet loopt hier en daar verticaal over de gevels door. De villa Bolwerk Noord 71 dateert uit 1936 en is gebouwd in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid naar ontwerp van C. Meyvis. Het pand is opgetrokken in gele baksteen boven een plint van zwarte tegels. De stalen raamkozijnen, de balkonbalustrade en de diverse hekwerken zijn uitgevoerd in bijpassende, strakke vormgeving. Eenvoudige volkswoningbouw uit het interbellum, met lijstgevels en mansarde- | |
| |
daken, is te zien aan de Amsterdamsestraatweg, de Emmastraat, de Julianastraat en de Koningin Frederikastraat. Een bijzonder eigen karakter hebben de traditionalistische woningblokken nabij de Vondellaan en de Kamperfoeliestraat uit circa 1939, gebouwd naar ontwerp van J. Bedaux.
Winkels en winkelpuien. Het winkelpand Grote Markt 21-22 ontstond in 1887 door samenvoeging van twee oudere huizen achter een gepleisterde gevel. De fraai gedetailleerde houten winkelpui werd in 1891 geplaatst voor nr. 22 en in 1901 doorgetrokken naar nr. 21. De klok dateert uit 1911 en is afkomstig uit Glashütte bij Dresden; de wijzerplaat is niet meer origineel. Het woonen winkelpand Lantern (Fortuinstraat 23) heeft bij een ingrijpende verbouwing in 1899, naar plannen van C.P. van Genk, een nieuwe gevel met houten winkelpui in neorenaissance-vormen gekregen. Bijzonder is ook het balkon boven de pui met rijk bewerkt smeedijzeren hek. Het winkelinterieur heeft nog de uit 1899 daterende betimmering, stucplafonds en toonbanken. Het woon- en winkelpand Mariahoek (Steenbergsestraat 1-1D/Lievevrouwestraat 2) is in 1900 in neorenaissance-vormen gebouwd naar ontwerp van C.P. van Genk. Grote, rond afgesloten winkelvensters bepalen het open karakter van de begane grond met ingebouwde tussenverdieping. De hoek wordt geaccentueerd door een houten erker met kroonlijst en torenachtige bekroning. Het grote winkelpand Het Reepken (Steenbergsestraat 2-4a/Kortemeestraat 1a) uit 1918 is een ontwerp van J. Gieles. Opvallend is het gebruik van kolossale ionische pilasters met casementen. De afgeronde hoek werd oorspronkelijk bekroond met een koepeltorentje, maar dat is in 1937 afgebroken. Het eenlaagspand Koepelstraat 35 heeft een aardige winkelpui uit 1921 in late jugendstil-vormen.
Hotel de Schelde (Antwerpsestraat 56), markant gelegen op de scherpe hoek met de Burg. de Roocklaan, verrees in 1930 naar ontwerp van F.C. Rampart. Het gebouw vertoont in de vormgeving zowel invloeden van het expressionisme als van de Nieuwe Zakelijkheid.
De watermolen (Oude Vissershaven
Bergen op Zoom, Woon- en winkelpand Mariahoek
ong.) [21] is in 1500-'03 gebouwd als getijdenmolen en bestaat uit een molenhuis met haaks daarop een woonhuis. De oranjerode bakstenen gevels hebben banden van Gobertangesteen. De ingang is voorzien van een natuurstenen korfboog. Het gebouw is diverse keren verbouwd. Inwendig zijn nog oude houtconstructies bewaard gebleven. Het molenrad met stenen voorbouw is verdwenen.
Industriegebouwen. Van het in 1862 opgerichte, en later diverse keren verbouwde complex van de voorm. suikerfabriek ‘Suceries de Breda et de Berg op Zoom’ (Zuidzijde Haven 39-41) [22], van de Brusselse industrieel P. Wittouck, resteren een lage hal, een rechthoekige tussenbouw en een grote hal (met ijzeren Polonceauspanten). De gebouwen hebben gietijzeren rondboogvensters. De voorm. bierbrouwerij (Brouwerijbaan 24) van de ‘Beiersche Bierbrouwerij Asselbergs-Van Heijst & Co’ dateert uit 1873 en is gebouwd met afbraaksteen van de vestingwerken. Het gebouw is in 1995 verbouwd en voorzien van nieuwe aanbouwen. Van de ijzergieterij Rogier, Nerincx en Richter resteren een fabrieksloods en een kantoorgebouw (Wattweg 3). De loods dateert uit 1882 en is een sober langwerpig eenlaags gebouw, in het midden voorzien van een houten fronton op pilasters. Het is een van de laatste gave gieterijgebouwen in de stad. Het kantoorgebouw is in 1900 in chaletstijl gebouwd, naar ontwerp van G.A. Horsten. Het pakhuis annex koffiebranderij Beursplein 5-5a is in 1884 gebouwd en in 1907 in bestaande vormen verhoogd voor een bovenwoning. De gepleisterde voorgevel heeft onder segmentboogvensters en boven T-vensters met geprofileerde omlijstingen en kuifversieringen. De tweede verdieping
| |
| |
is voorzien van een balkon met gietijzeren balustrade. Het pakhuis Potterstraat 51 heeft een bakstenen topgevel uit 1901 met getrapt fries en decoratieve gepleisterde banden. Het pand erachter is zeker veel ouder. De voorm. zeepfabriek Wassenaarstraat 40-40a werd in 1907 gebouwd naar ontwerp van C.P. van Genk voor Adriaan Vermeulen. Zijn naam staat nog boven de poort in de voorgevel. Bij de verbouwing tot woning in 1923 werd een extra travee met ingang en houten erker toegevoegd. De voorm. destilleerderij Potterstraat 13-13a kreeg in 1911 een bovenwoning. De voorgevel heeft een opvallende mezzanino.
Windmolen ‘De Twee Vrienden’ (Oude Huijbergsebaan 231), een ronde stenen bergmolen uit 1890, is gebouwd voor J.B. Janszoon en J. Elst. Het wiekenkruis heeft nog de oorspronkelijke ijzeren roeden. De molen is in 1979-'81 gerestaureerd.
De watertoren aan de Parallelweg is in 1899 gebouwd naar ontwerp van D. de Leeuw in neorenaissance-vormen. De ronde bakstenen toren heeft een op twee rondboogfriezen uitkragend reservoirgedeelte en een 16-zijdig tentdak op groot overstek, bekroond door een houten koepellantaarn.
Het voorm. filtergebouw van het waterleidingbedrijf (Mondafseweg 68-72) dateert eveneens uit 1899. Het is een langgerekt eenlaagsgebouw, waarvan het hogere middendeel in gebruik was als machinekamer en de lagere zijvleugels als dienstwoningen. De ingangspartij is uitgevoerd in chalet-vormen. Het ketelhuis met schoorsteen aan de achterzijde is afgebroken.
De hardstenen stadspomp op de Grote Markt dateert uit 1864 en is afkomstig uit België of Noord-Frankrijk. De pomp is in 1985 op de in oorsprong 15de-eeuwse put geplaatst.
De achtkante kiosk op het Thaliaplein (Parade) stamt uit het laatste kwart van de 19de eeuw en heeft gietijzeren zuiltjes en bogen met siersmeedwerk.
De fontein aan de Burg. Stulemeijerlaan werd in 1914 gemaakt door kunstsmid J. Dingemans en terrazzowerker G. Santuez. Op een hardstenen sokkel is in neogotische stijl een zeer luchtig smeedijzeren hekwerk met bekroning aangebracht,
Bergen op Zoom, Fontein Burgemeester Stulemeijerlaan
rijk versierd met dierfiguren en blad- en bloemmotieven.
Begraafplaatsen. De R.K. begraafplaats (Mastendreefong.) uit het laatste kwart van de 19de eeuw heeft grafzerken en kruisen in classicistische en neogotische trant, diverse beelden en enkele gietijzeren sierkruisen. Met name interessant zijn het grafmonumenten van de families Asselbergs en Verduijn; de eerste met beeld en symbolen van de ijzergieterij en met smeedijzeren hek (1888), de tweede met een treurende engel gemaakt door J. Custers (circa 1900). Het Britse en Canadese oorlogskerkhof (Ruytershoveweg ong.) is na 1945 aangelegd, met regelmatige aanleg en gebouwen in neoklassieke trant.
Het Anton van Duinkerkenpark werd in 1887 naar ontwerp van de Leuvenaar Lieven Rosseels aangelegd op de plaats van de voormalige vestingwerken. In het park staat een gedenknaald uit 1885 ter ere van 75 jaar Nederlandse onafhankelijkheid. De vijver met eiland is een restant van de inundatie van de Zoom.
Verdedigingswerken. Het belangrijkste restant van de eens zo uitgebreide vestingwerken rondom de stad is het in 1702 voltooide ravelijn Op de Zoom (Korneel Slootmanslaan ong.) [23], een vrij zeldzaam voorbeeld van een verdedigingswerk volgens het Nieuwnederlands Stelsel. De aarden wallen zijn bekleed met muurwerk van ijsselsteen, voorzien van kazematten. Inwendig is nog een kanonkelder en een geschutsgalerij aanwezig. Het ravelijn is in 1931-'32 onder leiding van H. van Heeswijk gerestaureerd. De binnenruimte is sinds 1977 openbaar plantsoen. Van de in 1584-'88 aangelegde vijfhoekige Waterschans (‘Zuydfort’) bij de Kop van 't Hoofd is voornamelijk nog de voorwal te herkennen, al kreeg dat door de dijkverzwaringen van de Oosterscheldewerken meer het karakter van een dijk. Samen met het geheel verdwenen ‘Noordfort’ beschermde het de toegang tot de haven. |
|