| |
Wijk bij Duurstede
Stad gelegen bij het punt waar de Nederrijn overgaat in de Lek en bij het begin van de Kromme Rijn. In het gebied zijn bewoningssporen aangetroffen uit de Vroege IJzertijd. In de Romeinse tijd moet bij het toenmalige, meer zuidoostelijk gesitueerde, splitsingspunt van Rijn en Lek een castellum van de Romeinse ‘limes’ hebben gelegen. Vermoedelijk in het begin van de 7de eeuw ontstond op die plek de belangrijke handelsplaats Dorestad. Vooral in de Karolingische tijd speelde Dorestad een rol van betekenis in het handelsverkeer van noordwest Europa. De nederzetting strekte zich vanaf de riviersplitsing over grote afstand uit langs de linkeroever van de (Kromme) Rijn. Archeologische opgravingen hebben delen van de nederzetting en de haven aan het licht gebracht. Onder de nieuwbouwwijk De Heul, ten noorden van de tegenwoordige stadskern, bevond zich een dichtbevolkt haven- en handelskwartier. Herhaalde plunderingen door de Noormannen, voor het laatst in 863 en het feit dat de nederzetting steeds verder van de zich naar het oosten verschuivende Rijn
Wijk bij Duurstede, Markt met Herv. kerk en raadhuis, omstreeks 1750
kwam te liggen, maakten in de tweede helft van de 9de eeuw een eind van de belangrijke handelspositie van Dorestad. Met name het noordelijke deel van Dorestad werd verlaten. De overgebleven agrarische nederzetting wordt in een oorkonde uit 948 aangeduid als de ‘villa’ Wijk. De grond in en rond Wijk was verdeeld in domeinen van de Duitse keizer en de Utrechtse kerk.
Door verzanding van de monding van de Rijn bij Katwijk nam de betekenis van de rivier omstreeks het jaar 1000 sterk af. In 1122 werd de (Kromme) Rijn bij Wijk van de Lek afgedamd om ontginning van de komgronden in het Kromme-Rijngebied (Langbroek) mogelijk te maken. De Kromme Rijn liep toen nog dwars door het latere stadsgebied. De dam lag vermoedelijk ter hoogte van het kasteelterrein. In 1256 kocht graaf Otto II van Gelre de voormalige keizerlijke vroonhof te Wijk. Dit betekende een belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van de nederzetting. De graaf gaf de vroonhof (de ‘Nederhof’ aan de Markt) spoedig in leen aan de heren van Abcoude. Deze begonnen omstreeks 1270 met de bouw van een kasteel. In 1300 kreeg de nederzetting Wijk bij (het kasteel) Duurstede stadsrechten. Niet lang daarna, in ieder geval vóór 1366, werd aan de Markt een aan Johannes de Doper gewijde kerk gebouwd. De stad werd mogelijk omstreeks 1400 omvest. Zij besloeg toen nog slechts het gebied begrensd door het kasteel, Achterstraat, Mazijk en Plantsoensteeg.
Door een stadsuitleg tussen 1440 en 1450 kreeg Wijk bij Duurstede haar definitieve omvang binnen de singels. Een reeds bestaande toegangsweg, de Oeverstraat, werd nu binnen het stadsgebied opgenomen. In het midden van de vergrote stad, aan weerszijden van de Mazijk, bleef een open plek met landelijk karakter bestaan. De stadsmuur was voorzien van minstens vijf poorten, waarvan drie aan de Lekzijde. De Kromme Rijn, een magere rest van de Rijn, vormde het oostelijke deel van de stadsgracht. In de tweede helft van de 15de eeuw werd kasteel Duurstede de residentie van de bisschoppen van Utrecht. Onder David en Philips van Bourgondië beleefde Wijk bij Duurstede haar meest welvarende tijd. De materiële voorziening van de bisschoppelijke hofhouding en de verplaatsing van de bisschoppelijke tol en munt van Rhenen naar Wijk gaven de stad een economische impuls. Gesteund door de bisschop begon men met de vergroting van de kerk. Ook het kasteel werd vergroot en verfraaid.
| |
| |
Wijk bij Duurstede, Binnenstad
1 | kasteel Duurstede (zie p. 296) |
2 | Herv. kerk (p. 298) |
3 | R.K. kerk St.-Jan Baptist (p. 300) |
4 | St.-Ewouds- en St.-Elisabethsgasthuis (p. 300) |
5 | stadhuis (p. 300) |
6 | stadsarmenschool (p. 301) |
7 | openbare lagere school (p. 301) |
8 | R.K. jongensschool (p. 301) |
9 | Liefdegesticht (p. 301) |
10 | R.K. jongensschool (p. 301) |
11 | korenmolen ‘Rijn en Lek’ (p. 302) |
12 | De Wildkamp (p. 303) |
13 | inundatiesluis (p. 303) |
Na 1528, toen de bisschop zijn wereldlijk gezag verloor, kwam tevens een einde aan de bloei van Wijk bij Duurstede. De stad bleef functioneren als marktplaats voor de directe omgeving maar er was onvoldoende economische stimulans voor verdere uitbreiding. Ondanks de ligging aan de Lek waren er nauwelijks scheepvaartactiviteiten. De stad lag van de rivier afgekeerd en had ook geen echte haven. De stadsplattegrond onderging slechts kleine wijzigingen, zoals de aanleg van de Kerkstraat ter plaatse van het in 1579 door brand verwoeste koor van de St.-Janskerk.
In de tweede helft van de 17de eeuw verloor het kasteel haar militair-strategische betekenis. Na de Franse bezetting van 1672-'73 sloopte men de kasteelmuren gedeeltelijk. De bolwerken rond het kasteel werden in 1769 afgegraven en met bomen beplant. Het huidige kasteelpark dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Toen werden ook de stadsmuur en de poorten afgebroken. Een deel van de stadsmuur bleef uiteindelijk gehandhaafd als waterkering langs de Lek. Op die muur waren tuinkoepels gebouwd waar men kon genieten van het uitzicht over het rivierlandschap.
Na een economisch dieptepunt in de eerste helft van de 18de eeuw klom de stad langzaam uit het dal. Vanaf het midden van de 19de eeuw breidde de beperkte stedelijke nijverheid zich uit door de vestiging van steenfabrieken en een scheepswerf. Akkerbouw en fruitteelt bleven echter nog lang de voornaamste middelen van bestaan. In de eerste helft van de 20ste eeuw had Wijk bij Duurstede voornamelijk een verzorgende functie voor de omgeving (winkels, scholen, veemarkt).
Vooral na 1967 heeft de stad zich in noordelijke en westelijke richting sterk uitgebreid, voor een belangrijk deel op historische grond. De Korte Singel werd gedempt. In de binnenstad heeft vrij veel stadsvernieuwing plaatsgevonden. De stadskern en het kasteel met omliggend park zijn als beschermd stadsgezicht ingeschreven. Dat geldt ook voor de uiterwaarden en delen van de Lekdijk die voor het gezicht op de stad vanaf de Lek van bijzondere waarde zijn.
Kasteel Duurstede [1] (Langs de Wal 6) is gelegen aan de zuidwestzijde van de stadskern. Vanaf de 17de eeuw is het kasteel, bestaande uit een zware vierkante donjon, een nog veel zwaardere ronde toren en delen van de buitenommuring met resten van een poortgebouw en een kleine ronde hoektoren, vervallen tot een ruïne.
Het oudste deel, de vierkante toren of donjon, is waarschijnlijk in opdracht van Zweder I van Zuylen van Abcoude gebouwd in het derde kwart van de 13de eeuw. De toren had oorspronkelijk twee bouwlagen, waarvan de onderste later met een tussenvloer is opgedeeld. De tweede bouwlaag - een indrukwekkende, circa acht meter hoge ruimte - kreeg een koepelgewelf met brede platte kruisribben. Deze ruimte was alleen van buiten via een ladder of houten trap toegankelijk. Later in de 13de eeuw werd het kasteel aan de noord- en de westzijde uitgebreid. In de eerste helft van de 15de eeuw voegde men aan de zuidoost- en de westzijde nog enkele bouwdelen toe.
Na 1459 diende het kasteel de bisschoppen David en Philips van Bourgondië tot residentie. Er verrezen een nieuw poortgebouw en vier hoektorens. Veruit de belangrijkste was de noordwestelijke toren, de thans nog bestaande ‘Bourgondische toren’. Deze toren, met een doorsnede van 15 meter, werd waarschijnlijk in het laatste kwart van de 15de eeuw voltooid. De kern van de ruim vier meter dikke muren wordt gevormd door het metselwerk van een oudere hoektoren. Het inwendige bestaat uit een kelder met koepelgewelf met daarboven vijf bouwlagen, waarvan de onderste twee straalgewelven bezitten. De terugspringende kop van de toren, die evenals het aangebouwde ronde traptorentje is versierd met banden van mergelsteen, wordt omgeven door een overkragende en overdekte weergang op hardstenen consoles.
| |
| |
Wijk bij Duurstede, Kasteel Duurstede
Een achtkante spits met opengewerkte lantaarn vormt de bekroning. Omstreeks 1500 werd de donjon verhoogd met een geschutsverdieping. In zijn uiteindelijke vorm had het kasteel een min of meer rechthoekige plattegrond; gebouw en voorburcht waren omgracht. In 1529-'31 maakte men een aanvang met een versterking van de singel met bolwerken. Dit onvoltooide werk is in 1577 gemoderniseerd door de aanleg van vijf bastions. Tot 1580 bleef het kasteel de residentie van de Utrechtse bisschoppen, waarna het aan de Staten van Utrecht overging. Nog in het midden van de 17de eeuw diende kasteel Duurstede als verblijf voor belangrijke personen, doch het verval had al ingezet. Na de Franse bezetting van 1672-'73 zijn de kasteelmuren deels gesloopt. De stad verwierf in 1727 de weilanden rond het kasteel onder voorwaarde dat de Bourgondische
Wijk bij Duurstede, Kasteel Duurstede, plattegrond van opstand en funderingen
| |
| |
toren zou worden onderhouden. In 1769 zijn de wallen deels afgegraven waarna het terrein omstreeks 1800 een landschappelijke aanleg kreeg. In 1852 schonk J.H. baron van Lynden van Lunenburg het park - door hem ‘Charlottenburg’ genoemd - aan de gemeente op voorwaarde dat er een openbaar park van gemaakt zou worden. Tuinarchitect J.D. Zocher jr. legde een geaccidenteerd wandelpark aan, waarbij de binnen- en buitengracht met elkaar werden verbonden.
Wijk bij Duurstede, Kasteel, doorsnede ‘Bourgondische toren’
Wijk bij Duurstede, Markt en Herv. kerk
Op het kasteeleiland is in 1911 een muziektent geplaatst.
De schilderachtige ruïne werd door enkele ingrepen voor verdergaand verval behoed. Onder leiding van P.J.H. Cuypers vond in 1883 beperkt herstel plaats van de Bourgondische toren. In 1948-'54 werd ingrijpender gerestaureerd onder supervisie van architect Royaards. Daarbij werd onder meer de weergang hersteld die in de 18de eeuw grotendeels was gesloopt. Restauratie van de vierkante toren, gericht op consolidatie van de bestaande toestand, vond in 1984-'85 plaats.
De Herv. kerk (Markt 22) [2], in 1366 verheven tot kapittelkerk en oorspronkelijk gewijd aan Johannes de Doper, is een onvoltooide kruisbasiliek, waarvan het koor na een brand in 1579 geheel is gesloopt en de zeer forse westtoren niet werd afgemaakt. Haar grootse opzet is voor een belangrijk deel te danken aan het verblijf van de bisschoppen van Utrecht op kasteel Duurstede.
Van de oorspronkelijke eenbeukige kruiskerk met losstaande westtoren, die vóór 1366 werd gebouwd, zijn de funderingen ten dele teruggevonden. In de eerste helft van de 15de eeuw werd het bestaande gebouw vergroot tot een driebeukig hallenschip met houten tongewelven ter lengte van het oude schip en de toren, welke laatste werd afgebroken. Het nieuwe schip telde vijf traveeën, waarvan nu nog de zuiderzijbeuk met het 15de-eeuwse houten spitstongewelf resteert. In opdracht van bisschop David van Bourgondië werd omstreeks 1486 aangevangen met de bouw van de huidige toren. Daarbij werd het schip in westelijke richting nog eens met twee traveeën verlengd. In het begin van de 16de eeuw staakte men het werk aan de toren ten behoeve van de verdere vergroting van de kerk. In het eerste kwart van de 16de eeuw verrezen een nieuw koor en het huidige transept en middenschip, waarschijnlijk in opdracht van Philips van Bourgondië. De verhoging van het middenschip met lichtbeuken boven de scheibogen gaf het gebouw een basilicale vorm. Door de plaatsing van nieuwe zuilen, die ten opzichte van de oude iets werden verschoven, kwam een herindeling tot zes - in plaats van de vroegere zeven - traveeën tot stand. De stenen gewelven van het transept werden wel uitgevoerd, die van het middenschip kwamen niet verder dan de aanzetten. Het middenschip kreeg vervolgens een vlakke houten zoldering. In het tweede kwart van de 16de eeuw werd de noorderzijbeuk vernieuwd in overeenstemming
| |
| |
Wijk bij Duurstede, Herv. kerk, interieur met orgel
met de nieuwe traveeindeling van het middenschip. Zij werd in steen overwelfd (gewelven gedateerd 1532) en doorgetrokken langs de toren. Door een lessenaardak werden de lichtbeukvensters geblindeerd. De aanpassing van de zuiderzijbeuk kwam niet veel verder dan het vergroten van de vensters van de vier oostelijke traveeën. Later werden door het aanbrengen van een geknikt lessenaardak ook aan deze zijde de lichtbeukvensters geblindeerd. Aldus ontstond de huidige pseudo-basilicale vorm. Nadat het koor in 1579 was afgebrand, werd het transept aan deze zijde met muren gedicht.
Wijk bij Duurstede, Herv. kerk, plattegrond
Het inwendige van de kerk maakt ondanks de onvoltooide en verminkte toestand een vrij grootse indruk. De forse zuilen hebben kapitelen met fijn gekrulde bladornamenten en dragen zware geprofileerde scheibogen. De rozetvormige sluitstenen van het transept en de noorderzijbeuk zijn in 1572 voorzien van manchetschilderingen met bloemmotieven. Tegen de na 1579 opgetrokken koormuur van de viering bevindt zich een uit 1593 daterende schildering met de tekst van de Tien Geboden. De herenbanken in de kerk zijn een vertimmerd vroeg-renaissance-koorgestoelte. De mahoniehouten kansel en het doophek met koperen doopboog dateren respectievelijk uit 1667 en 1668. In de noorderzijbeuk hangen 18de-eeuwse borden met wapens en namen van ouderlingen en diakenen.
Tegen de torenwand bevindt zich een van de belangrijkste 16de-eeuwse orgels in Nederland. Het orgel heeft een rijk met snijwerk en schilderingen versierde kast, waarvan het middendeel met één ronde en twee overhoekse torens, 16de-eeuws is. De vlakke zijvelden werden in 1716-'17 toegevoegd. Het klankbord, beschilderd met onder meer de wapens van stad en kerk, is ook 18de-eeuws. In 1819 verving J.C. Friedrichs het borstwerk door een rugwerk, bekroond door gipsen beeldjes. Bij de restauratie in 1979
| |
| |
Wijk bij Duurstede, St.-Ewoudsgasthuis en omgeving
werd herstel van de situatie vóór 1819 nagestreefd, waarbij het borstwerk en de tribune werden gereconstrueerd. Het rugwerk uit 1819 doet nu dienst als zelfstandig kabinetorgel.
De bakstenen toren van de kerk wordt tot de belangrijkste laat-gotische torens van Nederland gerekend. De bouw is niet veel verder gekomen dan het begin van de tweede van de drie geprojecteerde geledingen. Een schilderij in de kerk geeft de toren in voltooide staat weer, doch de betrouwbaarheid daarvan is gering. Voor de bouw van de toren, mogelijk het werk van de Utrechtse dombouwmeester Cornelis de Wael, heeft de Domtoren waarschijnlijk model gestaan. Het bouwwerk is zeer rijk behandeld met haakse en hieruit voortkomende overhoekse steunberen, diepe nissen, uitgekraagde spitsboogfriezen en een opengewerkte balustrade. In de hoeken van de toreningang bevinden zich gebeeldhouwde natuurstenen engeltjes, die oorspronkelijk het wapenschild van David van Bourgondië droegen. Tegen de zuidoosthoek van de toren is een traptorentje gebouwd. In de toren hangen luidklokken uit 1506 (van Willem van Wou), 1515, 1519 en 1717. Het uurwerk aan de buitenzijde is in 1668 door Bartholomeus Wijnbron vervaardigd en in 1889 en 1937 gerestaureerd en gemoderniseerd.
De R.K. kerk St.-Jan Baptist [3] (Kloosterleuterstraat 35), staat op de plaats van het in 1399 gestichte en in 1640 afgebroken dominicanessenklooster. In 1826-'34 verrees hier een neoclassicistische waterstaatskerk. In 1907 werd deze uitgebreid met een nieuw koor met zijkapellen en dwarsschip in neogotische stijl naar ontwerp van W. te Riele Gzn. Omstreeks 1937 werd het oude schip door een nieuw vervangen en voorzien van een westtoren, eveneens in neogotische stijl naar ontwerp van de Deventer architect A. Vosman. Het in neobarokstijl uitgevoerde hek langs de kerk uit 1938 is door dezelfde architect ontworpen. De pastorie (Kloosterleuterstraat 37), een blokvormig herenhuis, dateert uit de tijd van de waterstaatskerk.
St.-Ewouds- en St.-Elisabethsgasthuis [4] (Oeverstraat 21). Van dit in 1400 door Willem, heer van Abcoude en Duurstede gestichte gasthuis resteert nog een belangrijk deel. De ten opzichte van de rooilijn terugliggende hoofdvleugel met trapgevels en zadeldak met klokkentorentje, werd in de 15de eeuw gebouwd. De voorgevel is later voorzien van schuifvensters en een pleisterlaag. Een ziekenzaal besloeg de gehele verdieping en is voorzien van een balklaag met sleutelstukken met peerkraalprofielen. Op de begane grond heeft het hoofdgebouw een open verbinding met de aan de achterzijde uitgebouwde, 15de-eeuwse kapel. Deze is voorzien van een eiken kap met opengewerkt tongewelf. De naast de kapel gelegen vroeg-16de-eeuwse zijvleugel met houten tongewelf, werd vermoedelijk eveneens als ziekenzaal gebruikt. Deze vleugel vormt de verbinding met een nogal gewijzigd bouwdeel, het oudste deel van het gasthuis. Het dateert mogelijk nog van vóór de stichting van het gasthuis. In dat gebouw, nu een apart woonhuis (Walplantsoen 24), bevinden zich een halfverzonken kelder met troggewelven op gordelbogen, een balklaag met mogelijk laat-14de-eeuwse korbeelstellen en een balklaag met houten renaissance consoles. Van een uitbreiding van het complex in 1871 resteert alleen nog het aan de rooilijn gebouwde pand met eclectische vormgeving rechts van de hoofdvleugel. De geblokte bakstenen pijlers van het 18de-eeuws hek droegen de, inmiddels verdwenen, beelden van St.-Ewoud en St.-Elisabeth. Tot 1970 is het complex in gebruik geweest als bejaardenhuis, daarna is het gesplitst in een kantoor en woningen.
Stadhuis [5] (Markt 23-24). Deftig pand op rechthoekige plattegrond met boven het hoge souterrain een bel-etage, een lage verdieping, een hoog schilddak en een dakruiter met carillon. Het pand werd in 1660-'62 gebouwd naar ontwerp van Gijsbert Theunisz. van Vianen. Het is gebouwd in de zogeheten ‘strakke stijl’, een pilasterloze variant van het classicisme. Het gebouw ontleent zijn monumentaliteit vooral aan de ingangspartij met bordes, ingangspoort en middenrisaliet met afsluitend fronton. Het ingangspoortje is gebaseerd op de composiete orde, volgens het in die tijd veel toegepaste ordeboek van de Italiaanse architect Scamozzi. Het stadswapen in het fronton is van de hand van de Utrechtse steenhouwer Nicolaas van Damast. Het huidige bordes dateert uit 1937. In het interieur bevindt zich een interessante raadszaal met 18de-eeuwse schouw.
De twee hardstenen pompen aan weerszijden van het stadhuis dateren beide uit 1759. De pompen hebben elk twee ijzeren zwengels en twee wateruitlaten en zijn versierd met gestileerde
| |
| |
libelle-motieven. De gebeeldhouwde leeuwen met het wapen van Wijk bij Duurstede zouden afkomstig zijn van het middeleeuwse stadhuis.
De stadsarmenschool [6] (Kerkstraat 2), tegen de oostzijde van de Hervormde kerk, werd in 1826 in eenvoudige neoclassicistische vormen gebouwd.
Nadien is het in gebruik geweest als boterwaag en badhuis. Het is deels gebouwd op de fundamenten van het afgebrande koor van de kerk. Bij de restauratie in 1964 zijn het frontonreliëf in de voorgevel en de gevelsteen in de zijgevel aangebracht.
De openbare lagere school [7] (Volderstraat 41), is een goed voorbeeld van een schoolgebouw ontstaan na het scholenbesluit van 1880. Het was bestemd voor 240 leerlingen. Aan weerszijden van een middengang lagen drie lokalen waarvan de middelsten via een binnenhof hun licht ontvingen. De school werd in 1883 gebouwd ter vervanging van de stadsarmenschool en heeft een eenvoudige vormgeving. De twee puntgevels zijn gesierd met een klimmend boogfries.
De voorm. R.K. jongensschool [8] (Kloosterleuterstraat 24) werd opgericht
Wijk bij Duurstede, Nederhof, galerij
in 1898. Het gebouw omvat twee lokalen en is uitgevoerd in eenvoudige neoclassicistische stijl.
Het voorm. Liefde- of St.-Lambertusgesticht [9] (Kloosterleuterstraat 31) was tot 1976 het onderkomen voor de zusters van de ‘Congregatie van Onze-Lieve-Vrouwe Moeder van Barmhartigheid’. Het gesticht werd in 1899 in sobere neogotische vormen opgetrokken naar ontwerp van A. Tepe. De zusters gaven ook les in de aangrenzende meisjesschool, die in 1925 een verbouwing onderging.
De R.K. jongensschool [10] (Walplantsoen 14) werd in 1921 gebouwd als opvolger van de school aan de Kloosterleuterstraat. De eenvoudige neogotische vormgeving kwam tot stand naar ontwerp van W. te Riele Gzn.
Woonhuizen. Hoewel de bepleistering en de detaillering veelal voor een 18de- of 19de-eeuws aanzien zorgen, zijn veel huizen in de binnenstad gedeeltelijk nog 16de-eeuws en soms zelfs 15de-eeuws. De wijze waarop achter een jonger uiterlijk een veel ouder huis of complex schuil kan gaan, is bijzonder opvallend bij het Nederhof (Markt 14/14a). Het betreft een tweebeukig herenhuis met 18de-eeuws gepleisterd exterieur, voorzien van ingangspartij met hardstenen omlijsting. De naam van het huis gaat terug op de, zeker 11de-eeuwse, curtis of vroonhof die vanaf de tweede helft van de 13de eeuw door de heren van Abcoude werd gebruikt voor het beheer van hun goederen in de omgeving. De stad Wijk heeft zich rondom deze hof ontwikkeld. Vanaf het midden van de 15de eeuw werd de hof de residentie van de kanselier van de Utrechtse bisschop. In die tijd verrezen verschillende nieuwe gebouwen. Omstreeks het midden van de 16de eeuw werd het complex aan particulieren verkocht en gesplitst. Bij Markt 14/14a behoorden een thans verdwenen toren, enkele gebouwen op het achtererf en een poort aan de Volderstraat (tussen nrs. 7 en 9). In een van de gebouwen op het achtererf zijn de resten van een bijzondere 15de-eeuwse open galerij bewaard gebleven: vier zuiltjes van trachiet met kapitelen, bakstenen segmentbogen en borstwering. Op de muur ligt een balklaag met moerbalken en in visgraatmotief geplaatste kinderbalken. Een naastgelegen pand met twee haakse vleugels dateert uit het tweede kwart van de 16de eeuw. Markt 15/16 en enkele bijgebouwen vormden het afgescheiden oostelijke deel van de Nederhof. Vanaf 1738 tot voor kort was in dit pand de wijnhandel Tellegen, later Tellegen & Pels, gevestigd.
De huizen in Wijk bij Duurstede met een laat-middeleeuwse of 16de-eeuwse kern hebben over het algemeen twee bouwlagen en een steil oplopend zadeldak waarvan de nok evenwijdig loopt met de rooilijn. De bakstenen scheidingsmuren tussen de huizen zijn vaak als brandmuren voortgezet tot boven de dakschilden. Ze eindigen daar in de vorm van een trapgevel, waarvan de trappen meestal met ezelsruggen zijn afgedekt. Juist deze brandmuren, gemetseld in een groot steenformaat, wijzen vaak op een oudere bouwdatum dan de voorgevel doet vermoeden. Dergelijke huizen komen onder meer voor aan de Markt, Oeverstraat, Dijkstraat, Peperstraat en Maleborduurstraat. Markt 11 is een tweelaags dwars huis met 19de-eeuws exterieur waarachter een huis uit circa 1470 schuilgaat. Het pand bevat een eiken kapconstructie met drie gestapelde jukken en een vierkante kelder met kruisgewelven
| |
| |
Wijk bij Duurstede, Binnenstad. Langs de straten veel dwarse huizen gescheiden door brandmuren
en middenpijler. Aan de Maleborduurstraat bevindt zich een jongere aanbouw met schuifvensters. Dijkstraat 6 is een tweelaags dwars huis met zadeldak tussen trapgevels, gebouwd tussen 1575-'85. Uit de bouwtijd bevat het huis nog de half verzonken kelder met tongewelf, een eiken spiltrap, balklagen ondersteund door consoles met renaissanceprofilering en een eiken kapconstructie met drie gestapelde jukken. De voorgevel is in de 19de eeuw gewijzigd. De stad heeft in de overige straten nog veel eenlaags bebouwing, bijvoorbeeld aan de Achterstraat, waaronder een vrij groot aantal stadsboerderijen.
In de 17de en 18de eeuw bood de economische situatie van de stad slechts mogelijkheden voor de verbouw van bestaande panden en de bouw van eenvoudige woningen. Een uitzondering is het tweebeukige huis Amstelwijk (Muntstraat 40a-42), dat staat op de plaats waar onder David van Bourgondië de bisschoppelijke munt was gevestigd. Het huidige huis stamt uit omstreeks 1645; de wit gepleisterde voorgevel is 19de-eeuws. Uit het eerste kwart van de 19de eeuw dateert het monumentale pand Oeverstraat 32, mogelijk gebouwd door de wijnkopersfamilie Tellegen. De strakke, classicistische lijstgevel wordt bekroond door een fronton met omkranst oeil-de-boeuf. In de eerste helft van de 19de eeuw zijn diverse eenvoudige woningen aan de Muntstraat afgebroken ten behoeve van de aanleg van herenhuizen met grote tuinen, zoals Muntstraat 21-25. Deze drie statige huizen in empire-stijl zijn in 1844 gebouwd in opdracht van burgemeester Van Mariënhoff. De stadsvilla Muntstraat 36-38 werd in 1868 voor notaris H.J. van Heijst gebouwd naar ontwerp van S.A. van Lunteren. Opvallend is het over de verdieping doorgezette diepe portaal met balkon in de middenrisaliet. Van de oorspronkelijke tuinaanleg bij het huis is nog slechts een klein deel over. Ook aan de Singel werden enkele villa's opgetrokken. Jacobus van Mariënhoff liet in 1869 de villa Mariënhove (Singel 2) bouwen in eclectische vormen, mogelijk eveneens naar ontwerp van S.A. van Lunteren. Opmerkelijk is het serliana-venster in de linkerzijgevel. Uit het derde kwart van de 19de eeuw dateert Nieuw Bouwlust (Singel 13), een eenlaags villa met mansardedak en erker. Korenmolen Rijn en Lek [11] (Dijkstraat 23). Deze ronde bakstenen stellingmolen werd in 1659 gebouwd als runmolen voor het malen van eikenschors en is later in gebruik genomen als korenmolen. Bij de bouw is één van
de stadspoorten, de Leuterpoort, als vierkante onderbouw benut. Twee spitsbogen vormen de poortdoorgang, waar zich onder de houten zoldering nog de aanzetten van de verdwenen stenen gewelven bevinden. Na de restauratie in 1934
| |
| |
Wijk bij Duurstede, Korenmolen Rijn en Lek
werd een gedenksteen aangebracht, waarop deze molen abusievelijk met de frequent door Jacob van Ruisdael geschilderde molen wordt geassocieerd. Van die uit 1644 daterende ronde korenmolen resteert echter slechts het voetstuk op een muurtoren Langs de Wal.
Hofstede De Wildkamp [12] (Singel 1) is omstreeks 1800 in empire-stijl gebouwd. Het wit gepleisterde gebouw heeft een hoog, smal middendeel met balkon en fronton. Dit wordt geflankeerd door twee meer terug staande zijmuurtjes, voorzien van rondboognissen met 17de-eeuwse beelden, voorstellende Flora en Fauna. J.D. Zocher jr. heeft het gebouw, dat uitkijkt op de ruïne van kasteel Duurstede, als point de vue opgenomen in de aanleg van het kasteelpark in 1852.
Het Veerhuis (Lekdijk Oost 10) is een wit gepleisterd gebouw met dubbele veranda en middentopgeveltje met het
Wijk bij Duurstede, Hofstede De Wildkamp
Wijk bij Duurstede, Veerhuis
wapen van Wijk bij Duurstede. Het kwam in 1872 tot stand naar ontwerp van architect E.G. Wentink. In de linkerzijgevel bevindt zich een steen met het jaartal 1695, afkomstig van het oude veerhuis.
Dijkwachterswoning (Lekdijk West 39), gebouwd in opdracht van het Hoogheemraadschap Lekdijk Bovendams. Het pand is gebaseerd op het uit 1875 stammende ‘Waakhuis ontwerp nr. V’, voor een woning annex magazijn en heeft een kapconstructie met Philibertspanten.
Inundatiesluis [13] met sluiswachterswoning (Singel 51), gebouwd in 1865-'66 naar ontwerp van jhr. J.F. van Thije Hannes en J.A. Schuurman in het kader van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De sluis werd in 1875 en 1880 verbeterd; de woning onderging in 1936 een verbouwing.
Steenfabrieken. De ‘Bosscherwaard’ (Lekdijk West), een steenfabriek met ringoven en centraal geplaatste
| |
| |
Wijk bij Duurstede, Stadsboerderij Achterstraat 18, voor- en zijgevel (1971)
schoorsteen, dateert uit omstreeks 1910. De ‘Lunenburgerwaard’ (Lekdijk Oost), steenfabriek met vlamovens en afgetopte droogschuren uit omstreeks 1920. Beide fabrieken zijn inmiddels buiten gebruik.
De Prinses Irenesluis, uit 1938, ligt op de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal met de Lek. De schutsluis met tussenhoofd heeft een kolklengte van 350 meter en was geruime tijd de langste binnenvaartsluis van Europa. De sluisdeuren zijn opgehangen in gesloten heftorens van gewapend beton.
Boerderijen. Van het sterk agrarische karakter van Wijk bij Duurstede getuigt een groot aantal stadsboerderijen, met name langs de Achterstraat. Bijzonder is het pand Achterstraat 18, een stadsboerderij uit 1495 en daarmee waarschijnlijk de oudste in Nederland bewaard gebleven boerderij. Het oudste deel is een eenlaags dwars huis met opkamer. Origineel in het interieur zijn de kelder met tongewelf, de spiltrap, de moerbalken met sleutelstukken en de kap met drie gestapelde jukken. De voorgevel is later gepleisterd en voorzien van schuifvensters. Aan de Singel (nr. 12) staat Bouwlust, een grote langhuisboerderij met rijke geveltopdecoratie uit 1895. Het gebouw werd in opdracht van H.G. Dam ontworpen door architect A. Pothoven uit Leusden. De langhuisboerderij Voorwijk (Zandweg 182), uit het laatste kwart van de 19de eeuw, valt op door zijn natuurstenen hoekblokken en houten chalet-achtige sierconstructie. De familie Heiligenberg liet in 1914 de Adrianahoeve (Lynden van Sandenburgweg 3) bouwen, een monumentale krukhuisboerderij naar ontwerp van M.J. Denekamp.
Dankzij een voorspoedige ontwikkeling van de landbouw in het Kromme Rijngebied konden in de tweede helft van de 19de eeuw vrij veel grote boerderijen verrijzen. Een monumentaal voorbeeld is De Eng (Middelweg Oost 1), een langhuisboerderij voorzien van een torentje. Ook de eind 18de-eeuwse boerderij Vogelpoel (Wijkersloot 7-7a) werd in de 19de eeuw voorzien van een toren. Beide boerderijen hebben nog een oudere omgrachting. De Wijkersloot is één van de twee belangrijke boerderijlinten in de omgeving van Wijk bij Duurstede. De meeste boerderijen dateren daar uit de tweede helft van de 19de- of het begin van de 20ste eeuw, zoals de dwarshuisboerderij Wijkersloot 17 en de langhuisboerderij Wijkersloot 25. Een tweede boerderijlint ligt langs de Rijndijk waar de boerderijen aan de voet van de dijk zijn gesitueerd. De dwarshuisboerderij Rimmegen (Rijndijk 2) dateert uit de 16de eeuw. |
|