De bouw van de bekroning en het herstel van de rest van de toren kwamen in 1925-'28 tot stand onder leiding van H.A.J. Baanders. In de stijl van de Amsterdamse School zijn de hoeken van het bakstenen achtkant naar buiten rond uitgebogen. De bekroning, in de vorm van een kroon, bestaat uit in loodbekleding gevat gewapend beton; de bijbehorende vlaggenmast is later vernieuwd. Op de hoeken van de omloop, aan de voet van de eerste achtkant, bracht men pinakels met de symbolen van de vier evangelisten aan, vervaardigd door de beeldhouwer H. Krop. Deze maakte ook nieuwe kapitelen voor de derde geleding van de torenromp. Het metselwerk onder en de natuurstenen schelpen in de nissen van deze geleding verving men door siermetselwerk. Voorts kreeg de toren een nieuwe ingang naar de kerk, volgens een ontwerp van Baanders.
De
R.K. St.-Nicolaasbasiliek [2] (St.-Nicolaasstraat 12) is een driebeukige, neogotische hallenkerk met een westtoren en een vijfzijdig gesloten middenkoor. De zijbeuken, met steekkappen, eindigen aan weerszijden van de toren in de doopkapel en de Mariakapel. De kerk werd in 1885-'87 gebouwd naar een ontwerp van A. Tepe en geldt als een van zijn beste werken. Hij werd hierbij geïnspireerd door de gotische hallenkerken in Westfalen en door de Nederrijnse gotiek van zijn geboortestreek. De kerk onderging in 1968-'72 een grondige
IJsselstein, R.K. Basiliek St.-Nicolaas, interieur naar het koor
restauratie, waarbij men onder meer de opengewerkte balustrades - oorspronkelijk in beton verving. Inwendig heeft de kerk slanke ronde pijlers met colonnetten, netgewelven boven het middenschip, stergewelven boven zijbeuken en koor, een geornamenteerde tegelvloer en een bescheiden polychromie. Altaren, koorbank, triomfkruis, gipsen kruiswegstaties en enkele van de beelden komen uit het atelier van F.W. Mengelberg te Utrecht. De koorbank is, evenals de smeedijzeren kronen, afkomstig uit de inmiddels afgebroken neogotische R.K. kerk O.L.-Vrouw ten Hemelopneming aan de Biltstraat te Utrecht. De zeer rijk, in barokstijl gesneden preekstoel dateert uit omstreeks 1700. Men schrijft hem toe aan de Antwerpse kunstenaar Cornelis van der Voort. Ook de gebogen communiebank, waarvan nu twee delen terzijde in het koor staan opgesteld en waarvan het middenstuk is verwerkt in het moderne altaar en de lezenaar, is waarschijnlijk een Antwerps werk uit ongeveer 1700. De kerk is rijk aan glazen: één van H. Geuer uit 1889, verscheidene uit het atelier van C. van Straaten te Utrecht (1925-'26), uit het atelier Louis van der Essen te Roermond (1949-'50) en één uit het atelier Bogtman te Haarlem (1972). In de Mariakapel staat het vermoedelijk 13de-eeuwse, houten beeldje van O.L.-Vrouw van Eiteren. Maarschalkerweerd & Zoon te Utrecht vervaardigde in 1892 het orgel, dat is opgesteld in twee kasten aan weerszijden van het westvenster. Het is bij een restauratie in 1972 enigszins gewijzigd.
Het voorm. cisterciënzerklooster Mariënberg [3] (Benschopperstraat 43) werd omstreeks 1490 gebouwd en na een brand in 1537 herbouwd.
Vanaf 1577 was het complex in gebruik als gasthuis en stond het bekend als het Ewoudsgasthuis. Het nu nog resterende gebouw moet een gedeelte van de zuidoostvleugel van het voormalige klooster zijn geweest. Het heeft enkele steunberen, spitsboogvensters en 17de-eeuwse kruisvensters op de verdieping. Behalve zeven, deels nog overwelfde traveeën van de kloostergang, meent men op de begane grond nog de sacristie en de kapittelzaal, beide overwelfd, te kunnen onderscheiden en op de verdieping het dormitorium. De kloosterkerk, die haaks
IJsselstein, Cisterciënzerklooster Mariënberg
op deze vleugel langs de Kloosterstraat lag, werd in 1697 afgebroken. In 1983-'84 is het resterende kloostergebouw gerestaureerd, opnieuw gepleisterd en verbouwd tot een restaurant en woningen.
Het voorm. stadhuis [4] (Utrechtsestraat 79) werd tussen 1557-'68 gebouwd. De dakruiter, met klok en uurwerk, dateert uit 1605 en de ionische toegangspoort uit 1608. De afwisseling van baksteen en natuursteenbanden, de keldervensters met korfbogen, de trapgevels en de, verdwenen, Vlaamse gevels, zijn kenmerkende elementen van de hier toegepaste maniëristische bouwstijl.
In 1756 bracht men aan de voorzijde het hardstenen bordes met stadswapen aan. Bij een verbouwing in 1837-'38 werden de gevels gepleisterd en voorzien van empire-vensters. Ter vervanging van de cellen in de kelder heeft men in 1879-'80 aan de achterzijde een woonhuis verbouwd tot Huis van Bewaring (Weidstraat 1). Bij de restauratie in 1974-'77 werd het gebouw ontpleisterd en de dakruiter vernieuwd. In de burgerzaal op de hoofdverdieping zijn nog twee oorspronkelijke moerbalken met gebeeldhouwde kraagstenen onder de korbelen zichtbaar. De stadswaag [5] (Benschopperstraat 39-41) dateert uit 1779 en verving het oude waaggebouw uit 1599 op dezelfde plaats. Op de verdieping bevond zich de waagmeesterswoning. De rondboogpoort met geblokte omlijsting wordt geflankeerd door deuren, waarvan er één toegang geeft tot de bovenwoning. In het interieur is de oude gevelsteen uit 1599 opgenomen met een weegschaal en de tekst: ‘Weecht wel doet ellick recht’.
Het wacht- of tolhuisje [6] (IJsselstraat 2) dateert uit 1622. Het pand