Monumenten in Nederland. Utrecht
(1996)–Chris Kolman, Ben Kooij, Ben Olde Meierink, Ronald Rommes, Ronald Stenvert, Margreet Tholens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Binnenstad
in het riviertje de Eem (Amer) en ontleent hieraan zijn naam. De bevaarbare Eem vindt haar ontstaan in het samenvloeien van een groot aantal beekjes, die komend van de westzijde van de Veluwe hun weg vervolgen door de Gelderse Vallei. Toen de nederzetting ontstond, maakte de Eem, naar men vermoedt, een oostwaartse bocht. Die bocht zou nu nog terug te vinden zijn in het beloop van Zuidsingel (ten oosten van de Kortegracht), Weverssingel en Havik. Door een verdwenen bedding ten oosten van het Spui stroomde het riviertje ten slotte in noordwestelijke richting naar de Zuiderzee. De voorde bevond zich waarschijnlijk bij het Havik. Daar kruiste de Bloemendalsestraat - als onderdeel van een oude noord-zuidroute - de Eem. Al voor 1200 had de bisschop van Utrecht in Amersfoort een hof, dat voor hem door de heer van Amersfoort werd bestuurd. Het bisschoppelijke hof moet ongeveer het gebied hebben ingenomen rond Groenmarkt, Appelmarkt en Papenhofstede. Dichtbij ontwikkelde zich een nederzetting van koop- en ambachtslieden. Het oudste deel daarvan lag waarschijnlijk tussen Havik en Krommestraat. Vervolgens werd de Maat bewoonbaar gemaakt, een weiland binnen de begrenzing van Langestraat, Zuidsingel en Kortegracht, en ten slotte de Breul, het lage moerassige gebied aan de overzijde van de Lange- en Kortegracht. Deze gracht, die de Eembocht afsneed, moet omstreeks 1200 zijn gegraven. De ontwikkeling van de nederzetting Amersfoort hing samen met de ontginning van de Gelderse Vallei in de 12de eeuw, die vanuit het bisschoppelijke hof | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Stad in het midden van de 17de eeuw
werd geleid. De nieuwe landbouwgebieden in het oosten ontsloot men met de route Langestraat-Kamp, die op den duur belangrijker werd dan de Bloemendalsestraat. Amersfoort kon zo uitgroeien tot een agrarisch marktcentrum. De Utrechtse bisschoppen stimuleerden de ontwikkeling van Amersfoort tot stad, teneinde het Eemland en de Gelderse Vallei tegen aanvallen uit Holland en Gelre te beveiligen en hun eigen positie ten opzichte van de stad Utrecht te versterken. In 1259 kreeg de nederzetting stadsrechten van bisschop Hendrik van Vianden. Het hof, in datzelfde jaar door de heren van Amersfoort verlaten, werd in 1317 geschonken aan de St.-Joriskerk. Oorspronkelijk was deze de hofkapel, maar tussen 1132 en 1259 moet ze een parochiekerk zijn geworden. Voorheen ging men vanuit Amersfoort in (Oud-)Leusden ter kerke. In 1337 verhief bisschop Jan van Diest de St.-Joriskerk tot kapittelkerk en kreeg het voormalige hofgebied de status van immuniteit. De stad had waarschijnlijk eerst alleen een aarden wal met palissaden als bescherming. Na een beleg en brandstichting door Gelderse troepen in 1274 begon men echter aan het eind van de 13de eeuw met de bouw van een stenen ommuring met drie landpoorten en twee waterpoorten over de Eem. Daaromheen legde men een brede gracht aan. De West-, Zuid- en Weverssingel en 't Zand tonen nog het beloop van deze omgrachting. Binnen de stad vormden de Langestraat en de haaks hierop gelegen Korte- en Langegracht de hoofdassen. Op de Hof, gelegen ten zuidwesten van de St.-Joriskerk en niet te verwarren met het bisschoppelijke hof, hield men de eerste markten. Het aan twee zijden bebouwde Havik was aanvankelijk de in de stad opgenomen haven. Om de bereikbaarheid over water te verbeteren groef men omstreeks 1300 het Spui en de Nieuwe
Amersfoort, Gezicht op de stad vanuit het noordwesten (ca. 1750)
Eem. De havenactiviteiten verplaatsten zich toen geleidelijk van het Havik hierheen. Amersfoort dankte zijn laat-middeleeuwse economische bloei aan zijn betekenis als regionale marktplaats, aan de textielnijverheid en vooral aan de bierbrouwerijen. In de 15de eeuw telde de stad tientallen brouwerijen, waarvan de meeste aan de Korte- en de Langegracht lagen. Het bier werd vooral naar Friesland en Gelderland geëxporteerd. De welvaart deed al gauw het stedelijk gebied groeien. In de periode 1380-1450 trok men de bebouwing langs de toegangswegen binnen de stad, door de aanleg van een nieuwe verdedigingsgordel om de oude stad. Deze nieuwe gordel bestond uit een muur met een groot aantal muurtorens, vijf landpoorten, een waterpoort, een gecombineerde land- en waterpoort en een dubbele omgrachting. De ruimtelijke structuur van het nieuw ommuurde gebied werd sterk bepaald door de oude toegangswegen. In de ‘schil’ was voldoende ruimte voor kloosters, zoals het St.-Agathaklooster en het klooster Mariënhof, en gasthuizen, zoals het St.-Pieters- en Bloklandgasthuis en het Godshuis De Poth. Omdat de verdedigingsgordel om de kern overbodig was geworden, bood de stedelijke overheid in 1501 de terreinen tussen de oude stadsmuur en de oude singelgracht aan de burgerij te koop aan om er huizen te bouwen. De meeste ‘muurhuizen’, die nog steeds een ring om het oudste stadsdeel vormen, kwamen na dat jaar tot stand. Vermoedelijk was de stadsmuur toen reeds grotendeels afgebroken. Ter versterking van de buitenste verdedigingsgordel wierp men tussen 1561 en 1570 aarden wallen op achter de stadsmuur. In 1594 vond nog een modernisering plaats in de vorm van bemuurde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Middeleeuwse stadsmuur aan de St.-Annastraat
bastions naar ontwerp van de vestingbouwkundige Adriaan Anthonisz. Er kwamen bastions te liggen voor de Kamperbuitenpoort, voor de Bloemendalsebuitenpoort en ter hoogte van het St.-Pieters- en Bloklandsgasthuis. De dubbele vestinggracht maakte grotendeels plaats voor een bredere, enkele gracht. De Hof bleef het stadscentrum en aan de noordwestzijde hiervan verrees in 1536 een nieuw stadhuis. Dit verving het middeleeuwse stadhuis aan de Krommestraat. De Sint-Joriskerk werd in de 15de en het begin van de 16de eeuw geleidelijk tot hallenkerk verbouwd. De ontwikkeling van Amersfoort tot bedevaartplaats, na de miraculeuze vondst van een Mariabeeldje in 1444, kreeg in de tweede helft van de 15de eeuw gestalte in de bouw van de O.L.-Vrouwekerk in de wijk de Breul. Na de Reformatie werden de kloostergebouwen voor andere doeleinden bestemd of afgebroken. Ook werd de immuniteit opgeheven en de Appelmarkt aangelegd. Het kerkhof ten noorden van de Joriskerk maakte plaats voor de Groenmarkt. Aan of dicht bij de belangrijke doorgaande route Langestraat-Kamp kwamen de overige markten te liggen: de vismarkt, op een overkluizing van de Kortegracht, de Beestenmarkt, ter plaatse van het kerkhof van het voormalige St.-Jansklooster en de Varkensmarkt, aan het begin van de Utrechtse- en de Arnhemsestraat. Van de oude singelgracht werd het gedeelte ter plaatse van 't Zand tussen 1630 en 1640 gedempt. De Amersfoortse brouwnijverheid liep in de 17de eeuw sterk terug door concurrentie van het Hollandse en Hamburgse bier. De in de 15de eeuw opgekomen textielnijverheid (eerst laken-, later bombazijnweverijen) bleef tot het begin van de 18de eeuw van betekenis voor de stedelijke economie. Daarnaast was vanaf ongeveer 1615 tot het midden van de 18de eeuw de tabakshandel belangrijk. De functie van Amersfoort als regionaal marktcentrum was van blijvend belang. In 1823 sloopte men het stadhuis aan de Hof, die zo met een nieuw pleingedeelte werd vergroot. In 1856 werd een nieuw marktplein ingericht op de plek van de in 1787 verwoeste O.L.-Vrouwekerk. Verder nam men in 1828 de afbraak van de vervallen vestingwerken ter hand, maar door ingrijpen van koning Willem II werden deze werkzaamheden in 1844 gestaakt. Hierdoor bleven de Koppelpoort, de waterpoort Monnikendam en enkele delen van de stadsmuur behouden. Een deel van de vroegere verdedigingsgordel veranderde men in 1829 in een plantsoen in Engelse landschapsstijl, naar ontwerp van H. van Lunteren. Na 1836 vormde men nog andere delen van de gordel om tot plantsoenen. Dat werk kwam tot stand onder supervisie en deels ook naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Amersfoort werd in de 19de eeuw garnizoensstad. Op het terrein van het voormalige St.-Jansklooster verrezen in 1831 de eerste kazernes (in 1974 afgebroken). Nadat Amersfoort in 1863-'65 aan de nieuwe spoorlijn Utrecht-Zwolle zijn eerste station had gekregen, ontwikkelde de stad zich tot een belangrijk spoorwegknooppunt. Hierdoor vestigde zich industrie buiten de binnenstad en groeide de bevolking. Vrij ver van de oude stad verrees aan de zuidwestzijde in
Amersfoort, Eerste station
1901 een nieuw station (gesloopt in 1995). De bevolkingsgroei na 1870 ving men aanvankelijk nog binnen de middeleeuwse stad op, vooral aan de stadsrand tussen de oude toegangswegen. Het in het noordoosten gelegen hofje De Poth breidde zich omstreeks 1900 uit tot een vrij aanzienlijk complex. De woonbebouwing buiten de singels beperkte zich in eerste instantie tot de Amersfoortseberg en het gebied ten zuidwesten van de oude stad. Op de berg kwam een villawijk tot stand met herkenbare invloed van de Engelse landschapsstijl. Stadsarchitect H.W. Kam stelde in 1905 het eerste officiële uitbreidingsplan van de stad op. Het plan voorzag in een radiale wegenstructuur en de aanleg van veel rotondes en plantsoenen. De visie van Kam werd slechts deels verwezenlijkt, voornamelijk in het Bergkwartier en in het oudste deel van het, ten noorden van het station gelegen, Soesterkwartier. Nieuwe stedenbouwkundige ontwerpen volgden in 1919-'20 (C.G. Beltman) en 1929 (B. van de Tak). Van deze plannen werd opnieuw weinig echt gerealiseerd, in de al genoemde en andere vooroorlogse wijken (Leusderkwartier, Nederberg, Dorrestein). Doordat de stad zich aanvankelijk vooral aan de zuidwestkant uitbreidde, verplaatste het centrale winkelgebied zich meer naar die zijde van de binnenstad. Het verkeerstechnische deel van het stedenbouwkundig ontwerp ‘Kernplan 1949’ legde de basis voor een ringweg rond de oude binnenstad. Men dempte het westelijke gedeelte van de singel tussen de beide waterpoorten (1957-'64) voor de aanleg van de Stadsring (1970-'74). De aanleg van de Molenstraat en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, St.-Joriskerk met Boterhal
verbreding van de Kleine Haag verbeterden de toegankelijkheid van de binnenstad. Op diverse plaatsen, vooral aan de rand van de binnenstad, is gedurende de laatste decennia oude bebouwing ‘gesaneerd’, bijvoorbeeld op de Beestenmarkt. Er verrezen nieuwe en grootschaliger gebouwen, zoals het postkantoor (1958), het stadhuis (1970-'74, uitbreiding 1994-'95) en het cultureel centrum De Flint (1974-'77). De historische kern bleef verder gespaard van grootschalige activiteiten en bouwwerken en is, uitgezonderd de Molenstraat, beschermd stadsgezicht. De sterke naoorlogse groei van Amersfoort leidde tot uitbreidingen ten noorden en ten oosten van de binnenstad. Daardoor heeft de stad als geheel nu weer een meer concentrische structuur. De buitenplaatsen Beekenstein, Hoog Beek en Royen en Puntenburg werden in de loop van deze eeuw slachtoffer van de stadsuitbreiding. Andere buitenplaatsen, zoals Randenbroek, Nimmerdor en Schothorst, zijn in de bebouwing opgenomen. In de recent opgezette wijk Kattenbroek is een zeer opvallende stedenbouwkundige visie verwezenlijkt. De Joriskerk (Herv.) [1] is een driebeukige gotische hallenkerk met een zeer lang middenkoor. In de zuiderzijbeuk is een romaanse bakstenen toren opgenomen. Deze toren dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van de 13de eeuw en stond aanvankelijk tegen een vermoedelijk eenbeukig romaans kerkje, waarvan bekend is dat het in 1248 is gewijd. De west- en zuidzijde van de binnen de kerk wit geschilderde toren laten een romaanse detaillering zien in de vorm van rondboognissen, boogfriezen en lichtspleten. In het begin van de 14de eeuw werd langs de noordzijde van de toren een nieuwe kerk gebouwd, waarvan de westgevel op die van de toren aansloot. Van deze, in 1337 tot kapittelkerk verheven, kruisbasiliek herbouwde men na de stadsbrand van 1340 de noordzijde in gewijzigde vorm. Toen werd ook het gehele gebouw overwelfd met de in het middenschip nog aanwezige vroeg-gotische kruisribgewelven met brede gordelbogen. Onder de gordelbogen van het middenschip bevinden zich natuurstenen lijstkapitelen, waarvan enkele met bladwerk zijn versierd. Verder werd na 1340 het schip met twee traveeën naar het westen uitgebreid, waarbij aan de zuidzijde een zijbeuk achterwege bleef. Waarschijnlijk vanaf 1370 werd begonnen met de ombouw van de basilicale kruiskerk tot hallenkerk. In het laatste kwart van de 14de eeuw verving men het oude koor door een hallenkoor, aansluitend op de oostzijde van het dwarspand. De beuken werden gescheiden door bundelpijlers van trachiet. De natuurstenen kapitelen onder de gewelven en de kleinere onder de hoeken van de scheibogen zijn onder meer met bladwerk, dier- en mensfiguurtjes versierd. In het tweede kwart van de 15de eeuw zal het middenkoor, dat reeds met twee traveeën buiten de zijkoren uitstak, met nog eens twee traveeën zijn verlengd, waarna het gehele koor in steen werd overwelfd. Omstreeks 1442 werd het dwarspand bij het hallengedeelte getrokken en nieuw overwelfd, waarbij de kopgevels min of meer werden aangepast aan de buitengevels van het hallenkoor. De kappen van koor en transept dateren nog uit de eerste helft van de 15de eeuw. De verhoging van de oude toren met een geleding, in 1457, liep vooruit op de verhoging van de zijbeuken van het schip. Vanaf 1466 werden deze opgetrokken tot de hoogte van het hallenkoor. Het werk aan de noorderzijbeuk, inclusief de gewelven, werd waarschijnlijk rond 1500 voltooid. Omstreeks die tijd zijn tegen de kerk ook enkele portalen en kapellen aangebouwd. Aan de noordzijde kwam een open portaal en aan de zuidzijde een in hoofdzaak uit zandsteen opgetrokken portaal met verdieping (1938 gerestaureerd). Op de verdieping was de Snijkamer gevestigd, de gildekamer van de chirurgijns. Ten westen van dit portaal verrezen tussen de steunberen twee gewelfde kapellen, een bid- en een doopkapel. In de noordoosthoek tegen de kerk stond tot de afbraak in 1905 de middeleeuwse, later tot kosterswoning verbouwde sacristie. Ten westen van het noordportaal bouwde men in het tweede kwart van de 16de eeuw de zogenaamde gerfkamer. De bouw van de zuiderzijbeuk ten westen van de toren werd in 1534 als laatste afgerond. De gewelven zijn hier overigens pas tegen 1570 geslagen. Deze gewelven zijn niet voorzien van natuurstenen gewelfribben en sluitstenen, zoals in de rest van de kerk, maar hebben ribben van baksteen en houten gewelfschotels, versierd met renaissance-motieven. Met het aanbrengen van de gewelven in deze beuk zag men definitief af van verdere vernieuwing van de kerk. De toren en het 14de-eeuwse muurwerk van het middenschip en de westmuur van de zuiderdwarsarm bleven behouden. Boven de scheibogen in het middenschip zijn de spitsbogige openingen van het triforium en de lichtbeukvensters van de 14de-eeuwse bouwfase nog zichtbaar. In de jaren 1961-'69 onderging de kerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, St.-Joriskerk, interieur schip met oksaal (1970)
een omvangrijke restauratie, waarbij onder meer de vensters opnieuw werden voorzien van natuurstenen traceringen. De situatie met om de andere gedichte vensteropeningen, ontstaan bij een verbouwing in 1828, bleef echter gehandhaafd. Wel werd het westraam van de noorderzijbeuk opnieuw geopend. De westingang van de 14de-eeuwse kruiskerk kwam weer in het zicht. Het open portaal aan de noordzijde van de kerk werd grotendeels vernieuwd. Verder is toen de gerfkamer gedeeltelijk in de oorspronkelijke, in het begin van de 17de eeuw reeds gewijzigde toestand teruggebracht. Hierbij werd de eikehouten gewelfconstructie, die met steekkappen op een drietal puntgevels aansluit en waarvan voor deze reconstructie alleen het geraamte aanwezig was, voltooid. Het interieur bevat een groot aantal figuurschilderingen. In het 14de-eeuwse deel van de kerk zijn taferelen uit het leven van St.-Elmus en de afbeelding van een vrouwelijke heilige te zien. In het voormalige dwarspand bevinden zich scènes uit de legende van St.-Joris (St.-Joris als martelaar, drakendoder en prediker), daterend uit de periode omstreeks 1400 en een 15de-eeuwse voorstelling van de H. Maria Magdalena met zalfbus. Eveneens uit de 15de eeuw dateren de resten van zes figuren in het zuiderzijkoor, waaronder Christus met de ongelovige Thomas. Op een gewelf van het middenkoor is de Hemel afgebeeld. Op elk van de vier gewelfvelden zijn musicerende engelen te zien die God de Vader, Christus die zijn wonden toont (met de Arma Christi), de Heilige Geest (Duif) en Maria met het Christuskind (met kroon) omringen. Tegen de torenwand boven de ‘klockman’ uit 1724 bevindt zich een 17de-eeuwse grisaille, voorstellende St.-Joris en de draak. De sluitstenen van de gewelven zijn versierd met figuren, bloemmotieven en voorwerpen. In het verlengde deel van het middenkoor zijn zij voorzien van afbeeldingen van apostelen (Petrus, Paulus, Jacobus en Johannes). De kapitelen en de gewelfribben bij de sluitstenen waren, of zijn nog, voorzien van veelkleurige beschilderingen. Op een aantal gewelven zijn sjabloonversieringen en ronde decoraties bewaard gebleven, veelal met bloemmotieven. In het koor staan enkele van elders overgebrachte schilderstukken opgesteld, daterend uit omstreeks 1530. St.-Joris in gevecht met de draak is afkomstig uit het pand Krommestraat 46 en werd daar ontdekt in 1956. De (gerestaureerde) voorstellingen van de H. Veronica die Christus de zweetdoek aanreikt en Christus op de koude steen kwamen in 1901 te voorschijn bij de afbraak van het zogenaamde Kleppermanshuisje tegen de buitenzijde van de koorsluiting aan de Langestraat. Op de oorspronkelijke plaats zijn (aangevulde) kopieën aangebracht. Tot de belangrijkste inventarisstukken behoort het rijke zandstenen oksaal, dat omstreeks 1480 zal zijn vervaardigd en wordt toegeschreven aan Willem Backerweert, ook Willem van Utrecht genoemd. Het rechthoekige oksaal is vijf arcaden breed en heeft een met stergewelven overdekte gang of binnenruimte. De ronde bogen, de boogzwikken en de open balustrade zijn met laat-gotisch traceer- en bladwerk versierd. De getorste zuiltjes boven de pijlers droegen beeldjes, wellicht bekroond door een baldakijn, zoals op de hoeken nog (gedeeltelijk) het geval is. De kraagstenen tegen de koorwand tonen verschillende voorstellingen zoals mannen- en vrouwenfiguren en vechtende dieren. De eikenhouten koordeuren, uit de eerste helft van de 16de eeuw, zijn voorzien van vroeg-renaissance koperen balusters. Bij de restauratie is het in 1844 midden op het oksaal aangebrachte grote orgel verplaatst en zijn de weggebroken delen van de balustrade gereconstrueerd. Dat orgel, vervaardigd door C.F.A. Naber uit Deventer, is thans in het middenschip opgesteld. De kansel met koperen lezenaar dateert uit 1659. Het doophek, eveneens voorzien van koperen lezenaar, draagt in het bovenstuk van de deur het jaartal 1674. In de dooptuin staat een gotische hardstenen doopvont, versierd met een viertal kopjes. De noordbeuk herbergt twee renaissance-herenbanken uit 1631, die aan het begin van deze eeuw zijn verbreed. In het noorderzijkoor bevindt
Amersfoort, St.-Joriskerk, plattegrond met bouwfasen. I: de toren, II: de kruisbasiliek, III: het hallen- en hoofdkoor fase 1, IV: de verbouwing van het transept, V: het hallen- of hoofdkoor fase 2, VI: de noordbeuk van het schip, VII: de zuidbeuk van het schip fase 1, VIII: de zuidbeuk van het schip fase 2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich een klein grafmonument voor schilder en architect Jacob van Campen (†1657), versierd met beeldhouwwerk in de trant van Rombout Verhulst: in wit marmer; treurende putti met een spiegel, een slang die in de eigen staart bijt en een doodshoofd, in hout schilders- en bouwmeestersattributen. In de voormalige zuiderdwarsarm hangt een schilderij uit 1657, voorstellende de regenten van de St.-Joriskerk, door de Amersfoortse schilder G.L. Stellingwerff. O.L.-Vrouwetoren [2]. Eén van de voornaamste gotische torens van ons land. Oorspronkelijk was deze over een tussenliggende straat verbonden met de ter plaatse van het huidige Lieve Vrouwekerkhof gelegen, driebeukige 15de-eeuwse kruiskerk. De voorgangster van die kerk, een 14de-eeuwse kapel, was als koor in het laat-gotische gebouw opgenomen. De kerk werd in 1787 vernield door een ontploffing - er lag buskruit opgeslagen - en in het begin van de 19de eeuw geheel afgebroken. Met betrekking tot de bouwtijd van de toren is slechts bekend dat men er in 1471 mee bezig was. Vermoedelijk werd het werk aangevangen kort na 1444, toen op miraculeuze wijze een Mariabeeldje werd gevonden en ter verering naar de kapel overgebracht. Giften van pelgrims zullen de bouw van kerk en toren mogelijk hebben gemaakt. De toren kwam schuin op de lengteas van de kerk te staan, waarschijnlijk ten gevolge van aanpassing aan reeds bestaande bebouwing langs de Westsingel. De bijna 100 meter hoge toren is opgebouwd uit twee vierkante geledingen van baksteen en natuursteen, een met zandsteen beklede achtkante lantaarn en een houten, met leien, lood en koper beklede bekroning. Oorspronkelijk had de toren een naaldspits, die echter in 1547 verloren ging en vervangen werd door de houten renaissance-bekroning. Deze werd na een blikseminslag in 1651 hersteld. Het silhouet van de toren met het traptorentje tegen de lantaarn wordt graag gezien als een symbool van de H. Maagd met het Kindje Jezus. In opbouw vertoont de toren overeenkomst met de Domtoren te Utrecht, maar hij is sierlijker en de geledingen lopen vloeiender in elkaar over. Dit wordt vooral bewerkstelligd door de
Amersfoort, O.L.-Vrouwetoren (1970)
steunberen, die zich langs de eerste twee geledingen naar boven toe verjongen. De steunberen zijn zowel haaks als overhoeks gesteld en worden op verschillende hoogten door pinakels met hogels en kruisbloemen bekroond. De hoge overwelfde benedenruimte is ter halver hoogte voorzien van een gedeeltelijke omloop met natuurstenen balustrade. Het door F. Hemony in 1657-'63 vervaardigde klokkenspel is later met enkele nieuwe klokken uitgebreid. De toren is deze eeuw meermaals gerestaureerd. In 1912-'32 betrof dit vooral de twee onderste geledingen. Bij deze gelegenheid werd de stenen balustrade van de tweede geleding weer van hoekpinakels voorzien. De restauratie in de jaren 1965-'70 was gericht op de lantaarn en de torenbekroning. Bij de lantaarn werden de in de loop der tijd verdwenen pinakels, hogels en kruisbloemen op de wimbergen, balustrade en het traptorentje opnieuw aangebracht. De nieuwe spuwers kwamen tot stand naar vrij ontwerp. Daarnaast reconstrueerde men de bovenste lantaarn van de bekroning, die in 1807 bij herstelwerkzaamheden was weggelaten. Het baksteen- en natuursteenwerk van de toren is in 1994-'96 hersteld en schoongemaakt. Het St.-Pieters- en Bloklandsgasthuis (Westsingel 47) [3] is vermoedelijk tussen 1381 en 1391 buiten de toenmalige stadsmuren gesticht als het Nieuwe Gasthuis. In de 15de eeuw komt de naam St.-Pietersgasthuis in gebruik. Vanaf 1804 wordt het complex met de huidige naam aangeduid wegens samenvoeging met het in 1573 gestichte Bloklands- of Heilige Sacramentsgasthuis. Het complex is in 1907 gedeeltelijk afgebroken en door een nieuw gasthuisgebouw in neorenaissance-stijl vervangen (Achter Davidshof 1). De overgebleven oude gebouwen zijn in 1911-'13 en in 1985-'86 gerestaureerd. Van het gasthuis resteren een vroeg-16de-eeuwse eenbeukige kapel aan de Westsingel en een haaks hierop gebouwde mannenzaal uit ongeveer 1535. De vrouwenzaal is gesloopt. De laat-gotische kapel heeft steunberen, een met leien gedekt zadeldak en een kleine klokkentoren boven de vernieuwde westelijke puntgevel. De vensters van het smalle, driezijdig gesloten koor zijn bij de restauratie van 1911-'13 voorzien van natuurstenen traceringen. Inwendig heeft het koor een kruisrib- en een straalgewelf in steen, met resten van schilderingen. De bewerkte kraagstenen hebben onder meer de vorm van musicerende engeltjes. De voorruimte van de kapel wordt door een houten tongewelf gedekt en is door een triomfboog van het koor gescheiden. De westelijke travee van deze ruimte maakte vroeger deel uit van de vrouwenzaal. Hier bevinden zich
Amersfoort, St.-Pieters- en Bloklandsgasthuis, mannenzaal (1988)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder meer een houten spiltrap en een houten bordestrap met balustrade en renaissance-poortje. Beide dateren uit de 17de eeuw en zijn afkomstig uit het gesloopte deel van het complex. De mannenzaal is aan één zijde voorzien van steunberen. De in ondiepe spitsboognissen geplaatste kruisvensters zijn bij de restauratie van 1911-'13 gereconstrueerd. Inwendig heeft de zaal een houten tongewelf met trekbalken. Zeer bijzonder is de goed bewaarde inventaris van deze gasthuiszaal, een unicum in ons land. Er staan 22 bedsteden, elk met in de achterwand een nis voor de po. Tussen de bedsteden staan de kisten waarin de persoonlijke bezittingen van de ‘gastelingen’ werden bewaard. Het geheel doet enigszins denken aan het Hôtel-Dieu te Beaune in Frankrijk. Kapel van St.-Aegten ('t Zand 37) [4]. Restant van het in 1399 gestichte St.-Agathaklooster. De eenbeukige kapel met driezijdige koorsluiting werd in 1408-'10 gebouwd als dubbelkapel, net als de Agnietenkapel in de stad Utrecht. Aanvankelijk was de gehele kerk door middel van een houten vloer in een beneden- en een bovenruimte gescheiden. In 1463 werd in de drie westelijke traveeën een nonnengalerij aangebracht, gedragen door achtkante zuilen en netribgewelven waarmee de voor leken bestemde benedenruimte in drie beuken werd verdeeld. Het koorgedeelte werd
Amersfoort, Kapel van St.- Aegten (1977)
Amersfoort, Minderbroeders- of observantenklooster (1982)
door het wegbreken van de houten vloer een ongedeelde ruimte. Thans bevindt zich hier echter weer een houten tussenvloer. Bij restauratie in 1969-'72 werden de nonnengalerij, het houten tongewelf van de bovenkerk, de gotische venstertraceringen en het omstreeks 1800 verdwenen torentje op het dak gereconstrueerd. In haar grootste omvang besloeg het St.-Agathaklooster het gehele terrein binnen het Grote Spui, de stadsmuur, de St.-Agathastraat en 't Zand. In de moderne aanbouw tegen de noordzijde van de kapel is een fragment van de voor het overige verdwenen kloostergebouwen opgenomen. Van het minderbroeders- of observantenklooster (Westsingel/Achter Davidshof/Stadhuisplein) [5] zijn de noord-, west- en oostvleugels van de kloosterhof bewaard gebleven. Het complex is echter in de loop der tijd ingrijpend verbouwd. Het klooster, opgetrokken in 1471-'79 en herbouwd na een brand in 1495, kwam in 1579 aan de stad. Een belangrijk deel van het complex kreeg toen de functie van stadsdoelen en logement. Vermoedelijk bij de verbouwing tot artillerie- en genieschool in 1804 zijn de kloostervleugels van een verdieping voorzien. Er werden nieuwe vleugels bijgebouwd, waaronder het hoekpand Westsingel 46, dat een empire voorgevel heeft. In 1980-'82 werden de gebouwen ingrijpend gerestaureerd en ingericht als gemeentearchief en gemeentelijke sociale dienst. Bij de restauratie kregen de kappen van de vleugels weer hun oorspronkelijke hoogte. Een glazen galerij tegen de noordvleugel, het oudste deel van het complex, geeft de plaats aan waar vroeger de kloostergang liep. De kloostergang van de west- en oostvleugel was niet aan- maar ingebouwd. De aan het Stadhuisplein gelegen westvleugel was oorspronkelijk langer. Het interieur bevat een laat-16de-eeuwse eikenhouten spiltrap. De zuidvleugel is geheel nieuw opgetrokken. Van de kloosterkapel, die ten zuiden van de kloosterhof lag en die vermoedelijk al in 1587 gedeeltelijk werd gesloopt, zijn enkele funderingsresten teruggevonden. Kapel van Isselt (Uraniumweg). Deze oorspronkelijk buiten de stad gelegen 15de-eeuwse kapel is thans opgenomen in de wijk Isselt. Met uitzondering van het koor is de kapel momenteel ingericht als woning. In het koor hangen nog enkele 18de-eeuwse rouwborden. De Stichting De Armen de Poth (hoek Coninck- en de Pothstraat) [6] bevindt zich op de plaats waar reeds vóór 1500, buiten de eerste stadsomwalling, het pesthuis stond. In 1525, toen dit gebied binnen de tweede omwalling was gekomen, vestigden zich hier de broeders van de H. Geest, ook wel Pothbroeders genoemd. Zij hielden zich bezig met het uitdelen van voedsel aan de armen. In 1547 kregen de cellezusters, die in het pesthuis verpleegden, hier enkele kamers ter beschikking. Nadat het pesthuis in 1738 was opgeheven, werden de niet meer gebruikte huisjes voor pestlijders tot zogenaamde vrijwoningen. Het com- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plex breidde zich daarna nog verder uit. Het pesthuis werd in 1892 afgebroken ten behoeve van een nieuwe rij woningen. Het oudste deel van het complex is de vroeg-16de-eeuwse, aan St.-Rochus gewijde kapel, die met zijn driezijdige sluiting naar de Pothstraat staat. De kapel heeft een houten zoldering en een dakruiter met klok. Het zogenaamde provenhuis, met uitdeelkamer en bakkerij, dateert van omstreeks 1526. Tegen de noordzijde van het provenhuis werd in 1547 de kamer van de cellezusters gebouwd, tegen de zuidzijde verrees later de regentenkamer. De tot woningen verbouwde pesthuisjes dateren uit 1657. Verder behoren bij het complex nog enige rijen woningen, die de eerder genoemde gebouwen omgeven in de vorm van twee onderling verbonden hofjes. Deze woningen zijn voor het merendeel gebouwd in de periode tussen 1879 en 1902. Aan de kant van de Coninckstraat staan twee bakstenen poortjes, met de jaartallen 1658 en 1669 in de sluitstenen. Het, waarschijnlijk 18de-eeuwse, gebouw op de hoek van de Coninck- en de Pothstraat is lange tijd als ziekenhuis in gebruik geweest, maar is in 1904 tot woningen verbouwd. Het klooster Mariënhof (hoek Kleine Haag en Zuidsingel) [7] werd gebouwd door augustijner monniken op de plaats van het door hen in 1547 verworven, oudere klooster van de cellezusters. Nadat het klooster in 1579 aan de stad was gekomen, bracht men er in 1612 het St.-Nicolaasweeshuis in onder. In 1804 werd dit met het stadskinderhuis samengevoegd tot Burgerweeshuis, dat tot 1946 in het complex bleef gehuisvest. De belangrijkste restanten van het 16de-eeuwse kloostercomplex zijn het haaks op de Kleine Haag gelegen grote hoofdgebouw en twee, thans wit gepleisterde vleugels van de kloostergang. Het vrij gave hoofdgebouw toont aan de kant van de Stadsring een souterrain en twee bouwlagen met kruisvensters onder een met leien gedekt zadeldak. De lagere aanbouwen tegen de oostelijke gevel zijn van iets later datum. Bij de restauratie van het complex in 1950-'54 kreeg de kloostergang zijn gewelven. Aan het St.-Nicolaasweeshuis herinneren nog de regentenkamer (Zuidsingel 23-25) uit 1612 en het omstreeks 1700 geplaatste natuurstenen poortje met geblokte pilasters aan de Zuidsingel. Een in het poortje aangebracht geschilderd paneel dateert van de oprichting van het Burgerweeshuis. Tegenwoordig huisvest het complex een culinair museum. Ten behoeve van het entree is tegen de westelijke vleugel een glazen portaal geplaatst. Kapel van Coelhorst (Coelhorsterlaan ong.), gelegen ten westen van de wijk Hoogland. Het rechthoekige, wit gepleisterde, bakstenen gebouw met zadeldak zou uit de 16de eeuw kunnen dateren. Op de westgevel staat een dakruiter met een luidklok uit 1708. In de kerk bevinden zich drie gemetselde graftomben van de geslachten Tuyll en Beelaerts en enkele memoriestenen van deze families. Het voorm. Oud Kath. Seminarie (hoek Muurhuizen en Kerkstraat) [8] werd in 1725 gesticht. Een in 1696 als schuilkerk gebouwde kapel, gewijd aan St.-Willibrordus en St.-Bonifatius, deed vanaf 1835 dienst als kapel van het seminarie. Tot het complex behoorden verder twee haaks op de kapel gelegen hoge gebouwen. De zuidelijke vleugel, het ‘Studentengebouw’, dateert uit 1725. De noordelijke vleugel, gelegen aan de Muurhuizen, stond bekend als het ‘Humanistengebouw’. Dit pand is in 1832-'33 verbouwd. Uit die tijd dateert ook het aangrenzende neoclassicistische portaalgebouwtje. Het seminarie is in 1957 naar elders verplaatst. De kapel en enkele andere delen van het seminariegebouw zijn opgenomen in de door Abel Cahen ontworpen nieuwbouw voor de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, voltooid in 1988. De Synagoge (Drieringensteeg 2) [9], gesticht in 1727, was oorspronkelijk een klein rechthoekig gebouw. Het kreeg zijn huidige vorm na een verbouwing in 1842-'43, naar ontwerp van B. Ruitenberg. Tegen de westgevel werd toen een portaal opgetrokken en er werden spitsboogvensters aangebracht. Bij een restauratie in 1927, onder toezicht van H. Elte, kreeg het gebouw zijn huidige glazen met joodse symbolen. De synagoge staat nagenoeg geheel vrij binnen een door Drieringensteeg, Muurhuizen en Kortegracht omgeven complex van bijbehorende kleine dienstwoningen en -
Amersfoort, Synagoge, interieur
gebouwen uit 1865 en 1879, onderling verbonden door lage tuinmuren. De voorm. R.K. kerk O.L.-Vrouw ten Hemelopneming (Langegracht 36) [10], ook ‘Elleboogkerk’ genoemd, is een neoclassicistische driebeukige kerk. Het risaliet is voorzien van een ingangspoort en wordt afgesloten door een fronton, met daarboven een achtkante houten klokkentoren met spits. De kerk werd in 1820 gebouwd ter vervanging van een oudere schuilkerk in de Kromme Elleboogsteeg. In 1846-'47 vond een verbouwing plaats naar plannen van Th. Molkenboer, waarbij het gebouw aan de oostzijde werd vergroot met een transept en een recht gesloten koor. De klokkentoren is in 1985 opnieuw aangebracht. De R.K. kerk St.-Franciscus Xaverius ('t Zand 29) [11] is een driebeukige neoclassicistische-pseudo-basiliek, gebouwd in 1816-'17 naar ontwerp van F. Wittenberg ter vervanging van een oudere schuilkerk op dezelfde plaats. Het gebouw is in 1851 vergroot met een iets uitspringend transept met gestuct koepelgewelf en een recht gesloten koor. In plattegrond en opbouw vertoont de kerk sterke gelijkenis met de ‘Elleboogkerk’, doch is ruimer van opzet en rijker van vormgeving. De door kolossale geblokte ionische pilasters gelede bakstenen voorgevel heeft een dorische ingangspoort. De middenpartij wordt afgesloten door een houten fronton, met daarboven een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, R.K. kerk St.-Franciscus Xaverius
zeskantig houten klokkentorentje met koepelvormige spits. Evenals in de ‘Elleboogkerk’ worden de beuken gescheiden door ionische zuilen; de wanden zijn geleed door middel van ionische pilasters. Zowel de vlakke plafonds van de zijbeuken, als de ton- en koepelgewelven boven het overig deel van de kerk zijn voorzien van stucversieringen. Het neobarokke hoofdaltaar dateert uit 1852. Het met gesneden muziekinstrumenten versierde orgel werd in 1819 door G.Th. Bätz vervaardigd. Het binnenwerk van dit orgel is in 1926 ingrijpend gewijzigd. De kerk is in 1982 gerestaureerd. De Luth. kerk (Langestraat 61) [12] is een eenbeukige kerk met neoclassicistisch front, in 1837 opgetrokken ter vervanging van de in de 14de eeuw gestichte H. Geestkapel. De nieuwbouw naar ontwerp van B. Ruitenberg heeft een geblokte onderbouw, waarboven spitsboogvensters tussen ionische pilasters. De gevel wordt bekroond door een houten fronton en achtkantig koepeltorentje. In het sobere interieur met vlak stucplafond bevinden zich een 18de-eeuws uurwerk, een in 1766 door J.H.H. Bätz vervaardigd orgel (met gewijzigd binnenwerk) en enkele oude grafzerken. In 1986 is de kerk gerestaureerd. Het Kloostergebouw O.L.-Vrouwe ter Eem (Zuidsingel 39) [13] is een goed voorbeeld van de zogeheten Willem-II-gotiek. De hoofdvorm is neoclassicistisch terwijl de details in Engels getinte neogotische vormen zijn uitgevoerd. Dit laatste is goed te zien bij de gietijzeren venstertraceringen. Het pand is in 1847 gebouwd naar ontwerp van Th. Molkenboer. Het naastgelegen moederhuis van de ‘Congregatie van O.L.-Vrouwe’ (Zuidsingel 40-41) is een neorenaissance-gebouw uit omstreeks 1880. Daarachter ligt een sobere neogotische zaalkerk met verhoogd koor en stenen dakruiter. De kerk verrees in 1900 naar plannen van H. Kroes; in 1918 is het gebouw vergroot. Het R.K. klooster St.-Joseph (Barchman Wuytierslaan 53-55) kwam tussen 1909-'10 tot stand naar plannen van H. Kroes in een sobere stijl met minimale verwijzingen naar de neogotiek. In 1937 is het klooster, waaraan een R.K. vormingsschool was verbonden, verbouwd. Overige kerken. De R.K. St.-Ansfriduskerk (Jacob Catslaan 26b), een basilicale kruiskerk in sobere laatneogotische vormen, is in 1914-'16 gebouwd naar ontwerp van W. te Riele Gzn. De bijbehorende pastorie dateert uit 1920. De Herv. kerk (Leusderweg 110) is een eenvoudige zaalkerk met een terzijde staande, slanke toren. De kerk kwam in 1924 tot stand naar ontwerp van H.A. Pothoven en G. van Hoogevest. De Oud Kath. kerk ('t Zand 13) is een basilicale kerk met een slanke toren terzijde van de ingang. De kerk is gebouwd in 1927, naar plannen van W. van Gent.
Amersfoort, R.K. St.-Ansfriduskerk
De naastgelegen neogotische pastorie stamt uit 1899 en werd ontworpen door H. Kroes. De Herst. Apostolische kerk (Utrechtseweg 77), een sobere zaalkerk uit 1934-'35, kreeg gestalte in de vormen van het zakelijk expressionisme. Het ontwerp is van C. Kruiswijk en A. van der Vorst. De kapel van het ziekenhuis Zon en Schild (Utrechtseweg 260-286) is een zaalkerk met hoogopgaand dak doorbroken door dakkapellen. De nagenoeg vrijstaande toren heeft een ingesnoerde spits. De kapel is in de jaren dertig in traditionalistische vormen gebouwd. De R.K. kerk St.-Martinus (Kerklaan 22) is een in 1957 in traditionele vormen gewijzigde, uit 1882 daterende neogotische kerk van A. Tepe. De naastgelegen neogotische pastorie uit 1888 is van dezelfde architect. Verdedigingswerken. Van de omstreeks 1300 tot stand gekomen verdedigingsgordel om het oudste stadsdeel zijn het grootste deel van de omgrachting, enkele fragmenten van de hierbinnen opgetrokken ommuring, een verdedigingstoren en delen van een van de vier stadspoorten bewaard gebleven. De omgrachting, die nog aanwezig is in de vorm van de West-, de Zuid- en de Weverssingel, moet oorspronkelijk breder zijn geweest. In en onder enkele muurhuizen zijn delen van de stadsmuur aangetroffen. De Plompe- of Dieventoren (Muurhuizen 97), een vrij zware vierkante verdedigingstoren, is vermoedelijk in het begin van de 14de eeuw aan de stadsmuur toegevoegd. Later deed de toren lange tijd dienst als gevangenis, vandaar de naam Dieventoren. Het klokkentorentje op het tentdak, met een in 1590 door Thomas Both gegoten luidklok, werd in 1860 aangebracht. De poortdoorgang naar de Zuidsingel kwam pas in 1942 tot stand, toen de toren en de muurhuizen ter linkerzijde daarvan werden gerestaureerd. Van de Kamperbinnenpoort [14], aan het oosteinde van de Langestraat, resteren twee achtkante torens. De verbindende poortboog, met weergang, mezekouw en leien zadeldak, is in 1827 gesloopt, maar werd bij een restauratie in 1931-'33 gereconstrueerd. Ook de beide aanbouwen met passage kwamen toen tot stand. De torens staan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Koppelpoort, interieur met dubbele tredmolen (1984)
aan de buitenzijde van de gracht en vormden oorspronkelijk het voorwerk van de eigenlijke, thans verdwenen, hoofdpoort (ook wel de Viepoort genoemd), waarvan in 1990 funderingsresten werden aangetroffen. Van de tussen ongeveer 1380 en 1450 gerealiseerde tweede verdedigingsgordel resteren nog enkele delen van de ommuring, twee poorten en de helft van de omgrachting (de Beek). Langs de St.-Annastraat tussen de Coninckstraat en de Kamp staat een lang stukstadsmuur met drie ronde torens. Aan de veldzijde is deze muur voorzien van steunberen, aan de stadzijde van (fragmenten van) bogen, waarover de weergang liep. Tevens is nog een deel van de aarden wal aanwezig die omstreeks 1560 ter verzwaring van de muur tegen de binnenkant werd opgeworpen. De muur langs Achter de Kamp, met arkeltorentje, kantelen met schietgaten en ronde toren, is voor een belangrijk deel in 1978 gereconstrueerd. De in 1975 teruggevonden fundering van een stuk stadsmuur met drie ronde torens langs Binnen de Veste is toen tot een hoogte van ongeveer een meter boven het maaiveld weer opgemetseld. De waterpoort Monnikendam [15], aan de zuidoostzijde van de stad, werd vermoedelijk omstreeks 1400 gebouwd over de plaats waar de Heiligenbergerbeek de stad binnenkomt. Naast een
Amersfoort, Gezicht op binnenstad met Koppelpoort (1974)
Amersfoort, Waterpoort Monnikendam
verdedigende functie vervulde zij waarschijnlijk ook een rol in het regelen van de waterhuishouding van de stad. De poort bestaat uit twee ronde torens, onderling verbonden door een muur met een laag over het water geslagen boog. De stenen brug die aan de stadzijde langs de muur loopt, moet omstreeks 1565 een houten brug hebben vervangen. Zowel bij de omvorming van de stadswallen tot plantsoen in de 19de eeuw als bij de restauratie in 1947 heeft de poort wijzigingen ondergaan. De Koppelpoort [16], aan de noordwestzijde van de stad, is een combinatie van een waterpoort over de Eem en een landpoort, die het Grote Spui met de Grote Koppel verbindt. Omstreeks 1400 zal eerst de waterpoort zijn gebouwd, waarna spoedig de landpoort tot stand kwam. De waterpoort is aan de stadzijde voorzien van een op uitgekraagde segmentbogen en natuurstenen consoles | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rustende loopgang en wordt gedekt door een schilddak. Inwendig bevat zij nog een bijzondere dubbele tredmolen met windas en kabels, waarmee het eveneens nog aanwezige balkenschot kon worden neergelaten ter afsluiting van de doorgang. Boven bevond zich de gildekamer van de zakkendragers. In het muurwerk aan weerszijden van de waterpoort en de landpoort, zijn aan de stadzijde enkele bogen van de weergang van de stadsmuur gehandhaafd. De landpoort, met haar twee achtkante torens, had oorspronkelijk nog een voorpoort. In 1641 werd aan de andere zijde van de waterpoort een kleinere doorgang gemaakt, die het Kleine Spui met de Kleine Koppel verbond. Sinds de sloop van deze kleine poort, begin 19de eeuw, beëindigt een achtkante toren aan deze zijde het geheel. In 1885-'86 werd de Koppelpoort onder leiding van P.J.H Cuypers ingrijpend gerestaureerd. De reconstructie van de poort is slechts ten dele gebaseerd op historische gegevens en bouwsporen. De meeste wijzigingen hadden ten doel het oude gebouw te ‘voltooien’ en te verfraaien. Zo werd tegen de buitenzijde van de waterpoort een mezekouw aangebracht en kreeg het bouwdeel tussen beide poorten een weergang in plaats van de bestaande verdieping. Die weergang werd, volledig overbodig en onlogisch, ook aan de stadzijde voorzien van een borstwering met kantelen. Bastions. Van de omstreeks 1600 aan de stadsmuur toegevoegde bastions zijn het Davidsbolwerk (Achter Davidshof) en het bastion bij de Bloemendalsebuitenpoort nog herkenbaar. Op dat laatste bastion is in 1700 de Israëlitische begraafplaats in gebruik genomen. Het terrein is gedeeltelijk ommuurd. De staande grafstenen laten zien dat hier Hoogduitse joden werden begraven. De begraafplaats is ondanks het feit dat zij reeds in 1873 werd gesloten, goed behouden gebleven. De toen aan de Soesterweg geopende nieuwe joodse begraafplaats bestaat ook nog. Boterhal (Hof 2) [17]. Galerij uit 1608, gebouwd tegen de zuidzijde van de Joriskerk door Dirck Gerritsz. uit Utrecht. De hal rust op houten zuilen en wordt gedekt door een houten zoldering en een leien schilddak. De vensters in de dakkapellen zijn gewijzigd. In 1962
Amersfoort, Vishal gebouwd op overkluizing van de Korte Gracht
vond restauratie plaats. De dakruiter met carillon dateert uit 1992. Vishal [18]. Op de overkluizing van de Kortegracht bij de Langestraat staat een in 1657 gebouwde vrijstaande galerij op vierkante en ronde houten zuilen. De hal heeft een door eenvoudige consoles gesteund schilddak. In 1856 werd het gebouwtje verplaatst naar het Lieve Vrouwekerkhof en in 1988 op de oude plek herplaatst. Tolhuis (Bloemendalsestraat 73). Wit gepleisterd neoclassicistisch gebouwtje uit het tweede kwart van de 19de eeuw, opgetrokken na afbraak van de Bloemendalsebuitenpoort. Het ziekenhuis (Weverssingel 42-44) dateert uit het midden van de 19de eeuw. De witgepleisterde gevel heeft in het midden een voor die tijd kenmerkende flauwe puntgevel in eenvoudige neoclassicistische vormen. Sociëteit Amicitia (Stadsring 30-32) is een vrijstaand pand in neoclassicistische vormgeving met lage voor- en
Amersfoort, Museum Flehite
hogere achterbouw. Het dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw. Stadsarchitect W.H. Kam droeg in 1891 zorg voor een grote verbouwing. Het militair hospitaal (Hogeweg 70) dateert uit 1877 en is een robuust gebouw met iets uitspringend middenrisaliet en een hoofdgestel met attiekvensters. Kenmerkend voor de neoclassicistische vormgeving van die tijd zijn de veelhoekige pilasters op de hoeken en bij het middendeel. De voorm. Juliana van Stolbergkazerne (Leusderweg 45), werd in 1889-'92 gebouwd als onderkomen voor een regiment infanterie. Het pand is opgetrokken in neobarokke vormen naar ontwerp van de ‘Eerst Aanwezend Ingenieur der Genie’, kapitein A. Kleijnheus. Het complex wordt gevormd door vier vrijstaande, langgerekte hoofdgebouwen, gegroepeerd langs drie zijden van een groot plein. Aan de voorzijde van het plein staat een toegangshek, geflankeerd door robuust vormgegeven, grotendeels natuurstenen wachthuisjes. De hoofdgebouwen zijn genoemd naar vier zonen van Juliana van Stolberg (Willem, Lodewijk, Hendrik en Adolf), omgekomen in de Tachtigjarige Oorlog. Nadat de gebouwen in 1978 hun militaire functie hadden verloren, zijn ze tot woningen verbouwd. Op een groot deel van het excercitieterrein zijn inmiddels ook woningen verrezen. Museum Flehite (Westsingel 50) [19] is in 1889 gevestigd in het pand Breestraat 78. Er volgde een ingrijpende verbouwing en uitbreiding in neorenaissance-stijl in 1898-'99, naar ontwerp van architect H. Kroes. Het museum is rijk gedecoreerd. De gevels hebben gepro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nonceerde immitatiespeklagen, spekblokken, waterlijsten, klauwstukken, obelisken en een gebogen fronton. In de boogvelden boven de vensters van de begane grond is een schelpmotief aangebracht. De in glas-in-lood ramen tonen de wapens van Flehite en van de stad Amersfoort. Bij de uitbreiding is de toegang naar de Westsingel verplaatst. Via een brug en poortgebouw bereikt men het museum tussen twee haaks op het oude huis geplaatste vleugels. Later zijn de aangrenzende panden bij het museum getrokken, waardoor de oude kern bestaat uit drie huizen. Breestraat 76 is van oorsprong een laat-15de-eeuws woonhuis, in de 18de eeuw tot pakhuis verbouwd; bij de restauratie in 1972 werd de voorgevel ontpleisterd. Bij de restauratie van Breestraat 78 in 1978 zijn inwendig de oude muurhuisruimten hersteld. Evenals dit pand heeft ook Breestraat 80-82 een 19de-eeuws voorkomen, maar beide dateren in oorspronkelijke vorm vermoedelijk uit de 16de of 17de eeuw. Het Rijks Opvoedings Gesticht (Utrechtseweg 233-261) werd in 1908 ontworpen door de hoofdingenieur voor gevangenissen en gerechtsgebouwen, W.C. Metzelaar, in een aan de overheidsbouw aangepaste chalet-stijl met Jugendstil-details. De tegeltableaus zijn afkomstig van de ‘Koninklijke Aardewerkfabriek de Porceleyne Fles’ uit Delft. Het pand vertoont overeenkomst met de tuchtschool voor meisjes te Zeist uit 1905. O.L.-Vrouwe ter Eem en Eemlandcollege (Daam Fockemalaan 22). Complex bestaande uit een klooster, een R.K. kweekschool voor
Amersfoort, O.L.-Vrouwe ter Eem
Amersfoort, Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium
meisjes en een meisjeslyceum met internaat. Het is in 1931 gebouwd naar ontwerp van B.J. Koldewey en H. Kroes in de stijl van de Delftse school. In 1938 werd één van de scholen uitgebreid met drie vleugels rond een binnenhof. Het beeld boven de hoofdingang, voorstellende O.L.-Vrouwe ter Eem met het Kindje Jezus en de Amersfoortse O.L.-Vrouwetoren, is van de hand van Mari Andriessen. In de kapel bevindt zich beeldhouwwerk van A. Termote. Het voorm. Johan van Oldenbarnevelt Gymnasium (Groen van Prinstererlaan 33) kwam in 1932 tot stand naar ontwerp van C.B. van der Tak. Het pand wordt gekenmerkt door een kubistische ordening van volumes, met nadruk op strakke wanden en stroken glas, en vertoont een sterke invloed van het werk van W.M. Dudok. Het voorm. Constantijn College (Daam Fockemalaan 10) werd in 1952-'54 gebouwd naar ontwerp van de Tilburgse architect J.C.A. Schijvens. Het complex omvatte een klooster van de orde der kruisheren, een Gymnasium en een H.B.S. voor jongens. Het complex met zijn uivormige torenbekroningen en kerkgebouw geïnspireerd op de Byzantijnse en vroeg-christelijke bouwkunst, is opgetrokken in de vormen van het naoorlogs traditionalisme. Overige scholen. Verder zijn nog interessant het voorm. Gymnasium (Westsingel 45) uit 1879-1880, een school met twaalf lokalen (Stadsring 36) uit 1887 - beide naar ontwerp van W.H. Kam -, de R.K. school (P. Borstraat 43-45) uit 1907, naar ontwerp van H. Kroes en een L-vormige school (Van Effenlaan 20) met verhoogd deel op de hoek, naar ontwerp van T. Sikma uit 1928. Van der Tak ontwierp als stadsarchitect onder meer scholen aan de Noorderwierweg (nr. 275, uit 1929), de Bisschopsweg (Rembrandtschool, uit 1931) en de Hobbemastraat (nr. 36-38, uit 1932). Muurhuizen. Karakteristiek voor Amersfoort zijn de muurhuizen. Hiertoe rekent men de huizen aan de buitenzijde van Muurhuizen, Breestraat en Krankeledenstraat. De oudste muurhuizen dateren op hun vroegst uit de 15de eeuw. De meeste zijn evenwel pas gebouwd nadat de eerste stadsmuur door de aanleg van de tweede stadsversterking zijn verdedigingsfunctie had verloren en voor bebouwing was vrijgegeven. Pas in 1501 begon het stadsbestuur aan particulieren officieel grond te verkopen die was vrijgekomen door de afbraak van de muur. De eerste muurhuizen verrezen aan de buitenkant van de stadsmuur en stonden met hun achterkant in het water van de stadsgracht. Doordat de gracht dichtslibde, ontstonden later achter de huizen grotere erven, waarop men bijgebouwen neerzette en tuinen aanlegde. Mogelijk het oudst is het huis Tinnenburg (Muurhuizen 25), dat reeds in 1414 werd genoemd. Het ligt naast de voormalige waterpoort die de stad aan deze zijde afsloot en waardoor de Eem (Heiligenbergerbeek) Amersfoort binnenkwam. De strategische plaats en de zwaarte van de muren maken het aannemelijk dat het hier om een versterkt huis gaat. Het werd echter wel later gebouwd dan de stadsmuur, omdat daarvan drie weergangbogen in de voorgevel zijn opgenomen. Bij de restauratie van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Muurhuizen, Tinnenburg
Amersfoort, Muurhuizen, Bollenburg
huis in 1942 heeft men de gevels ontpleisterd, de kruisvensters op de verdieping gereconstrueerd en een restant van een boogaanzet van de waterpoort ‘verduidelijkt’. Van de tientallen historisch interessante muurhuizen kan hier slechts een kleine selectie worden genoemd. Uit de 16de-eeuw dateren onder meer: Muurhuizen 1, tegenwoordig muziekschool, Bollenburg (Muurhuizen 19), het huis waar Johan van Oldenbarnevelt zijn jeugd doorbracht, Muurhuizen 33, met traptoren, van 1578 tot 1907 deel uitmakend van het St.-Elisabethsgasthuis, Muurhuizen 99-107, met aan
Amersfoort, Muurhuizen, Secretarishuisje
de Singelzijde boogvormige spaarnissen (nr. 107) en gereconstrueerde kruisvensters, Muurhuizen 199, met later erop gezet traptorentje en een 19de-eeuwse aanbouw en 't Oude Wevershuys (Muurhuizen 227), gebouwd met grote, hergebruikte bakstenen, waarschijnlijk van de stadsmuur. Deze vrij monumentale dwarshuizen hebben over het algemeen een hoog opgaande brede voorgevel en een zadeldak, waarvan de nok evenwijdig loopt met de straat. De zijgevels eindigen soms in de vorm van een trapgevel, al dan niet met ezelsrugafdekkingen. De huizen zijn betrekkelijk ondiep en hebben meestal overkluisde kelders en meer dan één verdieping. Aan de straatzijde bevinden zich soms kleine aanbouwsels, stoepen en traptorentjes. Gezamenlijk vormen de muurhuizen zowel aan de straat- als aan de singelkant een vrij vlakke, gesloten wand. Bij veel muurhuizen gaat de ouderdom van het pand schuil achter een 19de-eeuwse pleisterlaag. In de loop der eeuwen ondergingen de huizen grote en kleine verbouwingen. Van het Secretarishuisje (Muurhuizen 109) zijn het renaissance-poortje en de schelpvormige versieringen boven de vensters, alle van zandsteen, eind-16de-eeuws en de door de daklijst heen brekende dakkapel met trapgeveltje 17de-eeuws. Een 18de-eeuws element zijn bijvoorbeeld de schuifvensters. Bij de restauratie van het huis in 1951-'53 heeft men de 19de-eeuwse pleisterlaag van de gevels verwijderd. Een dergelijke geschiedenis laat zich ook voor veel andere muurhuizen vertellen. In de 17de en 18de eeuw verrezen ook nog nieuwe muurhuizen, bijvoorbeeld 't Huis te Nuwen Burch (Muurhuizen 5) uit 1645. Diverse muurhuizen zijn als pakhuis gebruikt en kregen daarom stenen dakkapellen met een topgeveltje (Vlaamse gevel), een overhuifde hijsbalk en grote met luiken gesloten laadvensters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overige woonhuizen. De stad bezit nog een groot aantal oude huizen en interessante gevels, waarvan overigens wel vele bij restauraties ingrijpend zijn gereconstrueerd. Terwijl de muurhuizen als dwarshuizen zijn gebouwd, is het diepe huis, met de nok loodrecht op de straat, het meest gangbare huistype in de binnenstad. Het diepe huis Krommestraat 70 staat op de plaats van het oudste stadhuis van Amersfoort en zou in de kern nog uit de 14de eeuw kunnen dateren. De zijmuren hebben 15de-eeuws en jonger metselwerk. Het huis Kamper Binnenpoort 4 dateert uit het eind van de 15de eeuw of het begin van de 16de eeuw en is met de zijgevel tegen of op de plaats van de stadsmuur gebouwd. Aan de gracht heeft de zijgevel een uitbouw en een steunbeer. De vensters en de togen daarboven zijn van later datum. Het 16de-eeuwse dwarshuis Vagevier (Muurhuizen 108-110) ligt niet tegen de voormalige stadsmuur aan, maar aan de overzijde van de straat. De gevel aan de straat had een vrij sober karakter, omdat het huis op het binnenterrein was georiënteerd. De achtergevel was oorspronkelijk dan ook belangrijker en had bakstenen kruisvensters met zandstenen stijlen en dorpels. In het pand zijn de eiken moer- en kinderbintbalklagen met rijk versierde consoles bewaard gebleven. Het huis is later als pakhuis gebruikt, waaraan de laadvensters en de Vlaamse gevel met hijsbalk herinneren. Bij de restauratie, aan het begin van de jaren negentig, kreeg de straatgevel een nieuwe vensterindeling en heeft men de
Amersfoort, Havik 33-35
kruisvensters en deuren in de achtergevel gereconstrueerd (zichtbaar vanuit de Kerkstraat). Het Kapelhuis (Krankeledenstraat hoek Lieve Vrouwekerkhof), omstreeks 1525 gebouwd als dienstwoning bij de Lieve-Vrouwekerk, heeft een fraaie trapgevel met overhoekse pinakels, ronde nissen, getoogde nissen met sierverband en zandstenen vensterdorpels. Het gedeelte van de pui onder de ontlastingsbogen werd bij de restauratie van 1905 vernieuwd. Het Mandaatshuisje (Groenmarkt 9) is een omstreeks 1530 na brand herbouwd kanunnikenhuis met een soortgelijke geveltop, die echter voor een deel een reconstructie is, uitgevoerd bij de restauratie in 1942. De eikenhouten puibalk gaf voldoende aanwijzingen voor een reconstructie van de pui. De 16de-eeuwse zijgevel van Groenmarkt 10 vertoont grote korfboognissen. Lieve Vrouwestraat 6-8, uit ongeveer 1540, heeft een vakwerkconstructie en een overstek op gotisch geprofileerde korbelen. De gevel is ingrijpend gerestaureerd in 1973. De beplanking dateert van die restauratie. Café De Grote Slok (Zevenhuizen 1, hoek Langestraat) is een 16de-eeuws woonhuis, waarvan de bakstenen verdieping oorspronkelijk alleen aan de kant van Zevenhuizen was overgekraagd; ze rusten op houten korbelen. Het pand is in 1943 ingrijpend gerestaureerd. Het brede pand Bloemendalseweg 37 heeft een gepleisterde topgevel met in- en uitgezwenkte randen uit het eerste kwart van de 17de eeuw. Verspreid over de stad komen nog verscheidene 17de-eeuwse woonhuizen met trapgevels voor, zoals Havik 33 en 35. Het smalle eerste pand, dat blijkens het jaartal boven de deur uit 1618 zou dateren, heeft een toppilaster op gebeeldhouwde console en een vrij gaaf bewaarde pui, die ter hoogte van de vroeger aanwezige insteekverdieping is voorzien van enkele sierpatronen in baksteen. Het buurpand is vermoedelijk laat-middeleeuws, maar kreeg omstreeks 1630 een nieuwe voorgevel. Boven de vensters van de trapgevel zitten schelpvormige versieringen in zandsteen. De houten pui is een reconstructie uit 1910. Andere voorbeelden van (soms oudere) woonhuizen met 17de-eeuwse trapgevels zijn het hoekpand Appelmarkt
Amersfoort, Het Kapelhuis
15 (pui reconstructie uit 1942), Hof 9 en 24, beide met hijsbalk en pakhuisluiken, Langestraat 11, met metselmozaïek, gebeeldhouwde kopjes, sierankers en een steen met het jaartal 1619 en Langestraat 45, gedateerd 1628 en evenals de vorige gevel bekroond door een gebeeldhouwd leeuwtje met wapenschild. Lavendelstraat 3 (1657) en Lieve Vrouwestraat 20 zijn beide deels pakhuis en hebben een eenvoudige versiering met natuurstenen blokken in de ontlastingsbogen. Het 17de-eeuwse dubbele woonhuis Havik 11-13 heeft een voorgevel met (bij een restauratie deels herstelde) kolossale pilasters en een rechte kroonlijst, waarboven dakkapellen met frontons. Het muurwerk is in rode baksteen gemetseld, de pilasters in gele baksteen. Havik 25 bezit een halsgevel uit 1664,
Amersfoort, Havik 25
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de trant van architect Philips Vingboons, met natuurstenen klauwstukken en kolossale pilasters. Guirlandes en rijk omrande ovale blindvensters van natuursteen sieren de gevelvelden. Bij de restauratie in 1940, onder toezicht van A.L. Oger en D. Verheus, werd een jongere pleisterlaag verwijderd. De gevel kreeg toen weer kruisvensters en een toegang in de middentravee. Bovendien reconstrueerde men de gevelbekroning met rechte lijst en segmentvormig fronton. D'Gekroonde Bye-korf (Kamp 10) heeft een goed bewaarde halsgevel uit 1687, die eveneens met guirlandes is versierd. Een rijk gebeeldhouwde gevelsteen beeldt de huisnaam uit. De aan de Coninckstraat gelegen zijgevel heeft dakkapellen met luiken en hijsbalken. Woonhuizen met klokgevels uit het tweede kwart van de 18de eeuw komen in de Amersfoortse binnenstad nog vrij veel voor, bijvoorbeeld aan de Kamp. Kamp 48 heeft een gevel met voluten, afdekplaat en kuif van natuursteen. Goede voorbeelden elders in de binnenstad zijn Grote Spui 29 en Langestraat 9. Dat laatste pand heeft aan de achterzijde nog een 16de-eeuwse trapgevel met ezelsrugafdekkingen. Uit ongeveer 1780 dateren de twee deftige woonhuizen Zuidsingel 38 en Westsingel 43. Beide hebben een hardstenen voorgevel met classicistische
Amersfoort, Westsingel 43, (trouw)zaal
Amersfoort, Zuidsingel 38
bestanddelen, zoals fronton en hoekpilasters en met Lodewijk XVI-details, bijvoorbeeld in de bovenlichten van de deuren. Zuidsingel 38 werd gebouwd voor de tabakshandelaar en bankier Benjamin Cohen. De rechter zijgevel ligt aan de Kortegracht. De bakstenen achtergevel heeft een middenpartij in Lodewijk XVI-stijl. Het gebouw noemt men vanwege de kleur van het glas wel het ‘Huis met de paarse ruiten’. Aan weerszijden van de ingang zitten maskers; de lantaarns zijn nieuw aangebracht in 1991. Westsingel 43 werd gebouwd voor Benjamins zoon, Abraham Cohen. Het pand heeft gave interieurs in Lodewijk XVI-stijl. In 1818 verruilde het stadsbestuur het vervallen oude stadhuis aan de Hof voor dit pand. Het bleef stadhuis van Amersfoort tot 1974, toen men het nieuwe gebouw aan het Stadhuisplein betrok. Het pand wordt echter nog wel voor representatieve doeleinden gebruikt. In de eerste helft van de 19de eeuw boden de bestaande panden in de stad voldoende ruimte voor de bevolking en werden er nauwelijks nieuwe huizen gebouwd. Na het midden van de 19de eeuw werd er weer meer gebouwd. Langegracht 40, uit het derde kwart van de 19de eeuw, heeft een gevel in neoclassicistische vormen, met rijk gedecoreerde velden onder de vensters en boven de venstertogen. Eenvoudiger, maar in harmonie met deze gevel, zijn die van de buurpanden Langegracht 38 en 39. De neoclassicistische villa Meerwegen (Utrechtseweg 125), gebouwd omstreeks 1880, heeft een steil dak op de middentravee en een waranda met zuilen (van zink). Een andere karakteristieke neoclassicistische villa uit dezelfde tijd is Mezzo Monte (Regentesselaan 2). Het herenhuis P. Bothlaan 1, een neorenaissance-ontwerp van omstreeks 1880, heeft rijk gedetailleerde boogvelden boven de verdiepingsvensters. Opmerkelijk is ook de ingangspartij met afgestompte vierkante spits in Franse stijl. Het herenhuis Utrechtseweg 11-13, uit het derde kwart van de 19de eeuw, heeft een vergelijkbare dakbekroning. De invloed van de neorenaissance is ook herkenbaar bij Prinses Marielaan 9-11, een villa uit het laatste decennium van de 19de eeuw en bij de arbeiderswoningen Berkenweg 6-16, in 1900 gebouwd naar ontwerp van W. Salomons. Het dubbelwoonhuis Stadsring 48-50 uit omstreeks 1908 heeft een, aan Museum Flehite verwante, rijke neorenaissance-decoratie. De chalet-stijl is in Amersfoort bij een aantal villa's te zien, onder meer bij Korte Beekstraat 1 (1893), Stadsring 103, gebouwd in 1896 naar ontwerp van W.H. Kam, villa Genista (Utrechtseweg 106), uit 1899, met serre en balkon onder een opmerkelijk groot dakoverstek en Villa Para (Snouckaertlaan 2a-2b). Die laatste is in 1900 gebouwd door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Fresiawoningen, Borgesiuslaan en omgeving
Amersfoortse architect H. Kroes, in opdracht van jhr. F.A.J. Van Asch van Wijck. De gevels hebben overwegend een neorenaissance-detaillering, maar de topgevels zijn in chalet-stijl uitgewerkt. De ver uitstekende dakranden, voorzien van met driepasachtige vormen gedetailleerde windveren, worden gedragen door een houten regelwerk op schoren. Van de belangrijkste architectuurstromingen uit de eerste helft van de 20ste eeuw zijn in Amersfoort interessante voorbeelden bewaard gebleven. Het blokvormige herenhuis Klein Groenesteijn (Utrechtseweg 80) dateert uit 1912 en is gebouwd in de traditionalistische richting ‘Um 1800’. Uit 1919 stamt de symmetrische, dubbele villa Daam Fockemalaan 79-81, ontworpen door H.C. Elzinga in een door Engelse landhuizen geïnspireerde architectuur. Kenmerkend zijn de over twee bouwlagen doorlopende erkers, het gedrukte rieten dak en de diverse schoorstenen. In de middenpartij bevindt zich een stalling voor rijtuigen, voorzien van grote dubbele toegangsdeuren. Het complex arbeiderswoningen aan het Van Ostadeplein (en omgeving) dateert uit 1919-'20. Opvallend zijn de twee poorten en het middengebouw met arcade aan de oostzijde van het plein. De woningen zijn gebouwd in de trant van het expressionisme, evenals het complex middenstandswoningen aan de Borgesiuslaan (en omgeving). Die panden zijn in de jaren 1920-'22 gebouwd, gedeeltelijk in opdracht van woningbouwvereniging Frisia. Architect A.H. van Wamelen heeft bij zijn ontwerp gebruik gemaakt van sterk gewelfde rieten kappen, waarbij vooral de hoeken
Amersfoort, complex arbeiderswoningen Van Ostadeplein
van de bouwblokken zwaar zijn aangezet. Eveneens in expressionistische trant zijn het landhuis Barchman Wuytierslaan 46, een ontwerp van H.F. Symons uit 1925 en villa De Wachter (Dr. J.P. Heijelaan 2-4), een werk van architect H.Th. Wijdeveld uit 1927. De laatstgenoemde villa is gebouwd in vrij strakke vormen, maar heeft door het verspringen van de verscheidene bouwmassa's en door afwisselend materiaalgebruik toch een grote plasticiteit. Karakteristiek voor de bouwstijl zijn de verticaal bevestigde daktegels. Opdrachtgever was de industrieel E.J. Langelaan. Het oorspronkelijke interieur is vrij goed bewaard gebleven, evenals de tuinaanleg met vijver en pergola. Opmerkelijk is het tennisgebouwtje, een bijzonderheid in die tijd. De garage annex woning Vlasakkerweg 3A, werd in 1934 gebouwd naar een ontwerp van W. van Gent. Oorspronkelijk vertoonde het pand overeenkomst
Amersfoort, Villa De Wachter
met het werk van de architecten Dudok en Van der Tak, maar door het pleisteren van de bakstenen gevels lijkt het nu meer een gebouw in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Wèl oorspronkelijk in de stijl van het Nieuwe Bouwen zijn de villa's Utrechtseweg 375, een ontwerp van J.H. Blom en Arioso (Dr. J.P. Heijelaan 6), een werk van architect H.F. Symons; beide dateren uit 1937. Villa De Koelenberg (Anna Paulownalaan 42) heeft een functionalistische vormgeving, naar ontwerp van G.Th. Rietveld uit 1963. Het blokvormige huis is volgens een maatraster opgezet en in de gevels zijn primaire kleuren toegepast. De buitenplaats Randenbroek (Heiligenbergerweg 113), gelegen in het zuidoosten van de stad, heeft een rechthoekig landhuis met een wit gepleisterd, 19de-eeuws voorkomen. Het huis werd omstreeks 1630 gebouwd door schilderarchitect Jacob van Campen, die er tot zijn dood in 1657 heeft gewoond. Het oorspronkelijke gebouw bestond uit een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, buitenplaats Randenbroek, landhuis
vierkant, hoog oprijzend corps de logis - in de trant van het latere huis Hofwijck bij Voorburg - met een lage linkerzijvleugel. De rechterzijvleugel was wel voorzien, maar verrees pas in de 18de eeuw, toen het geheel ook onder een dak werd gebracht. De 17de-eeuwse indeling is in grote lijnen nog aanwezig, inclusief de kelders met kruisgewelven in de linkerzijvleugel. In de 19de eeuw is tegen de linkerzijgevel een aanbouw met balustrade geplaatst. Bovendien werden de gevels gepleisterd. Nabij het huis staat een 19de-eeuws tweebeukig koetshuis. Tuinarchitect H. van Lunteren veranderde de formeel aangelegde tuin, met reeds enkele eind-18de-eeuwse landschappelijke elementen, in het huidige park in landschapsstijl. Daarbij maakte hij dankbaar gebruik van de geaccidenteerdheid van het terrein. In het park bevindt zich een bakstenen duifhuisje. Een toegangshek uit 1822, met bakstenen hekpijlers en enkele andere ijzeren hekken geven toegang tot het terrein, dat sinds 1955 stadspark is. De buitenplaats Nimmerdor (Arnhemseweg 213) is rond 1650 door jonker Everard Meijster aan de zuidrand van de stad gesticht. De naam werd ingegeven door de vele naaldbomen (nimmer dor) die in de oorspronkelijke geometrische tuin stonden. Deze hoofdstructuur is nog herkenbaar in het park, dat in 19de eeuw een landschappelijke aanleg kreeg. Na in de oorlog schade te hebben opgelopen, is het buitenhuis in 1953 gesloopt. Op het terrein resteren een oranjerie, een tuinmanswoning, een koetshuis en een houten duiventoren, alle uit omstreeks 1865. Tot de buitenplaats Schothorst (Schothorsterlaan 11, 17, 29) behoren een
Amersfoort, buitenplaats Nimmerdor, duiventoren
gepleisterd blokvormig buitenhuis, een koetshuis en een oranjerie. De gebouwen dateren uit de jaren 1880-'90. Het huis heeft rondom een attiek en verder een ingangspartij met zuilen en pijlers, bekroond door een balustrade met siervazen. De buitenplaats fungeert nu als stadspark en als centrum voor natuur en milieu. Op het terrein is een vroeg-middeleeuwse boerderij gereconstrueerd. Brouwerijen. Van het rijke verleden van Amersfoort als brouwersstad is zeer weinig overgebleven. Het belangrijkste restant is brouwerij De Kroon (Krommestraat 36-40). De brouwerij biedt aan de voorzijde de aanblik van een dubbel woonhuis, waarvan de rechte kroonlijst in het midden wordt onderbroken door een getrapte halsgevel met natuurstenen klauwstukken en fronton. In deze vorm
Amersfoort, Brouwerij De Kroon
dateert het monumentale pand, dat ook nog 16de-eeuwse delen bevat, van een verbouwing in 1663. Vanaf dat jaar tot 1750 was het bierbrouwerij. Bij de restauratie in 1978 heeft men de 18de-eeuwse vensters op de begane grond en de laat-19de-eeuwse winkelpui gehandhaafd, maar de kruisvensters op de verdieping gereconstrueerd. Haaks op dit voorhuis staan aan de kant van de Langegracht twee bijbehorende pakhuizen, eveneens uit 1663. De voormalige stadsboerderij Kleine Spui 18 is in 1990 gerestaureerd en als nieuwe, maar ambachtelijke bierbrouwerij in gebruik genomen onder de naam De Drie Ringen. Pakhuizen. Het grotere middeleeuwse huis was gewoonlijk ook ingericht voor de opslag van goederen, hetzij in de kelder, op de verdiepingen of op zolder. Bij diverse huizen met een pakhuisbestemming werden in de voor- of zijgevel vensters met luiken en een overhuifde hijsinrichting aangebracht. Dit is vooral goed te zien bij de muurhuizen, maar ook op diverse andere plaatsen in de binnenstad. Vanaf de 17de eeuw zijn ook volledig als pakhuis gebouwde panden bewaard gebleven, zoals de reeds genoemde pakhuizen van brouwerij De Kroon en de 17de-eeuwse pakhuizen De Hoop (Breestraat 59-61) en Valkestraat 31, beide ingrijpend gerestaureerd. Kamp 77 is een voorbeeld van een pakhuis uit de 18de eeuw. Het pakhuis Grote Koppel 7a-7b dateert van omstreeks 1910. Winkels en kantoren. Vanaf het midden van de 19de eeuw paste men nieuwe kantoren en winkels in binnen de oude stadsstructuur, door oude huizen te verbouwen of door sloop en nieuwbouw. Daarbij voegde men vaak enkele oude percelen tot grotere eenheden samen. Een kantoorpand uit de eerste helft van de 19de eeuw is Groenmarkt 8, gebouwd in neoclassicistische stijl. Aan de Langestraat zijn enkele interessante winkelpanden te vinden. Langestraat 63 heeft een neorenaissance-gevel uit 1895, met een vroeg voorbeeld van een bovenetalage. Deze vorm van presentatie was rond de eeuwwisseling erg populair. Ook de winkel annex woning Langestraat 76 (hoek Zevenhuizen), een opmerkelijk Jugendstil-ontwerp van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, Winkelpand met bovenetelage, Langestraat 63 (l.), en de Luth. kerk
H. Kroes uit 1903, heeft grote bovenetalages. Het oorspronkelijke karakter van het pand is nogal geweld aangedaan doordat de kenmerkende dakbekroning is verdwenen. Ook de onderpui is gewijzigd. Eveneens van rond de eeuwwisseling is de winkel annex woning Krommestraat 14. Het warenhuis voor Vroom & Dreesman (Utrechtsestraat 25-29) verrees in 1934-'35 naar ontwerp van J. Kuyt. Station (Smallepad 13-15). Dit eerste station van Amersfoort werd in 1863-'65 gebouwd naar ontwerp van N.J. Kamperdijk (1815-1887) aan de lijn Utrecht-Zwolle van de Nederlandsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij. Het wit gepleisterde gebouw, bestaande uit een hoog middendeel en lage zijvleugels, vertegenwoordigt het type ‘stationsgebouw eerste klasse’ van deze maatschappij. Op de begane grond worden vensters en deuren omlijst door corinthische pilasters met rondbogen in stucwerk. Vleugels en middenrisaliet worden afgesloten door blokpilasters, kenmerkend voor de neoclassicistische architectuur van die tijd. In 1875 zijn de vleugels in dezelfde stijl verlengd. Na het gereed komen van het in 1901 voor de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij gebouwde nieuwe station, werd het oude buiten bedrijf gesteld. Het station uit 1901, gebouwd naar ontwerp van D.A.N. Margadant en gesierd met tegeltableaus door Ed. Cuypers en zandstenen reliëfs door J. van den Bosch, is in 1995 afgebroken. De reliëfs, met voorstellingen betreffende het stoken en het onderhoud van een stoomlocomotief, zullen in de nieuwbouw worden herplaatst. Bruggen. Aan de Stadsring bevindt zich een ijzeren brug uit 1892 over de Flierbeek. Over de Scheltussingel ligt de Conincksbrug, een uit 1915 daterende brug in gewapend beton naar ontwerp van stadsarchitect C.G. Beltman. Watertoren (Utrechtseweg 174) uit 1912, naar ontwerp van de firma T. van Hoogevest. De ronde bakstenen toren met rondboogvensters en -friezen en een kanteelachtige bekroning, is gesitueerd boven op de Amersfoortse berg. Vanwege de hoge ligging hoefde het ijzeren reservoir niet op een schacht te worden geplaatst en kon worden volstaan met een lage draagconstructie omsloten door een bakstenen schil. Het Belgenmonument (Belgenlaan 9) is in 1916-'19 gebouwd door Belgische soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Amersfoort waren geïnterneerd. Het imposante monument bestaat uit een middendeel met trappengalerij en drie vierkante, stompe torens of pylonen, twee aan weerszijden en een in het midden aan de voorzijde. Op die middentoren is in 1967 een carillon geplaatst, ten behoeve van de Amersfoortse Beiaardschool. Het ontwerp in de
Amersfoort, Belgenmonument
Amersfoort, Zitbank Utrechtseweg-Prins Frederiklaan
stijl van het expressionisme is van de Belgische architect H. Hoste. Kenmerkend zijn de plastische vormgeving, de gestileerde baksteendecoraties en het gebruik van verschillende metselverbanden. Basreliëfs met allegorische voorstellingen naar ontwerp van A. Gos (onder meer troost, terugkeer naar het vaderland) versieren de pylonen. Aan de achterzijde herinnert een bronzen plaquette aan een bezoek van de Belgische koning Leopold III in 1938. De Belgische tuinarchitect L. van der Swaelmen maakte het plan voor de aanleg van het omringende terrein. Op enige afstand van het hoofdgebouw staat een muur gedecoreerd met allegorische voorstellingen (o.a. droefheid, vlucht naar Nederland) van de hand van H. Krop. De zitbank aan de Utrechtseweg (hoek Prins Frederiklaan) uit 1925 is een opvallende herinnering aan jkvr. Christine de Bosch Kemper. De bank is door Goedewaagen's Plateelfabriek de ‘Distel’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amersfoort, De Zonnehof
ontworpen in de trant van de Amsterdamse School. De houten bank wordt omzoomd door rijk gedetailleerd metselwerk, met in terra cotta uitgevoerde papegaaien als meest opvallende sierelementen. De bank is recent gerenoveerd. Bioscoop ‘Grand Theatre’ (Snouckaertlaan 4) is in 1934 gebouwd naar ontwerp van J.H. Blom in de trant van W.M. Dudok. Na een brand is de bioscoop in 1987 uitgebreid en verbouwd. Pompstation (Hogeweg 205) uit 1938. Het gebouw vertoont in het ontwerp van stadsarchitect C.B. van der Tak de invloed van het Nieuwe Bouwen. Ernaast staat een transformatorhuisje in kubistische vormgeving uit 1935, ontworpen door dezelfde architect voor de Provinciale Utrechtse Elektriciteits Maatschappij. De Zonnehof (Zonnehof 8). Vierkant tentoonstellingsgebouw naar ontwerp van G.Th. Rietveld uit 1956-'59. Het volgens een strak maatsysteem ontworpen gebouw van staal, baksteen en glas vertoont verwantschap met zijn eerdere ontwerpen voor tentoonstellingspaviljoens in Arnhem en Venetië. De centrale expositieruimte ontvangt van bovenaf het benodigde daglicht. De kalkzandstenen muren en galerij zorgen mede voor een zorgvuldig gecomponeerd geheel. |
|