Ten geleide
Monumenten in Nederland is een naslagwerk dat voor vele doeleinden benut kan worden en waarin gegevens over de waardevolle objecten en structuren in de provincie Utrecht te vinden zijn. Het is géén reisgids: al zijn voor een aantal steden wel plattegronden van de binnenstad opgenomen, het bevat geen routebeschrijvingen of wandelingen. Eerst en vooral geeft het op beknopte wijze feitelijke informatie over gebouwen. Bij de belangrijkere objecten en structuren schetst het ook kernachtig hun ontwikkeling, alles getoetst aan de recente stand van wetenschap. De beschrijving van wat er te zien is, blijft daarbij tot het uiterste beperkt, maar wel wordt waar mogelijk getracht ontwikkelingen te verklaren. De inleidingen aan het begin van het boek plaatsen de algemene ontwikkelingen in een groter verband en benadrukken de architectonische karakteristiek van de provincie Utrecht. Waar mogelijk en nodig leggen deze hoofdstukken relaties met de algemeen-historische, sociaal-economische, historisch-geografische en stedebouwkundige ontwikkelingen. Na een historische schets, een inleiding over stijl en verschijningsvorm en een inleiding over materiaal en constructie, behandelt de laatste inleiding de eigenheid van de vier regio's die samen de provincie Utrecht vormen. In dat hoofdstuk is er veel aandacht voor de historisch-geografische ontwikkeling en de bebouwingskarakteristiek.
De beschrijving van alle historische kernen op alfabetische volgorde beslaat het grootste deel van dit boek. Bepalend zijn daarbij niet gemeenten zoals ze nu zijn ingedeeld, maar de in de loop der tijd gegroeide bebouwingsconcentraties: de afzonderlijke steden en dorpen. In de praktijk is een onderscheid gemaakt in hoofdkernen, kernen en omgevingskernen. Hoofdkernen zijn de kernen die tevens hun naam geven aan de gemeente. Wanneer een kern niet de hoofdkern is van de gemeente, volgt er een verwijzing naar de gemeente waartoe de kern behoort, bijvoorbeeld: ‘Benschop (gemeente Lopik)’. Omgevingskernen zijn nederzettingen die wel genoemd moeten worden, maar waarvan de informatie over de bebouwing zo beperkt is dat ze onder een grotere kern vermeld zijn; zo staat Papekop bij Oudewater vermeld. De op het platteland gesitueerde gebouwen als poldermolens en boerderijen zijn in de regel beschreven onder de dichtstbijzijnde kern. Hiernaast is een overzichtskaart opgenomen van de besproken gemeenten en kernen, een kaart die ook de indeling in regio's toont.
In de loop der tijd aan elkaar gegroeide kernen zijn in de regel onder hun huidige plaatsnaam te vinden, bijvoorbeeld Driebergen en Rijsenburg onder Driebergen-Rijsenburg, Eemnes-Buiten en Eemnes-Binnen onder Eemnes en Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht onder Loosdrecht. Jutphaas en Vreeswijk, beide thans deel uitmakend van de plaats Nieuwegein, zijn ook als één geheel behandeld, zij het dan dat bij het adres vermeld staat in welke oorspronkelijke kern het object ligt. Elke kern krijgt een eigen inleiding die de voornaamste historische feiten vermeldt. Ook wordt kort de ontwikkeling van de thans zichtbare structuur aangegeven, maar de omvang van het boek liet echter geen uitputtende historische stedebouwkundige analyse toe. Van de meeste historische steden is een plattegrond opgenomen, met daarin aangegeven de belangrijkste objecten. De bijbehorende nummers worden in het bijschrift verklaard, met verwijzing naar de pagina van de beschrijving. Deze nummers staan ook vermeld bij de beschrijving zelf.
Bij de beschrijvingsvolgorde per kern wordt uitgegaan van het centrum van de kern en wordt begonnen met het belangrijkste gebouw. Doorgaans gaat het om de kerk of kerken, maar soms is het een kasteel of slot. De afzonderlijke objecten en structuren worden als het ware in ‘schillen’ vanuit de dorpskern besproken, waarbij drie hoofdregels zijn aangehouden: van publiek naar particulier, van oud naar jong en van binnen naar buiten. De volgorde wijkt in details af van de strikte indeling gehanteerd bij de Geïllustreerde beschrijving van de Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst.
Per kern komen in principe alle waardevolle objecten en structuren aan de orde, maar de keuze die daarbij noodgedwongen is gemaakt, zal niet iedereen altijd op details delen. De uiteindelijke selectie is dan ook die van de auteurs, waarbij de informatiewaarde en het belang als karakteristiek element voorop stond. Objecten zijn opgenomen omdat ze een bepaalde ontwikkeling kenmerken