foto. Een rijkelijk bewerkt en onpraktisch tafelschuiertje als wandversiering. Behang met duizenden kriebeltjes.
Ik gaf mevrouw Witteveen - zeg maar Olga - een hand. Ze was aan de mollige kant, erg slordig en nerveus, en droeg een bij het interieur passend paars truitje. Haar man was niet thuis.
‘Hoe oud denk je dat ze is?’ vroeg Flim gretig toen ze naar de keuken was gegaan om de koffie te zetten waarvoor we gekomen waren. ‘Vijfendertig?’ vroeg ik aarzelend wegens Flims gretigheid. ‘Nee, zevenentwintig! Daar sta je paf van, he?’ Dat viel nogal mee, maar ik zei toch maar: ‘Verdraaid.’ ‘In dit milieu word je vroeg oud,’ merkte Flim ernstig op. Hij had zich nooit om ‘dit soort milieu’ bekommerd en ik wantrouwde zijn plotseling inlevingsvermogen. ‘Ze heeft een dochtertje van drie en een bruut van een man. Hij zuipt als een ketter.’ Ik knikte begrijpend; gelukkig kwam de koffie toen binnen.
Ik weet niet meer waarover we die avond praatten, maar ik herinner me dat ik me na een kwartier al verveelde en me verbaasde over Flim die aan Olga's lippen hing, al zei ze de onbenulligste dingen. Voor ze was uitgesproken zat Flim al instemmend te knikken.
Aanvankelijk dacht ik dat Flim het gesprek zat te rekken omdat het bij Olga lekker warm was, terwijl het op zijn kamer bijna vroor - de temperatuur buiten was net onder het vriespunt. Algauw had ik echter door dat hij blijkbaar een onmatige belangstelling voor zijn hospita had. Ik vond wel dat ze af en toe oorspronkelijke dingen kon zeggen, maar verder ging mijn begrip voor Flims enthousiasme niet.
Ten slotte hield ik het niet meer uit en stelde voor weer naar boven te gaan. Het was inderdaad koud op Flims kamer, want de gaskachel kon niet aan. Volgens Flim was het ding ontploft, maar dat betekende alleen dat het apparaat zo verroest was dat er op allerlei onbedoelde plaatsen vlammetjes gingen branden als men er een lucifer bij hield.