viel, de leest van Joan omvat hield. Ik vrat me op, maar moet erkennen dat de vent voortreffelijk reed: snel en zonder overbodig gescheur en remgepiep. Ik had me zo geconcentreerd op zijn arm dat ik geen idee had waar we waren toen we uitstapten bij een kleine bungalow, die blijkbaar geheel ter beschikking stond van de lummel.
Ik moet nu tot mijn spijt details gaan verwaarlozen, niet omdat ik ze me niet herinner, maar omdat ik ze indertijd domweg niet heb opgemerkt. Er werd namelijk in overvloedige mate whisky geschonken en aangezien ik een bescheiden drinker ben en die avond al meer dan mijn normale hoeveelheid had verwerkt, werd het me spoedig nevelig in het hoofd. Ik zag echter nog verdomd goed dat Joan met een glas in de hand op de schoot van de lummel zat, en de schoppende beweging die ze maakte terwijl ze zei: ‘Je moest maar eens volwassen worden,’ vergeet ik nooit.
‘Wat een smeerboel, wat een rotzooi,’ mompelde ik, me nog eens inschenkend en op wraak belust overwegend een van de andere meisjes te attaqueren. Die lagen echter al in de armen van andere lummels, gadegeslagen door Max, die nu een hoogrode kleur had en met het water in zijn handen toch nog een glas kon vasthouden.
De volgende scène speelde zich af voor een op slot gedraaide deur, waarachter Joan gilde: ‘Smijt hem er toch uit, smijt hem eruit,’ begeleid door hoongelach van de lummel. Met beide vuisten bonkte ik op de deur, onmachtig de stortvloed van verwensingen te uiten die in zo'n situatie ter zake is. Onbekende handen sleurden me weg, maar ik rukte me weer los en rende opnieuw op een deur toe, de verkeerde ditmaal, eentje die niet op slot was, maar die ik toch niet open kon krijgen omdat ik duwde in plaats van trok. Toen ik ten slotte per ongeluk toch trok, viel ik achterover. Ik kreeg van achteren een dreun die me voorover deed knikken, waardoor ik door de deuropening wankelde. Ik bevond me in een lege badcel. Met één machtige slag joeg ik wa-