Intussen kijkt de echte zeehond toe tot hij de zekerheid gekregen heeft, of meent die zekerheid te hebben, dat het inderdaad een collega is, die zich daar over het ijs kronkelt.
Is de jager dicht genoeg genaderd, dan schiet hij zijn geweer op de zeehond af, laat het wapen vallen en rent, zo gauw zijn benen hem kunnen dragen naar de getroffen prooi, om te voorkomen, dat het slachtoffer van de gladde hoogte af in zijn wak glijdt. Meer dan eens komt de jager te laat en ziet hij alleen het water opspatten op de plaats waar de zeehond verdwenen is.
Het zou een wonder zijn als er aan de zeehondenjacht ook niet een beetje hokuspokus verbonden was. Een heleboel Eskimo's menen, dat een zeehond altijd dorst heeft, omdat hij in het zoute water zwemt. Als een zeehond dus weet, dat hij na zijn dood een slok zoet water krijgt, dan doet hij al zijn best door zo'n gulhartige jager gedood te worden. Een goede jager giet dan ook altijd een lepel zoetwater in de keel van een door hem gevangen zeehond. Zou hij dit nalaten, dan is het in een ogenwenk bij de nog levende zeehonden bekend en de man heeft geen kans meer nog ooit zo'n dier te schieten.
Wij beschaafde Europeanen lachen natuurlijk om zo'n zwart bijgeloof. Wij zetten liever een mascotte op de radiateur van onze auto om zo tegen ongelukken beschermd te zijn!
In het land van de Eskimo's is de zeehond het nuttigste