mensen als die bewoners van de kusten der Noordelijke IJszee!
Wij mensen uit de beschaafde wereld vinden natuurlijk, dat we veel en veel beter zijn dan die onbeschaafde Eskimo's. Maar je moet de blanken eens over het ijs zien stumperen, dan zijn ze hulpeloos als pasgeboren kinderen. Er zijn er wel, die aardig kunnen vissen en jagen, maar als het er op aankomt, ook werkelijk van de opbrengst te kunnen leven, dan lijkt het nergens naar. De blanke heeft niet dat uithoudingsvermogen, dat de Eskimo bezit. Hij klaagt al heel gauw over de kou, kan het voedsel, dat de jacht hem oplevert niet verdragen, verdwaalt in de duisternis van de poolnacht en als er dan niet de een of andere flinke Eskimo te hulp snelt, dan is hij reddeloos verloren.
Jullie begrijpt natuurlijk wel, dat dit de mening was, die de Eskimo's van zich zelf hadden. Ieder volk heeft een zekere mate van ijdelheid, het ene wat meer, het andere wat minder. Er zijn geen betere zeevaarders dan Hollanders, althans volgens de Hollanders zelf, geen betere bergbeklimmers dan Zwitsers, volgens de Zwitsers. En dan komt er zo nu en dan een volk dat beweert in alle opzichten boven ieder ander volk uit te steken. De Eskimo's nu beweren, dat zij de beste jagers en vissers zijn, die er bestaan. In zeker opzicht hebben al die volken gelijk. Het is nu eenmaal nodig, dat een Hollander zich op zee thuis voelt, dat een Zwitser met de bergen ver-