giers was Stefansson, die zich met zijn complete uitrusting had ingescheept.
'Wat heb je daar toch allemaal voor spullen?' vroeg Petterson, een bonthandelaar aan Stefansson. 'Het lijkt me een beetje lastig al die rommel mee te slepen, als je een onderzoekingsreis door de poolstreken wilt maken.' 'Maar dat heb ik toch allemaal nodig', wierp Stefansson tegen. 'Je moet daar toch warm gekleed zijn als je het in die erge kou wilt uithouden.'
'Waardeloze spullen, beste jongen', verzekerde Petterson. 'Ik weet er wel een en ander van af, hoor, want dit is niet m'n eerste reis en naar ik hoop nog lang niet m'n laatste naar het noorden, maar voor de zomermaanden zijn die mooie Amerikaanse jassen veel te warm en voor de wintermaanden veel te koud en bovendien onbruikbaar.'
'Wat zeg je daar!' spatte Stefansson op. 'Te heet in de zomer? En het vriest er dat het kraakt?'
Petterson begon te lachen. 'Wacht maar af, mannetje, dan zul je het zelf wel ondervinden. Maar ik verzeker je, dat het daar in deze maanden van het jaar warmer is, dan in menige streek van de States. Zodra we ten noorden van de poolcirkel komen zul je wel anders piepen.'
Stefansson keek den man aan met een tamelijk ongelovige uitdrukking in zijn ogen en dacht, dat hij voor de mal gehouden werd. Maar toen de boot Fort Macpherson achter zich had gelaten merkte hij, dat de man gelijk had gehad.