Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] De Lof-sang Hanna, 1 Sam. 2. 1. Stem: Waarom dustu mir krenken? 1. MYn hart is uyt gelaten, En vrolijk in den Heer: Mijn hoorne (boven maten) Verhoogd hy, heden weer: Mijn mond wijd op gedaan, In spijt die my versmaân: Vol lof, gejuyg, en praten, En kan sich nau versaân: 2. Genadig, Heylig, Schrander, Almachtig, Mild, en Rijk Is God: en ook geen ander In sterkte hem gelijk: Daarom beroemd u niet Op 't oude wesen, yet: Want hy des quaads voor-stander, En al sijn doen bespied. 3. Hy heeft den boog gebroken Der sterken, en haar macht: Den swakken recht gewroken, En haar bekleed met kracht: Den Rijken-Wulp, Versaad, Hy honger lijden laat: Daar d' arme (als ont-loken) D' Onvruchtb're vruchtbaar staat. 4. Hy kan ter neder vellen, En wekken van de dood: [pagina 146] [p. 146] Hy leyd (in angst) ter hellen, En weder uyt den nood: Hy maakt nu arm van goed, En geeft dan overvloed: Hy kan haast lager stellen, En hoger: met der spoed. 5. Hy heft den mensch (ellendig En arm) uyt stof, en drek: Hy zegend hem in-wendig, Sy hebben geen gebrek: Hy geeft haar (menig-werf) Der Eeren-stoel tot erf, By Vorsten: seer behendig, Getrokken uyt 't verderf. 6. Want siet, des werelds-gronden, En eynden, horen hem: Daar word geen ding gevonden, Of 't luysterd na sijn stem. Hy heeft de Aarde vast Gemaakt: en draagd haar Last: En geeft tot allen stonden Haar rijkdom, die 't hem past. 7. Hy sal-se die hem vresen, Bewaren over-al: Hy wil haar leyds-man wesen, En hoeden voor den val: Maar 't Goddeloos-geslacht Vergaat, als in de nacht: Geen kloekheyt helpt in desen, Al waand het haar gedacht. [pagina 147] [p. 147] 8. Die met den Heere twisten Moeten te gronde gaan: Daar baat geweld, noch listen: Sijn Donder sal haar slaan: Die hy als Rechter, send', En om de Wereld rend. Sijn An-slach hem noyt misten: Dus is sijn Naam bekend. 9. Hy geeft de macht sijn Koning In Israël verhoogd: Die hy uyt d' hoogste-woning, Van boven-neer be-oogd: Wiens hoorne hy verheft: Wiens doen hy meest beseft: Wiens Geestelijke-Kroning, De Aardsche over-treft. 10. Daarom ik swem in vreugde, En baad' in vrolijkheyd: Geen wensch my meer verheugde Als 't heyl, my nu bereyd: Mijn harte sich ontsluyt, Mijn ziel juygd overluyd: Mijn tonge singt sijn deugde: Mijn stem sijn Lof-sang uyt. Vorige Volgende