Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Lof-Zang Miriams, Exod 15. 21. Stem: Si tanto gratiose. 1 LAat ons den Heere singen, Een vrolijk Lied: En sijnen Name loven: Laat ons (voor alle dingen) Sijn goedheyt niet Vergeten: noch beroven Van dankbaarheyt. Mijn tonge seyd Hem dank: en wil hem prijsen Voor d' hoogste-Zegen: Voor 't heyl (van hem verkregen) Eer bewijsen. 2. Want boven alle wond'ren Die hy (met kracht) Gedaan heeft, en wy sagen. 't Weerlichten, vlammen, dondren, De Daagsche-Nacht, En 's Vyands and're plagen: [pagina 144] [p. 144] Heeft hy een daad (Sijn volk te baat) Gedaan: voor onse ogen: Heerlijk in werken. Waar an men kan bemerken Sijn vermogen. 3: De ongestuyme-Vloeden Keerd hy den loop: En leyd' ons door haar paden: En doet-se dapper woeden Op Pharós hoop: Die ons poogde te schaden. Want Man, en Paard (Ook in haar vaard) Heeft hy te grond doen storten: En in de Golven Des Zees geheel bedolven: Haar te schorten. 4. Daarom gy kuysse-Maagden Uyt Abraham, Uyt Israël geboren, Die God alleen behaagden: Want dese stam Is van hem uyt-verkoren: O teer geslacht Der Vrouwen! Tracht Sijn Goddelijke hoogheyt, Eeuwig te eeren: Die u door Zee doet keeren, En in 't Droog leyd. Vorige Volgende