Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– AuteursrechtvrijZiel-Sucht,
| |
[pagina 97]
| |
2.
't Is wanen: ach! vervloekte waan
Gy toond my een verkeerde-baan:
En let my te genieten
Den troost, in mijn verdrieten.
De veel-heyt van mijn sonden, zijn
De oorsaak van de grootste pijn,
Die men oyt kan gevoelen.
Ach! mocht ik my verkoelen
In 's levens vloed, des heyls-fonteyn?
So wierd mijn ziel verfrischt, en reyn,
Gewissens-vlammen uyt gedoofd:
De dood sijns prikkels af geroofd:
Mijn ydel hoofd
Het woelen.
3.
Ik beef van vrees, ver-vaard, en ang,
Mijn ziele is benaud, en bang:
Vol angsten, en verschrikken:
En schijnt in rou te stikken.
Onlijdelijk, en groot gequel,
Ik sink, Ik daal, ach! in de Hel,
En worde thans verslonden,
Van grondelose-gronden.
ô! Wrede-worm die 't harte knaagd,
En mijn gewisse vinnig plaagd,
Gy doet my vallen in de nacht:
Geen trooft, geen raad, geen hulp, noch kracht
Word (oyt verwacht)
Gevonden.
4.
Ik draag d' ondragelijke-last
Der sonden, wiens getal noch wast:
En schijnen hoge-bergen,
Die self de hoogten tergen:
| |
[pagina 98]
| |
Sy zijn onlydelijk, en swaar:
Ik word' verpletterd, onder haar:
Ik sink, en moet versmoren:
Door wanhoop gaan verloren.
Ach! nare-nacht, en dagen lang,
Vermeerders van mijn zielens-prang:
ô! Prang' gy prangt mijn flauwe-ziel,
Waar door ik staag in on-macht viel:
En nau behiel
Te horen.
5.
Is dan in my tot hulp geen hoop?
Ay-my! mijn ziel siet waar ik loop,
Ach! God, ach! houd my tegen:
Laat u tot my bewegen,
Het is u hand die my dus drukt,
Dat ik schier ben verongelukt:
Wild gy mijn pijn vergroten
En van u hulp ontbloten?
ô! Neen: mijn Heer! ik vat u an,
Ik hou u vast (geeft dat ik kan)
Tot dat gy my u troost an-bied.
Ik merk en voel dat gy my niet
Sult (in 't verdriet)
Verstoten.
6.
Ik kniel ootmoedig voor u troon
ô! God, door Christum uwen Soon:
Hy sal mijn ziel vertroosten,
Met heyl-same-propoosten:
ô! Jesu die ik smeek, en vley,
Siet hoe ik om mijn boosheyt schrey.
Daarom wild my vergeven
Dit ongerechtig-leven.
| |
[pagina 99]
| |
Mijn sonden zijn als bloed so rood:
En dreygen my een twede-dood,
So gy niet haast diens kracht vernield,
En 's duyvels heerschappy ontzield:
Voor hem, die knield,
Met beven:
7.
Voor u, met beven, zijnde droef,
Om dat ik droefheyt meer behoef,
Tot een boet-vaardig wénen:
Tot klagen, suchten, sténen,
Om d' over-treding uw's gebod.
Ik roep genade, ô! mijn God:
Geen recht, maar Heer, genade:
Als vyand van het quade.
So gy met ons treed in 't gerecht
Daar is geen mensch ('t zy Heer, of knecht)
Die in u vier-schaar kan bestaan:
Rechtvaardig zijn, en onbelaân
Van bose daân,
Tot schade.
8.
Mijn ziel ik hoor een blijde stem,
't Is Jesu, die u roept tot hem:
Dies wild u, na hem schikken,
Hy sal u haast verquikken.
Zijt gy gequetst? hy heeld u wond':
De ware-troost wacht uyt sijn mond,
En uyt sijn dood versoening,
Met God: door sijn voldoening.
So gy mijn ziel, het leven soekt?
En vreesd geen wet, die u vervloekt,
Want Jesus heeft diens kracht verplet,
Volkomelijk vervuld de Wet:
| |
[pagina 100]
| |
En u geset
Tot groening.
9.
Ga naar margenoot+Gy hebt mijn ziel geen smet, noch vlek,
Ga naar margenoot+Gy hebt geen letsel, noch gebrek,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Of Jesu sal 't genesen:
Hy wil u helper wesen.
Ga naar margenoot+In-dien u hongerd, tot hem, rijsd,
Ga naar margenoot+Hy heeft veel Duysenden gespijfd:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+En so u dorst (beneden)
Ga naar margenoot+Gaat tot hem met gebeden:
Ga naar margenoot+Hy heeft den dorst gelescht, gelaafd:
Ga naar margenoot+En haar met sijnen Geest begaafd
Ga naar margenoot+Die tot hem quamen, in de nood:
Ga naar margenoot+Van alle eygen-hulp, ontbloot.
Ga naar margenoot+Sijn liefd' is groot:
Ga naar margenoot+Met reden.
10.
Ga naar margenoot+Den stommen, hy haast spreken doet:
Ga naar margenoot+Den doven, door hem horen moet:
Ga naar margenoot+'t Gesicht, geeft hy den blinden:
Ga naar margenoot+'t Verloren, doet hy vinden:
Ga naar margenoot+De kreuple krijgt een vaste gank,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Geen hinkende, blijft voor hem mank:
Ga naar margenoot+'t On-reyn, hy reyn kan noemen:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+De bose-geesten, doemen:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Hy wekt ook self de doden op,
Ga naar margenoot+En voerdse tot in 's Hemels-top.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Daarom mijn ziele, loofd sijn naam,
Ga naar margenoot+Die u maakt tot het heyl bequaam.Ga naar margenoot+
Dit altesaamGa naar margenoot+
Wild roemen.
|
|