| |
Bootsmans-lied.
Stem: Moy Aaltje is 't so haast ver-geten.
1.
O Geest die op het water sweefde,
Doen God dit alles schiep, uyt niet:
Door wien het eêlste-schepsel leefde,
Als Heer, op d' Aard', en Water-vlied:
Daar aller menschen wesen uyt ont-staat.
2.
Verseld ons op 't on-stuyme-Water,
Gehuys-vest in dit holle-Schip:
Bestormd, gedreygd (met luyd geklater)
Van Zee, en Wind: door Droogt, en Klip
En weêr te klimmen na den Hemel, hoog.
| |
| |
3.
Wy worden heên, en weer gesmeten:
In 't wijde grondelose-diep.
't Is of wy van geen land en weten:
Dat doch u hahd (tot woning) schiep.
Die sijne veed'ren, wonderlijk ontbind.
4.
Tot nering, door u milde-zegen,
Is (konstig) 't Schip bequaam gemaakt:
Het geen gy wijsd gebaande-wegen,
Door d' Oceaan: die 't somtijds raakt
Sich storten: met geweld:
Dat wy gelijk als dronken, zijn gesteld.
5.
Dus vlot, en sonder grond, en driftig,
Vertieren wy so meenig mijl:
Voor Wind, door Zee, en Lucht, ver-giftig:
On-ogelijk, en in der yl,
Al slingerende worden wy gewiegd.
6.
Gelijk een Arend, met sijn vlerken,
Uyt ons gesicht, de wolken kloofd,
| |
| |
Zijn onse gangen an te merken:
So vaardig, dat men 't nau geloofd:
Die wy berennen, wandelen, en gaan.
7.
En sien veel wonderlijke-wond'ren:
Wan-schepsels, Visschen, vreemd-gediert:
Een héte-Lucht, Weer-licht, en Dond'ren,
Een seld-saam-wind, die vreeslijk tierd:
Van den ver-vloekten-Cham:
By Swart, en Gele-menschen, Wild, en Tam.
8.
U Schepsels (Heer) zijn groot, en machtig,
Hoe groot moet gy, haar Schepper zijn?
Die ons bewaard, en leyd, seer krachtig,
Door het Asurig-Kristalijn:
So waard gy Heer, en zijt
Ons scherm, en schild, ons toe-vlucht t'aller tijd.
9.
Als 't on-heyl, om ons sweefd, en dwereld,
Op 't wrede-water: helpt ons Heer.
Ook in de Zee van dese Wereld,
Verlaat ons nu noch nimmermeer.
| |
| |
Dat (ondertusschen) ons veel jammer baard.
10.
Gy kunt de Zee, en Winden teug'len:
Sy moeten luyst'ren na u woord:
Bedekt ons met u gonstens-vleug'len:
Dat Ionas blijve binnen boort.
Die 's daags u paden toon:
Van Vyand maakt ons wegen veyl, enschoon.
11.
Wild ons ô goede-God! bewaren
Voor op-roer twist, of muytery:
Weest onsen Stuurman: waar wy varen:
Dat in dees' Ark een Noah zy.
Der zielen-haven, en des lichaams-wijk.
|
|