Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Over de troostelijke sending des Heyligen Geestes, in de Apostelen; binnen Jerusalem. Op den Pingster of Vijftigste.Stem: Van den 105 Psalm: 1.
WAt Heerlijkheyt siet men hier dalen?
Wat held're-Glans, en Goude-Stralen,
Ver-vuld het huys van 's Heeren volk?
Het is des Hemels blijde-Tolk:
Het is de Duyf de reyne-Geest,
Die Christi Doop is by geweest.
2.
Dees' Wind, dees' blas, en lieflijk-Suysen
Beweegd dit huys: geen and're huysen.
Gedeelde-Tongen, en van Vuur
Die leerden (kostelijk, en duur)
Der Ioden, en der Heyden tong:
Die God een nuwe Lof-sang song.
3.
Wiens Geest (die 't steenen-hart kan breken)
Haar doet ver-scheyden talen spreken:
't Geen 't binnenst huyst, dat galmd de mond:
Die straft, en troost, die quetst, en wond.
Wat blijde-stem (vol vriend'lijkheyt)
Uyt' hier de Geest, in 't geen hy seyd:
| |
[pagina 61]
| |
4.
Hier vlieten (roept hy) levens-stromen:
Dies wild (ô Mensch) tot Syon komen.
Daar worden Gaven uyt-gedeeld:
Daar word 't verbroken-hart geheeld:
Daar is der zielen hoogste-heyl,
Voor alle Arme-sondaars veyl.
5.
Komt: wild dees' soeten-Wijn genieten:
Daar Melk, en Honich-stromen vlieten,
In Juda zijn de Beeken al
Vervuld met Water, in het dal:
Van 's Heeren huys ontspringt een bron,
Die Sittum wel bevochten kon.
6.
Wat sal dees' suyvre-Vloed beschikken?
Die sal het dorstig-hart verquikken.
So sal het dorre vochtig zijn:
En het benaude, vry van pijn.
ô! Zien versmacht, en vol verdriet,
Lescht uwen dorst: het is om niet.
7.
Wat sal den Wind die sy gevoelen?
Die sal 't be-angst gemoed verkoelen.
Wat sal diens snelle-vaardigheyt?
Die heeft een nuw-geboort' bereyd.
Wat sal dit Vuur en dese glans?
Het koude-rif verwarmen, thans.
8.
't Sal ook de wrevelheyt verteeren,
En alle tegen-sprekers-keeren.
Elks tonge voor dees' Tonge swijgt,
| |
[pagina 62]
| |
Waar door men d' hoogste-zegen krijgt:
ô! Mensche luysterd, wat ik seg:
Dees' Tong wijst u des levens-Weg:
9.
En 't ware-Feest van d' eerste-Vruchten,
In schau van wet: diens hoorders vluchten:
De dagen waren vijf-maal thien,
Daar 't Heyl (in Heyl) heeft op-gesien:
Daar 's Donders-stemme, en Basuyn
Begalmd des Bergs bedoven-kruyn.
10.
Op Sina Weird de Wet ver-kondigd,
Op Syon word den Mensch ont-sondigd:
Op Sina wierd 't gemoed verschrikt,
Op Syon word de ziel verquikt:
Op Sina was vuur, rook, en damp,
Op Syon derfd men alle ramp.
11.
't Ver-nuft (ver-baasd) dat acht dit wonder,
(Hier mengd sich hoop, en vrese onder)
Dat dese menschen (niet geacht)
Gedreven door een groote kracht,
Ver-konden 't Goddelijk ver-bond:
Dat God, in Christum heeft gegrond.
12.
Drie-eenig-God, ver-wekt so, Abel
In ons: ont-ward 't ver-warde-Babel:
Daar weird gedeeld dit eenig-lid,
Waar op het slimst, en 't beste sit.
Hier zijn de tijden af-gepaald,
Daar dit gedeelde neder-daald.
|
|