Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– AuteursrechtvrijOver de Heyl-same-ver-rijsenisse, onses eenigen Salig-makers
| |
[pagina 56]
| |
Ga naar margenoot+So voed Gods-volk, d'on-vruchtbare Woestijn:
Ga naar margenoot+So moet een Wolk, een Vuur, haar Leyders zijn:
So moet de vloed, haar Banen veyl'ge-Wegen:
Ga naar margenoot+So moet de Vloek, haar dienen tot een zegen:
Ga naar margenoot+So groeyd en Bloeyd, de Priesterlijke-staf:
So komt den Vorst des Levens, uyt het Graf.
Ga naar margenoot+So moet dien Rots, den waren Rot-steen, wijken:
Ga naar margenoot+So doet dien Held, sijn grote krachten blijken:
So word sijn over-winning hier geloond:
So word dien Heer met Heerlijk-heyt gekroond:
So toond dien Soon des Menschen, ons sijn God-heyt:
So vlien de Dode-wachters (vol van sotheyt)
Voor 's Levens-Straal: mits het niet kan geschiên,
Dat Doden 't Leven souden konnen sien.
4.
Wat soekt gy dan het leven by de doden
ô Vrouwen? segt doch haar (die-zijn gevloden)
Dat Jesus thans is waarlijk op-gestaan:
En voor u (na sijn woorden) uyt-ge-gaan.
Hoe sou het graf hem houden (als benepen?)
Die noyt geen plaats, noch ruymte heeft begrepen.
Die met sijn woorden, alle dingen draagd.
Die in beloft, noch ook in straf, vertraagd.
5.
Nu Christus, dan is uyt den dood ver-resen,
Laat ons sijn trouwe, achter-volgers wesen:
En doden, en hegraven, 't aardsch'-lichaam:
En op-staan van den doden, al-te-saam.
Want die hier so (met Christo weêr ver-rijsen,
Die sal hy seker, eeuwig, salig prijsen:
Mits vloek, en kruys zyn door sijn kruys gekruyst:
Die door d' op-standing, ons by Gode huyst,
| |
[pagina 57]
| |
6.
o! Jesu, Ware-mensch: en God, al-machtig:
Maakt uwe Dood, en op-staan, in ons krachtig.
Gebied na wil, en geeft dat gy gebied:
En onder-stut in ons 't gekreukte-riet.
Dewijl u bloed, van on-heyl, ons verlosten:
Besprengd daar mé, (Heer) onser zielen-posten:
En maakt ons so, van den Verderver vry.
Dat u ver-rijsen ons een op-staan zy.
|
|