Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Trompet der Genaden:
| |
[pagina 2]
| |
2.
Nu dit Licht de duysternisse
Doet ver dwijnen t' eenemaal,
Die daar woond in ons gewisse:
Nu de ziel door 's levens-straal
(Van den waren God, en mensch)
Word beschenen: na haar wensch.
3.
Nu de saligheyt beneden,
Sich vertoond, in 't Joodsche-land:
Om den val geschied in Eden:
Na dat Juda is ontmand,
En van heerschappy beroofd:
Nu verschijnd ons aller hoofd.
4.
Wonder is dit, boven wonder,
En 't gaat buyten ons verstand,
Dat den Heerscher van den Donder
(Die het alles, door sijn hand
Heeft geschapen, heeft gemaakt)
Is geboren, Arm, en Naakt:
5.
Dat God, die voor alle eeuwen
Is uyt God gegenereerd:
Dat den Leeuw van alle Leeuwen,
(Die in Judea regeerd)
Dat 't eeuwig, oneyndig-Woord
Word nu Mensch gesien, gehoord.
6.
Dat God-Soon, diet met God-Vader
Eeuwig eeuwig is, en blijft,
Die sich, met God-Geest (te gader)
Een self-standigheyt toe-schrijft:
Een een-voudig wesen: ja
Uyt gedrukt met Jehova:
| |
[pagina 3]
| |
7.
Thans is uyt een Maagd geboren:
Reyn, en suyver, onbevlekt.
Die sijns vaders uytverkoren,
Uyt den slaap der sonden wekt:
Die 't verloren weder soekt:
't Geen de wet verdoemd, vervloekt.Ga naar margenoot+
Dit is wel an-merkens waardig,
Dat wy (zijnde eeuwig dood,
Na het oordeel Gods, rechtvaardig)
Weder zijn tot God genood.
Door een al'-gemeene-stem
Hy de sondaars roept, tot hem:
9.
Al die zijn belast, beladen,Ga naar margenoot+
Met het lastig sonden-blok:
Hy verlost-se, uyt genaden:
Dragende sijn lieflijk-jok:
Wie hem door 't geloof an-neemt,
Nimmer word van 't heyl vervreemd.
10.
Yder buyg de kniên sijns harten,
Voor dit (lang beloofde) Kind:
Dat de hel en dood komt tarten:
En sich 't hoogste onder-wind.
In wiens naam het alles buygd,
En sijn Godheyt dus betuygd.
11.
Den Al-voeder laat hem voeden,
Met sijns Moeders kuysse-borst:
's Menschen-hoeder laat hem hoeden:
Word gedragen, en getorst,
Die 't al draagt dat wesen heeft:
En waar in men leefd, en sweefd.
| |
[pagina 4]
| |
12.
U ô Vader! moet men loven:
Die dees' Held, Kracht, Vrede-Vorst,
's Levens-Water send van boven:
Daar mijn moede-ziel na dorst:
Buyten wiens seer hel gesicht
Niemand, Niemand word verlicht.
13.
Wel dan Christus, wel Messias,
Wel gesalfde Menschen Soon:
Wel gy krachtige Elias:
Wel gy Morgen-Starre: schoon:
Wel Son der gerechtigheyt,
Weest ons licht, in eeuwigheyt.
Jacob Steendam. Noch vaster. |
|