Tot den Leser.
ALso de Naam (dat is de goede Naam) uyt-gelesener is als grooten rijkdom: gelijk de Wijste der Vorsten geseyd heeft: Prov:2:1. konde ik (om die te houden) niet na-laten u.e. te seggen, dat uyt het seste-lied deses werks, beginnende Pag: 14. Cy Christi vvare ledematen: het gehele laatste vaarsje gestolen is: en in 't Jaar Christi 1646. op d' Amstel-damse-Schou-burg uyt-gegeven: en by Broer Iansz (onder, an het middelste, vande (drie prijs-winnende) Nuw-Jaar-liedjes) doen gedrukt is.
't Welck te on-beschaamder is, om dat het selfde Lied van my gedicht, van Mr. Hendrik Goud-steen met Sangkonst-Noten ver-rijkt, en by Ioost Broers, in 't Jaar 1641 op mijnen naam gedrukt is. 't Geen den vaarsen-Dief sonder op-strijden, voor my (in tegen-woordigheyt van mijn Huys-vrou) bekend heeft. Doch also sijn Naam onder 't vaarsje niet gesteld is, sullen wy ook sijnen naam alhier verswijgen. En bevelen u.e. in de bescherming des waarachtigen, en waarheyt-lievenden Gods.
Noch heb Ik wat te seggen, also een Mugge-sifter my onlangs vraagde, waarom Ik onder sommige deser Gedichten mijn naam gestelt hebbe, dewijl doch 't gehele-boek van My gedicht is? gaf Ik, en geve tot antwoord, om dat die meest voor-desen, so gedrukt, of uyt gegeven zijn: en d'and're niet. Vaart wel.
JACOB STEENDAM.