Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij
[pagina ***3r]
| |
Op-dracht.
| |
[pagina ***3v]
| |
tot een stage dank-baarheyt voor God. Om dit in 't werk te stellen, hebbe Ik dit werk (genoemd na sijn in-houd Hemel-sang) in 't licht gegeven. 't Geen Ik (Eerwaarde Man) u op-drage, uyt een Christelijk onderdanig, toe-genegen Hart: om twee redenen. d' Eerste is om my, en dit Mijn Werk, by den God-vruchtigen-singer, an-genaam te maken: De tweede is om voor alle-Vromen myn schuldige-Dankbaarheyt an u Eerward: te betuygen. Hebbende anders niet om uwe grote, en veel-vuldige gonsten, en wel-daden (tot my-waards) te vergelden: die Ik, so voor mijn vertrek, na de Kuste van Africa, in mijn af-wesen al-daar, als na myn gelukkige weder t' huys-komst bespeurd hebbe. Ontfangt dan (trouwe-Vriend) dit Darde-Deel van mijn Distel-Vink, als een warachtig-teken mijner bekentenisse; van uwe Christelijke goedwilligheyt tot my, en alle Vromen: die Ik eere, en eeren sal tot het eynde deses tijdelijken levens. Biddende den alleen goeden-God dat hy u Eerwaard: Met u Waarde-Helft, en Huys-gesin in sijn Vaderlijke-bescherming wil op, en an-nemen: en geven u na dit leven (als een Getrou en stand-vastig-Kamper) d' onverderf'lijke-Kroon des eeuwigen levens. Dit wenscht Hy die is, en blijven sal, u Eerwaard: verplichte, en dienst-bereyde Vriend, en Broeder in Christo
Jacob Steendam. Noch vaster.
t' Amsterdam den 6. van Hoymaand 1650. |
|