Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina ***2v] [p. ***2v] Den distel-vink: Darde-Deel: Hemel-Sang. Geen beter stof Als Codes Lof. HIer heft den Distel-Vink sijn stemme door de Wolken, En uyt des Scheppers roem: en plicht van alle volken. Hier galmd Hy (over-luyd) op d' alder hoogste-toon: En klimd met sijn Gesang in Gods genaden-troon: Hier poogd hy (boven al) sijn voys so hoog te heffen, Dat (wat de Aarde raakt) haar hoogte niet kan treffen: Hier heeft hy af-geleyd, al wat na kindsheyt aart: En so de Sang-konst, met de deftigheyt gepaart: En Singt een Hemel-sang, door Goddelijke woorden, Die niemand oyt, (te recht) met Aardsche oren hoorden: Een Hemelijke-vreugd, van een her-boren ziel, Die in den boesem dringt, en het gedacht behiel. Mits dat een vast geluyd, en kennis, in hem woonde, Die ons de Waarheyt self, en haar geslacht, vertoonde. Maar of sijn Reên, en Stijl, en Maat is na de konst: Staat in het oordeel, van des konst-beminnaars, gonst. Wie Hem dan in sijn nest (in 't eerst) heeft horen Pijpen, Die luyster nu ook toe: sijn Stemme is an 't rijpen. Sijn Eerste Sang was, slecht, sijn Twede meer bequaam: Sijn Darde, is het oor der Christ'nen, angenaam. Vorige Volgende