Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sin-ryke vragen. Voorgesteld den weet-gierigen Iongman Joannes Foullon. WAar toe word doch den mensch van 'smoeders lijf geboren? Waar toe heeft God hem ook voor's werelds grond verkoren? Waarom en leefd hy niet gelijk hy leven sou? Waarom en heeft hy niet het geen hy hebben wou? Waar in bestaat geheel sijn tydelijke-leven? Waar in bestaat het geen dat God hem poogd te geven? Waar in bestaat de dood diens die in Christo sterfd? Waar in bestaat de schâ diens die de selfde derfd? [pagina 205] [p. 205] Foullon so 't u beliefd beantwoord dese Vragen: Want (Vriend) ik heb-se u uyt vriendschap, voor-gedragen. En so gy 't oog-wit treft een lof, en vreugden-lied Sal u zijn toe-gewyd dat al de wereld siet. WIld dees' reden wel ontknopen, En niet haastig overloopen: Want voor 't geen hier onder schuyld Diend het al te zijn geruyld. Noch vaster. Eygen-andwoordende Weer-galm: Op de voor-gestelde sin-rijke vragen. TOt sterven word den mensch (van 's moeders lijf) geboren. Tot leven heeft hem God (voor 's werelds-grond) verkoren. Door moet-wil leefd hy niet gelijk hy leven sou. Door straffe heeft hy niet het geen hy hebben wou. In moeyt bestaat (geheel) sijn tydelijke-leven. In heyl bestaat het geen dat God hem poogd te geven. In rust bestaat de dood diens die in Christo sterft. In 't onwaardeerlijk-goed, diens die de selfde derfd. Ik spreek gelijk gy doet Foullon en uyt mijn vragen, Wiens méning ik altijd de wereld wil voor-dragen. Ik volge mijnen plicht, en roem u met een lied: Die dus het oog-wit treft dat al de wereld siet, Vorige Volgende