Den distelvink(1649-1650)–Jacob Steendam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Eygen-Antwoordende Weer-Galm. Op Mercuri Redenryke Vragen. 1[regelnummer] IN maat, rijm, reên, verstand, en voegen staat het dichten. 2[regelnummer] In geestelijken-sin: die léren sal, en stichten. 3[regelnummer] In waarheyt, vloeyende staat redens-reed'lijkheyt. 4[regelnummer] In Heyl, en 's Heeren-lof, dat naam, en faam, verbreyd. 5[regelnummer] In gaven van Gods Geest: die niemand leerd in Scholen. 6[regelnummer] In Goddelijke-weet: die in geen rijm kan dolen. 7[regelnummer] In liefde tot de konst: die sottens laster lijd. 8[regelnummer] In stichtelijke-straf: die tegen dwaasheyt strijd. 9[regelnummer] In 't geen geen schyven geeft: daar narren meest mé spotten. 10[regelnummer] In leugen sonder grond, van 't oordeel aller sotten. [pagina 197] [p. 197] 11[regelnummer] In les, en deugds geheug, eens Christelijk-poëet. 12[regelnummer] An, die diens kennis kend, is d' arbeyd best besteed. Dit is u na gegalmd: ô! Masman bloem der Mannen. Die (met Apollo) schijnt u hengsten an te spannen: Wien ik (als Phaëton) haar verg te mennen, 't geen Hem deysen dé om laag: en die ik volg alleen. SIet hier dees vlug', en snelle-geest: Die 't heyr, en 's Hémels tekens, leest. En door de Reken-konst (scherp-sinnig) Veel vonden toond: in d' oef'ning vry. Dies heeft hy beden, roem van my: Door d' eed' le rijm-konst. seer an-minnig. Noch vaster. Vorige Volgende