Den distelvink
(1649-1650)–Jacob Steendam– AuteursrechtvrijAn de recht-sinnige, Godsalige, Konst, en deugdlievende Poëtesse:
| |
[pagina 192]
| |
Een angename-geur: verseld met 't heylig-nat,
Dat neder is gedaald in dit verkoren-vat.
Verkoren voor den tijd, en alle eeuwigheden,
In hem, die d' Oude-slang sijn harssens heeft vertreden.
Die u met wijsheyt heeft uyt-nemende begaafd:
In-voegen dat gy die niet achteloos begraafd:
Maar wel te recht besteed u dubbelde-talenten:
So dat gy zijt gelijk een spruyt, dat (sonder enten)
Bequame vruchten draagd, die nimmermeer vergaan.
U Licht verdoofd de glans van Phoebi, en Dyaan:
Want dit vergank'lijk-licht moet eyndelijk verdwijnen:
Maar uwe Sonnens vlam sal ook hier na-maals schijnen.
ô! Phenix van Holland, en aller Vrouwen Beeld,
Wat Luk, en Heyl, heeft u den Schepper mee gedeeld:
Waar door gy overtreft een Geest (daar seven Steden
Lang hebben om getwist) in kennis, deugd, en reden,
In liefde tot Gods Woord? gelijk mijn Heldin tuygd.
Waar onder gy u (als sijn Dienaresse) buygd.
Gy Rijmd, en Dicht, en Sticht, ô! Fakkel van Enchuysen:
Gelijk als Anna was van drie gekroonde Kruysen.
Die d' eelste-Rijmer roemd, van 't gansch Batavia.
Ik sie u voor my gaan, en volg u stappen na.
Jacob Steendam.
Noch vaster. |
|